De feesten, te 's Gravenhage. van een deensch blad, gisteren m den trein, deelde my mede, dat hg, toen de meesten vertrokken waren naar de baagsche feesten, een bezoek had ge bracht aan Haarlem en de omstreken Uwer schoone stad. „Voyez-vous, les fêtes m'embêtent!" (Is het wonder na zóóveel drukte, zooveel ingespannen arbeid?) Maar Haarlem, „ab, c'est ravissante!" Hebt gü Haarlem wel ooit goed leeren kennen, hebt gij het gezien, zooals ik het gezien heb, op uw gemak, met geen ander doel dan om te zien en te bewonderen. Ik moest eerlijk bekennen, dat ik met dat uitsluitend doel nog niet in de Spaarnestad was geweest en over mits zgn oordeel u zeker zal inte resseeren, hopen w\j eenige citaten uit zijn artikel in de te Kopenhagen verschijnende „Nationaltidende" in een onzer volgende nummers te pu- bliceeren. Aan de stations, die onze extra- trein passeerde, Zaandam, Oostzaan en Purmerend, wapperde de driekleur en salueerde het stationspersoneel. Te Kwadjjk werd het gezelschap opgewacnt door den meest charman ter aller burgervaders, den heer Cal- koenburgemeester van Edam, die ons, vergezeld van den heer Tuijn, wethouder dier gemeente, naar de gereedstaande rijtuigen, 60 in getal, geleidde. Het was een aardig idéé geweest ous riet weder in landauers of andere moderne vehikels te plaat sen, doch ons gelegenheid te geven het landelijk genoegen van dien dag te smaken iu landelijke voertuigen. Kap wagens, tentwaeens, sjeezen, er waren er van elke soort, die in Noord- Holland voorkomt. In de Kwadijker Koog stonden de Kwadijkenaren en juichten ous toe, toen wjj de eerepoort, waarop een „Welkom" was gegrift, passeerden en toer» ging het door de vruchtbare „Purmer" naar de boerderij van baron van Goltstein, waar wij door den pach ter, den heer W. Boes, met zyn gezin, op het hartelijkst ontvangen werden. Dat was me een gebeurtenis voor de vreemdelingen, de zindelijke koestal, de woning, de kaasmakerij, waar het „kazen" in vollen gang was. Den Deen, reeds meer genoemd, in wiens vader land de zuivelbereiding toch ook vry hoog staat, moest de opmerking van het hart, dat hij zulk eeue inrichting van kaasbereiding, zulk eene zindelijke behandeling der producten, zulk een practiscke inrichting van stallen en werkplaatsen in zijn land nog niet had aangetroffen Een der Franscben bemerkte de io rjjeu geplaatste Edammer kaasjes en vroeg me wat zoo'n „tête de mort" kostte en of bij er hier een zou kun nen koopen. Vermits ik niet het flauw ste idéé van de prysnoteeringen der kaas heb en door de drukte nergens inlichtingen kon inwinnen moest ik hem bet antwoord schuldig blijven. Iotuschen heeft hij met journalistieke doortastendheid zich zeiven weten te helpen en den dag yerder doorge bracht, onafscheidelijk van vier goud gele Edammertjes, die als hun eigenaar in Pargs teruggekeerd zal zijn, zeker oprang zullen maken bij zyn landge- nooten. In Edam vlagde men algemeen en de bewoners groetten ons met die be leefdheid, den buitenlieden eigen, die ons stedelingen, oubokeud met deze gewoonte, eigenlijk een weinig ver legen maakt. De ontvangst in bet centrum van den kaashandel was schitterend. De heer Calkoeu, een innemend, welwil lend man. had al het mogelijke gedaan om ous aangenaam te zyn. De kaas markt werd op zyn verzoek later dan gewoonlijk gehouden om ons een blik te kunnen geven op de eigenaardige gewoonten, die nog by het verhandelen der partijen kaas in zwang zijn; van den „handslag" als bezegeling van den koop hadden onze gasten nog nooit gehoord en zij lachten vroolyk als na een gedane zaak weer twee vette handen op elkander klapten. Een tentoonstelling van vee was voor deze gelegenheid georganiseerd. Ik kau over vee in de gewone be- teekenis niet meespreken, doch gaarne geef ik toe, dat deze 110 malscbe dieren, zooals de heer Baron (Ericus) de bekende specialiteit op dergelijk gebied van „het Nieuws v. d. Dag" rnü verzekerde, behoorden tot het edelste wat Noord-Holland aan vee bezit. Midden tusschen de koeien stonden 5 noord-hollandsche juffers in de landelijke kleedy, de blozende konen, de lieve gezichtjes vriendelijk guitig onder de schitterende kap, Hij liield niet op haar aan de rokken te trekken. „Welnu! laten wij dan maar gaan loopc-n.dat zal ons tenminste verwar men." Zij kwamen langzaam vooruit, want telkens struikelden zij over doodo boom stronken, cn vreesden elk oogenblik in een moeras te verzinken en daar te stik ken. Per geluk ontmoetten zij geen enke len vijand. De achterhoede was zeker du rivier overgetrokken, die tot don vol genden morgen den terugtocht der Chi- noezen dekten. Weldra bogon de honger lien to kwel len en kwam hun lijdon nog venneer- doren. Dn kleine die zeker in langen tijd niets gegeten had, viel letterlijk flauw. Ook Friquette's maag begon zich te doen gevoelen, want sinds den maaltijd, dien zij voor den slag in haast genuttigd had, had zij niets meer gebruikt. Zoo zwierven zij uren lang rond, zelfs niet durvende gaan zitten, uit angst dat zij dan niet meer zouden kunnen op staan. Eindelijk brak de dag aan. Friquette, die zich verbeeldde dat zij al een aardig eind gevorderd waren, be merkte met schrik, dat zo voortdurend maakten een grooten indrak op de vreemde gasten het was „entzückend," „magnifique", „too nice". De nog warme melk, versch uit de ten toongestelde dieren gemolken, „frisch vom Fasz" beweerde een blonde zoon van het bierland aan den oost kant, werd doo»* velen genoten „Uber Land und Meer" d. i. de ver tegenwoordiger van dit beroemde tijd schrift nam voortdurend „kiekjes" van de voor hem, en toch ook voor ons, zeldzame tooneelen en na veel over-en-weer-prateu tooverde een tee kenaar een der snoezige boerinnetjes op het papier van zyn schetsboek, Tegeu één uur arriveerde het gezel schap op het Stadhuis; op het Stad huisplein exerceerde de joogeus-eere- wacht „Jong Edam", die, het zy ter loops gezegd, een beter indruk maakte dan het stelletje eigenwijze knapen en dito leiders, dat in de hoofdstad de eerewacht „Klein maar Dapper" vormde en dat eer den naam „Klein en Brutaal" verdiende. „Jong Edam" is iu het bezit an een goed muziek korps, eveneens uit knapen bestaande. In de benedenzaal nam de burgemees ter van Edam, thans in ambtsgewaad, het woord en heette ous in de fran sche taal welkom. Vertaald luidt zijn speech als volgt: Dames en Heer en Vereerd door uw bezoek, dat ik als een gnnst verzocht heb, heet ik u welkom bij het betreden van Edam, een der doode steden, die Henri Ha- vard ontdekt heeft. Doode stad! „Wellicht had hij gelijk. „Sedert de groote steden alles op slokken, bobben de steden van den rang van Edam slechts een vredig en rustig leveD, dat, voor wie alleen op pervlakkig bekijkt, gelijkt op slaap, zoo niet op den dood. „Ik bekeu gaarne dat in mijn boe danigheid van eerste magistraat de benaming van Havard my niet bij zonder gevleid heeft. Maar men troost er zich overZjjn het niet de talen, die men ook dood noemt, welke de grootste schoonheden bevatten „Terwijl de groote steden meer en meer op elkander gelijken gaan, zoo dat men ter nauwernood weet of men zich te Londen of te Parijs, te Rot terdam of te Antwerpen bevindt, hebben de doode steden haar oor spronkelijk karakter behoudendaar vindt gij nog het ware Hollandsche leven, een eenvoudig, rustig leven, een weinig eentonig, maar in overeen stemming met ons temperament. „Och. wy haken er niet naar, dat uw bezoek, en wat u ervan zult zeg gen in uw bladen, verspreid overge- tieel Europa en Amerika, ons den grooten stroom zal bezorgen der zo- mertoeristen. Om u de waarheid te zeggen, wy zouden niet in staat zyn ze behoorlijk te ontvangen. Maar wanneer zoo nu en dan een ernstig man mocht komen, die de intieme schoonheid weet te waardeereo van een eenvoudig volksleven, durf ik nog te hopen, dat hy niet zal teleurge steld worden in onze doode stad, waar menige van uw kunstenaars en van de onze zyn beste indrukken, zijn mooiste onderwerpen, opdeed. „Dames en beeren ik ben verheugd u hier te zien. Ik stel de eer van uw bezoek op prijs en aangezien wy dat bezoek, gelyk zooveel goede din gen, te danken hebben aan de plech tige gebeurtenis die deze week te Amsterdam plaats had. durf ik u wel voorstellen nogmaals met geheel uw haar in te stemmen, gelyk gy reeds elders menigmaal deed met een „Leve de Koningin." Boven in de ruime zalen vereenig- de meü zich aan een déjeuoer-dinatoire, dat door zyn keur an uitstekend be reide spijzen ea wynen eer diner- déjeunatoire mag werden genoemd. Het menu luidde Hors-d'oeuvre variés. Bouillon a la Tasse. Chateaubriand aux Champignons. Filet de Veau. Pointes d'Asperges. Poulet roti. Compote. Fruits. Dessert. Fromage. Fromage 1 Beroemde fromage d'Edam Hoe heeft meu U geëerd 1 Hoe heeft men hulde gebracht aan dit zuivelproduct waarvan Edam in hoofdzaak leeft. Ik heb een Ameri kaan bewonderd, die in enkele minu ten meer kaas verslond dan ik in een in een kringetje rondgoloopm hadden. Dc rivier was nog te zien, zij bevond zich slechts op ongeveer-vijfhonderd me ter afstand. In weerwil van den ernst van het oogenblik, moest zij toch even lachen. „Net als in de boeken, die mij mijn dorst naai- avonturen hebben bezorgd. „Men ontsnapt... het wordt nacht... in hot duister... men komt op dezelfde plek uit. Hoe dom dat ik daaraan niet gedacht heb." De jongen, zijn nieuwe vriendin zien de lachen, begon van den weeromstuit, waardoor zijn gezichtje een allerzotste uitdrukking aannam, ook te lachen. Voor den tweeden keer dacht Friquet te bij zich zelf, dat de jongen er nu nog 1 eel ijker uitzag dan wanneer hij ernstig keek, maar zij hield des te meer van hem, ook om de diensten die zij elkaar wederkeerig bewezen hadden. Plotseling, terwijl de zon de zacht groene kruinen der bamboes begon te verlichten, kwam zij op een idee. „Hoe heet je?" vroeg zij den jongen. Doze begreep natuurlijk niets van haar vraag en trachtte op zijn manier do Fransche woorden te herhalen. „Neen,... dat bedoel ik niet. Ik geef jo geen Fransche les." geheel jaar in staat ben te öonsn- meeren. En hg had gelyk I Als men in Edam is, ziet men niet op een kaasje I en was het déjeuner overvloedig ge weest, met nog ruimer hand verstrekte men den gasten kaas. Na het maal in de vestibule komende aanschouwde ik een vroolyk tooneel. Mietje, ééne der glundere boerinnetjes, die ons be diend hadden, in het midden van een kring, die om haar danste als de Roodhuiden van Aimard om het vreugdevuurin den vroolyken kring onze hartelyke, beminnelijke gastheer in ambtsgewaad, dansend met zyn gastenHulde, meneer Calkoen, hulde voor Uwe welwillende tactl Lans den Z edyk ging het thans naar Yolendamhet pittoreske vis- schersdorp aan de Zuiderzee. By Spaander, een „cabaret des artistes" van de echte soort, zooals men ze alleen kan aantreffen in plaatsen, by schilders zóó beroemd als Volendam, werd de koffie gebruikt. Er werd piano gespeeld en gezongen en noode scheidde men van het vriendelijk dorpje om iu de botters te dalen, die ons naar Marken zonden brengen. Boven aan den dijk stond de heer Calkoen weder, thans om afscheid te nemen van zyne gasten, die allen hem hartelijk dankten voor de schit terende ontvangst hun bereid. Ook onzen dank, heer Burgemees ter 1 Gymet uw vroolyk humeur, Uwe onuitputtelijke vriendelijkheid, behoort tot de weinigen, die in den waren zin des woords „gastheer" weten te zijn. En dankt dan ook Uwe gemeentenaren, die ons dezen dag tot een feestdag hebben gemaakt als wy maar zelden beleven De botters, die tijdens de feesten in het Damrak te pronk lagen, brach ten ons over de kalme Gouwzee iu een klein uurtje naar het beroemde eiland in de Zuiderzee. Twee Fran- schen vereerden den scheepsjongen van onzen botter met een meer nauw keurige beschouwing. Op myn vraag naar de oorzaak hunner belangstel ling, antwoordden zy nog nimmer zulk een mooi type te hebben gezien, „C'est le véritable AdonisGeluk kige, eenvoudige scheepsjongen, die met „het" type van maunelyke schoon heid wordt vergeleken Op Marken werden wy aan de reede opgewacht door den burge meester van het eiland, den heer Nylant, die de vreemdelingen op het eiland rondleidde. Ik voor my kan, na myn eerste be zoek, niets iuteressants meer iu net eiland en zyn bevolking vinden. Als men eenmaal de eigenaardige kleeder drachten en binnenhuisjes heeft ge zien is voor de tweede eo volgende malen de bekoring vervlogen en bemerkt men nog slechts hoe de be volking door het groote toeristenbe zoek is bedorven. Men exploiteert de vreemdelingen op de meest weerzin wekkende wyze en geen oogenblik waren onze collegas en wy bevryd van het hinderlyk gebedel der kin deren. En zy verstaan hun vak in de perfectie, zy bedelen zoowel in de fransche als in de engelsche en duitscbe taal en hoe ook de bezoekers veel voelden voor het interessante van dit plekje grond in de onafzienbare zee, ook hun viel deze gewoonte der bevol king op. De vraag van een der gasten of er op Marken dan zóóveel armoede werd geledeu was dan ook volkomen gerechtvaardigd. De botters, thans gesleept door een stoombootje, dat ons tot de boot zou brengen, die een eind buiten de haven gereed lag om ons op te nemen en naar Amsterdam terug te brengen, gleden zachtkens over de gladde wa tervlakte. Ik stond op de voorplecht met een franschen collega; beiden werden wy stil, droevig gestemd zelfs, de avond vallende over Marken, het eentonige eiland in een laatste schittering der zod. doodsch en stil opduikend uit de kalme zee; op den dyk de burgemeester, man van ontwikkehug en beschaving, een laatsten groet toewuivende aan zfins gelyken om dan zich om te wenden en den weg in te slaan naar zijn woniug tusschen de lage huizen der visschers, met geen ander vooruitzicht dan morgen en overmorgen eu mis schien nog heel lang daar te moeten doorbrengen, met geen anderen om gang dan de bekrompen bevolking, die leeft van vischvangst en toeristen- exploitatie. De dominéé, de pastoors en mis schien nog enkele ontwikkelden dee- len zyn lot en nu voelen wy eerst „Fransche", herhaalde de bengel on verstoorbaar. Daar zij inzag, dat zij hem toch niet kon doen begrijpen wat zij wilde, begon, zij op zich zelf te wijzen en eenige kee-j ren te zeggen „Friquette Nog eens en nog eens heem die zi baar naam, op een wij.ee, dat hot kia.ï moest begrijpen, dat deze op baar be trekking had. De jongen lachte en zeide „FalliqucUe „Neen... neen... niet Falliquette maar Friquette' Friquette! „Falliquette 1" „Genoeg!... genoeg!... je bezorgt mij nog keelpijn, waar ik in de tegenwoordi ge omstandigheden best buiten kan. Gij heeren Chineezen houdt er een vreemde uitspraak van de „R" op na." Opnieuw begon zij nu door middel van gebaren den jongen eenige vragen to stellen. Het schrandere kind begreep haar spoedig en Friquette zag hoe zijn oud achtig, verschrompeld gezichtje ophel derde. Met zijn zwarten wijsvinger, wiens huid even hard was als een stuk schoen zool, wees hij eenige malen op zich zelf als wilde hij zeggen „Ik recht, wat in natuurlijk nog vree- selyker mate Dreyfus moet gevoelen op zjjn eiland, met niets dan de zee om zich heen. „II suit sa carrière," merkt myn fransche metgezel op en het is waar, wellicht beleeft de vriendelijke „pre mier magistrat" van Marken bet nog, dat hy in een andere gemeente het loon ontvangt voor zyn, naar my dankt, geestdoodend leven op het stille eiland. Wy wenschen het hem van ganscber harte toe. In vroolyke stemming keerde het gezelschap te 9 uur in de hoofdstad terug en toen wy voet aan land zet ten, nam de fransche journalist af scheid met de woorden„Monsieur Bekkèr, votre pays est admirable 1" B. A. B. Zaterdagochtend heeft achter liet koninklijk paleis de aubade plaats gehad van schoolkinderen. Keurig gekleed en allen met Oranje versierd, kwamen de meer dan 1700 kinderen samen aöhter het paleis, en toen de Koninginnen op het bordes hadden plaa's genomen, weerklonk de inleiding van de „Oranje-Nassau-can- tate", gedicht van J. D. C. van Dok- kum en muziek van Cath. van Rennes. Bloemencorso. Van deze hulde vac den A. N. W. B. aan H. M. de Koningin hebben wy reeds medegedeeld, dat zy uitste kend is geslaagd. De stoet was in éen woord schitterend. Verschillende clubs, groepen, corporaties en perso- souen kwamen mooi voor den dag. De hoofdfiguur in den stoet was de huldewageu, getrokken door acht appelschimmels en voorafgegaan door heraaten ie paard. Het is een reusachtig bloembed, gedekt door de Koningskroon, ge vlochten uit oranje-kleurige afri- caners. Alle overige bloemen van den zege wagen zyn crème en lilakleurige vio lieren. Op de wanden zijq aangebracht de wapens der provinciën op schil den. Voor en achter zyu gegroepeerd maagden met de oranjesjerp over het witte kleed en palmtakken dragende. Deze hulde aan de Koningin is ontworpen door den heer Heuricus eu uitgevoerd onder leiding van den bloemist W. C. vau Ier Laan. In de afdeeling Dames-wielrydsters waren hoog-fijoe groepen. Men wist niet wat meer te bewonderen, de aderliefste toiletten of den eleganten bloementooi. Maar wat vooral de harten ver voerde, dat waren de kindereu in den stoet, byv. een öjarige fietser, waar schijnlijk nog geen professional, ge zeten iu een reddiugsbootje klein als de stuurman zelf. Hij behoorde tot de door den heer Doeleman georga niseerde groep van 32 jongens en meisjes in matrozenkleeding, eeu zei lend schip als hoofdfiguur omgevende. Dan een cupidotje en een herautje, beiden om te stelen en typisch ry- dende tusschen al die groote men seden. De opstelling van den stoet had veel bekijks. Kwart over een kwam de prins Von Wied met gemalin en kinderen op de tribune, die in de groote laan van bet Haagsehe bosch tegenover de büschwachterswoning was opgericht. De prins liet zich de leden van het uitvoerend comité voorstellen. Kort daarop reed het rijtuig van de Koningin met de KoniDgin-Moeder voor. Onder daverende toejuichingen bestegeu de Koninginnen de tribune Mevrouw De Constant Rebecque bood H. M. de Koningin eu mevr. Ruys H. M. de Koningin-Moeder eu mevr. De Smet—Vau Alphen de Prinses Von Wied een bouquet aan. Kort daarna weerklonk het „Wil helmus" vau de huzareu-muziek, dat den stoet opende. Laugzaam trokken de verschillende corporatiën langs H. H. M. M. De vaaudeldragers salu eerden met de banieren, de klaroenen schalden, de damesrydsters neigden en enkele heeren brachten bet saluut. Eenige afdeeliugeu hieven by de tribunes een luid „Leve de Koningin" aan. Iedere corporatie werd door de Friquette maakte een vragende bewe ging met liet hoofd. En terstond ant woordde hij „Li!" „O! zoo, jij heet dus Li! Mooi too, maar ge hadt het mij wel eerder kun nen zeggen want in plaats van je mijn bijnaam zoo te laten verknoeien zou ik je mijn waren naam „Lili" ge noemd hebben Het kind begon weer te lachen en hernam. ..FalliquetteLili Maar het is een allerliefst kind, dat aapje! Op zoo'n manier zouden wij nog oen gesprek kunnen voeren. Maar hoe eigenaardigLi en Lili De kleine Li echter scheen iets gevon den te hebben, wat hom interesseerde. De grond, waarop zij zaten bestond tot aan de rivier toe, uit fijn wit zand. In dat zand, dat hier en daar afgewisseld werd door heuveltjes van zwart zand begroeid met bamboes, bemerkte rij den afdruk van een eigenaardig gevormd voetspoor. Friquette, het ziende riep uit „Groote Hemelaan welk monster kan dat behooren? Laten wij van deze gelegenheid profiteer en, en ons van alles, wat in betrekking tot dit vreemde land staat, op de hoogte stellen." Koninginnen met eene lichte vrien delijke neiging gegroet en H. M. de Koningin scheen vooral veel genoe gen te scheppen in eene kleine, hier noodzakelijke misleiding, die door de jeugd dadelijk werd ontdekt, nl. dat onder een der groote bloemenwagens een paar raanneu verscholen zaten, wier beenen er onderuit kwamen. Zoo nu en dan kwam eenig opont houd in don stoeto. a. was een der schoonste groepen verplicht, juist vóór de tribune halt te houden. Een aardigen groet bracht het jonge visschersvolkje. Toen het met zijn wagen voor de Koninginnen was gekomen, deed het met rappe handen een bloemenregen nederdalen, welke evenwel door den grooten afstand de tribune niet be reikte. Het was duidelijk zichtbaar, dat Hare Majesteiten met veel wel gevallen den aardigen en met zorg saamgestelden sloet aanschouwden en toen de laatsle afdeeling was voorbij getrokken, deed de Koningin zich (ie leden van het Dagelyksch Bestuur van deu Algen). Ncderlandscben Wielrydersbond voorstellen en be tuigde aan den Voorzitter, den heer Edo Bergsuia, en den secretaris, den heer Burkens, Hare ?roote ingeno menheid. Aan mevrouw De Constant Rebecque rnaakto H. M. eeri compli ment over de zorgzame schikking der dames, en aan den heer Van Bylandt zeide H. M„ dat het Haar aangenaam was, dat de stoet do stad doortrok, zoolat de menseben er ook genoegen van hadden. Onder het trejubel der omstanders verlieten HH. MM. daarna de tribune en ving de rijtoer naar Üeheveningen aan. Na het bloemencorso werd Schevenin- gen met een bezoek vereerd. Te half drie des namiddags kwamen H.H. M.M. de Koninginnen met Haai" gevolg daar aan. Na het aanbieden van bouquetten en een welkomstgroet ging de stoet door een o verrassende nettenalleo naai- het Kiu-haus, alwaar het concert werd bij gewoond in de concertzaal, onder leiding van den heer Goldbeck veranderd in een weelderig berceau, vol bloemen en groen. Na eenige nummers te hebben aange hoord verliet de Koninklijke stoet de berceau en werd H. M., voorafgegaan door den directeur-generaal en zes Sche- veningsche meisjes, die bloemen op Haar weg strooiden, tusschen het en haie ge schaarde Haagsehe keurvendel, comman dant de heer Vlielander Hein, door de zaal naar het terras geleid, waai- Scheve- ningen's Mannenkoor een üed ter eere van H. M. aanhief. Onder de klanken van dit lied werden do Koninginnen naar Haar rijtuig ge leid, eai daarna de terugtocht naar Den Haag aanvaard. Des avonds had in den Dierentuin du goed geslaagdeGala-kunstavond plaats. Reeds te half zeven liegon voor drie onderscheiden toegangen van de lokalen van den Dierentuin de oprit om de ruim 2000 dames on heeren vóór liet vastge stelde uur van de komst der Koningin nen toegang te geven tot de zaal, die een steeds drukker wordend gewoel aan bood van het- plaats nemende publiek, dat zich zondes: uitzondering in groot toilet vertoonde, aanbiedende die bonte schittering van ambtsgewadenunifor men en dames-gala. Tegen 8 uur was de zaal volte 8 u. 10 m. verschenen de Koninginnen met den groothertog van Saksen en zijne dochter en prins en prinses von Wied. Het koninklijk rijtuig reed voor aan den hoofdingang van de Concertzaal, welke entree overdekt was door een mar quise, jlangs welker binnenzijde een kwistige plautenversiering was aange bracht, die voortgezet was in. de vesti-; bule ,waar ook. vlak tegenover den in gang, eon bloeiende Oranje-boom prijkte. Yi rder was de vestibule belegd met kost bare Perzische loop er s, die naar de ter rechterzijde gelegen ontvangstsalon leid den. Zelden zag men zulkeen smaakvol, j recht tot ontvangst van vorstelijke per- sonen ingericht vertrek als dit zaaltje, i Toen het publiek, dat bij de komst der Koninginnen was opgestaan, de plaat sen weder had ingenomen, begon de uit voering der huldigingscantate, woorden van Dir. J. E. Banck, muziek van nu-. Henri Viotta. Mevrouw Viottai, geb. Wilson, mej. Betsy Hol en de heer Arnold Spoel zon gen de solide heer jhr. C. van Humal- da van Eysinga verleende in een quartet zijn medewerking als tenor. De cantate duurde ruim eeu half urn-. De slot- Hier en daar bemerkten zij verhe venheden boven don grond, die veel overeenkomst met molshoopen hadden. Li üep naai- een dezer bergjes toe, ging op de knieën liggen en begon te graven. „Wat gaat hij nu doen?" vroeg Fri quette zich af. „Hij lijkt wel een Neu ronberger konijntje, dat op een trom slaat." Had Friquette niet zoo'n honger ge had, dan zou rij ongetwijfeld haar ge- hcele wedervaren, nl. de ontmoeting met den tijger, haar gevangenneming, ont snapping en de zwempartij, waaraan haar druipende kleeren haar toch moes ten herinneren, vergeten hebben. Maar de zon gaf reeds warmte, de vogels zongen, de insecten gonsden om haar heen, de bloemen verspreidden hun heerlijke geuren en Friquette stond als I verrukt over dit alles. üii] genoot werkelijk. Zoo plotseling zonder den minsten overgang in een land van avonturen te zijn overgebracht, nu eens hier, dan weer daar heen gevoerd te worden, evenals een wrak op zee, niet wetend wanneer rij iets te eten zou krijgén of hulp kon komen opdagen, dat was eerst waarlijk leven nu was haar zoozeer geliefkoosde droom werkelijkheid geworden. strophe, het laatste couplet van 't „Wil helmus", werd door de vorstelijke per sonen en het publiek staande aange hoord. Een kunstuiting van speciaal Haagsch karakter volgde nu. Een commissie van kunstschilders, be staand o uit C. Bisschop, F. J. Duchatel, P. de Josselin de Jong, H. Klinkenberg, W. Maris, Willy Martens, H. W. Mes dag en C. Tierig, had zich belast met de voorbereiding van tableaux-vivants voor dezen kunstavond. De eerste daarvan was eeu voorstelling van Lente, zich aansluitend bij vier regels idt de Cantate van nu-. Banck. In do pauze werden vervavschingen gediend, waarvan de Koninginnen ge bruik maakten. Het begin van het tweede deel was een einde, het einde nl. van het niet op gevoerde stuk Loevesteijn, van Marcel lus Emants. Dat einde was een tableau-vivant, voorstellende de toebereidselen voor den ovei-tocht van Prins Willem van Oranje over de Maas. Ook dit tableau voldeed bijzondei-. Het voorlaatste nummer van het pro gramma was het Oranjevredelied van Richard Hol, op woorden gedicht door dr.Schaepman, met dezelfde medewer kenden als in de cantate. Ook van dezo compositie werd do laatste strophe, op do wijze van 't Wilhelmus, door de vor stelijke personen en het publiek staan de aangehoord. Met een tableau-vivant, voorstellende het glorie-tijdperk der Nederlandscho kunst, illustreerende regelen uit Schaep- man's gedicht waarin Vondel, Rem brandt en Sweelinck worden genoemd, eindigde de kunstavond. He.t orkest speelde hot Wieu Neerlands Bloed. Het pubhek juichteLeve de Koning in en Leve de Koningin-Moeder en Hare Majesteiten verlieten onder deze juich kreten de zaal met de bouquetten in de hand Haar bij het binnentreden aange boden door Mevrouw Bisschop en door freule v. Bylandt. Alvorens te vertrekken werden de heeren Viotta en Hol in de ontvangstsa lon door de Koningin gecomplimenteerd over lum geslaagden arbeid en onder hield de heer Mesdag de vorstelijke per sonen over de tableaux-vivants. Zondagmorgen woonden Hare Majes teiten de Koninginnen de godsdienstoe fening bij in de Kloosterkerk. Des middags werd een rijtoer onder nomen naai- Rijswijk en Voorburg, nu zonder de gasten der Koningin. Ter waardige ontvangst der Vorstin hadden do bewoners van deze dorpen de straten waar Hare Majesteiten doorreden, keu rig versierd. Op verschillende punten werd halt gehouden om huldigingen te ontvangen van gemeenteraden, corpora ties, zangers enz. Een schat van bloemen werd den Koninginnen aangeboden. Toen dan ook ongeveer 5 uur de Vorstinnen in het paleis terugkeerden, had het rij tuig veel overeenkomst met een bloemen tuin. Stéphane Mallarmé f Te Héricy is tengevolge eener keel ziekte van weinige dagen overleden de Fransche dichter Stcphaue Mal larmé, die in 1812 te Parjjs geboren word. Sport en Wedstrijden Wielrijden. Uit Weenen wordt over de wed strijden van Zaterdag gemeld Liefhebbers met voorgift. De serieën werden gewonnen door Summersgill, Caïdüw Hansen Gres wig, Sberrit, Van WicheleD, Griebenow en Erato. Beslissing: 1. Summersgill. 2. Van Wichelen, 3 Erato. Beroepsrijders, 2000 meter. 1. Lu- rion, 2. Heiier, 3. Reuther, 4. Lan- franchi. Wereldkampioenschap voor beroeps- rijders. Alleen Palmer reed. Chase vond geen gangmakers, omdat de Eu- gelscbe bond die niet betalen wou. De Wiener Rennverband bood ver geefs 500 floryn. Het publiek kwam in opstand, er ontstond een groot sp ktakel, en velen werden in hech tenis geuomeD. Palmer roed deson danks de 100 kilomers in 2 uur, 10 minuten cn 19 Vs *00. en sloeg zoo den Oostenrykscheu tyd. En zij vatte haar toestand, die menig een verschrikkelijk zou hebben toege schenen in deze korto woorden samen, welke- zoo goed haar gevoelens weerga ven „Mijn GodWat is dit alles amusant!" Li was intusscheu met graven opge houden werkelijk had zijn werk eenig resultaat opgeleverd, want hij toonde Friquetto een paar kolossale eieren, wel zoo groot als twee vuisten, die hij in den grond gevonden had. Hij nam er een van en sloeg het tegen een steen om een opening in de kalkach tige schaal te maken. Toen dit gelukt was zette hij het ei aan rijn lippen, haalde diep adem en dronk het leeg. „Da,t is een ouderwetsche manier om ongekookte eieren te gebruiken," zeide Friquette. „Maar rijn die eieren wel versch t Daar ben ik nog niet zoo zeker van." Li, die expres het eerst een ei genut tigd had óm zijn vriendin te wijzen, hoe zij moest doen, bood haar er nu ook een aan, na er vooraf een 'gaatje te heb ben ingeslagen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 2