De feesten, te 's Gravenhage.
van een deensch blad, gisteren m den
trein, deelde my mede, dat hg, toen
de meesten vertrokken waren naar de
baagsche feesten, een bezoek had ge
bracht aan Haarlem en de omstreken
Uwer schoone stad. „Voyez-vous, les
fêtes m'embêtent!" (Is het wonder na
zóóveel drukte, zooveel ingespannen
arbeid?) Maar Haarlem, „ab, c'est
ravissante!" Hebt gü Haarlem wel
ooit goed leeren kennen, hebt gij het
gezien, zooals ik het gezien heb, op
uw gemak, met geen ander doel dan
om te zien en te bewonderen. Ik
moest eerlijk bekennen, dat ik met
dat uitsluitend doel nog niet in de
Spaarnestad was geweest en over
mits zgn oordeel u zeker zal inte
resseeren, hopen w\j eenige citaten
uit zijn artikel in de te Kopenhagen
verschijnende „Nationaltidende" in
een onzer volgende nummers te pu-
bliceeren.
Aan de stations, die onze extra-
trein passeerde, Zaandam, Oostzaan
en Purmerend, wapperde de driekleur
en salueerde het stationspersoneel.
Te Kwadjjk werd het gezelschap
opgewacnt door den meest charman
ter aller burgervaders, den heer Cal-
koenburgemeester van Edam, die
ons, vergezeld van den heer Tuijn,
wethouder dier gemeente, naar de
gereedstaande rijtuigen, 60 in getal,
geleidde. Het was een aardig idéé
geweest ous riet weder in landauers
of andere moderne vehikels te plaat
sen, doch ons gelegenheid te geven
het landelijk genoegen van dien dag
te smaken iu landelijke voertuigen.
Kap wagens, tentwaeens, sjeezen, er
waren er van elke soort, die in Noord-
Holland voorkomt.
In de Kwadijker Koog stonden de
Kwadijkenaren en juichten ous toe,
toen wjj de eerepoort, waarop een
„Welkom" was gegrift, passeerden en
toer» ging het door de vruchtbare
„Purmer" naar de boerderij van baron
van Goltstein, waar wij door den pach
ter, den heer W. Boes, met zyn gezin,
op het hartelijkst ontvangen werden.
Dat was me een gebeurtenis voor de
vreemdelingen, de zindelijke koestal,
de woning, de kaasmakerij, waar het
„kazen" in vollen gang was. Den Deen,
reeds meer genoemd, in wiens vader
land de zuivelbereiding toch ook vry
hoog staat, moest de opmerking van
het hart, dat hij zulk eeue inrichting
van kaasbereiding, zulk eene zindelijke
behandeling der producten, zulk een
practiscke inrichting van stallen en
werkplaatsen in zijn land nog niet
had aangetroffen
Een der Franscben bemerkte de io
rjjeu geplaatste Edammer kaasjes en
vroeg me wat zoo'n „tête de mort"
kostte en of bij er hier een zou kun
nen koopen. Vermits ik niet het flauw
ste idéé van de prysnoteeringen der
kaas heb en door de drukte nergens
inlichtingen kon inwinnen moest ik
hem bet antwoord schuldig blijven.
Iotuschen heeft hij met journalistieke
doortastendheid zich zeiven weten te
helpen en den dag yerder doorge
bracht, onafscheidelijk van vier goud
gele Edammertjes, die als hun eigenaar
in Pargs teruggekeerd zal zijn, zeker
oprang zullen maken bij zyn landge-
nooten.
In Edam vlagde men algemeen en
de bewoners groetten ons met die be
leefdheid, den buitenlieden eigen, die
ons stedelingen, oubokeud met deze
gewoonte, eigenlijk een weinig ver
legen maakt.
De ontvangst in bet centrum van
den kaashandel was schitterend. De
heer Calkoeu, een innemend, welwil
lend man. had al het mogelijke gedaan
om ous aangenaam te zyn. De kaas
markt werd op zyn verzoek later dan
gewoonlijk gehouden om ons een blik
te kunnen geven op de eigenaardige
gewoonten, die nog by het verhandelen
der partijen kaas in zwang zijn; van
den „handslag" als bezegeling van
den koop hadden onze gasten nog
nooit gehoord en zij lachten vroolyk
als na een gedane zaak weer twee
vette handen op elkander klapten.
Een tentoonstelling van vee was
voor deze gelegenheid georganiseerd.
Ik kau over vee in de gewone be-
teekenis niet meespreken, doch gaarne
geef ik toe, dat deze 110 malscbe
dieren, zooals de heer Baron (Ericus)
de bekende specialiteit op dergelijk
gebied van „het Nieuws v. d. Dag"
rnü verzekerde, behoorden tot het
edelste wat Noord-Holland aan vee
bezit. Midden tusschen de koeien
stonden 5 noord-hollandsche juffers
in de landelijke kleedy, de blozende
konen, de lieve gezichtjes vriendelijk
guitig onder de schitterende kap,
Hij liield niet op haar aan de rokken
te trekken.
„Welnu! laten wij dan maar gaan
loopc-n.dat zal ons tenminste verwar
men."
Zij kwamen langzaam vooruit, want
telkens struikelden zij over doodo boom
stronken, cn vreesden elk oogenblik in
een moeras te verzinken en daar te stik
ken.
Per geluk ontmoetten zij geen enke
len vijand. De achterhoede was zeker
du rivier overgetrokken, die tot don vol
genden morgen den terugtocht der Chi-
noezen dekten.
Weldra bogon de honger lien to kwel
len en kwam hun lijdon nog venneer-
doren.
Dn kleine die zeker in langen tijd niets
gegeten had, viel letterlijk flauw.
Ook Friquette's maag begon zich te
doen gevoelen, want sinds den maaltijd,
dien zij voor den slag in haast genuttigd
had, had zij niets meer gebruikt.
Zoo zwierven zij uren lang rond, zelfs
niet durvende gaan zitten, uit angst dat
zij dan niet meer zouden kunnen op
staan.
Eindelijk brak de dag aan.
Friquette, die zich verbeeldde dat zij
al een aardig eind gevorderd waren, be
merkte met schrik, dat zo voortdurend
maakten een grooten indrak op de
vreemde gasten het was „entzückend,"
„magnifique", „too nice". De nog
warme melk, versch uit de ten
toongestelde dieren gemolken, „frisch
vom Fasz" beweerde een blonde
zoon van het bierland aan den oost
kant, werd doo»* velen genoten
„Uber Land und Meer" d. i. de ver
tegenwoordiger van dit beroemde tijd
schrift nam voortdurend „kiekjes"
van de voor hem, en toch ook voor
ons, zeldzame tooneelen en na veel
over-en-weer-prateu tooverde een tee
kenaar een der snoezige boerinnetjes
op het papier van zyn schetsboek,
Tegeu één uur arriveerde het gezel
schap op het Stadhuis; op het Stad
huisplein exerceerde de joogeus-eere-
wacht „Jong Edam", die, het zy ter
loops gezegd, een beter indruk maakte
dan het stelletje eigenwijze knapen
en dito leiders, dat in de hoofdstad
de eerewacht „Klein maar Dapper"
vormde en dat eer den naam „Klein
en Brutaal" verdiende. „Jong Edam"
is iu het bezit an een goed muziek
korps, eveneens uit knapen bestaande.
In de benedenzaal nam de burgemees
ter van Edam, thans in ambtsgewaad,
het woord en heette ous in de fran
sche taal welkom. Vertaald luidt zijn
speech als volgt:
Dames en Heer en
Vereerd door uw bezoek, dat ik als
een gnnst verzocht heb, heet ik u
welkom bij het betreden van Edam,
een der doode steden, die Henri Ha-
vard ontdekt heeft.
Doode stad!
„Wellicht had hij gelijk.
„Sedert de groote steden alles op
slokken, bobben de steden van den
rang van Edam slechts een vredig en
rustig leveD, dat, voor wie alleen op
pervlakkig bekijkt, gelijkt op slaap,
zoo niet op den dood.
„Ik bekeu gaarne dat in mijn boe
danigheid van eerste magistraat de
benaming van Havard my niet bij
zonder gevleid heeft. Maar men troost
er zich overZjjn het niet de talen,
die men ook dood noemt, welke de
grootste schoonheden bevatten
„Terwijl de groote steden meer en
meer op elkander gelijken gaan, zoo
dat men ter nauwernood weet of men
zich te Londen of te Parijs, te Rot
terdam of te Antwerpen bevindt,
hebben de doode steden haar oor
spronkelijk karakter behoudendaar
vindt gij nog het ware Hollandsche
leven, een eenvoudig, rustig leven,
een weinig eentonig, maar in overeen
stemming met ons temperament.
„Och. wy haken er niet naar, dat
uw bezoek, en wat u ervan zult zeg
gen in uw bladen, verspreid overge-
tieel Europa en Amerika, ons den
grooten stroom zal bezorgen der zo-
mertoeristen. Om u de waarheid te
zeggen, wy zouden niet in staat zyn
ze behoorlijk te ontvangen. Maar
wanneer zoo nu en dan een ernstig
man mocht komen, die de intieme
schoonheid weet te waardeereo van
een eenvoudig volksleven, durf ik nog
te hopen, dat hy niet zal teleurge
steld worden in onze doode stad,
waar menige van uw kunstenaars en
van de onze zyn beste indrukken, zijn
mooiste onderwerpen, opdeed.
„Dames en beeren ik ben verheugd
u hier te zien. Ik stel de eer van
uw bezoek op prijs en aangezien wy
dat bezoek, gelyk zooveel goede din
gen, te danken hebben aan de plech
tige gebeurtenis die deze week te
Amsterdam plaats had. durf ik u
wel voorstellen nogmaals met geheel
uw haar in te stemmen, gelyk gy
reeds elders menigmaal deed met een
„Leve de Koningin."
Boven in de ruime zalen vereenig-
de meü zich aan een déjeuoer-dinatoire,
dat door zyn keur an uitstekend be
reide spijzen ea wynen eer diner-
déjeunatoire mag werden genoemd.
Het menu luidde
Hors-d'oeuvre variés.
Bouillon a la Tasse.
Chateaubriand aux Champignons.
Filet de Veau.
Pointes d'Asperges.
Poulet roti.
Compote.
Fruits. Dessert.
Fromage.
Fromage 1 Beroemde fromage d'Edam
Hoe heeft meu U geëerd 1
Hoe heeft men hulde gebracht aan
dit zuivelproduct waarvan Edam in
hoofdzaak leeft. Ik heb een Ameri
kaan bewonderd, die in enkele minu
ten meer kaas verslond dan ik in een
in een kringetje rondgoloopm hadden.
Dc rivier was nog te zien, zij bevond
zich slechts op ongeveer-vijfhonderd me
ter afstand.
In weerwil van den ernst van het
oogenblik, moest zij toch even lachen.
„Net als in de boeken, die mij mijn
dorst naai- avonturen hebben bezorgd.
„Men ontsnapt... het wordt nacht...
in hot duister... men komt op dezelfde
plek uit.
Hoe dom dat ik daaraan niet gedacht
heb."
De jongen, zijn nieuwe vriendin zien
de lachen, begon van den weeromstuit,
waardoor zijn gezichtje een allerzotste
uitdrukking aannam, ook te lachen.
Voor den tweeden keer dacht Friquet
te bij zich zelf, dat de jongen er nu nog
1 eel ijker uitzag dan wanneer hij ernstig
keek, maar zij hield des te meer van
hem, ook om de diensten die zij elkaar
wederkeerig bewezen hadden.
Plotseling, terwijl de zon de zacht
groene kruinen der bamboes begon te
verlichten, kwam zij op een idee.
„Hoe heet je?" vroeg zij den jongen.
Doze begreep natuurlijk niets van
haar vraag en trachtte op zijn manier
do Fransche woorden te herhalen.
„Neen,... dat bedoel ik niet. Ik geef
jo geen Fransche les."
geheel jaar in staat ben te öonsn-
meeren.
En hg had gelyk I Als men in
Edam is, ziet men niet op een kaasje
I en was het déjeuner overvloedig ge
weest, met nog ruimer hand verstrekte
men den gasten kaas. Na het maal
in de vestibule komende aanschouwde
ik een vroolyk tooneel. Mietje, ééne
der glundere boerinnetjes, die ons be
diend hadden, in het midden van
een kring, die om haar danste als
de Roodhuiden van Aimard om het
vreugdevuurin den vroolyken kring
onze hartelyke, beminnelijke gastheer
in ambtsgewaad, dansend met zyn
gastenHulde, meneer Calkoen, hulde
voor Uwe welwillende tactl
Lans den Z edyk ging het thans
naar Yolendamhet pittoreske vis-
schersdorp aan de Zuiderzee. By
Spaander, een „cabaret des artistes"
van de echte soort, zooals men ze
alleen kan aantreffen in plaatsen, by
schilders zóó beroemd als Volendam,
werd de koffie gebruikt. Er werd
piano gespeeld en gezongen en noode
scheidde men van het vriendelijk
dorpje om iu de botters te dalen, die
ons naar Marken zonden brengen.
Boven aan den dijk stond de heer
Calkoen weder, thans om afscheid te
nemen van zyne gasten, die allen
hem hartelijk dankten voor de schit
terende ontvangst hun bereid.
Ook onzen dank, heer Burgemees
ter 1 Gymet uw vroolyk humeur,
Uwe onuitputtelijke vriendelijkheid,
behoort tot de weinigen, die in den
waren zin des woords „gastheer"
weten te zijn. En dankt dan ook Uwe
gemeentenaren, die ons dezen dag
tot een feestdag hebben gemaakt als
wy maar zelden beleven
De botters, die tijdens de feesten
in het Damrak te pronk lagen, brach
ten ons over de kalme Gouwzee iu
een klein uurtje naar het beroemde
eiland in de Zuiderzee. Twee Fran-
schen vereerden den scheepsjongen
van onzen botter met een meer nauw
keurige beschouwing. Op myn vraag
naar de oorzaak hunner belangstel
ling, antwoordden zy nog nimmer
zulk een mooi type te hebben gezien,
„C'est le véritable AdonisGeluk
kige, eenvoudige scheepsjongen, die
met „het" type van maunelyke schoon
heid wordt vergeleken
Op Marken werden wy aan de
reede opgewacht door den burge
meester van het eiland, den heer
Nylant, die de vreemdelingen op het
eiland rondleidde.
Ik voor my kan, na myn eerste be
zoek, niets iuteressants meer iu net
eiland en zyn bevolking vinden. Als
men eenmaal de eigenaardige kleeder
drachten en binnenhuisjes heeft ge
zien is voor de tweede eo volgende
malen de bekoring vervlogen en
bemerkt men nog slechts hoe de be
volking door het groote toeristenbe
zoek is bedorven. Men exploiteert de
vreemdelingen op de meest weerzin
wekkende wyze en geen oogenblik
waren onze collegas en wy bevryd
van het hinderlyk gebedel der kin
deren. En zy verstaan hun vak in de
perfectie, zy bedelen zoowel in de
fransche als in de engelsche en duitscbe
taal en hoe ook de bezoekers veel
voelden voor het interessante van dit
plekje grond in de onafzienbare zee,
ook hun viel deze gewoonte der bevol
king op. De vraag van een der gasten
of er op Marken dan zóóveel armoede
werd geledeu was dan ook volkomen
gerechtvaardigd.
De botters, thans gesleept door een
stoombootje, dat ons tot de boot zou
brengen, die een eind buiten de haven
gereed lag om ons op te nemen en
naar Amsterdam terug te brengen,
gleden zachtkens over de gladde wa
tervlakte. Ik stond op de voorplecht
met een franschen collega; beiden
werden wy stil, droevig gestemd zelfs,
de avond vallende over Marken, het
eentonige eiland in een laatste
schittering der zod. doodsch en
stil opduikend uit de kalme zee;
op den dyk de burgemeester, man
van ontwikkehug en beschaving, een
laatsten groet toewuivende aan zfins
gelyken om dan zich om te wenden
en den weg in te slaan naar zijn
woniug tusschen de lage huizen der
visschers, met geen ander vooruitzicht
dan morgen en overmorgen eu mis
schien nog heel lang daar te moeten
doorbrengen, met geen anderen om
gang dan de bekrompen bevolking,
die leeft van vischvangst en toeristen-
exploitatie.
De dominéé, de pastoors en mis
schien nog enkele ontwikkelden dee-
len zyn lot en nu voelen wy eerst
„Fransche", herhaalde de bengel on
verstoorbaar.
Daar zij inzag, dat zij hem toch niet
kon doen begrijpen wat zij wilde, begon,
zij op zich zelf te wijzen en eenige kee-j
ren te zeggen „Friquette
Nog eens en nog eens heem die zi
baar naam, op een wij.ee, dat hot kia.ï
moest begrijpen, dat deze op baar be
trekking had.
De jongen lachte en zeide
„FalliqucUe
„Neen... neen... niet Falliquette
maar Friquette' Friquette!
„Falliquette 1"
„Genoeg!... genoeg!... je bezorgt mij
nog keelpijn, waar ik in de tegenwoordi
ge omstandigheden best buiten kan.
Gij heeren Chineezen houdt er een
vreemde uitspraak van de „R" op na."
Opnieuw begon zij nu door middel
van gebaren den jongen eenige vragen
to stellen.
Het schrandere kind begreep haar
spoedig en Friquette zag hoe zijn oud
achtig, verschrompeld gezichtje ophel
derde.
Met zijn zwarten wijsvinger, wiens
huid even hard was als een stuk schoen
zool, wees hij eenige malen op zich zelf
als wilde hij zeggen
„Ik
recht, wat in natuurlijk nog vree-
selyker mate Dreyfus moet gevoelen
op zjjn eiland, met niets dan de zee
om zich heen.
„II suit sa carrière," merkt myn
fransche metgezel op en het is waar,
wellicht beleeft de vriendelijke „pre
mier magistrat" van Marken bet nog,
dat hy in een andere gemeente het
loon ontvangt voor zyn, naar my
dankt, geestdoodend leven op het
stille eiland. Wy wenschen het hem
van ganscber harte toe.
In vroolyke stemming keerde het
gezelschap te 9 uur in de hoofdstad
terug en toen wy voet aan land zet
ten, nam de fransche journalist af
scheid met de woorden„Monsieur
Bekkèr, votre pays est admirable 1"
B. A. B.
Zaterdagochtend heeft achter liet
koninklijk paleis de aubade plaats
gehad van schoolkinderen.
Keurig gekleed en allen met Oranje
versierd, kwamen de meer dan 1700
kinderen samen aöhter het paleis, en
toen de Koninginnen op het bordes
hadden plaa's genomen, weerklonk de
inleiding van de „Oranje-Nassau-can-
tate", gedicht van J. D. C. van Dok-
kum en muziek van Cath. van Rennes.
Bloemencorso.
Van deze hulde vac den A. N. W.
B. aan H. M. de Koningin hebben
wy reeds medegedeeld, dat zy uitste
kend is geslaagd. De stoet was in
éen woord schitterend. Verschillende
clubs, groepen, corporaties en perso-
souen kwamen mooi voor den dag.
De hoofdfiguur in den stoet was de
huldewageu, getrokken door acht
appelschimmels en voorafgegaan door
heraaten ie paard.
Het is een reusachtig bloembed,
gedekt door de Koningskroon, ge
vlochten uit oranje-kleurige afri-
caners.
Alle overige bloemen van den zege
wagen zyn crème en lilakleurige vio
lieren. Op de wanden zijq aangebracht
de wapens der provinciën op schil
den. Voor en achter zyu gegroepeerd
maagden met de oranjesjerp over het
witte kleed en palmtakken dragende.
Deze hulde aan de Koningin is
ontworpen door den heer Heuricus eu
uitgevoerd onder leiding van den
bloemist W. C. vau Ier Laan.
In de afdeeling Dames-wielrydsters
waren hoog-fijoe groepen. Men wist
niet wat meer te bewonderen, de
aderliefste toiletten of den eleganten
bloementooi.
Maar wat vooral de harten ver
voerde, dat waren de kindereu in den
stoet, byv. een öjarige fietser, waar
schijnlijk nog geen professional, ge
zeten iu een reddiugsbootje klein als
de stuurman zelf. Hij behoorde tot
de door den heer Doeleman georga
niseerde groep van 32 jongens en
meisjes in matrozenkleeding, eeu zei
lend schip als hoofdfiguur omgevende.
Dan een cupidotje en een herautje,
beiden om te stelen en typisch ry-
dende tusschen al die groote men
seden.
De opstelling van den stoet had
veel bekijks.
Kwart over een kwam de prins
Von Wied met gemalin en kinderen
op de tribune, die in de groote laan
van bet Haagsehe bosch tegenover de
büschwachterswoning was opgericht.
De prins liet zich de leden van het
uitvoerend comité voorstellen.
Kort daarop reed het rijtuig van
de Koningin met de KoniDgin-Moeder
voor. Onder daverende toejuichingen
bestegeu de Koninginnen de tribune
Mevrouw De Constant Rebecque bood
H. M. de Koningin eu mevr. Ruys
H. M. de Koningin-Moeder eu mevr.
De Smet—Vau Alphen de Prinses
Von Wied een bouquet aan.
Kort daarna weerklonk het „Wil
helmus" vau de huzareu-muziek, dat
den stoet opende. Laugzaam trokken
de verschillende corporatiën langs H.
H. M. M. De vaaudeldragers salu
eerden met de banieren, de klaroenen
schalden, de damesrydsters neigden
en enkele heeren brachten bet saluut.
Eenige afdeeliugeu hieven by de
tribunes een luid „Leve de Koningin"
aan. Iedere corporatie werd door de
Friquette maakte een vragende bewe
ging met liet hoofd. En terstond ant
woordde hij
„Li!"
„O! zoo, jij heet dus Li! Mooi too,
maar ge hadt het mij wel eerder kun
nen zeggen want in plaats van je
mijn bijnaam zoo te laten verknoeien
zou ik je mijn waren naam „Lili" ge
noemd hebben
Het kind begon weer te lachen en
hernam.
..FalliquetteLili
Maar het is een allerliefst kind, dat
aapje! Op zoo'n manier zouden wij nog
oen gesprek kunnen voeren. Maar hoe
eigenaardigLi en Lili
De kleine Li echter scheen iets gevon
den te hebben, wat hom interesseerde.
De grond, waarop zij zaten bestond
tot aan de rivier toe, uit fijn wit zand.
In dat zand, dat hier en daar afgewisseld
werd door heuveltjes van zwart zand
begroeid met bamboes, bemerkte rij den
afdruk van een eigenaardig gevormd
voetspoor.
Friquette, het ziende riep uit
„Groote Hemelaan welk monster
kan dat behooren? Laten wij van deze
gelegenheid profiteer en, en ons van alles,
wat in betrekking tot dit vreemde land
staat, op de hoogte stellen."
Koninginnen met eene lichte vrien
delijke neiging gegroet en H. M. de
Koningin scheen vooral veel genoe
gen te scheppen in eene kleine, hier
noodzakelijke misleiding, die door de
jeugd dadelijk werd ontdekt, nl. dat
onder een der groote bloemenwagens
een paar raanneu verscholen zaten,
wier beenen er onderuit kwamen.
Zoo nu en dan kwam eenig opont
houd in don stoeto. a. was een der
schoonste groepen verplicht, juist
vóór de tribune halt te houden.
Een aardigen groet bracht het jonge
visschersvolkje.
Toen het met zijn wagen voor de
Koninginnen was gekomen, deed het
met rappe handen een bloemenregen
nederdalen, welke evenwel door den
grooten afstand de tribune niet be
reikte. Het was duidelijk zichtbaar,
dat Hare Majesteiten met veel wel
gevallen den aardigen en met zorg
saamgestelden sloet aanschouwden en
toen de laatsle afdeeling was voorbij
getrokken, deed de Koningin zich (ie
leden van het Dagelyksch Bestuur
van deu Algen). Ncderlandscben
Wielrydersbond voorstellen en be
tuigde aan den Voorzitter, den heer
Edo Bergsuia, en den secretaris, den
heer Burkens, Hare ?roote ingeno
menheid. Aan mevrouw De Constant
Rebecque rnaakto H. M. eeri compli
ment over de zorgzame schikking der
dames, en aan den heer Van Bylandt
zeide H. M„ dat het Haar aangenaam
was, dat de stoet do stad doortrok,
zoolat de menseben er ook genoegen
van hadden. Onder het trejubel der
omstanders verlieten HH. MM. daarna
de tribune en ving de rijtoer naar
Üeheveningen aan.
Na het bloemencorso werd Schevenin-
gen met een bezoek vereerd. Te half drie
des namiddags kwamen H.H. M.M. de
Koninginnen met Haai" gevolg daar aan.
Na het aanbieden van bouquetten en
een welkomstgroet ging de stoet door
een o verrassende nettenalleo naai- het
Kiu-haus, alwaar het concert werd bij
gewoond in de concertzaal, onder leiding
van den heer Goldbeck veranderd in een
weelderig berceau, vol bloemen en groen.
Na eenige nummers te hebben aange
hoord verliet de Koninklijke stoet de
berceau en werd H. M., voorafgegaan
door den directeur-generaal en zes Sche-
veningsche meisjes, die bloemen op Haar
weg strooiden, tusschen het en haie ge
schaarde Haagsehe keurvendel, comman
dant de heer Vlielander Hein, door de
zaal naar het terras geleid, waai- Scheve-
ningen's Mannenkoor een üed ter eere
van H. M. aanhief.
Onder de klanken van dit lied werden
do Koninginnen naar Haar rijtuig ge
leid, eai daarna de terugtocht naar Den
Haag aanvaard.
Des avonds had in den Dierentuin
du goed geslaagdeGala-kunstavond
plaats.
Reeds te half zeven liegon voor drie
onderscheiden toegangen van de lokalen
van den Dierentuin de oprit om de ruim
2000 dames on heeren vóór liet vastge
stelde uur van de komst der Koningin
nen toegang te geven tot de zaal, die
een steeds drukker wordend gewoel aan
bood van het- plaats nemende publiek,
dat zich zondes: uitzondering in groot
toilet vertoonde, aanbiedende die bonte
schittering van ambtsgewadenunifor
men en dames-gala.
Tegen 8 uur was de zaal volte 8 u.
10 m. verschenen de Koninginnen met
den groothertog van Saksen en zijne
dochter en prins en prinses von Wied.
Het koninklijk rijtuig reed voor aan
den hoofdingang van de Concertzaal,
welke entree overdekt was door een mar
quise, jlangs welker binnenzijde een
kwistige plautenversiering was aange
bracht, die voortgezet was in. de vesti-;
bule ,waar ook. vlak tegenover den in
gang, eon bloeiende Oranje-boom prijkte.
Yi rder was de vestibule belegd met kost
bare Perzische loop er s, die naar de ter
rechterzijde gelegen ontvangstsalon leid
den.
Zelden zag men zulkeen smaakvol, j
recht tot ontvangst van vorstelijke per-
sonen ingericht vertrek als dit zaaltje, i
Toen het publiek, dat bij de komst
der Koninginnen was opgestaan, de plaat
sen weder had ingenomen, begon de uit
voering der huldigingscantate, woorden
van Dir. J. E. Banck, muziek van nu-.
Henri Viotta.
Mevrouw Viottai, geb. Wilson, mej.
Betsy Hol en de heer Arnold Spoel zon
gen de solide heer jhr. C. van Humal-
da van Eysinga verleende in een quartet
zijn medewerking als tenor. De cantate
duurde ruim eeu half urn-. De slot-
Hier en daar bemerkten zij verhe
venheden boven don grond, die veel
overeenkomst met molshoopen hadden.
Li üep naai- een dezer bergjes toe,
ging op de knieën liggen en begon te
graven.
„Wat gaat hij nu doen?" vroeg Fri
quette zich af. „Hij lijkt wel een Neu
ronberger konijntje, dat op een trom
slaat."
Had Friquette niet zoo'n honger ge
had, dan zou rij ongetwijfeld haar ge-
hcele wedervaren, nl. de ontmoeting met
den tijger, haar gevangenneming, ont
snapping en de zwempartij, waaraan
haar druipende kleeren haar toch moes
ten herinneren, vergeten hebben.
Maar de zon gaf reeds warmte, de
vogels zongen, de insecten gonsden om
haar heen, de bloemen verspreidden hun
heerlijke geuren en Friquette stond als
I verrukt over dit alles.
üii] genoot werkelijk.
Zoo plotseling zonder den minsten
overgang in een land van avonturen te
zijn overgebracht, nu eens hier, dan weer
daar heen gevoerd te worden, evenals
een wrak op zee, niet wetend wanneer
rij iets te eten zou krijgén of hulp kon
komen opdagen, dat was eerst waarlijk
leven nu was haar zoozeer geliefkoosde
droom werkelijkheid geworden.
strophe, het laatste couplet van 't „Wil
helmus", werd door de vorstelijke per
sonen en het publiek staande aange
hoord. Een kunstuiting van speciaal
Haagsch karakter volgde nu.
Een commissie van kunstschilders, be
staand o uit C. Bisschop, F. J. Duchatel,
P. de Josselin de Jong, H. Klinkenberg,
W. Maris, Willy Martens, H. W. Mes
dag en C. Tierig, had zich belast met de
voorbereiding van tableaux-vivants voor
dezen kunstavond. De eerste daarvan
was eeu voorstelling van Lente, zich
aansluitend bij vier regels idt de Cantate
van nu-. Banck.
In do pauze werden vervavschingen
gediend, waarvan de Koninginnen ge
bruik maakten.
Het begin van het tweede deel was
een einde, het einde nl. van het niet op
gevoerde stuk Loevesteijn, van Marcel
lus Emants.
Dat einde was een tableau-vivant,
voorstellende de toebereidselen voor den
ovei-tocht van Prins Willem van Oranje
over de Maas.
Ook dit tableau voldeed bijzondei-.
Het voorlaatste nummer van het pro
gramma was het Oranjevredelied van
Richard Hol, op woorden gedicht door
dr.Schaepman, met dezelfde medewer
kenden als in de cantate. Ook van dezo
compositie werd do laatste strophe, op
do wijze van 't Wilhelmus, door de vor
stelijke personen en het publiek staan
de aangehoord.
Met een tableau-vivant, voorstellende
het glorie-tijdperk der Nederlandscho
kunst, illustreerende regelen uit Schaep-
man's gedicht waarin Vondel, Rem
brandt en Sweelinck worden genoemd,
eindigde de kunstavond. He.t orkest
speelde hot Wieu Neerlands Bloed.
Het pubhek juichteLeve de Koning
in en Leve de Koningin-Moeder en Hare
Majesteiten verlieten onder deze juich
kreten de zaal met de bouquetten in de
hand Haar bij het binnentreden aange
boden door Mevrouw Bisschop en door
freule v. Bylandt.
Alvorens te vertrekken werden de
heeren Viotta en Hol in de ontvangstsa
lon door de Koningin gecomplimenteerd
over lum geslaagden arbeid en onder
hield de heer Mesdag de vorstelijke per
sonen over de tableaux-vivants.
Zondagmorgen woonden Hare Majes
teiten de Koninginnen de godsdienstoe
fening bij in de Kloosterkerk.
Des middags werd een rijtoer onder
nomen naai- Rijswijk en Voorburg, nu
zonder de gasten der Koningin. Ter
waardige ontvangst der Vorstin hadden
do bewoners van deze dorpen de straten
waar Hare Majesteiten doorreden, keu
rig versierd. Op verschillende punten
werd halt gehouden om huldigingen te
ontvangen van gemeenteraden, corpora
ties, zangers enz. Een schat van bloemen
werd den Koninginnen aangeboden. Toen
dan ook ongeveer 5 uur de Vorstinnen
in het paleis terugkeerden, had het rij
tuig veel overeenkomst met een bloemen
tuin.
Stéphane Mallarmé f
Te Héricy is tengevolge eener keel
ziekte van weinige dagen overleden
de Fransche dichter Stcphaue Mal
larmé, die in 1812 te Parjjs geboren
word.
Sport en Wedstrijden
Wielrijden.
Uit Weenen wordt over de wed
strijden van Zaterdag gemeld
Liefhebbers met voorgift. De serieën
werden gewonnen door Summersgill,
Caïdüw Hansen Gres wig, Sberrit,
Van WicheleD, Griebenow en Erato.
Beslissing: 1. Summersgill. 2. Van
Wichelen, 3 Erato.
Beroepsrijders, 2000 meter. 1. Lu-
rion, 2. Heiier, 3. Reuther, 4. Lan-
franchi.
Wereldkampioenschap voor beroeps-
rijders. Alleen Palmer reed. Chase
vond geen gangmakers, omdat de Eu-
gelscbe bond die niet betalen wou.
De Wiener Rennverband bood ver
geefs 500 floryn. Het publiek kwam
in opstand, er ontstond een groot
sp ktakel, en velen werden in hech
tenis geuomeD. Palmer roed deson
danks de 100 kilomers in 2 uur, 10
minuten cn 19 Vs *00. en sloeg zoo den
Oostenrykscheu tyd.
En zij vatte haar toestand, die menig
een verschrikkelijk zou hebben toege
schenen in deze korto woorden samen,
welke- zoo goed haar gevoelens weerga
ven
„Mijn GodWat is dit alles amusant!"
Li was intusscheu met graven opge
houden werkelijk had zijn werk eenig
resultaat opgeleverd, want hij toonde
Friquetto een paar kolossale eieren, wel
zoo groot als twee vuisten, die hij in
den grond gevonden had.
Hij nam er een van en sloeg het tegen
een steen om een opening in de kalkach
tige schaal te maken.
Toen dit gelukt was zette hij het ei
aan rijn lippen, haalde diep adem en
dronk het leeg.
„Da,t is een ouderwetsche manier om
ongekookte eieren te gebruiken," zeide
Friquette.
„Maar rijn die eieren wel versch t
Daar ben ik nog niet zoo zeker van."
Li, die expres het eerst een ei genut
tigd had óm zijn vriendin te wijzen, hoe
zij moest doen, bood haar er nu ook
een aan, na er vooraf een 'gaatje te heb
ben ingeslagen.
(Wordt vervolgd).