Be Scliat in bet Boscb. De boot naderde nu bet land. De baai strekte zich daar wyd uit en een opening in het witte schuim van de branding wees aan, waar de kleine rivier in zee uitloopt. Langs den heu vel zag men het dikke, donkere groen van het bosch dat zich tot dicht by het straud uitstrekte. Als plotseling bevroren golven vertoonden zich flauw in de verte de hooge bergen. De zee was stii, slechts een zuchtje rimpelde haar bijna onmerkbaar. Boven aan het luchtruim straalde de heete zon. De man die do boot met een ge bogen pagaai voort bewoog, hield op en zei„Hier moet het ergens wezen." Daarop legde by de pagaai in de boot en strekte de armen recht voor zich uit. De andere man stond bij de voor plecht en keek strak naar liet land. Op zijn knie lag een stuk geel papier. „Kflk eeus hier, Evans", zei hjj. Beide mannen spraken op zaciiteu toon on hunne lippen waren droog en gebarsten. Evans kwam voorzichtig naar zijn makker toe en keek over zijn schou der. Het papier zag er uit als een ruwe kaart. l)oor veelvuldig; vouwen was het vetachtig geworden en hing nauwelijks aaueeu, zoodat het voor zichtig moest worden vastgehouden. Met bijua uitgeveegd potlood stond de omtrek van de baai er op. „Hier," zei Evans, „is de opening en die gebogen lijn de rivier, 'k Won, dat ik wat te drinken had. Die ster is de plaats. Zie je deze lijn? Die gaat recht naar een groep palmen." Beiden keken er naar, totdat Evans nadenkend zei: „Vreemd, dat hier overal van die kleine stippen staan. Net pijltjes, maar wat ze beduiden vat ik met. En wat is dat voorschrift?" „Chineesch," zei de ander. „O ja, natuurlijk. Hjj was een Chi nees." „Dat waren ze allemaal," zei de man met de kaart. De boot dreef inmiddels langzaam naar het land. „Neem jij nu de pagaai, llooker," zei Evans en de ander vouwde de kaart voorzichtig op, stak die in z n zak en ging langs Evans heen naar den achtersteven, waar bfl begon te pagaaien. Zijn bewegingen wareu slap alsof zijn krachten waren uitgeput. Evans zat met do oogen half ge sloten te ky'ken naar de koraalriffen vau de kust, die nu dichterbij kwa men. Het uitspansel was heet vau zonueschfln, want de zon stond bijna in het zenith. Hoewol zij nu de schat naderden gevoelde liy niet die opwin ding, welke bij verwacht had. De opwinding, van do worsteling om de teokening en de lange uachtreis in de boot, zonder eten of drinken, hadden zijn zenuwen verslapt. Wel beproefde hy aan de staven goud te deuken, waarvan de Chinees gesproken bad, maar zyu gedachten dwaalden af naar het heldere water van de rivier, dat do onduldbare drooghei.l van zyn lip pen en keel zou verjagen. Hot gelijk matige klotsen van de zee tegen het strand werd nu duidelijk hoorbaar en gaf hein een aangename gewaarwor ding het water ruischte langs de boot en de pagaai droop na eiken slag. Evans begon te droouien. Uy was zich nog flauw bewust van de nadering lot het eiland, maar daar- tusscheu door had hy een droom. Daarin zag hy zich weer verplaatst naar deu avond, toen Hooker en hy het geheim van den Chinees hadden ontdekt; hy zag weer de door het maanlicht beschaduwde hoornen, hunne door het vuur beschenen gezichten; hy hoorde hen weer praten in hun verbasterd Engelsch. Hooker had do beieekenis van hun gesprek het eerst begrepeu, hoewel geheoie stukken daarvan voor hen onverstaanbaar wa ren. De hoofdzaak van het verhaat was een spaanseh galjoen, dat terng- keereude vau de Philippyneu met een la ling baar goud, aan den grond was geraakt, daaroinh en begrepen de twee (Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCCXXXIV. Niemand zal het boel vreemd vin den. dat de Haarlerasehe Tramway* maatschappij weinig plezier heeft in de voorwaarden, waaronder de spe ciale commissie voor tramzaken voor stelt, haar de concessie te verleeneu voor het zylyntje Groote Markt— Zijlweg. De Maatschappij wenscht dubbel spoor. Neon, zegt de commis sie, je moet het maar zien to redden in3t enkel. Bovendien moet je nog een derde betalen in de kosten vau de versterking van de Zyibrug, en eiudelyk moet je toelaten, dat de wa gens van de eieclrischc tram van Anderheggen en Neumeyer over je rails ryden. Dat laatste vooral is al heel plezie rig. Verbeeld u, dat eon fabrikant aan liet Gemeentebestuur vroeg om een mo tor te mogen' plaatsen en dat die ver gunning gegeven werd, ouder conditie dat zyn concurrent naast hem ook een machine op dien motor zou mogeu lateu loopenIk zie in rayn gedacb- lüü de wagens van de twee maat schappijen op den Zylweg al achter elkaar aansukkelen, 't Kan er nog van komen, dat by het eindpunt het personoel van de beide wagens met marktgeschreeuw passagiers zal trach ten te lokken „Neem de electrische, menschen, gemakkelijk en modern komt binueu, boeren, burgers en bni- teului, allo, allo, allo, zco mete n rij den we weg." En do paardentram, daarnaast, aanbevolen met een luid „Vooruit maar, vooruit maar, blyft niet voor de tent staan, naar binnen, luisteraars iets van een door twist, gebrek en ziekte gedunde manschap, die ten slotte in de booten was weg gevaren, om nooit weer te koeren. Pas een jaar geleden had een van de Chineezcn, Chang hi, by een toe vallig bezoek aan het eiland, de gou den staven gevonden on aangezien hy ze niet alleen vervoeren kon, ze met groote moeite begraven, maar zoo vei lig, dat niemand buiten hem, ze ver voeren kou. Daaroj) legde Chang bi grooten nadruk. Nu had hy hulp noodig, om terug te keereu, het goud op te graven en te vervoeren. Daarby haalde hy de kaart voor den dag en spreidde die uit. Dat was een mooi verbaal voor twee doodarme engelsche matrozenIu een oogen blik waren ze op de drie Chineezen aangevlogen. Twee vluchtten, maar Chang bi, die de kaart had, verdedigde zich als razend. In zyn droom zag Evans weer den woesten, woedenden blik van den Cbiuees, gelyk aan dien van een opgejaagde slangtoen keek hy angstig en ten slotte, toen Evans hem het mes in de keel stiet, ver toonde zyn geel gelaat een allerzon derlingste gryns. Daar lagen hoopen goud. maar iu zyn droom werd Evans door Chang hi ervan teruggehouden. Hy trok hem aan zyn haarstaart, totdat het goud in oen gloeiend for nuis veranderde, waaruit Chang hi kolen nam, die hy Evaus in den mond duwde. Zyu mond brandde ervan. Op eeus schrikte hy wakker door de stem van Hooker, die hem riep „Evans, slaapkop 1" Zy waren nu vlak by de opening van de rivier eu Evans, in zyn geweldigen dorst, plotseling klaar wakker geworden, zei„Gauw- wat man, anders drink ik zeewater," met een blik naar de zilverachtige streep, die achter do hoornen zichtbaar werd. „Geef my de pagaai," zei hy daar op woest. Weldra bereikten zij de rivier. Hooker nam een handvol water, maar spuwde het weer uit. Iets verder probeerde hy het opnieuw daar was het water zoeter en de beide mauneu begonnen gretig te drinken. Evans leunde roekeloos over de boot heen eu dronk met den mond uit de rivier. Daarna staarden zy de boot in een kleinen inham en stapten daar aan wal. Toen zochten zij op de kaart naar de juiste richting en vonden die spoedig. De boot werd hoog op het land getrokken en de twee mannen begonnen den tocht. Het was aan vankelijk niet gemakkelijk om door het kreupelhout êu de ineengeslingerde lianen te komen, maar spoedig wer den de hoornen grooter en stonden vorder uit elkander. De geweldige zonnehitte had voor heerlijk koele schaduw plaats gemaakt. Evans rilde zelfs, maar Hooker lette op niets, dan op de goede richting. „Hier moet een hoop steenen zijn," /.ei hy, toen ze voor een epen plek wareu gekomen, maar plotseling bleef Evans staan en wees naar een gedaante die op don grond lag. Zyn hand klemde zich vaster om het houweel, dat hij uit de boot had modegenomen. Haastig slopen zy voort, totdat zy, dicht bij de gedaante gekomen, zagen •lat het een doode Chinees was. De twee schatzoekers keken elkaar aan. Naast het lijk lag een chineesche spade, een voet of tien verder zagen zy een pas gegraven gat. Daarnaast lag een hoop steenen. „Er is ai iemand hier geweest," zei Hooker schor.Evans vloekte en stampte op den grond. Bleek en sprakeloos staarde Hooker nu naar het lijk, dan naar het gat, maar opeens, als kreeg hij een ingeving, kwam hy Lader by de opening eu keek er in. Daarop schreeuwde hy Evans in woeste vreugde toe: „Kom hier, het is er nog, het is er nog Evans snelde naar hem toe. Daar lagen op en door elkander een groot aantal staven zuiver goud. Bukkende greep hy er een en, de modder met de hand afvegende, tilde by de zware naar binnen, in de vanouds beproefde paardentram Dat kan mooi worden. Maar ook al komt het daar niet toe, is toch een lijn op deu Zylweg voor beiden een dwaashoid. En men zou zich erover verwonderen, dat de speciale tram- commissie, die ook niet uit sukkeltjes bestaat, dat niet inziet, ware het niet, dat van algemoeue bekendheid is de tegenziu, dien de speciale tram commissie koestert voor de concessie aan de Haarlemsche paardentram. Vroeger is al duidelijk gebleken, dat de sympathie vau de commissie ver- zeid is aan die van de heeren Ander- heggen en Neumeyer en dat zij de aanvraag van de Haarlerasehe Tram een spelbreekster vindt, die hot elec trische tramnet hier in de war komt schoppen. Maar daar de voorloopige concessie eenmaal aan de Haarlem- sche Tram gegeven is, kan dc com missie weinig anders doen dan de voorwaarden zóo bezwarend ma ken, dat de Haarlcmsche Maatschap pij die nooit zal kunnen aanvaarden. Op zoo'n manier gooit men de ach terdeur uit, wat men door do voor deur niet kwyt heeft kunnen raken. Evenwel loopt de quaestie niet al leen over den Zylweg. Ik geloof niet, dat de H. T. M. zooveel moeite zou doon voor het zylyntje naar den Zyl weg, wanneer zy niet de hoop koes terde, dat eerlang te zullen kunnen doortrekken naar O verveen en Bloe- mendaal. Dat zou eon goed lijntje worden. Dezelfde overwegiug zullen de hoeren Anderheggen en Neumeyer ook wel by zich hebben voelen op komen. De vraag is nu maarbestaat er in 't algemeen kans op vergunning voor een tram door O verveen en Bloemendaal Hing dat enkel van 't gemeentebestuur af, dan zonder twy- staaf omhoog, uit het gat. Een kleine j doorn prikte hem in de hand, maar hy trok die er uit zonder er verder op te letten. „Zoo zwaar kan alleen goud we» Z6D," zei by opgewonden. Hooker staarde nog naar den doo- deu Chinees. Hy dacht over hem na. „Die moet hier alleen gekomen en door een vergiftige slang gedood zyn," zei hy eindelyk. „Zie eens, hoe ge zwollen zyn lichaam is. Maar hoe kan hy het hier alleen gevonden heb ben?" Evans woog de staaf in zyn han den. Wat gaf hy om een dooden Chi nees. Hem kwelde de gedachte, hoe do staven aan boord zouden worden gebracht. Teil slotte trok hy zyn jas uit en wierp de eerste staaf daarop, toen nog een en nog een. Voor de tweedemaal prikte een doorn hem in den vinger. „Meer kunnen we niet dragen," zei hy en voegde er daarop driftig by: Waar staar je zoo naar?" Hooker keerde zich naar hem toe en antwoordde met een wonk naar het doode lichaam: „ik kan dat niefc goed verdragen het lykt zoo op „Dwaasheid," zeide Evans. „Alle Chineezen lyken op elkaar." Hooker keek hem strak aan. „Ik wou hem toch maar begraven, voor we dat goud weg brengen." „Wees niet dwaas, Hooker," zei Evans. „Help mij liever dat goud naar de boot dragen." Hooker keek nog aarzelend naar den doode, maar op een nieuwe aan maning van EvaDS greep hy de kraag van do jas waarop de staven lagen en tilde die op. Evaus nam liet ande re eind. Nauwelijks hadden zy eukele stappen gedaan, of Evans bleef staan. 'tls vreemd," zei hy. „maar myn armen zyn nog pynlyk van het pa gaaien." Een oogenblik later zei hy weer: „Wat een pyn heb ik. Ik moet even uitrusten." Zy lieten de jas op den grond zak ken. Evans was doodsbleek en het koude zweet kwam op zyn voorhoofd, 't Is beet in dit bosch," zei by. Daarop geraakte hy plotseling in een onredelijke woede. „Moeten we hier den heeien dag blijven staan? Je doet niets dan jam meren over dien dooden Chinees. Help een handje, zeg ik je." Hooker keek strak naar zyn mak ker. Hij hielp de jas optillen, waarop de staven lagen en ze droegen hun vracht zwygend een honderd el ver der. Toen begon Evaus hard adem te halen. „Kun je niet praten vroeg hij. „Wat schoolt je toch zei Hooker Evans struikelde en liet met een- vloek de jas los. Een oogenblik staarde hy Hooker aan en greep toen naar zyn eigen keel. „Kom niet nader," zei bij en zocht steun tegen een boom. „Aanstonds zal het wel overgaan." Maar hy kon zyn evenwicht niet bewaren en gleed zachtjes langs den boom op den grond, waar hy als een bal ineenkromp. Zyn handen waren stuipachtig gebald, zyu gelaat ver trokken van pyn. Hooker naderde hem. „Raak me niet aan, raak me niet aau," riep Evans met een verstikte stem. „Leg het goud weer op de jas." „Kan ik niet iets voor je doeu „Leg bet goud weer op de jas." Toen Hooker daaraan voldeed, voel de bij een p'.ikje in zyn duim. Er zat een kleino doorn iu. Evans slaakte een woeste gil en rolde zich om. Hooker staarde ontzet eerst naar hem, die daar op den grond in yse- lyke stuiptrekkingen lag en keek daarop naar den doorn in zyn hand. Toen wierp hy een blik op het lyk van deu dooden Chinees in de verte. Hy dacht aan de kleine pijltjes, die op de teokening voorkwamen, en be greep nu, wat ze beteekenden. fel, maar zoo eenvoudig is de zaak er niet. Een gedeelte van den weg is in banden Yan particulieren, en 't is geen geheim, dat tot voor korte jaren iedere aanvraag om rails te mogen leggen, onverbiddelijk zou zijn afgewezen. Nu schijnt er een kentering in de opinie te zyn gekomen. Men zegt, dat er wel kans zon wezen om toestem- miug te krijgen, maar men verzekert daarbij, dat hieraan een voorwaarde is vastgeknoopt. Met groot gedreun bolderen, dag in dag uit, de zware wagens van de Bloemendaaische Tram heen en weer, en nu wil het geval, (wat in een kleino plaats wel meer voorkomt) dat er onder de eigenaars van den weg zyn geïnteresseerd by de Bloemendaaische Tram. Men be grijpt na, dat de concessie voor 't leggen van rails en 't berijden daar van alleen zal worden verleend aan hem, die de affaire van do Bloemen daaische Tram overneemt. En my is verzekerd, dat daarvoor veertig duizend gulden gevraagd wordt. De vraag is dus maarwie heeft er geld voor over? De Haarlemsche Tram of de heereu Anderheggen en Neumeyer Ik zou de concessie wil len bevorderen van dengene, die in Overveen—Bloemendaal de vergun ning kan krijgen. Dan eerst kan een goed geheel worden verwacht. In do stad zelf is tot heden even min een goed geheel verkregen. Het volgende jaar zullen we door de stad overal electrische trams zien rijden, maar op het drukste gedeelte de paardentram. Nu we eenmaal aan dit modernste vervoermiddel zyn toege komen, zou ik vragen waarom neemt do Electrische Maatschappij de lyn van de Haarlemsche paardentram Station—den Hout niet over? Rare vraag, zal men zeggeD, en „God helpe me!" zei hy. Want de doorns waren geheel gelyk aan die welke de Dajaks eerst in vergif doo- pen, om za daarna in hunne blaas roeren naar hunne vyanden af te zen den. Nu begreep hy, waarom Chang hi zoo zeker was geweest van de vei ligheid van zyn schat; nu werd hem ook diO 'S doodsgriins duidelijk. „Evans!" riep hy. Maar Evans gaf geen antwoord. Slechts nu en dan kreeg zyn lichaam hevige stuiptrekkingen. In het bosch heerschte doodsche stilte. Toen stak Hooker den duim in den mond en, dien bijtende tot by bloedde, trachtte hij het gif uit te zuigeD. Maar plotseling overviel hem een krampachtige pyn in schouders en armen. Zijn vingers werden styf en bogen niet meer. Hij begreep, dat bij verloren was. Toen hield hy met zuigen op. Ge zeten bij den stapel goud, met de kin in de handen, staarde hy mot wijd geopende oogen naar het lichaam van zyu makker, dat nog altijd bewoog. Op dat oogenblik zag hy weer de gryns van Chang hi voor oogen. De scherpe pijn drong nu door tot zyu keel. Eeu zacht wiudje deed de groene hoornen rnischen en terwijl wittè bloe sems op den grond zweefden, viel hy in zyn doodsstrijd, nevens zija makker neer. Naar het Engelsch. 8 8 n m g L A S Dt Uit de „Staatscourant". Koninklijke Besluiten. Benoemd tot burgemeester der ge meente Krommemo J. C. P. Mossel tot burgemeester der gemeente Frane- ker J. Dirks; tot burgemeester der gemeente Ameland J. A. Dryber, te Schiermonnikoogtijdelijk benoemd tot leeraar aan de Ry'ks H.B. School te Zwolle, dr. J. Heinsius, aldaar met ingang van 6 October opnieuw benoemd tot schoolopziener iu het arrondissement Woerden, C. A. Zel- velder, te Utrecht. De personeele rang van kolonel verleend aan den majoor commandant, met den persoDeelen rang van luite nant-kolonel, M. G. W. A. Schumann, vau de dienstdoende schutterij te Leiden. Goedgekeurd dat M. Tonckens, burgemeester van de gemeente Zuid- wold8, is benoemd tot secretaris dier gemeente. Aan deu Oostindischen hoofdambte naar met verlof dr. Chr. Eykman, laatstelijk directeur van liet labora torium voor onderzoekingen op het gebied van pathologische auatomie eu bacteriologie te Batavia, op zyn ver zoek, eervol ontslag uit deu Indischeu dienst verleend, met ingang van den dag waarop by Let hoogleraarsambt aan de Rijksuniversiteit te Utrecht zai aanvaarden. Min. beschikkingen. Benoemd tot prosector-anatomes tevens custos der kabinetten aan 's Ryks veeartsenijschool to Utrecht, L. G. H. G. van de Pas, veearts te Rosendaal c. a. Raad van State. Openbare vergadering van deu Raad van Stato, Afdeeling voor de geschil len van bestuur, op Donderdag 22 September, des voormiddags te elf uur. H. M. de Koningin heeft benoemd t ot ridder in de orde van den Neder- landschen Leeuw den heer J. A. Fran ken, hoofdcommissaris van politie, te Amsterdam. Atjeh. By de Regeering is Vrijdag het volgende telegram ontvangen „Kedjoeroean BlangKeumala maakte zijne opwachting by kol. Van Heutsz. Overal in de Pedirstreek is het rustig. Wegen van Teupin Raja en van toch is de vraag zoo gek niet. 't Zou niet voor den eersten keer wezen, dat twee concurreerende maatschap pijen in elkander opgingen, om er beiden beter van te worden. Iu dit geval zou de Electrische Maatschap pij de opslokker moeten wezen en de Haarlemsche Tram de opgesloktein de eerste plaats omdat de electriciteit de beweegkracht van de toekomst is en in de tweede, omdat de Maat schappij grooter is, dan de Haarlem sche Tram. Ik zou het zoo dwaas niet vinden ais dat nog eens gebeurde en nu is toch aan 't fantaseeren ben, druk ik erby een lyu van de Electr. Maats, van Overveen op Bloemen daal, aansluitende bij hare lyu langs de Kleverlaan. Zou dat geon aardig cirkeltje wezen? Maar dat gaat alles zoo glad niet, als myn pen schuift over het papier. Er zyn wel meer dingen die Diet glad gaan in de wereld, 't Invorde ren van belastingen bij voorbeeld. Daarom maakt het dan ook een schit terenden indruk, dat de rekeniüg van de gemeente over 1897 sluit met een batig saldo van byua zevenmaal hon derdduizend guldeu. Oppervlakkig zou je nu zeggen als er over den dienst 1897 zoo'n overschot is, dan behoeven we over '98 en '99 geen belasting te betalen. Maar o wee daar komt niet van in. Want hoe komen ze op 't stadhuis aan zoo'n overschot? Omdat er aan den anderen kant van de rekening eenige tonnen gouds staan als over schot van de een millioen achtmaal honderdduizend gulden, die dit jaar, hoofdzakelijk voor de waterleiding zijn geleend en nog aan verschillende buitengewone werken moeten worden Tjot Moeroeng naar Segli nagenoeg gereed. Groote weg naar Padong Tidji is tot naby Beurabo gevorderd". De redactie van de „Presse Inter nationale". „organe des Associations de journalistes", heeft een exemplaar van dat blad, op buitengewoon papier gedrukt en vervat in satijnen stern- pelband, aan de Koningin toegezon den. De opdracht luidt: „Hommage de la „Prosse Internationale" a Sa Majesté la Reine des Pays-Bas". Eene Reriiinerings-medaille. Alle commandanten van schepen, die deelgenomeu hebben aan de vloot- schouw op het Hollandsch Diep zul len vau H. M. eene bronskleurige herinneringsmedaille OGtvangen. Aangezien liet flotielje-vaartuig dor Indische marine Koetei Donderdag van de plaats der revue naar Indie vertrok, heeft H. M. aan boord van het admiraalschip den commandant van de Koetei, luitenant ler zee le kl. Bik, dit lierinneringsteeken uitge reikt. De commandanten, die in de Oranje- Nassauorde benoemd zyn, en de miu- deren die met de medaille in die orde begiftigd zyn, ontvingen die onder- se" eidingsteekenen uit handen van H.M. zelve. Een staatsrechtelij k vraagstuk. Het Handelsblad bespreekt de vraag, door De Tijd gesteld, of alle nog aanhan gige wetsontwerpen, nu Koningin Wil- helmina de regeering heeft aanvaard, dienen ta worden ingetrokken. Het Hand. is van oordeel, dat nu de Koningin al do ministers in hun ambt gehandhaafd heeft, in die daad de stil zwijgende verklaring ligt, dab II. M. de Koningin in 't algemeen de machtiging bekrachtigt, welke onder het regent schap is verleend tot het indienen der nog onafgedane wetsvoordrachten. De omslag der intrekking en weder aanbieding acht heit Hand, van eon con- stitutioneel standpunt volkomen ovei-bo- dig, als met de aanvaarding der regee-, ring niet tevens een verandering van raadslieden der Kroon gepaard gaat. Een geheel ander geval was dat, ver volgt liet Hand. waarvan De Tijd ge wag maaktde intrekking der aanhan gige wetsontwerpen in 't vorige jaar toon een nieuw ministerie was opgetreden. Niet alleen e>en nieuw ministerie, maar ook een nieuwe Kamer ver-scheen toen, die voor een groot gedeelte uit andere leden dan de vorige bestaat. In zulk een geval ligt het voor de Iiand, dat men de nieuwe Kamer in staat stelt de ont werpen van meet af te onderzoeken en haar niet laat voortwerken, op 't geen ten oude, anders saamgesteldei Kamer ten deele heeft voorbereid. Wegens ver andering van ministerie en. van Kamer bestond daarom een jaar geleden vol doende aanleiding tot intrekking der voorgedragen maatregelen. Beiden vor men colleges die eerst na bespreking tus- schen do leden een oordeel vormen, zoo dat liet maken van „schoon schip" ge- wenseht was. Voor de Koningin was dit geheel over bodig. Zij gaf door de bevestiging van j het Kabinet te kennen, dat zij geen al- gemcene intrekking wenscht. Het waro dan ook wel een heel zonderlinge vertoo- ning, als dezelfde Koningin die pas de ministers heeft gehandhaafd, terstond hun eigen voorstellen verklaarde in te trekken, en diezelfde raadslieden dan weder machtigde ze opnieuw aan te biet- den! Wat De Tijd noodig acht ter wille van liet prestige en de zelfstandigheid der koninklijke macht, ware veeleer een zeer geschikt middel om dat prestige te verduisteren onder de schaduw van zeer Chineesch klinkende formaliteiten., welke niets met constitutioneels eischen hebben uit te staan. Toch is er één grond aan te voeren waarop de intrekking en wedciindieiiing kan worden verdedigd en wellicht zal plaats hebben. Een reden echter van louter formeelen aard. uitgegeven, 't Batig saldo is dus net als het mannetje in de maanje ziet het wel, maar'zult het nooit grypen. Vaarwel dns, lieflijke droom van vrydom van gemeentebelasting. Laten we ons liever voorbereiden op het tegendeel, op meer belasting. Het Ryk geeft, zooals men weet, volgens de nieuwe wet op de personeele belas ting, aan de gemeenten eon bedrag. Hoe die berekend wordt zal ik maar niet beschrijven, 'tls een heel iugo- wikkelde historie: er wordt bijgeteld en afgetrokken en vermenigvuldigd en gedeeldkortom de vier hoofd vormen der rekenkunde zyn in deze becijfering in vollo werking. Misschien komt het wel daardoor, dat er een vergissing ontstaan en het cijfer, dat de gemeente zou ontvangen, om streeks dertigduizend gulden te hoog geschat is. „Hoe 'tmooglyk is, dat weten we (niet, „En op wien we het moeten ver balen, „Het blijft toch maar altyd liet (oude lied „De burger die moet het betalen." „Eq dat is maar gelukkig ook," zei Wouter onlangs, „want alsjenueens niet moest betalen, dan zou je je ook niet pleizierig voelen. 'tZouwezeuof je geen burger waart, of je niet mee telt Ik zou de gewaarwording niettemin wel eens willen ondervinden. Je kunt maar niet weten, of 't misschien mee viel. Hoe dat ook wezen mag, we zul len op ons belastingbiljet over 1899 moeten inhalen de dertig mille die we over 1898 te weinig hebben betaald. In verband daarmee gaan er al kwade geruchten over een heel nieuwe Onder het Regentschap zijn alle ont werpen aangeboden, met den aanhef ,,In naam van H. M. Wilhelmina enz., wij Emma... Regentes..." en aldus zijc die ontworpen nog bij de Tweede Kanu* aanhangig. Die aanhef moet thans worden veran derd, nu de aanhangig gebleven ontwer pen als zij tot wet worden verheven zullen moeten beginnen „Wij, Wil- helmina" enz. Wij zouden het echter wel zoo ver. standig achten, dat bij eenvoudige nota's vn wijziging die noodzakelijke verande ring werd aangebracht en de paperassen- hoop der ICaanerstukken niet noodeloos werd vermeerderd. Zooals men weet, hebben niet alle lo den der Eerste en Tweede Kamer op 8 Sept. jl. de verecnigde vergadering der Staten-Generaal bijgewoond, in welke H. M. do Koningin is beëedigd en iuge huldigd. Van de 150 leden waren zeven afwezigen wel de hoeren Smits van Oven, Van Delden en Vaai. Kerkwijk we gens ongesteldheid; dr. Kuypor wegens uitlandigheid hij bevindt zich in Noord-Amerika 'tot het houden van reeds lang toegezegde voordrachten; en eindelijk de heeren Van Kol, Troel stra en Van der Zwag, omdat... ja voor zoover wij weten, schrijft het Hbld., omdat zij het niet met hun geweten konden overeenbrengen tot de inhuldi ging van H. M. de Koningin mede te werken. Niet alle leden hebben dus den eed of de lx.-lof te afgelegd, waarmede zij vol gens den Grondwet- „hoofd voor hoofd' de huldigende woorden van den voorzit ter behooren te bevestigen. Wij hebben vernomen dat naai- aanlei ding hiervan de vraag is gesteld en iu verschillenden zin beantwoordof de zeven leden dear Staten-Generaal, die op 6 Sept. niet in de Nieuwe Kerk aan we zig waren, alsnog gehouden zijn den hul digingseed of de belofte af te leggen' Het Hbld. beantwoordt de vraag o; nahuldiging noodig is ontkennend, en wel op de volgende overwegingen Blijkens de woorden van art. 53 ge schiedt de huldiging „door de Staten- Generaal," als college, namens welk dan ook de Voorzitter de plechtige verklaring uitspreekt. Het voorschrift dat elk der leden dan nog deu eed of de belofte nazegt, schijnt meer een verhooging dei plechtigheid te beoogen, dan den eiscii te bedoelen dat elk lid individueel tot de huldiging moet medewerken en deze daar zonder niet geldig is. Dit collectief karakter der huldiging blijkt o.a. uit de slotwoorden der plechtige verklaring „Wij zweren (beloven)alles te zullen doen wat goede en getrouwe Staten-Generaal schuldig zijn te doen"; en niet „wat leden eener goede en getrouwe Staten- Generaal" enz. Dit blijkt verder ook uit de woordjes ons en wij in de formulie ren. Anders toch zouden die moet-en lui den„Zoo waarlijk helpe mij God al machtig" en „Dat beloof ik." Uit het ar tikel, iu den samenhang zijner deelen, volgt, dunkt ons, dat de huldiging een collectieve daad is van de Staten-Gene raal als vertegenwoordigende het Neder- landsche volk. De andere, letterlijke opvatting zou bovendien tot zeer lastige moeie-lijkhe- den aanleiding kunnen geven. Ware cie inhuldiging eerst volledig, als alle leden er toe medewerkten, dan zou de geheele plechtigheid moeten worden uitgesteld, zoo dikwijls er maar één ontbreekt. De ziekte, oo kde onwilligheid van een en kele, Icon het houden dei- vergadering verhinderen. Dat lean natuurlijk nooit bedoeld zijn. En gesteld, men geeft toe: de vergar dering kon toch doorgaan en eveneens do plechtigheidmaai* men houdt voldat dan de afwezigen later aan de Grondwet moesten gehoorzamen. Dan vi'agen rijhoe kan dat geschieden? De Grondwet kent geen andere wijze van huldigen dan in de Vereenigdo Vergade ring, welke te Amsterdam, moet gehou den worden en in welke de Koningin den eed aflegt. In dezelfde vergadering, zegt art. 53, moeten de leden, hoofd voor hoofd, den huldigingseed of de be lofte uitspreken. Om de afwezig gebleven belasting. Welke is nog niet ver luid. Komt die op de faecaliën mis schien weer voor den dag, in eeo tweede verbeterde, herziene en uitge breide editie Of moet hot een straat belasting gaan worden? Volgens myn raeening zou een belastiDg op de vrij gezellen dan veel praktischer wezen. Deze categorie van menschen is er zeker een. waar je veel goeden en braven onder vindt, maar in de lasten des leveus dragen ze niet gelijkelijk mee. En aangezien ze ook in andere opzichten veel onbezorgder leven heb ben dan wij getrouwden, zou ik heu alvast voor die dertigduizend gulden willen laten opdraaien. Zyn die eeu- maal a&ngezniverd. dau kunnen we later verder zien. Moet or bijvoor beeld eeu nieuwe school gebouwd worden, die kan door de vrijgezellen betaald worden. Is bet nodHig de tractemeuten der politie te verhoogen. dan zyn zij er goed voor. Ik zou het zóóver willeu dry ven, dat zy ten slotte uit wanhoop in bet huwelijks bootje stapten, om aau de kwelling van de vrijgezellenbelasting te ont komen. Mocht een of andere vrijgezel, boos over dit denkbeeld, my Zondag een bezoek willen brengen, dan dèel ik by voorbaat mee, dat ik den heeien Zondag niet thuis en de volgende veertien dagen over de zaak Diet te spreken ben. Na dien tyd zal hjj wel weer gekalmeerd wezen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6