Dercle Blad O e t r o e f di. BEHOORENDE BIJ HAARLEM'S DAGBLAB VAN Maandag 10 Oct. 1898. John William. Gooday zat op zeke ren April-morgen in zijn kantoor aan do markt te Liverpool. In do oogen der handelswereld was de heer Gooday ean vermogend man., in die van zijn vertrouwden bediende en hemzelf was zijn firma, aan den rand des ondorgangs. Niets minder dan een wonder kon haar redden en John wist, dat de tijd dei- wonderen voorbij was. Eensklaps stond hiji op, liep met- snelle schreden naar de tafel en drukte op den knop der daarop staande schel. Een bediende kwam binnen. Saunders, een rijtuig." „Ja, mijnheer", en de deur ging we der dicht, John William Gooday hulclei zich in zijn overjas, trok op do eigenaardige kalme, deftige manier, waarop hij ge woonlijk alles deed, zijn handschoenen aan, nam zijn hoed en stok, daalde de kantoortrap af en stapt:- bedaard in de vïgelantc. na. den koetsier een zeker adres in James Street te hebben opge geven. Do welvarendste firma's drijven som tijds haar zaken in de vuilste donkerste krotten, en du firma Johnson, Dor oil Coi., -.'cargadoors en readers, leverde daarvan een. sprekend bewijs. I-Iet wa,s een zeer aanzienlijke firma., die in het afgeloopem jaar weder buitengewoon goede zaken had gemaakt. Na. den koetsier bevolen te hebben, op hem te wachten, baande Jolui Goo day zich een weg door het netwerk van gangen, dat naar het heilige, dei- heili gen voerde, waar Johnson, Dorell Co.. hun reusachtige zaken draven en hun fortuin vermeerderden. Hij gaf den vergenoegd lachenden bediende zijn kaartje en werd na een oogen bi ik wach- tens in het privaat kantoortje gelaten, waar in het volle besef van rijkdom en macht, Johnson., de geldman en de oudste firmant, en Dorell, zijn deelge noot, troonden. Na een korte inleiding, waarin Goo day, omdat zij hoofdzakelijk over zijn naam, beroep en woonplaats liesp, het onnoodig oordeelde zijn verbeeldings kracht- te laten werken, begon hij do bijzonderheden van zijn voorgenomen relatie met Johnson, Dorell <fe Co., uit een te zetten. „Tot heden was ik gewoon, katoen van Alexandrië te verschepen in dei stoom el's van James Co., maar als gij kans ziet, mijne heeren, mij de noodige voorschotten op ladingen te verschaffen, kunt u ze vervoeren. Op heb oogen blik liggen van mij in. Alcixandrië ter ver scheping gereed twee kluizend balen katoen, waarop ik een voorschot van twee honderd veertig duizend gulden noodig heb, natuurlijk alleen tegen over gave der gewone cognossementen van Alexandrië en met een hoffelijke bui ging en mocht u het wemschelijk oor- deden eerst information omtrent soli diteit enz. mijner firma in te winnen, dan vertrouw ik, dat u alles in orde zult vinden." „Uw firma, staat bij ons als zeer so- liede bekend, mijnheer Gooday, ant woordde de heer Johnson, „ofschoon wij tob heden niet het genoegen hadden u persoonlijk te. kennen." „Welnu," vervolgde zijn compagnon Dorell. „dan zal het ons, na de gebrui kelijke infcrmaliën, wat in uw ge val. mijnheer Gooday, natuurlijk alleen pro forma behoeft te geschieden, een genoegen zijn, u het benoodigde voorschot op ontvangst der documenten van onzen agent- tel Alexandrië, ter hand to stellen." John William Gooday maakte een deftige buiging en verdween. Dicmzelfden avond had hij dringen de zaken, die hem tot den vrosgen mor-! gen stond op zijn kantoor bezighielden. Hij zat te schrijven, niet met zijn ge wone. vlugge, loopende hand, maar wei felend en mot meer inspanning. Wie voor een oogenblik achter zijn kantoor stoel had kunnen staan, zou gezien heb-, ban, dat hij met alle mogelijke zorg c- cn handteekening namaakte, die „Ab dul Pinero" luidde.. Hij spaarde geen moeite bij dezen arbeid en het was reeds lang na twaalven, toen hij zich in de leuning van zijn stoel achterover liet! zinken en het resultaat van zijn nacht werk met. scherp onderzoekenden blik en zaakkundige godkeuring bezag. Twee dagen later ontving hij een sc-hrijvcn van de heeren Johnson. Do rell Co., die hem uitnoodigden, zich te hunnen kantore te willen vervoegen, 'n verzoek waaraan hij onmiddellijk ge volg gaf. Het onderhoud was kort en verzekerde hem d.e toezegging van al zijn wenschen. De firma» was geneigd hem het verlangde voorschot uit te be talen, op ontvangst van het cognosse ment in duplo, uit Alexandrië, dat zij nu tegemoet zagen. Do heer Gooday nam afscheid en ging /terug naar zjijn eiigen kantoor, waar hij een zijner klerken op verstrooi den toon order gaf, een enveloppe aan de heeren Johnson <fc Co., te a dross ee- ren. In deze enveloppe sloot hij vervol gens liet nagemaakte cognossement en schreef daarna een langen gezelligen brief over koetjes en kalfjes aan een zijner vrienden in Alexandrië een vroolijke luchtharb, een zieltje zonder zorgen, die niets zou vermoeden en vroeg hem, in een postscriptum, zoo goed te willen zijn, het ingesloten schrij ven in Alexandrië op do post te bezor gen, op denzelfden dag dat de. boot „Es- trelia" uitzeilde. Na dien bric-f te heb ben verzonden, kuierde hij naar Castle- street en bestelde in een winkel, waar hij anders nooit gewoon was te kcopen, 'een klein, met ijzer beslagen koffertje, dal met dtn meest mogelijken spoed gemaakt en naar zijn kamers gezonden moest worden. Drie weken later betrad Gooday weer liet kantoor-van. Johnson, Dorell Ss Co. De cognossementen waren ontvangen 'en nadat de noodige bepalingen omtrent interest enz., ovei*een gekomen eax ge- teekend waren, nam de heer Johnson een cheque voor honderd twintig dui zend gulden. Dc „Estrclla" werd ten. behoorlijken •tijde gepraaid en de heeren Johnson, Dcrcll Co. zonden een bediende naar lust- dok om de scheepspapieren. De kapitein stond aan dek. toen de bediende Davis heette hij over de verschansing klom. „Goeden morgen, kapitein March," zeido liet jonge mensck opgeruimd. „Gèmovge-n," bromde de kapitein to rug. „Een voorspoedige reis gehad?" ver volgde Davis. „Zoo, zoo." „U hebt ditmaal een zware lading in, niet waar?" „Neen, lichter dan anders." „Maar." zeide Davis eenigszins ver wonderd. „U hebt twee duizend balen katoen aan boord van Pinero Co." ,,'k Heb geen vlok katoen geladen," antwoordde de kapitein. „Wat?" rieip d.e verbaasde klerk. „Weet u dat zeker?" „Wat blitf je? Natuurlijk weet ik dat zeker," bevestigde de kapitein knor rig. „Wie zou het beter kunnen, weten dan ik." „Dan kan ik gerust weer heengaan," zeide Davis. ,,'t Is je geradenzeide kapitein March kortaf. „Wat je zoekt zul je hier toch niet vinden." Davis spoedde zich naar het kantoor van zijn patroons terug, waai' hij niet weinig gejaagd en bevend het niet aan komen. dor verwachtte lading berichtte. Dorell word bleek en Johnsons kleur verschoot tot een vaalgroen. Een spoed-telegram werd aan dc agen ten in Alexandrië gezonden en na ver-j loop van enkele uren weid het antwoord teruggeseind„Geen katoen aan uw adres verladen. Ergens abuis." Binnen vijf minuten reed de heer Johnson in dolle voort naar het Beurs plein, waar hij natuurlijk den heer Gooday niet aantrof, evenmin als een dei' andere heeren van dat kantoor. De kantoordeur was gesloten ein een kaart je, netjes daarop vastgespijkerd, bevat te de mededeeling „Wegens vertrek naar het buitenland voor onbepaalde/u tijd gesloten." Bij den aanblik dezer kennisgeving, stoof dc heer Johnson met zooveel ge- we.-ld het daarnaast gelegen kantoorlo kaal binnen, dat a-l de klerken onthutst van hun kruk opvlogen; maar li ij kon, in antwoord op zijn bijna onverstaan bare vragen, niets anders te weten ko men. clan dat Gooday en Co. nu ruim een week gesloten waren. Bij zijn terugkomst in Jamesstreet bevond de he?r Johnson zich in een staat van verbeten woede- en opgewon denheid, die alle beschrijving te boven gaat. Het was toch reeds bui te gewoon driftig van aard cox liet zich nu in zijn bureaustoel vallen, terwijl hij zijn. hoed togen den grond, smeet, mot don. uit roep „Wij zijn opgelicht! beetgenomen!" Do heer Dorell bleef eenige minuten bleek en zwijgend zitten, maar in elke firma van twee of meer personen, is er gewoonlijk een die praat en een dio lian-j dolt, en de heer Dorell was in deze fir ma altijd de man die handelde. „Wij moesten liever om Bolton zen den," zoide hij bedaard, en Bolton, de beroemde detective word ontboden. Do zaak werd. hem geheel en. al in handen gegeven en na een onderzoek van eenige dagen, ontdekte de firma- John son, Dorell Co., dat zij zeer knaphan dig was opgelicht, daar alle documenten va'sch waren. Johnson's cheque was op den dag van afgifte geïncasseerd gewor den, het geheele bedrag in banknoten, waarvan echter geen enkele nog in Li verpool uitgegeven of gewisseld was. Het vermoeden was dat Gooday ze alle had medegenomen naar Londen, om» ze claar tegen goucl in te wisselen. „Het was met dat doel," zeide Bol ton, „dat het reeds genoemde koffertje met ijzeren beslag, door den berekenen den en begaafden Gooday besteld was geworden omdat honderd twintig duizend gulden, in goud, zooals hij droogjes opmerkte, een tamelijk lastig sommetje is. om op zak te dragen. Ver der word nog uitgemaakt dat Gooday ruim een weck geleden, op zekeren avond laat zijn kamers had verlaten en dat dienzelfden a-vond een heer, wiens beschrijving geheel met de zijne strook te, den nachttrein naar Londen, had ge nomen. „Maar hoef", vroeg Dorell, „is hij aan Pinero's handteekening gekomen om haar na te maken." „Zeer eenvoudig," antwoordde Bol ton, „hij heeft vroeger op kleine schaal met Pinero Co. zaken gedaan en zieh inderdaad waarschijnlijk met behulp van een hunner bedienden, of hoe dan ook, van een paar blanco cognossemen ten weten meester te maken. Geloof mij, dit plan is niet in een paar dagen uitgebroed." „Zoo'n schurk!" raasde de heer John son, met verscheidene krachtige adjec tieven „Ik zal hem nazetten, ik zal hem opsporen al zou het mij mijn laat ste n stuiver koeten. Vind hem mijn heer Bolton en uw fortuin is gemaakt." Twee mannen luierden op zekeren snikhe et en Augustus.vvoiul onder de ve randa der Fonda Alameda, te Malaga. Beiden rookten en uit hun gesprek vie! op te maken, dat zij eerst sedert kort kennis hadden aangeknoopt. „Ja." zeide de oudste der twee. met een sterkten. Amcrikaanscheii neusklank, „ik reis voor mijn plcizier. Ik heb een aardig sommet je in de mijnen verdiend, en ik ben nu van plan het er eens goed van te nemen. In den regel voel ik mij niet zoo plotseling tot iemand aange trokken, maar gij bevalt me. Ik houd van uw slag. Hoe zei u ook weer dat uw naam was?" „Ik heb hem niet gezegd," antwoord-, de dc ander-:, op welluidenden, beschaaf den tcon, „maar ik heet Frederick Steij ne. „Dank u, mijn naanv is Kemp -- IJosiah Washington Kemp. Hier is mijn kaartje. U is een Eiigclschman zen ik denkon V' „Ja, en u is Amerikaan, vermoed .ik?" „Zoo is het," stemde de andere toe, zijn duimen in de armsgaten van zijn vest hakend. „Josiah Washington Kemp, van New-York, Ve-reenigd© Sta ten. U reist zeker cok voor plcizier. veronderstel ik, mijnheer Steijue „Eigenlijk neen," zeide de aangespro kene, terwijl hij aandachtig een nieu we sigaar uit zijn koker uitkoos; „ik ben hier alleen voor zaken. Een van mijn familieledeneen oom van moeders- zij do, is hier kort geleden, gestorven en heeft mij een klein fortuintje nagelaten en nu dacht ik erover, hier, of in Sc- villa, dc eene of andere zaak op touw te zetten." ,.U is zeker in een heele poos niet in Engeland geweest, denk ik mijnheer Steijne vroeg de Amerikaan. „O, neen," antwoordde de andere. „Ik heb Engeland niet gezien, sedert ik er zes jaren geleden ben uitgegaan. Ik zou er liet geld trouwens niet voor heb bed, al verlangde ik liet nog zoo hard. Trouwens, ik heb daar niets meer wat mij bindt." Met deze woorden tilcte hij de ascli van zijn sigaar ©n loosde een zucht. „Zoo!" zeide de Amerikaan. Zij bleven nog eenigen tijd over on verschillige zaken doorpraten; totdat de klok elf sloeg, en zeiden elkander goe den nacht. Naarmate de dagen voorbijgingen. Werden zij hoe langer hoe dikker vrien den en het gebeurde hoogst zelden, dat men hen niet bijeen zag. „Hoor eens Steijne, mijn jongen," begon de heer Kemp op zekeren na middag, terwijl zij onder d.ei schaduw rijke veranda zaten, „ik heb een idee." „Dat h bij den heer Kemp geen on gewoon vi'r. hijnssl," merkte. Slcijnc op, nut een holfel ij ken glimlach. „Ik heb zoo gedacht," vervolgde Kemp ,.u zegt nooit vc.1 van Ma drid gezien te hebben nu. dat heb ik ook niet, maar ik vermoed, dat het c n inttre.--.int plaatsje me i wezen. Waarom zouden wij niet eens vamen een uitstapje daarh .ten makenniet recht toe recht aan. maar met inbegrip van alle belangwekkende, plaatsjes, die wij onderweg voorbijkomen V' „Mijn waarde heer." zeide» dc heer Steijne, een geurig wolkje voor zich uit blazende, „u In bi mij verkeerd begre»- pen, vrees ik. Hoewel het sommetje, dat mijn oom mij beeft nagelaten, voor mij een fortuin vertegenwoordigt, laat het zulke buitensporigheden, als u daar voor stelt, niet toe. Hoeveel genot het uit stapje mij cok zou..." „Poehviel de andere hem plotse ling in de rede, .geen nonsens, asje blieft. Mijn beste Fred, ik heb mevr geld dan ik op leanLaat mij dat zaak je opknappen go zoudl ir mij waar lijk een gunst mede bewijzen; alleen reizen is vervelend genoeg en ik ver zeker je ik heb nog nooit, iemand ontmoet, tot wien ik mij zóó voelde aan getrokken." „Maar beste kerel'" antwoordde Steijne aarzelend. „Ik ik - zou liet waarachtig do', prettig vinden, maar, zie je..." „Komaan! dat is dus afgepraat." zei- do de Amerikaan levendig. „Neen neenik wil van. geen weigering weten. Wij zullen vandaag nog vertrekken -- rf morgen liever. We zullen een koste- lijken tijd hebben." Steijne maakte geen tegenwerpingen meer. Zij vertrokken, den volgenden dag on zij hadden ten koste-lijken tijd. Van Malaga gingen zij naar Granada, Cor dova., Sr villa Badajos, Oiudnd-R. eil Toledo cm deden en route ontelbare andere plaatsjes aan. Zij bezichtigden lliot Alhambra bij maanlicht. Zij be zocht vu stierengevochten, bij dag en ge maskerde bals bij nacht en zij verteer den geld al$ water. Eindelijk arriveer den zij in Madrid en namen hun intrek in de Fonda de Paris, in de Puerto del Sol. Den tweeden dag na- hun aankomst in Spanje's hoofdstad, trad de heer Kemp die eenigen tijd uit was geweest, het koele met marmer geplaveide ver trek binnen, waar zijn reisgenoot met een sigaar tusschen de lippen en een glaasje cura^ao naast zich, behagolijk op twee stoelen lag uitgestrekt en zei de, met vroolijke verrassing in den toon zijner stem „Zeg! treft, dat niet heerlijk! Daar heb ik zoo even dit" en hij hield een geopenden brief omhoog „uit Toledo gekregenhij is van een oud vriend van mij een landsman nog wel dio hier in do laatste maanden met

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 9