Een zaakje met struisvogels De Doode Zee. DOOR H. G. WELLS. „Van dea prys van struisvogels po- sproken ik heb er een gezien, die driehonderd pond had gekost," zeide de vogelman, zich verdiepend in de hericneriugen zyner jonge jaren. „Driehonderd pond, meueerHy keek my over zyn bril aan. „En een anderen heb ik er gezien, die geen vier pond kon opbrengen." Neen zoo vertelde hy verder het was volstrekt geen buitengewoon exemplaar. Het was een dood gewone vogel zelfs een beetje verscbooierd, teugevolge van de zeereis. En hy was ook niet de éénige op de markt. Ze waren met hun vyven. Vyf struisvo gels, zou men denken, konden geen phantasieprys opbrengen. Maar het Ëjuc van de zaak zat. hem hierin, dat een van die vyf een dia:nant had op geslokt Ja ja! Het heerschap, waaraan de diamant toebehoorde, was een zekere Sir Mohini Padishah, een oosterling, op zyuc manier een verbazend groote sinjeur, meteen loolyben, zwarten kop en een hoogen tulband en opdien tulband stak die diamant. Hei lieve vogeltje deed ineens pik 1 en weg was de diamant het keelgat door. En toen Sir Mohini Padishah er spektakel over begon te maken, toon begreep ue vogel dat hy een kwajongensstreek had uitgehaald, en met zyn slee :te geweten liep hy heen en mengde zich onder zijne kameraads, om zyn incognito te bewaren, deuk ik. 't Was alles in een ommezien ge beurd. Ik was er dadelyk met mjju neus by en daar stond die zwarte potentaat te vloeken by al zyne uei- aensche afgoden, en een paar zeelui biel ion zich den buik vast van 't lachen. Het was een curiense manier om een diamant kwyt te raken dat is zeker. Eén van de vyf vogels bad het gedaan maar welke uu juist, dat kon geen mensch meer zeg- geu. want ze leken op elkaar als een ei op een ei. Nu, ik voor my, ik kon er niet om huilen. Ik gunde 't dien zwarten snoeshaan wel. Hy had de lieeie reis al we waren op een oostinjevaarder mot dien diamant geur loopen rnakec. Nu was hy hem kwijt. Zooais n wel begrijpen kunt dat gaf aao boord een heel relletje. Ieder een had er den mond vol vaD. Pa dishah ging naar beneden, om zyn sjagrijn te verzetten. Aan tafel hy at apart, met nog twee andere Hin does stak de kapitein een beetje den draak met hem, en toen werd hy zoo nydig als een spin. Hij speelde dauig op zyn poot eu schreeuwde dat hij de vogels niet van boord zou laten gaan "dat by zyn diamant terug moest hebben dat de diamant ge vonden moest worden anders zon hy een beroep doen op het Hooger- buis en op het J jagerhuis, volgens zyn recht als Britsch onderdaan. Hemel eu aarde zou hy er by te pas brengen. De oppasser van de vogels was een Yun die onverschillige styfkoppen, die naar gteu rede willen luisteren. Hii weigerde botweg aan de beesten een purgeermiddel iu te ge ven wat toch misschien wel 't beste zou zyn geweest. Hij had nu eenmaal in last, om de vogels zóó en zóó te voederen en zóó en zóó te behandelen eu van zyn instructies verkoos hy geen haarbreed af te wyksn. De rest kon hem niet schelen. Padishah wou toen dat er met de maagpomp zou worden gewerkt net alsof men met een struisvogel zoo maar kon doen wat men mei een meusch doet. Nainurlyk had de op passer daar heelcmaal geen ooren naar. Toen hc^ron Padishah het wet- Ha^rlemmer balletjes Een Zalerdagavandpraatje. CCCXLIll. „Vrouw," aai ik Maandagmorgen tot, mijn betere helft, „ik ga vandaag naar Amsterdam." „Mot welken trein V' vroeg 2e. „Voor twaalven, ik kom niet koffie drinken." „Jas hoelaat precies, zei ze, overeenkomstig haar gewoonte om voor allow de bijzonderheden na te vorschen. „Dat weet ik niet. Daar kijk ik nooit naar. Als je naar Amsterdam wilt, dan ga je maar naar het station. Er staat altijd wol een trein ol er komt er een na tian minuten. Ik vat eigenlijk in 't) gehoed niet, waarom de uitgevers van spoorboekjes de treinen naar Amsterdam in hunne dienstregelingen opnemen. Dat is allemaal maar luxe. Er i s altijd een trein voor Amsterdam." ,,'k Vind het niet heel voorzichtig," zei mijn vrouw un schudde bedenkelijk het hoofd. „Ik hou en- van, om precies te weten waarneer mijn trein gaat. Dat rizen op good geluk af mag heel nieu- werwetsch wezon, ik vind het een beet ja nonchalant." Daarmee liep het gesprek af. Ik maakte mijn werk af en wandelde toen naar 't station. Er is iets genoeglijks in, naar 't station te gaan zonder te weten hoe laat je trein vertrekt. Je wandelt zoo rustig verder, zonder angstig te kij ken op ldokken of jo nog den tijd hebt om hem te halenzonder met jezelf te ov<*ri eggen of er een stapje harder moet geloopen worden of misschien zeifs een trammetje gepakt. ITet geeft zoo onge veer dezelfde gewaarwording, als een Amerikaansche mLJlionair moet hebben, dia ewn extratredn heeft besteld ooi zich niet liaast, wetende dat die zonder hem niol vertrekken zal J uist toen ik aan 't loket een kaartja aam, kwam er een trein uit de richting boek er by te Lalen on te dreigen dat hy van rechtswege beslag zou laten leggen op de vogels, om zyn eigendom terug te krygen. Maar een ouwe kuaap aan boord, die van zijn leven nog zoo wat in de rechten ge beunhaasd bad, bracht bem aan zyn verstand dat hem dit niets zou baten, want dat alles, wat door een beest was opgegeten, ipso facto een deel uitmaakte van zoo'n beest, en dat by gevolg meneer Padishah hoege naamd geen recht had op een struis vogel, die hem niet toebehoorde. Het éénige, wat Padishah vrijstond, was het instellen van een eiseh van scha devergoeding en ook die zou waar schijnlijk wordec afgewezen op grond van eigen nalatigheid. Daarover keek Padisbah deerlijk op zjjn Deus te meer, omdat de mees ten van ons 't er Yoor hielden, dat die ouwe heer 't wel bij het rechte eind bad met zijne explicatie. Onder- tusschen bleef de zaak hangende en zwevende, totdat wy eindelijk te Aden kwamen. Hier nam Padishah den op passer onder vier oogeu en deed bem een bod op allo vyf de struisvogels. Maar ook daarmee ving hy siib. Eerst z8ido de oppasser dat de vogels hem niet toebehoorden en uat hij dus net recht niet had om ze te vei koo- pen. Maar later kwam er uit, dat tem al vroeger een bod was gedaan door een halfbloed, een zekeren Pot ter. Eq toen bad jo dc popper. aan 't dansen. Padisha raasde en tierde a's een bezetene eersr tegen den oppasser, en ioeu tegen Potter. Maar wat hielp 't hem Een hod was een bod, zei de oppasser, een woord een woord. En Potter zelf behoefde zich er niets van aan te trekken, want hy was niet aan boord. Het bol was namelijk telegrafisch gedaan en, naar hot scheen, ook aangenomen. Wjj kwamen te Öuez. Daar ver scheen Potter, en Padishah rukte zich letterlijk de haren uit het hoofd, toen Potter feitelijk eigenaar van de vyf vogels werd. Hy bood dea kerel twee honderd en vyftig pond voorde vijf stuks dat was driemaal zoo veel ais Potter er voor betaald had. Maar Potter verklaarde dat men h.era hangen mocht, als hy eene veêr uit zyne handen liet gaan. Hg wilde de vogels een voor een slachten en open- i snyden, om den diamant te vinden, j Later, toen hy er nog oens over ge slapen had, scheen hy tot andere ge dachten te zyn gekomen. Hy was in zyn hart een dobbelaar, die Potter, nief heel zuiver, Daar mc-n zei, op de kaarten. Hy wilde er nu een soort loterij van makeü, om iedereen een kausje te gunnen. Voor de aardigheid bood' by aan, de vogels afzonderlijk by opslag te veilen, met een iuzet van tachtig pond bet stuk. Maar écu, zeide hy, wilde hy voor zichzelf hou den, om óók eeue kans te hebben. U moet weten, die diamant was een steen van groote waarde. Een juwelier van beroep, die by ons aau boord was. bad den steen geschal op tussehen de drie-en-vier duizend pond. U kunt dus begrijpen, dat dat loterjjzaakje in goede aarde viel. Wy hadden er allemaal ooren naar en vonden 't een uitmuntend idee, behalve sinjeur Padishah, natuarlijk, die vei moedelijb voor zyne tachtig pond achter het net zou komen te visschen. Ik had zoo leukweg al eens een praatje gemaakt mot den oppasser vao de vogels, en zoo heel terloops bad ik van hem gehoord,dat een van de vyf niet al te wel was een beetje onlekker misschien ten ge volge van een lichte indigestie. Ik zei niets, maar dacht er het mijne van. De onpasse'ijke vogel had in zjju staart eene veêr, die byna geheel wit was. Daaraan kende ik bem. Den volgenden dag dus, toen de veiling plaats had, bood ik op dien vogel negentig vyf jpond beter Rotterdam, die stilhield. „Kijk," dacht ik, „daar heb ik juist een trein, die van pas is. De dienst HaarlemAmsterdam is toch bewonderenswaardig. Je fluit maar even en er is een trein. Of eigen lijk behoef je niet eens te fluiten, dat doet de machinist wel voor je." Stel u dus mijn verwondering voor, toen de controleur, mijn kaartje knip pende, zei„met dezen trein kan u niet mee. Die neemt te Haarlem geen passa giers op." Ik dacht dat de man een grapje ver kocht, maar ging er niet op door, omdat de tijd me ontbrak. Op 't perron komende zag ik, dat de conducteurs wel personen uitlieten, maar verschillende inenschen die er in wilden, weigerden. De controleur had gelijk. Ten onrechte had ik den bravc-n man van grappen makerij verdacht. De grappenmaakster was de. Hollandsche Spoor, die nu, zoo als mij bij navrage bleek, hare soorten van treinen tegenover passagiers van cn naar Haarlem weer met een heeft vermeerderd. Bij de eerste soort mag jo er te Haarlem in- en uitstappen dat zijn de gewone treinen bij de tweede soort mag je er te Haarlem niet in, en ook niet uit, dat zijn de gewone bliksem- trcinen en bij de derde soort mag je er te Haarlem wel uit, maar niet indat is con pas ontdekt nieuw soort van blik sem trein en en ik was nu, figuurlijk ge sproken, tegen een exemplaar van deze laatste soort aangeloopen. Het wonder- dicT trok er dan ook heel gauw van door en liet mij en een tien- of elftal anderen, als een dozijn uilen in doodsnood op het perron achter. 't Was op de stationsklok vijf minu ten voor tienen. „Och," dacht ik, „over een minuut of tien komt er wel weer een andere trein die gastvrijer is, dan zijn voorganger. Op het perron waren vrijwat mcnsclien. Evenwel nog meer lei.sten, pakken, koffers, manden, fietsen on andere vrachtgoederen, die aan den rechterkant het perron versperden. Ons vrachtgoedcrenkantoor groeit als 't war© dan Padishah. Ik vrees dat ik met myn opbieden wat te gauw eu te hap pig was, want de anderen snapten het en wilden my de vlieg afvangen. Padishah bood op dien vogel als een dolleman. Eindelyk werd de juwelier de eigenaar voor 175 p.st.en Pa disbah riep 180 p.st., juist toen Ue hamer al gevallen was zoo ver klaarde Potter. Iu elk geval do juwelier had hem eu hy baalde 6ene revolver on schoot hem op staan- don voet dood. Potter maakte hierover een heUch lawaaihy bad gewild dat er met- het slachten zou zyn gewacht tot ook de andere vogels verselia- cherd waren. Padishah, zooals u begrypen kunt. stelde zich aan als een idioot. Wy wareo trouwens allemaal half mal van nieuwsgierig heid, toen de opeusnydery begon. Maar geen diamant, boorWie er bly was da* was itIk was zelf tot honderd cu-veertig pond go- gaan voor dien vogel. De jnwelier maakte niet veel drukte over die versnoepte 175 p.st.! hij hield de eer aau zichzelf en dacht: een ander maal haal ik rayue schade wel in. Maar Potter weigerde met de veiling voort te gaan, dan op voor waarde dat de andere vogels eerst na afioop van de bcele auctie moch ten wordeu opengesneden. Dit gaf tot gekakel aanleiding; men kibbelde voor en tegen, eu ouder die be drijven werd bet zóó iaat, dat de zaak tot den volgenden morgen moest wordeu uitgesteld. Het ging dien avond aan tafel erg levendig toe dat kan ik u verzekeren. Maar by s'.ot van rekening kreeg Potter zyn zyn wat dan trouwen?, alles 111 overweging genomeu. niet meer dan biilyk was. Niets toch had hem belet om doodeenvoudig de vogels allo vyf voor zichzelf te houden. Er kwam nog bij. dat de ouwe beer, die beweerde geleerd te zyn iu de wet, allerlei bedeukingen begon op te werpen. VolgeDS hem was het de vraag, of, als do diamant feitolyk in een der vogels gevonden werd, de steen niet behoorde te worden geresti tueerd aan dcu vroegereu eigenaar. Want, zeide hy, zoodra de steen weer uit den vogel was. behoorde hy niet weer tot den vogel, en dan zou dus meneer Padishah weer zijn recht erop herkrijgen, tegen uitkeering van een rechtmatig bergloon aan den vinder. Dit argument gaf op de zaak een heel anderen kijk. Er werd geweldig druk eu heet over gedisputeerd en ten slotte werd er overeengekomen, dat de vogels niet aau boord vau hot schip zouden worden gedood, maar dat elke kooper zijn vogel stil voor zich zelf zou houdeu, om later aan wal, op eigen gelegenheid te onder zoeken of h\j een uil voor eeu valk, dau wel een valk voor een uil go- kocht had. Heel verstandig, niet waar? Op die manier maakte men geen schele oogeu, en de diamant bleef voorloopig waar hij was. Oodertusschen werd er den volgen den dag weer kolossaal geboden. Nu de kans over vier liep, in plaats van over vyf, waren natuurlijk de vogels voor de liefhebbers in waarde geste gen. De beesten brachten door elkaar 227 p. st. het stuk op; en wat ze ker wel opmerke'ijk was aan dien Padishah k wam er geen enkele meer. Die sinjeur bood wel dapper op, maar op 't laatst liet by zich telkeus zyn bod voor den neus wegsnappen eu dau ging hy tekeer, alsof hem het grootste onrecht was aangedaan. Dat was toch zonderling vindt u óok niet En de afloop? zult u vragen. Wel éen vau de vier vogels werd het eigendom van een stillen, leuken officier, die blijkbaar eens een achter deurtje van zyn fortuin wilde opeu- zetten. De tweede werd toegeslagen aan den juwelier, dat den moed nog zijn deuren uit, als een dik man puilt uit zijn nauwe jas. Het stationsplein wordt dikwijls versperd dc-or de opladen de wagenshet perron aan den anderen kant door de goederen, die in 't lokaal zelf geen plaats kunnen vinden, 't Is dan) ook maar goed, dat die tak van dienst waarschijnlijk, ja zoo goed als zeker, verplaatst zal worden naar liet terrein van de Houtvaart bij de Leid- schestraai, waarop de Imperial, wanneer de concessie verlengd geworden was. hare nieuwe fabriek zou hebben ge bouwd- De tien minuten waren om, maar er was nog geen trein naar Amsterdam. Ik vroeg aan een dienstman, wanneer de volgende aankwam en verwachtte niet anders, dan dat hij zeggen zou „daar komt hij den hoek al om. maar in- plaats daarvan kreeg ik koelbloedig ten antwoord„Tien een en veertig." !t Was tien uur vijf. Zes en dertig minuten moest ik nog wachten. Hoe 't kwam weet ik niet, maar ik zag dadelijk den dienst HaarlemAmsterdam in een heel ander licht. Welbeschouwd was ze toch lang niet voorbeeldig ingericht. Treinen waar je voor je onbesnoeide gul dentjes niet eens in mag en dan daarna nog drie kwartier wachten! Neen, ik trek miin lof over de dienstregeling HaarlemAmsterdam onvoorwaardelijk en finaal in, totdat de Hollandsche Spoor haar plicht begrijpt en den heelen dag door van 's morgens zes tot 's nachts twaalf um- minstens zes treinen per uur laat loopen. Eerst als dat gebeurt zal ik eens zien of ik welwillender over de Maatschappij kan gaan denken. Intusschen bleef er niet veel te doen over, dan maar rustig op den trein wach ten. Je kunt wal, in edele vexontwaardi- ging je geld aan de kas terugvragen, maar dan kom je ook niet te Amsterdam en er heen loopen is, zelfs voor een ver ontwaardigd mensch, wat ver. Ik zette mij derhalve op een bankje, waar de stof laag maar een centimeter dik was en keek naar de overwegen. n et had opgegeven. De dei d 3 werd gekocht dour de machinisten iu com pagnieschap. De vierde bleef aan: Potter. En toen nu de veiling afgeloopen was, scheen Potter opeens berouw te krygen. Hy riep die hij gehandeld had als een kiud, dat hy eeu paar durend pond als een gek verspeeld bad, want dat hy altoos ongeluk had i» de lotery, eu dat hy zeker wist ook nu weer een niet te hebben ge trokken. Maar kijk 1 toen ik hein eens nader op den tand voelde, bieek het dat by zyo vierden vogel al onder de hand verkwanseld had aan een zekeren pohtieken meneer, dio naar lodië was geweest om de Indische moraliteit en de sociale kwestie on de hemel mag weten wat nog meer te 'oestudeeren. En dat was de bewuste vogel van driehonderd pond. Wy kwamen te Briudisi. Drie van de vogels gingen daar met hunne eigenaars aan wal. De vierde, die aan de machinisten toebehoorde, bleef na- tnurlyk aan boord. Het arme beest zag er heelemaa! niet naar uit, alsof hy een kostbaren diamant in zyn in gewanden had. Hij stond zoo jam merlijk slap op zyn beeueu. Ik ge loof, dat een mand vol kropsla hem beter zon gemaakt hebben, dau een heele juweliers winkel. Ook .Potter en Padisbah verlieten te Briudisi het schip, l o Hindoe stel de zich aau als half razend, toeD hy zijn diamant, om zoo te zeggen, naar eeo van do vier windstreken zag gaan. Hy gaf zyn adres aan al de eigenaars van de vogels, opdat zy hem den steen, in geval zy hem vonden, nog zouden kannen toezenden als een staaltje van eerlykheid. Nu u kunt u voorstellen, hoe ze hem uitlachten, 't Was eene comodie. z°g ik uHy maakte zich zoo dikIk dacht, dat hy er in stikken zou Te Southampton was ik er nog bij, toen de vogel van de machinisten ge slacht en nageplozen werd. Maar wat er ook in zat geen diamant1 Myn verhaal is uitOf neen toch nog niet heelemaa!Ik moet er nog eeri" kleinigheid aau toevoegen. Eeue week later was ik te Londen. Ik slenterde door de Regent-street en wie, denkt u, kom ik daar tegen arm ia arm, zoo fideel als een paar studenteu, die eens aan den scharrel zyn Padishah eu Potter, hoor Wat blieft u?.... U denkt er 't nwe van Nu ja, ik heb er 00k het myno van gedachtMaar dat blijft onder óns. Want, ziet u die meneer Padishah, was ee.n heel deftige eu voorname Hindoe. Daar is geen twijfel aan. Ik lieb zyn naam herhaal delijk in de couraoteu gelezen. Zoo iemand draagt op zijn tulband geen valsche diamanten dat spreekt toch wel vanzelf.... Of een van die vyf struisvogels inderdaad dien diaraaut, had doorgeslikt ja ja, dat is weer een ander praatje, zooais u te recht opmerkt. Overal, maar vooral in Duitscn- land. heeft de kruisvaart van den Duitschen keizer bizonder do aan dacht op het H. Land doen vestigen. Naar "aanleiding van dezen keizer lijken pelgrimstocht ontmoeten wy in de „Köln. Yolksztg." de volgeude interessante bizonderheden over de Doode Zee. Dat het vasteland zich boven den waterspiegel der zee moet verheffen om land te zyn. ligt voor de hand. Toch zyn er uitzonderingen. Men denke slechts aan ooze Nederlandsche polders, die grootendeels op de zee Uit de verte bezien is dat gedraaf over die overwegen wel een aardig gezicht; iets anders is het, wanneer jo zelf mee- draven moet. Wagens en karren en men sehen, wielrijders, kinderen en honden krioelen er door elkaar op een drafje overheen en nauwelijks zijn ze halfweg, of daar gaat liet belletje van de wach ters, als teeken dat de slagboomen weer zullen neergaan. Van allebei de kanten komen er nog aanrollen, loopen en dra ven, dan gaat de bel weer en de barrière zal inderdaad gaan zakken, wanneer 01* juist nog een haastige voorbijganger onderdoor slipt en naar den overkant draaft, waar de welwillende wachter den slagboom even oplicht, om hem door te laten. Nu komt er langzaam een rangeeren- do locomotief aanrollen. Verderop gaat er nog een, daarachter nog een. Met hun drieën maken ze den indruk van reuzen, die den St Vitusdans hebben en niet. tot staan kunnen komen. Zwaarmoedig steken ze af bij het rangeerende locaal- spoor-locomotiefje, dat met veel bewe ging. als een verwaand dansmeestertje, komt aanzetten. Vier bagagewagens, die een duw hebben gekregen van een dei- zwaar moedige locomotieven, rollen als een zware, domme massa de rails langs en bonzen onnoozel tegen een stilstaan- den zandwagen aan, zooals een versufte koe den neus stoot tegen een steenen muur. Het fluiten van de machines en liet trompetteren van de rangeerders vormt een klankcombinatie, die dewach-; tonde reiziger op den koop toe krijgt, zonder gehoudenheid om er dankbaar voor to wezen. Maar de bel aan den overweg tinkelt weer, de slagboomen gaan omhoog, de stroom van mensch on, dieren en wagens begint aan weerskanten opnieuw te vloeden- Op oens zie ik een oud, wit paard, met een jongen er bovenop, tus sehen de menigte. Ik ken dat beest, ik heb het meer gezien met zijn opgezet lijf, zijn grove pooten en karakterloozen kop, 't k*i ook een broei- van hem zyn veroverd <n door slerke bedij kingen tegen de zee beveiligd zyn en door da vruchtbaarheid van bun bo dem den arbeid en de kosten aan hun behoud nog ijjkelyk beloonen. Doch de geologie en geographie verbalen ons van uitgebreide streken op deu aardbodem, die veel dieper onder den waterspiegel der zee liggen dan de Nederlandsche polders, Zoo ligt de waterspiegel van de Caspische Zee, de grootste binnenzee der aarde, en niet alleen haar waterspiegel, maar ook baar oevergebied in betrekkelijk grooton kring oudor den waterspiegel van deu Oceaan. Het verschil in waterstand van de CaspischeZee met de Zwarte Zee bedraagt niet minder dan 26 meter. Het ontstaan van de Caspische Zee als binnenzee wordt verklaard door; eene in vroeger tyd plaats gehad heb bende losschenriug van d9 Zwarte Zee, voordat deze laatste zich door hst doorbreken van den Bosporus eene verbinding mst de Middel iand- scbe Zee had geschapen. Deze door braak had eene verlaging van den waterspiegel van de Zwarte Zee ten gevolge en door deze verlaging van het waterpeil ontstond de scheiding tussehen de Zwarte en Caspische Zee, terwyl deze laatste by gebrek aau voldoenden toevoer vau water gedeel telik uitdroogde en aldus baar peil zag verlagen. Met de Doode Zee is het eou ander geval. Deze eigenaardige, door Let met haar samenhangend Bybelsch verhaal van de verwoesting van Sodorea en Gomorrba naargeestige Zee, is ont staan door inzinkingen des bodems, welke uit Middel Afrika over deRoode Zee tot in Syrië zich uitstrekken. Heden ten dage ligt de waterspiegel der Doode Zee 893.8 meter onder deu waterspiegel van de Middel laad- sche Zee Wanneer men van het strand der Middellaudsche Zee naar Jeruzalem gaat, klimt men over een afstand van ongeveer 70 kilometer 790 meter omhoog, doch gaat uien dan verder in dezelfde richting, dan daalt men over een afstand van 25 kilometer haast 12 0 meter af. Voor lange jaren was dat anders. Toen reikte bei watervlak van do Doode Zee veel hooger tegen den Jordaan op. Men vindt de sporen van de oever spoeling der zee wel 200 meter boven den tegeuwoordigon waterstand aan de hoog opstijgende rotswanden en trapsgewijze kau men die sporen naar beneden volgen. De aardplooi, die onder den water spiegel van den Oceaan lig ten welks zuidelyk deel nu door de Doode Zee wordt gevuld, strekt zich noordelijk nog verder dan bet meer van Genesa- reth uit, zoodat de bedding van den Jordaan in hoofdzaak ouder den waterspiegel der zee blijft en wel over een afstand van 130 kilometer. Het verschil tussehen het meer van Genesareth en de Middellandsehe Zee bedraagt 256 meter, terwyl daar entegen de Jordaan over de daar aan voorafgaande 18 kilometer een verval beeft van 259 meter. Is nu do Doode Zee door plaatse lijke inzinking van den aardkorst out- staaü, dan heeft bij bare vulling met water de wereldzee niet kunnen me dewerken. Veeleer wordt aangenomen, dat de atmosferische nederslageu, die in vroeger tyd natuurlijk zeer veel sterker moeten geweest zijn dan tegen woordig, het bekken der Doode Zee hebben gevuld. Dit legenwater was natuurlijk zoet water. Wanneer dan het water der Doode Zee nu 24 per cent zoutdeelen bevat en zelfs meer dan éen vierde nit minerale bestaud- deelen bestaat, dan moet de oorzaak daarvan gezocht worden in uitvloeiin gen nit den bodem van het bekken en oxydeering van nit de bedding op duikende mineralen. Uit de vaneeo- gereten lagen der aardwanden, die zijn geweest of een oom of een neef, maar zeker is het, dat ik er van dat buitengewone huis-, tuin- en keukenras een gekend heb. Plotseling schiet mij te binnen waar ik met den edelen schimmel heb kennis gemaakt, 't Was te Valkenburg. En de grauwe gebouwen aan den overkant van de rails maken plaats voor een zonnigen weg, de helling van het station Valkenburg langs de groote hotels van de familie Vossen. De straatweg baadt zich in de heete middagzon. In de verte knallen schoten en schittert nu en dan een trompetsignaal. Er is schuttersfeest. Van den vroegen morgen af heeft men de onbe-schrijfelijkste uniformen door de straten zien dwalen, broederschap drin kende met het zure Limburgsche bier. Te vijf uur zijn de logés uit hun slaap opgeschrikt door een tromgeroffel zoo geweldig alsof de Belzen in aantocht wa ren. Alles voor het groote feest, het landsfeest. Maar daar houdt het schieten op. In hun niet na te zeggen Limburgsch dia lect vertellen de inboorlingen, dat de vreemden nu goed moeten opletten, want de stoet komt door de „stad" naar 't station, om nog meer mededingende vereenigingen af 'te halen. En daar klinkt het weldra rom bom bom in de verte en verschijnt de optocht van de schutters. Voorop de muziek van de vereeniging Walram, dan het rijtuig met de commissie, dan een idem met in 't wit gekleede kinderen en dan de optocht zelf. Ik waag het, daarvan iets te zeggen, hoewel iedere beschrijving ver beneden de belangwekkende werkelijkheid blijft. Daar gaat een tamboer maitre met een onmetelijken stok parmantig zwaaiende, een fantasie-uniform aan van rood en wit en een lorgnet op den neus. Achter hem zijn vereeniging, in 't zwart met een groene sjerp om, sommigen met een ronden hoed, anderen met den hoogen zijden, weer anderen met een pet op. De geweren die ze dragen lijken op ouda zicb nog iiiet weder gesloten hadden stroomden sterke warmwaterbronnen, welke de verschillende zoutou eu gas 1 sen b.v. zwavelwaterstof bevatten. „Eene giftioengster is deze Zee,' t zegt Keppler in zyne Reizen en pel grimstoenten in bet Oosten. „Uaa water is een walgingwekkeude. bit 1 terzoute giftdrank, iu vergelyki^ waarmede het water van den Oceaaj I zoet en smakelyk is. Het in sterk mate in liet water der Doode Z<%' aauwesige chioormagncsium is d oorzaak vau dazen walgelyken smaak Een giftmengster is deze zee. He doet haar goed, de arme visschen 1 dooden, die vroolyk deu Jordaan be- men afzwemmen. Geen planteD* «1 dierenleven bergt zy iu baren schooi Zy moordt uit de verte. In wyda kring doodt zij niet bare giftzoutS pjanten en hoornen. Als lykgebeout j zien er do langs den oever liggend 1 boomstammen en takken uit, die z met hare zouten beeft doortrokke i en uitgebleekt." j Overigens is dat woord van gifi 1 zouten niet overal aan de Doode Ze 1 iu den eiuelyken zin wae.r. Aan oe zuidwestelijken oever en verder nat, 1 bet zuiden naar de Woestyu strek 1 zicb kilometers ver de Sodomsber, i uit, een zontgebergte van ISO ruetei t hoogte. Deze berg bestaat aan zyw s naar de Doode Zee gekeerde zyd i uit zuiver rotszout. Ten gevolge vas s de aauhoudeude verweering en che s raisehe ontbinding ontstaan aan diéi 1 kant geïsoleerde zoutblokken, wie 1 aautal dan eens groot dan weder ge 1 rinfcr is. 1 De plek waar Öodoma en Gomorrbi c eens lagen, toont volgens Blancken i born een aanzieDliike inzinking va: den bodem. Die plek is een uitge f strekt moeras van zoutdeelen door i' trekken en wei zes meter diep. Dez 1 inzinking schynt plaats gehad te heb ben ten gevolge van eeneaardbeviDi s waarby de instorting van eeue aao I zienlijke landoppervlakte tusschem bergen gelegen do vloeibare eu gas d vormige massa's uit het binnenste de z aarde te voorschijn perste en door d e vreeselyko wrijving deed ontvlaoiaiei a in zoover zy daarvoor vatbaar waren Dit alles ging van donder enblikseac gepaard, wat niet zeldzaam by aard 1 bevingen liet geval is. „Doch al deef i ook de Schepper in zyu gerechte! v toorn eon bloeiend en vruchtbaar da li vernietigd, toch had ook zyu vloei scheppende kracht, omdat hy ia zyn 3 plaats een van de wonderbaarste 11a r tuurtooneelen der aarde gesteld beef! t dar, zoowel deu natuurvorscber aho den pelgrim mGt bewondering verg vult." c Voorzeker zal deze bowouderiDjD met ontzetting gepaard gaan. Mei o stelle zich de vreeselyke hitte vooi- diö steeds over de Doode Zee hang! t en den buitengewonen atmosferische! druk in deze diepte, die haast 80il millimeter bereikt. Men aanschouw! v de doode omgeving van de woest ge <i vormde uitgebrande rotsgebergten 9 den doodslaap van het trage watert dat de woedende windstootea vau dei b Sirocco slechts voor een oogeublik ii f beweging brengen kunnen en waariit geen scheepje ooit een voor ploeg! z Deze golven slaan zwaar tegen dia zijden van bet schip, dat zich er op zou wagen en groot zou het gevaaa zyn dat het scheepje door do Wind 11 vlagen zou kanteleu, omdat de kieg iu de zware vloeistof haast niet int zinkt, Een oude stoomboot, die men verleden jaar in de Doode Zee overv bracht om de verbiuding te verge e makkelyken tussehen den mond vaiv den Jordaan en den sterken Turin sc :ed militairen wachtpost in hez Moabietengebergte beeft het spoedip opgegeven. Op den Benedeu Jordaai b vaart wel een kleine stoomboot, waar 1 aan nog een 1 weetal zullen toegevoe^ t worden. Misschien wagen deze ziel f wel eens een eind op de Doode Zei 3 maskerade-musketten. Ze rooken sigare 0 in 't gelid. Nil komt er een heer, roodgi g bruind van de zon, deftig alleen op eef rij. Dat is een hooge, hij heeft de bon vol verworven blikjes, ja er hangen e op zijn rug omdat er op zijn borst gee 1 plaats meer is. Om zijn hoogen zijde i draagt hij een zilveren lauwerkrans. 1 Dan komen er in roodo jassen e 1 witte broeken als Engelsche infanten fl ten. Er heerscht een onbeschrijfelijk 1 vex-scheidenheid van sjerpen, oranjt' roode, blauwe, en gele. Aan het hooi 1 van een bijzonder mooi uitgedoste v«! eeniging gaat er een in Nederlandse! I kolonels-uniform, zich volkomen bewu van zijn waardigheid. Ze zijn trom S opgekomen, de schutter broed ei-s uit dü buurt Daar komt Valkenburg, gin< l gaat Meersen, daar naderen Gulpe:1 Walré, Kerkrad©, Hou them, St. Ge 1 jlach en zoovele anderen. Eu die heé bonte stoet, fier march eer ende achter d' vaandels, trekt voorbij als een kleurii maskerade van groote kinderen, zie vermakende in eenvoudig genoegen. B daar, op een wit paaixl met een dik lij6 grove pooten en een kop zonder eeiiif teekening, gaat er een in den stoet i do uniform van generaal van het N derlandsche leger! Zoo heeft de knol, die over den ove weg trok, mij herinnerd aan een kost lijk tafreel uit den pas vervlogen zomd j Daar schiet, opeens de trein naar Au sterdam voor, zoowaar zes minuten I vroeg, 't Is nog maar 10.35. Toch zijn we te laat vertrokken. 1 weet niet waarom, maai- we reden, zol der zichtbare aanleiding pas 10.48 we Te Halfweg moesten passagiers twee klasse verhuizen naar de eerstei, 0! plaats te maken voor passagiers derd j Elf uur twintig waren we te Amstö dam, anderhalf uur nadat ik mij kaartje had genomen. Voortaan ga. ik niet meer op goed gt luk naar 't station. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6