Een zaakje met struisvogels
De Doode Zee.
DOOR
H. G. WELLS.
„Van dea prys van struisvogels po-
sproken ik heb er een gezien, die
driehonderd pond had gekost,"
zeide de vogelman, zich verdiepend
in de hericneriugen zyner jonge jaren.
„Driehonderd pond, meueerHy
keek my over zyn bril aan. „En
een anderen heb ik er gezien, die geen
vier pond kon opbrengen."
Neen zoo vertelde hy verder
het was volstrekt geen buitengewoon
exemplaar. Het was een dood gewone
vogel zelfs een beetje verscbooierd,
teugevolge van de zeereis. En hy was
ook niet de éénige op de markt. Ze
waren met hun vyven. Vyf struisvo
gels, zou men denken, konden geen
phantasieprys opbrengen. Maar het
Ëjuc van de zaak zat. hem hierin, dat
een van die vyf een dia:nant had op
geslokt
Ja ja! Het heerschap, waaraan de
diamant toebehoorde, was een zekere
Sir Mohini Padishah, een oosterling,
op zyuc manier een verbazend groote
sinjeur, meteen loolyben, zwarten kop
en een hoogen tulband en opdien
tulband stak die diamant. Hei lieve
vogeltje deed ineens pik 1 en
weg was de diamant het keelgat
door. En toen Sir Mohini Padishah
er spektakel over begon te maken,
toon begreep ue vogel dat hy een
kwajongensstreek had uitgehaald, en
met zyn slee :te geweten liep hy heen
en mengde zich onder zijne kameraads,
om zyn incognito te bewaren, deuk
ik. 't Was alles in een ommezien ge
beurd. Ik was er dadelyk met mjju
neus by en daar stond die zwarte
potentaat te vloeken by al zyne uei-
aensche afgoden, en een paar zeelui
biel ion zich den buik vast van 't
lachen. Het was een curiense manier
om een diamant kwyt te raken
dat is zeker. Eén van de vyf vogels
bad het gedaan maar welke uu
juist, dat kon geen mensch meer zeg-
geu. want ze leken op elkaar als een
ei op een ei. Nu, ik voor my, ik kon
er niet om huilen. Ik gunde 't dien
zwarten snoeshaan wel. Hy had de
lieeie reis al we waren op een
oostinjevaarder mot dien diamant
geur loopen rnakec. Nu was hy hem
kwijt.
Zooais n wel begrijpen kunt dat
gaf aao boord een heel relletje. Ieder
een had er den mond vol vaD. Pa
dishah ging naar beneden, om zyn
sjagrijn te verzetten. Aan tafel hy
at apart, met nog twee andere Hin
does stak de kapitein een beetje
den draak met hem, en toen werd hy
zoo nydig als een spin. Hij speelde
dauig op zyn poot eu schreeuwde dat
hij de vogels niet van boord zou laten
gaan "dat by zyn diamant terug
moest hebben dat de diamant ge
vonden moest worden anders zon
hy een beroep doen op het Hooger-
buis en op het J jagerhuis, volgens
zyn recht als Britsch onderdaan.
Hemel eu aarde zou hy er by te pas
brengen.
De oppasser van de vogels was een
Yun die onverschillige styfkoppen,
die naar gteu rede willen luisteren.
Hii weigerde botweg aan de beesten
een purgeermiddel iu te ge ven wat
toch misschien wel 't beste zou zyn
geweest. Hij had nu eenmaal in last,
om de vogels zóó en zóó te voederen
en zóó en zóó te behandelen eu
van zyn instructies verkoos hy geen
haarbreed af te wyksn. De rest kon
hem niet schelen.
Padishah wou toen dat er met de
maagpomp zou worden gewerkt
net alsof men met een struisvogel zoo
maar kon doen wat men mei een
meusch doet. Nainurlyk had de op
passer daar heelcmaal geen ooren
naar. Toen hc^ron Padishah het wet-
Ha^rlemmer balletjes
Een Zalerdagavandpraatje.
CCCXLIll.
„Vrouw," aai ik Maandagmorgen tot,
mijn betere helft, „ik ga vandaag naar
Amsterdam."
„Mot welken trein V' vroeg 2e.
„Voor twaalven, ik kom niet koffie
drinken."
„Jas hoelaat precies, zei ze,
overeenkomstig haar gewoonte om voor
allow de bijzonderheden na te vorschen.
„Dat weet ik niet. Daar kijk ik nooit
naar. Als je naar Amsterdam wilt, dan
ga je maar naar het station. Er staat
altijd wol een trein ol er komt er een
na tian minuten. Ik vat eigenlijk in 't)
gehoed niet, waarom de uitgevers van
spoorboekjes de treinen naar Amsterdam
in hunne dienstregelingen opnemen. Dat
is allemaal maar luxe. Er i s altijd een
trein voor Amsterdam."
,,'k Vind het niet heel voorzichtig,"
zei mijn vrouw un schudde bedenkelijk
het hoofd. „Ik hou en- van, om precies
te weten waarneer mijn trein gaat. Dat
rizen op good geluk af mag heel nieu-
werwetsch wezon, ik vind het een beet ja
nonchalant."
Daarmee liep het gesprek af. Ik
maakte mijn werk af en wandelde toen
naar 't station. Er is iets genoeglijks in,
naar 't station te gaan zonder te weten
hoe laat je trein vertrekt. Je wandelt
zoo rustig verder, zonder angstig te kij
ken op ldokken of jo nog den tijd hebt
om hem te halenzonder met jezelf te
ov<*ri eggen of er een stapje harder moet
geloopen worden of misschien zeifs een
trammetje gepakt. ITet geeft zoo onge
veer dezelfde gewaarwording, als een
Amerikaansche mLJlionair moet hebben,
dia ewn extratredn heeft besteld ooi zich
niet liaast, wetende dat die zonder hem
niol vertrekken zal
J uist toen ik aan 't loket een kaartja
aam, kwam er een trein uit de richting
boek er by te Lalen on te dreigen
dat hy van rechtswege beslag zou
laten leggen op de vogels, om zyn
eigendom terug te krygen. Maar een
ouwe kuaap aan boord, die van zijn
leven nog zoo wat in de rechten ge
beunhaasd bad, bracht bem aan zyn
verstand dat hem dit niets zou baten,
want dat alles, wat door een beest
was opgegeten, ipso facto een deel
uitmaakte van zoo'n beest, en dat
by gevolg meneer Padishah hoege
naamd geen recht had op een struis
vogel, die hem niet toebehoorde. Het
éénige, wat Padishah vrijstond, was
het instellen van een eiseh van scha
devergoeding en ook die zou waar
schijnlijk wordec afgewezen op grond
van eigen nalatigheid.
Daarover keek Padisbah deerlijk op
zjjn Deus te meer, omdat de mees
ten van ons 't er Yoor hielden, dat
die ouwe heer 't wel bij het rechte
eind bad met zijne explicatie. Onder-
tusschen bleef de zaak hangende en
zwevende, totdat wy eindelijk te Aden
kwamen. Hier nam Padishah den op
passer onder vier oogeu en deed bem
een bod op allo vyf de struisvogels.
Maar ook daarmee ving hy siib.
Eerst z8ido de oppasser dat de vogels
hem niet toebehoorden en uat hij dus
net recht niet had om ze te vei koo-
pen. Maar later kwam er uit, dat
tem al vroeger een bod was gedaan
door een halfbloed, een zekeren Pot
ter. Eq toen bad jo dc popper. aan
't dansen. Padisha raasde en tierde
a's een bezetene eersr tegen den
oppasser, en ioeu tegen Potter. Maar
wat hielp 't hem Een hod was een
bod, zei de oppasser, een woord een
woord. En Potter zelf behoefde zich
er niets van aan te trekken, want hy
was niet aan boord. Het bol was
namelijk telegrafisch gedaan en, naar
hot scheen, ook aangenomen.
Wjj kwamen te Öuez. Daar ver
scheen Potter, en Padishah rukte
zich letterlijk de haren uit het hoofd,
toen Potter feitelijk eigenaar van de
vyf vogels werd. Hy bood dea kerel
twee honderd en vyftig pond voorde
vijf stuks dat was driemaal zoo
veel ais Potter er voor betaald had.
Maar Potter verklaarde dat men h.era
hangen mocht, als hy eene veêr uit
zyne handen liet gaan. Hg wilde de
vogels een voor een slachten en open- i
snyden, om den diamant te vinden, j
Later, toen hy er nog oens over ge
slapen had, scheen hy tot andere ge
dachten te zyn gekomen. Hy was in
zyn hart een dobbelaar, die Potter,
nief heel zuiver, Daar mc-n zei, op de
kaarten. Hy wilde er nu een soort
loterij van makeü, om iedereen een
kausje te gunnen. Voor de aardigheid
bood' by aan, de vogels afzonderlijk
by opslag te veilen, met een iuzet
van tachtig pond bet stuk. Maar écu,
zeide hy, wilde hy voor zichzelf hou
den, om óók eeue kans te hebben.
U moet weten, die diamant was een
steen van groote waarde.
Een juwelier van beroep, die by
ons aau boord was. bad den steen
geschal op tussehen de drie-en-vier
duizend pond. U kunt dus begrijpen,
dat dat loterjjzaakje in goede aarde
viel. Wy hadden er allemaal ooren
naar en vonden 't een uitmuntend
idee, behalve sinjeur Padishah,
natuarlijk, die vei moedelijb voor zyne
tachtig pond achter het net zou komen
te visschen.
Ik had zoo leukweg al eens een
praatje gemaakt mot den oppasser
vao de vogels, en zoo heel terloops
bad ik van hem gehoord,dat een van
de vyf niet al te wel was een
beetje onlekker misschien ten ge
volge van een lichte indigestie. Ik
zei niets, maar dacht er het mijne
van. De onpasse'ijke vogel had in
zjju staart eene veêr, die byna geheel
wit was. Daaraan kende ik bem.
Den volgenden dag dus, toen de
veiling plaats had, bood ik op dien
vogel negentig vyf jpond beter
Rotterdam, die stilhield. „Kijk," dacht
ik, „daar heb ik juist een trein, die van
pas is. De dienst HaarlemAmsterdam
is toch bewonderenswaardig. Je fluit
maar even en er is een trein. Of eigen
lijk behoef je niet eens te fluiten, dat
doet de machinist wel voor je."
Stel u dus mijn verwondering voor,
toen de controleur, mijn kaartje knip
pende, zei„met dezen trein kan u niet
mee. Die neemt te Haarlem geen passa
giers op."
Ik dacht dat de man een grapje ver
kocht, maar ging er niet op door,
omdat de tijd me ontbrak. Op 't perron
komende zag ik, dat de conducteurs wel
personen uitlieten, maar verschillende
inenschen die er in wilden, weigerden.
De controleur had gelijk. Ten onrechte
had ik den bravc-n man van grappen
makerij verdacht. De grappenmaakster
was de. Hollandsche Spoor, die nu, zoo
als mij bij navrage bleek, hare soorten
van treinen tegenover passagiers van
cn naar Haarlem weer met een heeft
vermeerderd. Bij de eerste soort mag
jo er te Haarlem in- en uitstappen dat
zijn de gewone treinen bij de tweede
soort mag je er te Haarlem niet in, en
ook niet uit, dat zijn de gewone bliksem-
trcinen en bij de derde soort mag je er
te Haarlem wel uit, maar niet indat is
con pas ontdekt nieuw soort van blik
sem trein en en ik was nu, figuurlijk ge
sproken, tegen een exemplaar van deze
laatste soort aangeloopen. Het wonder-
dicT trok er dan ook heel gauw van door
en liet mij en een tien- of elftal anderen,
als een dozijn uilen in doodsnood op
het perron achter.
't Was op de stationsklok vijf minu
ten voor tienen. „Och," dacht ik, „over
een minuut of tien komt er wel weer
een andere trein die gastvrijer is, dan
zijn voorganger. Op het perron waren
vrijwat mcnsclien. Evenwel nog meer
lei.sten, pakken, koffers, manden, fietsen
on andere vrachtgoederen, die aan den
rechterkant het perron versperden. Ons
vrachtgoedcrenkantoor groeit als 't war©
dan Padishah. Ik vrees dat ik met
myn opbieden wat te gauw eu te hap
pig was, want de anderen snapten
het en wilden my de vlieg afvangen.
Padishah bood op dien vogel als een
dolleman. Eindelyk werd de juwelier
de eigenaar voor 175 p.st.en Pa
disbah riep 180 p.st., juist toen Ue
hamer al gevallen was zoo ver
klaarde Potter. Iu elk geval do
juwelier had hem eu hy baalde
6ene revolver on schoot hem op staan-
don voet dood.
Potter maakte hierover een
heUch lawaaihy bad gewild dat
er met- het slachten zou zyn gewacht
tot ook de andere vogels verselia-
cherd waren. Padishah, zooals u
begrypen kunt. stelde zich aan als
een idioot. Wy wareo trouwens
allemaal half mal van nieuwsgierig
heid, toen de opeusnydery begon.
Maar geen diamant, boorWie
er bly was da* was itIk was
zelf tot honderd cu-veertig pond go-
gaan voor dien vogel.
De jnwelier maakte niet veel drukte
over die versnoepte 175 p.st.! hij hield
de eer aau zichzelf en dacht: een
ander maal haal ik rayue schade wel
in. Maar Potter weigerde met de
veiling voort te gaan, dan op voor
waarde dat de andere vogels eerst
na afioop van de bcele auctie moch
ten wordeu opengesneden. Dit gaf
tot gekakel aanleiding; men kibbelde
voor en tegen, eu ouder die be
drijven werd bet zóó iaat, dat de
zaak tot den volgenden morgen moest
wordeu uitgesteld. Het ging dien
avond aan tafel erg levendig toe
dat kan ik u verzekeren. Maar by
s'.ot van rekening kreeg Potter zyn
zyn wat dan trouwen?, alles 111
overweging genomeu. niet meer dan
biilyk was. Niets toch had hem belet
om doodeenvoudig de vogels allo vyf
voor zichzelf te houden.
Er kwam nog bij. dat de ouwe beer,
die beweerde geleerd te zyn iu de
wet, allerlei bedeukingen begon op
te werpen. VolgeDS hem was het de
vraag, of, als do diamant feitolyk in
een der vogels gevonden werd, de
steen niet behoorde te worden geresti
tueerd aan dcu vroegereu eigenaar.
Want, zeide hy, zoodra de steen weer
uit den vogel was. behoorde hy niet
weer tot den vogel, en dan zou dus
meneer Padishah weer zijn recht erop
herkrijgen, tegen uitkeering van een
rechtmatig bergloon aan den vinder.
Dit argument gaf op de zaak een
heel anderen kijk. Er werd geweldig
druk eu heet over gedisputeerd
en ten slotte werd er overeengekomen,
dat de vogels niet aau boord vau hot
schip zouden worden gedood, maar
dat elke kooper zijn vogel stil voor
zich zelf zou houdeu, om later aan
wal, op eigen gelegenheid te onder
zoeken of h\j een uil voor eeu valk,
dau wel een valk voor een uil go-
kocht had. Heel verstandig, niet waar?
Op die manier maakte men geen
schele oogeu, en de diamant bleef
voorloopig waar hij was.
Oodertusschen werd er den volgen
den dag weer kolossaal geboden. Nu
de kans over vier liep, in plaats van
over vyf, waren natuurlijk de vogels
voor de liefhebbers in waarde geste
gen. De beesten brachten door elkaar
227 p. st. het stuk op; en wat ze
ker wel opmerke'ijk was aan dien
Padishah k wam er geen enkele meer.
Die sinjeur bood wel dapper op, maar
op 't laatst liet by zich telkeus zyn
bod voor den neus wegsnappen eu
dau ging hy tekeer, alsof hem het
grootste onrecht was aangedaan. Dat
was toch zonderling vindt u óok
niet
En de afloop? zult u vragen.
Wel éen vau de vier vogels werd
het eigendom van een stillen, leuken
officier, die blijkbaar eens een achter
deurtje van zyn fortuin wilde opeu-
zetten. De tweede werd toegeslagen
aan den juwelier, dat den moed nog
zijn deuren uit, als een dik man puilt
uit zijn nauwe jas. Het stationsplein
wordt dikwijls versperd dc-or de opladen
de wagenshet perron aan den anderen
kant door de goederen, die in 't lokaal
zelf geen plaats kunnen vinden, 't Is
dan) ook maar goed, dat die tak van
dienst waarschijnlijk, ja zoo goed als
zeker, verplaatst zal worden naar liet
terrein van de Houtvaart bij de Leid-
schestraai, waarop de Imperial, wanneer
de concessie verlengd geworden was.
hare nieuwe fabriek zou hebben ge
bouwd-
De tien minuten waren om, maar er
was nog geen trein naar Amsterdam.
Ik vroeg aan een dienstman, wanneer
de volgende aankwam en verwachtte
niet anders, dan dat hij zeggen zou
„daar komt hij den hoek al om. maar in-
plaats daarvan kreeg ik koelbloedig ten
antwoord„Tien een en veertig."
!t Was tien uur vijf. Zes en dertig
minuten moest ik nog wachten. Hoe 't
kwam weet ik niet, maar ik zag dadelijk
den dienst HaarlemAmsterdam in een
heel ander licht. Welbeschouwd was ze
toch lang niet voorbeeldig ingericht.
Treinen waar je voor je onbesnoeide gul
dentjes niet eens in mag en dan daarna
nog drie kwartier wachten! Neen, ik
trek miin lof over de dienstregeling
HaarlemAmsterdam onvoorwaardelijk
en finaal in, totdat de Hollandsche
Spoor haar plicht begrijpt en den heelen
dag door van 's morgens zes tot 's nachts
twaalf um- minstens zes treinen per uur
laat loopen. Eerst als dat gebeurt zal
ik eens zien of ik welwillender over de
Maatschappij kan gaan denken.
Intusschen bleef er niet veel te doen
over, dan maar rustig op den trein wach
ten. Je kunt wal, in edele vexontwaardi-
ging je geld aan de kas terugvragen,
maar dan kom je ook niet te Amsterdam
en er heen loopen is, zelfs voor een ver
ontwaardigd mensch, wat ver. Ik zette
mij derhalve op een bankje, waar de stof
laag maar een centimeter dik was en
keek naar de overwegen.
n et had opgegeven. De dei d 3 werd
gekocht dour de machinisten iu com
pagnieschap. De vierde bleef aan:
Potter.
En toen nu de veiling afgeloopen
was, scheen Potter opeens berouw te
krygen. Hy riep die hij gehandeld
had als een kiud, dat hy eeu paar
durend pond als een gek verspeeld
bad, want dat hy altoos ongeluk had
i» de lotery, eu dat hy zeker wist
ook nu weer een niet te hebben ge
trokken. Maar kijk 1 toen ik
hein eens nader op den tand voelde,
bieek het dat by zyo vierden vogel
al onder de hand verkwanseld had
aan een zekeren pohtieken meneer,
dio naar lodië was geweest om de
Indische moraliteit en de sociale
kwestie on de hemel mag weten wat
nog meer te 'oestudeeren. En dat was
de bewuste vogel van driehonderd
pond.
Wy kwamen te Briudisi. Drie van
de vogels gingen daar met hunne
eigenaars aan wal. De vierde, die aan
de machinisten toebehoorde, bleef na-
tnurlyk aan boord. Het arme beest
zag er heelemaa! niet naar uit, alsof
hy een kostbaren diamant in zyn in
gewanden had. Hij stond zoo jam
merlijk slap op zyn beeueu. Ik ge
loof, dat een mand vol kropsla hem
beter zon gemaakt hebben, dau een
heele juweliers winkel.
Ook .Potter en Padisbah verlieten
te Briudisi het schip, l o Hindoe stel
de zich aau als half razend, toeD hy
zijn diamant, om zoo te zeggen, naar
eeo van do vier windstreken zag gaan.
Hy gaf zyn adres aan al de eigenaars
van de vogels, opdat zy hem den
steen, in geval zy hem vonden, nog
zouden kannen toezenden als een
staaltje van eerlykheid. Nu u kunt
u voorstellen, hoe ze hem uitlachten,
't Was eene comodie. z°g ik uHy
maakte zich zoo dikIk dacht, dat
hy er in stikken zou
Te Southampton was ik er nog bij,
toen de vogel van de machinisten ge
slacht en nageplozen werd. Maar wat
er ook in zat geen diamant1
Myn verhaal is uitOf neen
toch nog niet heelemaa!Ik moet
er nog eeri" kleinigheid aau toevoegen.
Eeue week later was ik te Londen.
Ik slenterde door de Regent-street
en wie, denkt u, kom ik daar tegen
arm ia arm, zoo fideel als een paar
studenteu, die eens aan den scharrel
zyn Padishah eu Potter,
hoor
Wat blieft u?.... U denkt er 't
nwe van Nu ja, ik heb er 00k
het myno van gedachtMaar dat
blijft onder óns. Want, ziet u die
meneer Padishah, was ee.n heel deftige
eu voorname Hindoe. Daar is geen
twijfel aan. Ik lieb zyn naam herhaal
delijk in de couraoteu gelezen. Zoo
iemand draagt op zijn tulband geen
valsche diamanten dat spreekt toch
wel vanzelf.... Of een van die vyf
struisvogels inderdaad dien diaraaut,
had doorgeslikt ja ja, dat is
weer een ander praatje, zooais u te
recht opmerkt.
Overal, maar vooral in Duitscn-
land. heeft de kruisvaart van den
Duitschen keizer bizonder do aan
dacht op het H. Land doen vestigen.
Naar "aanleiding van dezen keizer
lijken pelgrimstocht ontmoeten wy in
de „Köln. Yolksztg." de volgeude
interessante bizonderheden over de
Doode Zee.
Dat het vasteland zich boven den
waterspiegel der zee moet verheffen
om land te zyn. ligt voor de hand.
Toch zyn er uitzonderingen. Men
denke slechts aan ooze Nederlandsche
polders, die grootendeels op de zee
Uit de verte bezien is dat gedraaf over
die overwegen wel een aardig gezicht;
iets anders is het, wanneer jo zelf mee-
draven moet. Wagens en karren en men
sehen, wielrijders, kinderen en honden
krioelen er door elkaar op een drafje
overheen en nauwelijks zijn ze halfweg,
of daar gaat liet belletje van de wach
ters, als teeken dat de slagboomen weer
zullen neergaan. Van allebei de kanten
komen er nog aanrollen, loopen en dra
ven, dan gaat de bel weer en de barrière
zal inderdaad gaan zakken, wanneer
01* juist nog een haastige voorbijganger
onderdoor slipt en naar den overkant
draaft, waar de welwillende wachter den
slagboom even oplicht, om hem door te
laten.
Nu komt er langzaam een rangeeren-
do locomotief aanrollen. Verderop gaat
er nog een, daarachter nog een. Met hun
drieën maken ze den indruk van reuzen,
die den St Vitusdans hebben en niet.
tot staan kunnen komen. Zwaarmoedig
steken ze af bij het rangeerende locaal-
spoor-locomotiefje, dat met veel bewe
ging. als een verwaand dansmeestertje,
komt aanzetten. Vier bagagewagens, die
een duw hebben gekregen van een dei-
zwaar moedige locomotieven, rollen als
een zware, domme massa de rails langs
en bonzen onnoozel tegen een stilstaan-
den zandwagen aan, zooals een versufte
koe den neus stoot tegen een steenen
muur. Het fluiten van de machines en
liet trompetteren van de rangeerders
vormt een klankcombinatie, die dewach-;
tonde reiziger op den koop toe krijgt,
zonder gehoudenheid om er dankbaar
voor to wezen.
Maar de bel aan den overweg tinkelt
weer, de slagboomen gaan omhoog, de
stroom van mensch on, dieren en wagens
begint aan weerskanten opnieuw te
vloeden- Op oens zie ik een oud, wit
paard, met een jongen er bovenop, tus
sehen de menigte. Ik ken dat beest,
ik heb het meer gezien met zijn opgezet
lijf, zijn grove pooten en karakterloozen
kop, 't k*i ook een broei- van hem
zyn veroverd <n door slerke bedij
kingen tegen de zee beveiligd zyn en
door da vruchtbaarheid van bun bo
dem den arbeid en de kosten aan hun
behoud nog ijjkelyk beloonen.
Doch de geologie en geographie
verbalen ons van uitgebreide streken
op deu aardbodem, die veel dieper
onder den waterspiegel der zee liggen
dan de Nederlandsche polders, Zoo
ligt de waterspiegel van de Caspische
Zee, de grootste binnenzee der aarde,
en niet alleen haar waterspiegel, maar
ook baar oevergebied in betrekkelijk
grooton kring oudor den waterspiegel
van deu Oceaan. Het verschil in
waterstand van de CaspischeZee met
de Zwarte Zee bedraagt niet minder
dan 26 meter.
Het ontstaan van de Caspische Zee
als binnenzee wordt verklaard door;
eene in vroeger tyd plaats gehad heb
bende losschenriug van d9 Zwarte
Zee, voordat deze laatste zich door
hst doorbreken van den Bosporus
eene verbinding mst de Middel iand-
scbe Zee had geschapen. Deze door
braak had eene verlaging van den
waterspiegel van de Zwarte Zee ten
gevolge en door deze verlaging van
het waterpeil ontstond de scheiding
tussehen de Zwarte en Caspische Zee,
terwyl deze laatste by gebrek aau
voldoenden toevoer vau water gedeel
telik uitdroogde en aldus baar peil
zag verlagen.
Met de Doode Zee is het eou ander
geval.
Deze eigenaardige, door Let met
haar samenhangend Bybelsch verhaal
van de verwoesting van Sodorea en
Gomorrba naargeestige Zee, is ont
staan door inzinkingen des bodems,
welke uit Middel Afrika over deRoode
Zee tot in Syrië zich uitstrekken.
Heden ten dage ligt de waterspiegel
der Doode Zee 893.8 meter onder
deu waterspiegel van de Middel laad-
sche Zee Wanneer men van het
strand der Middellaudsche Zee naar
Jeruzalem gaat, klimt men over een
afstand van ongeveer 70 kilometer
790 meter omhoog, doch gaat uien
dan verder in dezelfde richting, dan
daalt men over een afstand van 25
kilometer haast 12 0 meter af. Voor
lange jaren was dat anders. Toen
reikte bei watervlak van do Doode
Zee veel hooger tegen den Jordaan
op. Men vindt de sporen van de oever
spoeling der zee wel 200 meter boven
den tegeuwoordigon waterstand aan
de hoog opstijgende rotswanden en
trapsgewijze kau men die sporen naar
beneden volgen.
De aardplooi, die onder den water
spiegel van den Oceaan lig ten welks
zuidelyk deel nu door de Doode Zee
wordt gevuld, strekt zich noordelijk
nog verder dan bet meer van Genesa-
reth uit, zoodat de bedding van den
Jordaan in hoofdzaak ouder den
waterspiegel der zee blijft en wel
over een afstand van 130 kilometer.
Het verschil tussehen het meer van
Genesareth en de Middellandsehe
Zee bedraagt 256 meter, terwyl daar
entegen de Jordaan over de daar
aan voorafgaande 18 kilometer een
verval beeft van 259 meter.
Is nu do Doode Zee door plaatse
lijke inzinking van den aardkorst out-
staaü, dan heeft bij bare vulling met
water de wereldzee niet kunnen me
dewerken. Veeleer wordt aangenomen,
dat de atmosferische nederslageu, die
in vroeger tyd natuurlijk zeer veel
sterker moeten geweest zijn dan tegen
woordig, het bekken der Doode Zee
hebben gevuld. Dit legenwater was
natuurlijk zoet water. Wanneer dan
het water der Doode Zee nu 24 per
cent zoutdeelen bevat en zelfs meer
dan éen vierde nit minerale bestaud-
deelen bestaat, dan moet de oorzaak
daarvan gezocht worden in uitvloeiin
gen nit den bodem van het bekken
en oxydeering van nit de bedding op
duikende mineralen. Uit de vaneeo-
gereten lagen der aardwanden, die
zijn geweest of een oom of een neef,
maar zeker is het, dat ik er van dat
buitengewone huis-, tuin- en keukenras
een gekend heb.
Plotseling schiet mij te binnen waar
ik met den edelen schimmel heb kennis
gemaakt, 't Was te Valkenburg. En de
grauwe gebouwen aan den overkant
van de rails maken plaats voor een
zonnigen weg, de helling van het station
Valkenburg langs de groote hotels van
de familie Vossen. De straatweg baadt
zich in de heete middagzon. In de verte
knallen schoten en schittert nu en dan
een trompetsignaal. Er is schuttersfeest.
Van den vroegen morgen af heeft men
de onbe-schrijfelijkste uniformen door de
straten zien dwalen, broederschap drin
kende met het zure Limburgsche bier.
Te vijf uur zijn de logés uit hun slaap
opgeschrikt door een tromgeroffel zoo
geweldig alsof de Belzen in aantocht wa
ren. Alles voor het groote feest, het
landsfeest.
Maar daar houdt het schieten op. In
hun niet na te zeggen Limburgsch dia
lect vertellen de inboorlingen, dat de
vreemden nu goed moeten opletten,
want de stoet komt door de „stad" naar
't station, om nog meer mededingende
vereenigingen af 'te halen. En daar
klinkt het weldra rom bom bom in de
verte en verschijnt de optocht van de
schutters. Voorop de muziek van de
vereeniging Walram, dan het rijtuig met
de commissie, dan een idem met in 't
wit gekleede kinderen en dan de optocht
zelf.
Ik waag het, daarvan iets te zeggen,
hoewel iedere beschrijving ver beneden
de belangwekkende werkelijkheid blijft.
Daar gaat een tamboer maitre met een
onmetelijken stok parmantig zwaaiende,
een fantasie-uniform aan van rood en
wit en een lorgnet op den neus. Achter
hem zijn vereeniging, in 't zwart met
een groene sjerp om, sommigen met een
ronden hoed, anderen met den hoogen
zijden, weer anderen met een pet op.
De geweren die ze dragen lijken op ouda
zicb nog iiiet weder gesloten hadden
stroomden sterke warmwaterbronnen,
welke de verschillende zoutou eu gas 1
sen b.v. zwavelwaterstof bevatten.
„Eene giftioengster is deze Zee,' t
zegt Keppler in zyne Reizen en pel
grimstoenten in bet Oosten. „Uaa
water is een walgingwekkeude. bit 1
terzoute giftdrank, iu vergelyki^
waarmede het water van den Oceaaj I
zoet en smakelyk is. Het in sterk
mate in liet water der Doode Z<%'
aauwesige chioormagncsium is d
oorzaak vau dazen walgelyken smaak
Een giftmengster is deze zee. He
doet haar goed, de arme visschen 1
dooden, die vroolyk deu Jordaan be-
men afzwemmen. Geen planteD* «1
dierenleven bergt zy iu baren schooi
Zy moordt uit de verte. In wyda
kring doodt zij niet bare giftzoutS
pjanten en hoornen. Als lykgebeout j
zien er do langs den oever liggend 1
boomstammen en takken uit, die z
met hare zouten beeft doortrokke i
en uitgebleekt." j
Overigens is dat woord van gifi 1
zouten niet overal aan de Doode Ze 1
iu den eiuelyken zin wae.r. Aan oe
zuidwestelijken oever en verder nat, 1
bet zuiden naar de Woestyu strek 1
zicb kilometers ver de Sodomsber, i
uit, een zontgebergte van ISO ruetei t
hoogte. Deze berg bestaat aan zyw s
naar de Doode Zee gekeerde zyd i
uit zuiver rotszout. Ten gevolge vas s
de aauhoudeude verweering en che s
raisehe ontbinding ontstaan aan diéi 1
kant geïsoleerde zoutblokken, wie 1
aautal dan eens groot dan weder ge 1
rinfcr is. 1
De plek waar Öodoma en Gomorrbi c
eens lagen, toont volgens Blancken i
born een aanzieDliike inzinking va:
den bodem. Die plek is een uitge f
strekt moeras van zoutdeelen door i'
trekken en wei zes meter diep. Dez 1
inzinking schynt plaats gehad te heb
ben ten gevolge van eeneaardbeviDi s
waarby de instorting van eeue aao I
zienlijke landoppervlakte tusschem
bergen gelegen do vloeibare eu gas d
vormige massa's uit het binnenste de z
aarde te voorschijn perste en door d e
vreeselyko wrijving deed ontvlaoiaiei a
in zoover zy daarvoor vatbaar waren
Dit alles ging van donder enblikseac
gepaard, wat niet zeldzaam by aard 1
bevingen liet geval is. „Doch al deef i
ook de Schepper in zyu gerechte! v
toorn eon bloeiend en vruchtbaar da li
vernietigd, toch had ook zyu vloei
scheppende kracht, omdat hy ia zyn 3
plaats een van de wonderbaarste 11a r
tuurtooneelen der aarde gesteld beef! t
dar, zoowel deu natuurvorscber aho
den pelgrim mGt bewondering verg
vult." c
Voorzeker zal deze bowouderiDjD
met ontzetting gepaard gaan. Mei o
stelle zich de vreeselyke hitte vooi-
diö steeds over de Doode Zee hang! t
en den buitengewonen atmosferische!
druk in deze diepte, die haast 80il
millimeter bereikt. Men aanschouw! v
de doode omgeving van de woest ge <i
vormde uitgebrande rotsgebergten 9
den doodslaap van het trage watert
dat de woedende windstootea vau dei b
Sirocco slechts voor een oogeublik ii f
beweging brengen kunnen en waariit
geen scheepje ooit een voor ploeg! z
Deze golven slaan zwaar tegen dia
zijden van bet schip, dat zich er op
zou wagen en groot zou het gevaaa
zyn dat het scheepje door do Wind 11
vlagen zou kanteleu, omdat de kieg
iu de zware vloeistof haast niet int
zinkt, Een oude stoomboot, die men
verleden jaar in de Doode Zee overv
bracht om de verbiuding te verge e
makkelyken tussehen den mond vaiv
den Jordaan en den sterken Turin
sc :ed militairen wachtpost in hez
Moabietengebergte beeft het spoedip
opgegeven. Op den Benedeu Jordaai b
vaart wel een kleine stoomboot, waar 1
aan nog een 1 weetal zullen toegevoe^ t
worden. Misschien wagen deze ziel f
wel eens een eind op de Doode Zei 3
maskerade-musketten. Ze rooken sigare 0
in 't gelid. Nil komt er een heer, roodgi g
bruind van de zon, deftig alleen op eef
rij. Dat is een hooge, hij heeft de bon
vol verworven blikjes, ja er hangen e
op zijn rug omdat er op zijn borst gee 1
plaats meer is. Om zijn hoogen zijde i
draagt hij een zilveren lauwerkrans. 1
Dan komen er in roodo jassen e 1
witte broeken als Engelsche infanten fl
ten. Er heerscht een onbeschrijfelijk 1
vex-scheidenheid van sjerpen, oranjt'
roode, blauwe, en gele. Aan het hooi 1
van een bijzonder mooi uitgedoste v«!
eeniging gaat er een in Nederlandse! I
kolonels-uniform, zich volkomen bewu
van zijn waardigheid. Ze zijn trom S
opgekomen, de schutter broed ei-s uit dü
buurt Daar komt Valkenburg, gin< l
gaat Meersen, daar naderen Gulpe:1
Walré, Kerkrad©, Hou them, St. Ge 1
jlach en zoovele anderen. Eu die heé
bonte stoet, fier march eer ende achter d'
vaandels, trekt voorbij als een kleurii
maskerade van groote kinderen, zie
vermakende in eenvoudig genoegen. B
daar, op een wit paaixl met een dik lij6
grove pooten en een kop zonder eeiiif
teekening, gaat er een in den stoet i
do uniform van generaal van het N
derlandsche leger!
Zoo heeft de knol, die over den ove
weg trok, mij herinnerd aan een kost
lijk tafreel uit den pas vervlogen zomd j
Daar schiet, opeens de trein naar Au
sterdam voor, zoowaar zes minuten I
vroeg, 't Is nog maar 10.35.
Toch zijn we te laat vertrokken. 1
weet niet waarom, maai- we reden, zol
der zichtbare aanleiding pas 10.48 we
Te Halfweg moesten passagiers twee
klasse verhuizen naar de eerstei, 0!
plaats te maken voor passagiers derd j
Elf uur twintig waren we te Amstö
dam, anderhalf uur nadat ik mij
kaartje had genomen.
Voortaan ga. ik niet meer op goed gt
luk naar 't station.
FIDELIO.