De Slaapwandelaar. fiaar het Engelsch. "t Schoone stadje Eton nabij Londen gelegen was op zekeren morgen, ran het jaar 1S90 in vreesdij ke opschudding. 't Was verschrikkelijk, in dat stadje "waar oen misdaad in geen tientallen ja ren had plaats gehad, was nu een dief stal van groote beteekenis gepleegd. Do rijke bankier Ewaldt, die zich -eenige jaren geleden uit zijn zaken te- "ruggetrokken had, en nu stil met zijn dienstpersoneel, lxstaando uit eene oude huishoudster eni een bejaarden. knecht, op een prachtig klein villaatje leefde, was voor 200 pond sterling aan bank papier bestolen. Hoe men in huis wad gedrongen kon niet worden nagegaan, alles was geslo ten geen raam geen luik was openge broken, niets was vernield. Velen, die gaarne iets meer van. de zaak wilden weten gingen naar de villa, maar daar bleef alles geslotende hoe ren vam het gerecht waren zooeven aan gekomen en onderzochten alles. Niets echter lekte uit an. na eenige uren werd in het stadje vernomen dat er geen spoor van eenig geweld was waargenomen en dat op het personeel geen verdenking viel. 't Was tien uur, ik zat als sectiechef bij d« detectiven voor mijn schrijftafel het ochtendblad te leren, toen mijn oog op een telegram van den volgenden in houd viel „Eton, 23 Mei 1890. „Voor de tweede maal is hier een groote diefstal gepleegd. Nauwelijks tien dagen geLeden werd er 200 pond stealing bij don heer E. vermist en nu wederom 300 pond ster ling. Green spoor van geweld is aan de brandkast te ontdekken. Nadere bijzonderheden ontbreken" Do deur ging open en de in dienst zijnde detective bracht mij een kaartje met de boodschap dat een heer beneden stond te wachten. Terwijl ik bevel gaf dien heer boven te laten komen, opende ik de enveloppe en het kaartje er uithalend laa ik E. W. Ewaldt dadelijk daarop stond de per soon in quaestio bij mij aan de schrijf tafel. 't Was een nog rechtgaande oude heer, mot diepliggende oogen, die mij naai' het scheen wilden doorboren. „Mijnheer", zoo begon, de eigenaar dier oogen. nadat hem een stoel was aangeboden, „zooals gij misschien uit het voor u liggend morgenblad hebt vernomen, is op mijne villa, te Eton voor do tweede maal in veertien dagen inge broken en een pas de vorige week ont vangen bedrag is spoorloos verdwenen. „Door de politie is reeds alles nage zocht, maar geen spoor van. braak is waar be nemen. Nu kwam ik bij u, als chef deir detec tiven om raad vragen." Ik vroeg hem over de vertrouwbaar heid dor dienstboden en toen ik daarop ten antwoord kreeg, dat hij rijn knecht en meid in alles vertrouwde, besloot ik met den ouden heer mede te rijden oin het terrein dor misdaad zelve te onder zoeken. De oude heer nam toen wij op de villa aangekomen waren afscheid van mij en ik ging eens naar buiten om den omtrek in oogenschouw te nemen. Waarlijk do dieven hadden geen bo ter plokje kunnen uitkiezen. De villa lag even buiten het stadje en aan den zoom van een bosch, het naaste huis was tien minuten verwijderd. Nu naar de keuken, om de dienstbo den te hooren. „Hoe denkt gij dat de dieven in huis rijn gekomen V' zoo was dadelijk mijn vraag toon ik naast den ouden knecht en meid zat. „Den eenigen weg, dien de dief is kunnen gaan is door het raampje van 't kabinet", zoo begon de knecht, „maar de deur die er toegang naar geeft was gesloten en de sleutels van alle deuren rijn aan één ring en deze ligt altijd on der het kussen van -mijnheer." „En bovendien," zoo onderbrak de oude huishoudster, „aan de brandkast is geen spoor van geweld te bemerken." ,,En hoe is de diefstal ontdekt," vroeg ik aan den knecht. „Mijnheer had dien morgen betalin gen te doen en toen hij de brandkast opende om het papieren geld er uit te halen was alles verdwenen." „Ik hielp mijnheer die door den schrik neerstortte op een stoel en stormde naar de politie en het resultaat van diens be moeiingen weet gij reeds," zoo zeide de knecht, „maar wilt gij zelf niet de kamer in oogenschouw nemen?" Het was een prachtige kamer op de 2 do verdieping gelegen, die den ouden heer als slaapkamer diende. In den hoek van het vertrek stond de groote brand kast. waaraan werkelijk niets verdachts te bespeuren viel. Een prachtig ledikant, een paai- stoe len en een mooi oud familiestuk, een boekenkast, voltooiden met eenige fraaie etsen de meubileering. In dan haard lag uitgegaan vuur en eenig verbrand papier. Toon ik daar mijn oog op vallen liet en een nummer meende te kunnen ont cijferen kwam de meid in de kamer en door de trekking van de deur verdween het verkoolde stukje, ik sloeg er verder dan ook geen acht meer op. ,,'t Zal niet andere gaan, gij zult eenige weken lang de wacht in dit huis moeten houden, zonder dat iemand van de bui tenwereld het weet," zeide mijnheer Ewaldt tot mij, toen ik, na eenige uren rijn kamer binnentrad met het niet be moedigend woord „geen spoor of aan wijzing gevonden." Reeds een paar nachten lag ik met mijn collega in een kamer naast die van den ouden heer welks deur in onze kamer uitkwam en welke nu openstond. Den 4den nacht werd ik door mijn makker wakker geschud omdat hij ge rucht meende te hooren aan de brand kast. Opspringen en zacht naar de d'eiur toe- loopen was het werk van een oogenblik doch verbeeld u onzen schrik toen wij den ouden heer zelf een pakje bank noten in de hand zagen houden en het in het wegens de koude in den haard aangelegde vuur zagen werpen. Toen wij den ouden heer aanspraken gaf hij een gil en viel achterover; wij hadden met een slaapwandelaar te doen, die zijn eigen geld des nachts al slapend verbrandde. EDDY. Per» *Bverxic9i1t. Berisping. In liet wetsontwerp betreffende bot straffen eu de strafrechtspleging van jeugdige personen wordt als lichtste maatregel (straf) voorgesteldde be- ispiug. Berisping zal naar het ontwerp altijd moeten worden opgelegd, d.w.z. alternatief met eon andere straf, maar als eenige straf gesteld zijn, in^oval van o er treding, tenzy de beklaagde recidivist is (art, 30 quinquies. 2e lid). En dit geldt tot den 18-j.irigen leef tijd. Berisping zal echter als straf uit gesloten zyn, waar het geldt personen tusschen 14 eu 18 jaren, ingeval van misdrijf. Immers is dan voor personen beneden 1-1 jaren de alternatieve e- dreigieg:- tuchtschool, geldboete of berisping, voor de onderen alleen tuchtschool of ge dboete. Tegen beide bepalingen heeft de N. JU. Ct. bezwaar „Een overtreding is eea licht ver grijp. zal mou zeggen. Zeker, maar sommige overtredingen, b.v. baldadige straatschenderijen of het misbruikeu van trekdieren, staan op de grens van misdryveu. als: mishandeling of zaak- vernieling of dierenmishandeling om uu nog van bedelary niet to spreken. En omgekeerd kunnen misdrijven, b.v. verwonding door onvoorzichtigheid, stroopery, zelfs diefstal onder zoo verschoonende omstandigheden ge pleegd zijn. ook door 15 of 16 jarigen, dat pen berisping v hdoeode zal wezeD. „Eindelijk is het niet goed om by eerste veroordeoling wegens overtre ding den ree ter uitsluitend tot het uitspreken van een berisping te be perken. omdat het zeer dikwijls ge beurt, dat een jeugdige overtreder van de strafwet, nu ja voor de eerste maal voor den rechter komt, maar niet dan nadat hy reeds heel wat Kaariem^ver Halletjes Een Zaierdagavondpraotje CCCXLIV.' De historie van de laatste dagen is doodarm aan nieuws. De kranten zuigen de Dreyfus-quaestio uit. alsof ze een ci troen was cm wanneer Dreyfus van het Duivelseiland terugkeert, mag de Pers hem wel een oaro-ponhouder aanbieden voor al het nieuws, dat hij haar, waar lijk niet met rijn wil en wensch, ver schaft heeft. Maar overigens is er weinig of niets te doen. Het concours van Zang genot is afgeloopen en de St. Nicolaas- drukte neg niet behoorlijk op gang, naar de verzekering der winkeliers, die het weten kunnen.. De koopstorm pakt zich dus waarschijnlijk samen tegen de vol gende week. Dan maken de metrisch en queue in de winkels, kunnen niet be hoorlijk alle» zien, knopen daardoor .mc*srmalen niet precies datgene wat hun liet beste lijken zou. houden den winke lier cai rijn personeel van tien uur 's tra argons tot elf uur 's avonds op de been ►en noodzaken hem den nacht voor pak- Tcen te gebruiken, zoodat hij aan behoor lijken slaap niet toekomt. „Waarom," -zoo vragen we elkander af, „waarom doen we onze inkoopen niet wat vroe ger? Waarom stollen we dat juist tot het laatste oogenblik uit?" De eenige -verklaring is, dat de mensch eenmaal geneigd ij tot verschuiven van dingen, die hem eenige moeite en... wat gold kosten. Zoo rijn er, dia het betalen van Jinn belasting altijd wel zouden willen misdreef, dat öf Diet ontdekt werd óf door het Openbaar Ministerie werd door de vingers gezien. „Ons komt het voor, dal eeu wet, die dergelijke banden den rechter wilde aanleggen, de werkelijkheid, zoo ten ooguoste als teu gunste van de be klaagden, iuderdaad miskennen zou." Een noodkreet. Dr. Sc-haepman spoort in het jaar verslag der Vereeniging lot bevorde ring van katholiek bijzonder onderwijs ia het aartsbisdom Utrecht aan tot meerderen steun, ten einde dien scho len het Rijkssubsidie te doen behou den. Zooals men weet, eischt de wet dat 1 Jan. 1899 het personeel der scholen voltallig moet zijn. Het was mijn voornemen, zegt dr. S., van het recht var. iuitiatief gebruik te maken en aan de Regeering voor te stellen, in overleg met de Ötaten- Generaal den fatalen termijn te ver schuiven, op de eene of andere wijze. Ook had ik een uitbreiding van de wet-Lobman overwogen. Met goede of kwade kans viel het te wageu en het mislukken was op zijn ergst een teleurstelling, nooit eeu nederlaag. Maar ik ben anders te rads gewor den. Bij de grondwets-herziening vau '87 zeide de leidende staatsman dier dagen, dat het verleenen van subsidie aan de bijzondere scholen zou doen zeggen „het mooie is eraf." Men noemde dat een gevleugeld woord. Het ligt nu zoo plat op den grond, dat men mag betwijfelen of het ooit meer dan een pad is geweest. In het woord ligt echter een waar schuwing. Tot heden bleef het onwaar, want de voorstanders van het bijzon der onderwijs hebben steeds gezorgd dat het mooie er bleef. Maar nu by den laatstee termijn moeten zy toouen dat zy kunnen volharden. Yoor de bezoldigingen van de ontbrekende on derwijzers moet het geld er zijn. Deze eisch moet by ons alten als de oersie en hoogste eisch geiden. Het is een eisch van eere en een eisch van wijs heid. Van wijsheid ook en vooral. Wan neer het blijkt dat niet iu het ont breken der bezoldigingen de oorzaak vau het ontbreken der onderwijzers ligt, dan wordt de toestand anders. Dan zal men tot. een wetswijziging moeten besluiten. Eu indien van Re- geeringswege daartoe niet besloten wordt, dan zal men met meer kracht en klem van redenen kunnen vorde ren, dat niet als onwil worde gestraft wat onmacht is. Op den duur vindt zulk eeu eisch van recht en billijk heid iu een Nederlandsche Kamer altijd weerklank. In het belang niet van deze of gene school, maar van het geheele bijzon der onderwijshet geld moet er zijn. Dat dr. S. nogal te klagen heeft over de offervaardigheid der katholie ken meenen wy uit de volgende zinsnede van het jaarverslag te mogen opma ken Hoe lang, ja hoe lang zal liet nog, ook in het katholieke Nederland, aan de overtuiging ontbreken dat de school de toekomst is? Wij hooren het, wy juichen het toe, wjj zeggen tiet na, wjj herhalen bet eu wij zeggen hei weder, maarwjj vergeten altijd den schoolpenning. Zou men uiet eindelijk eens leeren inzien, dat, in ODzen tijd de school een levensnoodzakelijkheid geworden is Waarlijk, ik geloof niet aan de zalig makende kracht vau het onderwijs alleen. Maar ik kan niet anders dan wèl weten, dat de opvoeding ic ooze dagen zonder de schooi in breede, breede kringen waardeloos geworden is. Ontbreekt, mag meD zeggen. Scho len zjjn noodig, on katholieke scholen bovenal. Waar zy mogelijk zyo, mogen zij niet ontbrekeu. God geeft Zijn genade niet, waar de mensclielyke kracht zorgeloos slaapt. In nood geeft Hjj Zijn hulp in zwakheid staat Hij bjj. Maar meuschelyke vadsigheid en menschelyke bekrompenheid hebbe-; niets anders te wachten dan bescha rning en machteloozen rouw. verschuiven, en maar liefst in 't geheel niet willen betalen, wanneer daar niet was de belastinggaarder met, zijn Waar schuwing en rijn Aanmaning en rijn Dwangbevel. Maai* waarom getroosten zich de mcosten, de twee eerste papier tjes bij eiken termijn afwachtende, telkens vijftien cents méér te betalen, dan noodig is, terwijl ze toch vooruit weten, dat ze betalen moeten Ziedaar een raadsel, dat ik aan de liefhebbers van charades tor oplossing gracieiuselijk aanbied. „Als dat het grootste wereldraadsel was," zei Wouter, dien ik deelgenoot maakte van deze opmerking, „dan zou de raadselachtigheid van 't leven voor den zwakken sterveling nog wel te over zien rijn. Ik heb een andere noot voor je te kraken. Hoe komt het, dat terwijl verreweg de moeste menschen, wanneer je ze elk afzonderlijk spreekt, een sym phonic van Von Beethoven te lang vin den, zo op een concert- waar die uitge voerd wordt, met verbazende aandacht ritten te luisteren en daarbij gezichten trekken alsof ze willen zeggen„hoe heerlijk, hoe prachtig, hoe verrukkelijk, hoe overweldigendWat een heros is die Beethoven tochInwendig denken ze: „wat duurt dat weer lang, komt er nooit een einde aan dat allegro'k Wou, dat we al aan de wals toe waren." En dan kijken ze met steelsche blikken naar een walsje van Strauss, dat op de sym phonic zal volgen." Ik wou hem in zijn vaart stuiten, maar hij ging voort„Ik kom er rond voor uit, ik kan die aymphonieën niet verdragen. Ze rijn me te machtig. In vroeger ja ren, zie je, toen ik dus nog wat jonger was, zei ik wel eens tot mijzelven, bij het zien van al die verrukte gezichten om me heen„je moest je schamen, om je te vervelen, als iedereen zich amuseert. Dat komt in de wereld niet te pas. Wou tertje. Je doet zooals de anderen doen, begrepen Den volgenden keer probeer de ik ook om verrukt te kijken, denken de dat ik dan misschien meteen het mooie van een symphonie wel beginjpen zou. Maar nee hoor, 't eenige wat ik 's avonds van die symphonie mee naar huis nam,, was kramp in mijn gezichts spieren, door de inspanning van dat verrukt' leij ken. Den volgenden dag ontmoette ik een van mijn kennissen, die ook zoo ver rukt had zitten kijken. „Hoe vond je het concert vroeg ik. „Heel mooi," zei hij, „maar dé symphonie was wat lang!" „Dat zijn symphonieën gewoonlijk," zei ik. „Ook waar," antwoordde: hij, „dat vind ik ook juist de schaduwzijde van een symphonie." „En je zat toch zoo verrukt te kijken," zei ik weer. „Zat ik?" vroeg hij, oprecht verbaasd. „Dat wist ik niet, ik dacht, dat ik gewoon keek." Dat is het hem juist, FideJio. Wij menschen hebben niet als Janus uit de mythologie twee aangezichten, we heb ben er wel twintig. Op straat trekken we een gezicht vol waardigheid, niet norscli of onvriendelijk, maar toch ook niet al te lacherigzóo, dat een ander voorbijganger moet komen te denken „die daar is niet maar de eerste de bés te." Op een vergadering trekken wo een deftig gezicht, als can te kennen te ge ven, dat alle wcreldsche nietigheden uit Een aport-abcea. De training voor den zesdaagschen wedstrijd te New-York is in vollen gang. Sedert Juli zijn tal van langen-afstand- ijders aan het werk om zich op deze verbazende inspanning van hun lichaam voor te bereiden- Dat begint met ijverig rijden op deai weg; in de eerste maand worden dagelijks een 80 KM. afgelegd. Die afstand wordt steeds grooter geno men, en eens in de maand, aanvanke lijk langzaam, later sneller, rijden zij 24 uur achtereen. Het pijnlijke drukken van heb zadel is wel het hoofdbezwaar van den zesdaagschen wedstrijd. Menig een hoeft het vroeger om die ondragelij ke pijn moeten opgeven. Maar daar hebben zij nu een nieuw middel op ge vonden, dat volkomen afdoende moet zijn. Zij leggen het zadel in kokend war ter, totdat het leer tamelijk week is; dan bevestigen rij het weer aan het wiel en beginnen dadelijk hun dagelijkschen. toer te maken. Wanneer dit eenige mar Ion herhaald is, heeft het zadel geheel den vorm van het lichaam aangenomen. Ook voor de spijsvertering hebben de deelnemers heel wat voor te bereiden zij moeten zooveel mogelijk doorvoed zijn, omdat er zoo geweldig veel van het lichaam wordt gevorderd. Dan moe ten zij eraan wennen, gedurende het rij den voedsel tot zich te nemen. Ongeveer oen maand voor den wedstrijd wordt er een generale repetitie op de renbaan gehouden, Waarbij minstens 500 mijl (ruim 800 KM.) moet worden afgelegd zonder rust. Door geregelde, maar niet al to zware training, moet het lichaam in conditie komen. Ook lange, verfris- schendo nachtrust, waardoor de zenuwen worden gestaald, moet zeer nuttig zijn.; op de zenuwen vooral komt het immers aan, het- lichaam werkt, in zoo'n wed strijd alleen automatisch. Voorts moet ieder rijder over vijf fietsen beschikken, die in 3ile details worden gekeurd. Bij een ongeval moet er dadelijk een ander wiel klaar zijn. Dan. hebben zij eenige zadels en stuur stangen van verschillende constructie en vorm, en hoog en laag gestelde ma chines, opdat rij nu en dan door een andere houding aan te nemen, wat kun nen rusten. Do trainer heeft het voorts druk met het uitzoeken van doelmatige spijzen en dranken voor rijn beschermeling; geen kleinigheid als men nagaat de on gelooflijke massa's die Miller, de vorige winnaar, gedurende die zes dagen heeft verzwolgen. Hij heeft toen voor niet minder dan f 2400 onkosten gehad, maar hij verdiende ook f 8875 'n mooie som om je verstand, je leven voor op 't soel te zetten RECHTSZAKEH. Een ontrouw gevangen bewaarder. Donderdag had zich voor de recht bank te 's-Gravenhage te verantwoor den de gevangenbewaarder in de ge vangenis te Sclieveningen, beklaagd van als ambtenaar giften, als koffie, bier eu sigaren, te neblnu aangeno men vau de vrouw vau ecu gev&ogeoe, ten einde daarvoor in strjjd met. zyn plicht voor dien gevangene ia ontvangst te neuten en aan hem te overhandigen verschillende eetwaren als anders zins. VaD meening dat de door bekl. ge pleegde feiten voorbeeldig behooren te worden gestraft, en dat beklaagde van het in hem gestelde vertrouwen jammerlijk heeft misbruik gemaakt, drong het openbaar ministerie op het opleggen van een zware straf aan en eisch te een gevangenisstraf van drie jaar. De verdediger, mr. de Wys, trachtte aan te toonea dat beklaagde niet als ambtenaar kan worden beschouwd ou daarom dus niet wegens bet aanne men van giften als ambtenaar, zoon! hem is ten laste gelegd kan worden veroordeeld. In deze zaak was de vice-president van de rechtbank, mr. Vau Heusde, getuige, ten einde als voorzitter van het college van regenten over de ge vangenis verklaringen af te logge: ons brein verdwenen en vervangen zijn door hoog ernstige gedachten. Zelfs het glas bier dat we daarbij drinken, wordt met langzame en waardige bewegingen opgeheven. Op een bal wordt wéér een ander gezicht gezet. We fatsoeneeren dan ons uiterlijk in een glimlachplooi, die be stemd is cm uit te drukkenwat is 't hier prettig, wat brandt het licht goed] wat is de muziek gezellig en wat rijn do jonge dames, die ik ten dans vraag, aanbiddelijk! Ik herinner me dat ik na een bal dat den heelen nacht ge duurd had, minder last had van ver moeidheid van mijn beenspieren, dan wol van de inspanning die 't me kostte om van mijn balgezicht weer een straat- geziclit te maken. Dat er een begrafenisgezicht bestaat weet je zoo goed als ik. Je kunt ze lede ren dag bovenop de rompen van onze Haarlemsche lijkbezorgers over de straat zien gaan. Voor den opmerkzamer) toe schouwer staat op het begrafenisgezicht dikwijls te lezen „ik heb den doode wel van mijn loven nooit gesproken, maar ik vind sterven toch over 't algemeen een treurige zaak." Vervolgens is er nog het gelegenheids- gezicht, ook een welbekend genre. Dat is het gezicht, dat de menschen aan trekken voor recepties, verjaardagen en merkwaardige dagen, zooals de Oude jaarsavond. Het gelegenheidsgericht is half ernstig, half vroolijk. 't Is of men er mee wil uitdrukken „voor schater lachen is 't nu geen tijd. maar er be hoeft ook niet somber gekeken te wor den." En dan kctm ik zoo eindelijk aan het conoertg«fincht met betrekking tot de aanstelling enz. van bekl. De rechter, mr. de la Bassecour Caan, trad daarom als waarnemend president der rechtbank op. Uitspraak over veertien dagen. Mieuws. Een merkwaardig ma Birmingham staat op het punt een van zyn merkwaardigste stedelijke beambteD te verliezen. Zyu naam is Grubb, en hjj kao op een vyftigja- rigen diensttijd terugzien, gedurende welken hij in het onderaardsche ka- nalennet der stad eerst als arbeider en daarna als inspecteur is werkzaam geweest. Volgens schatting heeft Grubb dagelijks ongeveer zeven Eu gelscbe mijlen van het onderaardsche Birmingham doorioopen, zoüdat ny sedert zyn in dieDSt treden een „tramp" van ongeveer 100.000 mijlen onder het straatniveau atgelegd heeft. Er zal niet licht een andere maa te vinden zijn, die 50 jaron lang onder zulke ongezonde verhoudingen is werkzaam geweest on toch nooit ern stig ziek was. Grubb heeft zijn leven meer dan eenmaal op het spel gezet, met duizenden in 'l nauw gedreven hongerige ratten te doen gehad en in een atmosfeer gearbeid, die weinig boter is dan die vau het moordende) Soedan. Bij zyn in dienst treden be zat Birmingham ternauwernood een eeuigszins voldoend kanalisatie sys teem, terwijl men thans zijne moderne catacomben van het Oosten naar het Westen en van het Noorden naar het Zuiden doorioopen kan. „Vele kanalenreinigers," zoo ver haalde Grubb aaa een interviewer, „zijn doodsbenauwd voor ratten, en deze zijn, wanneer ze bij honderden in >ie engte gedreven worden, ook werkelijk niet te verachten tegeustau- standers. Er is maar één middel ooi met hen om to springen. Gesteld, men bevindt zich tegenover zoo'n „un- heimliche" rat, die door de eene of andere oorzaak in 't nauw gedreven is. Het beste m zoo'n geval is, de lamp uit te blazeD. de voeten vast. tegen den eenen wand van het riool eu dr, handen tegen den andereu waqd te klemmen, en zoo lang ais noodig is in deze houding to blijven slaan. Deze houding geeft den ratten een opeu passage. Ouder tusschen slaat een van de lieden met een schoffel in het water, daardoor een helsch lawaai veroorzakende, dat nog door hard schreeuwen versterkt wordt. De ratteD, bewust van een dreigend ge vaar, stormen hals over kop door de enge passage. Die, welke binnen het bereik van dei schoffel kotnen, wor den gedood, maar de rest zet zyu vlucht ten hoogste verschrikt en in hun doodsangst luid piepend voort. We doen daarbij menige leelyko beet op, maar bet is in 't algemeen nog net beste middel, dat ons voor de tanden van de bruine eu zwarte kna- gers behoeden kan. ,,Een ander groot gevaar voor ons is 'het water, wanneer het na een he viger. plasregen door do riolen st' oomt. Eens, tijdens een algemeene overstrco- miog van het kaualeuóet, overschre den ik en een aader man bijna de grens vau leven en dood. Het water kwam met een vreeselyk geweld achter ons aangestroomd, eu wjj moesten ooi ons leven looperj. om de naaste schacht te bereiken. Tot aan den gordel reikte ons reeds het drabbige nat. toen het mijn kameraad gelukte, hef ou derste eind van de schacht te bereiken, en hij klauterde mei behulp van een hein vau de straat toegeworpen touw snol uit hei, riool, maar ik werd door de stroom achterhaald en meegesleurd, eu wel met zoo'n geweld, dat ik door de nauwe opening in de hoogte op straat geworpen werd, gelukkig zon der mij ernstig bezeerd te hebben, 't Had maar weinig seconden gescheeld of ik was op een vreeseljjke wijze om het leven gpkomen." Een goede administratieve grap wordt uit Dison gemeld. De meerder heid van den Gemeenteraad is socia list evenals de twee schepenen. De burgemeester is doctrinair. Nu vonden Dat gericht is er een van ontspanning. De spieren, die den heelein dag allerlei functiën hebben moeten verrichten, ko men dan in hunne natuurlijke huids- plooien terug en het hooren van muziek zou dan ook voor den mensch een tijd perk kunnen wezen van absolute rust, wanneer de symphonie er maar niet- was. Maar als die eenmaal aankomt, dan is het met de. rust gedaan en wordt het gericht getrokken dat ik het sympho- nia-gezicht zou willen, noemen. Na deze opsomming van gezichten wil ik je wel verklaren, dat ik er niet inter invlieg. Wanneer er ergens op een programma een symphonie voorkomt, dan ga ik de concertzaal stilletjes voor bij. En dat zouden met mij een heelebccl menschen doen, wanneer het niet mode was, je begrafenisgezicht, gelegenheids- gericht en symphoniegezicht op ver schillende plaatsen te vertoonen." „Heu, heu," zei ik, toen Wouter ein delijk zijn woordenstroom afbrak en adem haalde,,'t is best mogelijk, dat jij het niet mooi vindt, omdat je het niet begrijpt. Maar wat de kenners van zeggen, daar komt het op aan." „Gelijk heb je," zei Wouter Kalmpjes. „Ik heb dan ook eens gevraagd aan. een musicus hier uit de stad„vertol ma nu eens, waarin zit het mooie van de symphonieën van Beethoven?" „Wel," antwoordde hij, „hoofdzakelijk in de manier, waarop hij zijn thema weet te varieeren." „Goed," zei ik, „dat is afgesproken- Maar laat ons nu eens zien, hoe dat beginsel kaïn worden toegepast op het dagelijkseh leven. Ik zeg bijvoor beeld .Haarlem is toch een. mooie stad.' „Ja-wel," Kg jij dan, „dat ia aaa.' de twee schepenen goed, de vrijwil lige pompiers der gemeente een costuam te geven en tevens zichzelveu tot kapiteins te benoemen, alles zonder burgemeester, noch raad hierover te kennen. Toen de kleoren gemaakt waren, kwam de rekening1100 fr., in liet gemeentehuis aan en de raad moest over eon crediet stemmeD, door de^«r schepenen voorgesteld. Doch een vroe gere socialistische schepene keerde zyn colleges den rug toe, anderen volsrden zyn voorbeeld en het crediet werdverworpen. De twee nieuw bakken kapiteins mogen nu zei de helmen en ceinturons betalen. rD. V left. nule Het gevolg van steenkolen- gebrek. Het is bekend welk een aangenamen indruk de Duitsche keizer gemaakt heeft op z\jn Oostersche gastheeren. Zjjn minzaamheid en mildheid worden ten zeerste geroemd. Eu de Turksche autoriteiten hebben geen kosten ge spaard om den hoogeu bezoeker een waardige ontvangst te bereiden. Pie ren werden gebouwd, wegen aange legd, en steden, waar sedert eeuwen geen stadsreiniging aan 't werk was geweest, ontvingen eeu goede najaars- schoon maak. Zoo bedacht de admiraal van bet Turkscha eskader, dat te Beyrouth bet keizerlijke jacht moest verwelko men, het aardige plannetje om met zyn onderhebbendc vloot go „Hohen- zollero" een eind weegs te verges 1- lcn Alles was vastgesteld eu de orde der vloot reeds opgemaakt, toen de admiraal het bericht van zyn vlag- gekapitein kreeg dat het admiraal schip geen koleu meer aan boord had. Kort hierop kwam het bericht van de overige commandanten dat geen der schepen kolen aan boord had. Dat was geen bezwaar. Aan een c... kolenleveranciors werd de vereerende opdracht gegeven in zoo kort moge- Jijken tijd koleu aan boord te leveren. De betaling zou geschieden por wis sel op liet Otlomaansche gouverne ment. De leverancier liet den admiraal weten, dat by de schepen vau den Padisha slechts a contant koleu ver kocht. Waarop de admiraal zeer boos werd en onmidéeliyk per draad gold vroeg aan dea Huitan. Telegram op telegram vloog nu tusschen Beyrouth en Konstani.inopel heen en weer. De sultan, kalm, ge laten, gewend aan geldaabvrageu aan de eene. een admiraal, opgewonden, in zyn eer aangetast, aan de andere zyde. De oplossing werd ten laatsie vaa Koustaniinope! geseind. De Huitan wist dat eeu met brillanten versierde sier en de titel vau Pasba genoeg waren om bet hart van den meest gestrengen kolenleveraucier te ver murwen. De Ottoumnsche vloot kreeg ko- nhet keizerlyke jacht „Hohen- zoliern" werd geëscorteerden de kolenlevero.ccicr is Pasha en za) zyn kinderen en kindskinderen zyn ver sierde ster toon en en hun vertellen hoe hy do eer der Turksche vloot redde tegenover den keizer deronge- lüovigen. Amerikaansctie mode. Do moderne New-Yorkjsche draagt tegenwoordig niet langer haar hond ris een klein kind in den arm. Men kaai thans het vermakelijk schouwspel bij wonen, dat zij haar viervoetig mormel aan een voorwerp, veel gelijkend op een plaidriem, aan de hand draagt,'t Is een soort van harnas mot een riem, die over de schouders, cm een ainderen, die over het achterlijf bevestigd is, zoo eenigszina op de manier als een paard dat gezadeld wordt. Men zou donken, da.t een hond het onaangenaam vindt, zoo in de lucht te zweven; het tegen deel is evenwel het geval De kleine viervoeter schijnt zich zoo veel behage- 1 ijker te gevoelen dan in de armen zijner meesteres, waar ltij uit louter liefdei bij na wordt doodgedrukt. En daar het harnas het dier in zijne' bewegingen, niet belemmert, kan men er gemakkolijk een ketting aan bevestigen en het laten loo- pen. Alle kleine schoothonden worden itsp' oudi jgel itaf rlij orz ice, pc. juu bt erk ilde aal edi ?.cl ihu m i A idu „Een mooie stad is Haarlem," zeg ik dan weer en jij antwoordt„nu ja, dat heb ik immers al toegegevenMaar wanneer ik dan zeg„M ooi is Haarlem ris stad" en daarna nog weer„als stad is Haarlem mooi," dan zal jo waaiscltijn- l'jk wel vragen of ik niet liever wat meer afwisseling zou brengen in mijn con- „Dat is niet met elkaar te vergelij ken," zei ik. „Dat zei de musicus ook", antwoord de liij, „maar waarom niet, zed hij ex' niet. •bij. Ik zal me dus voortaan dienen ie schikken in het geval, andere menschen rustig in 't bezit laten van hun sympho niegezicht en zelf de deuren van de zaal niet doorgaan, wanneer er zoo iets langs wordt afgewerkt. Je moet je wel in las tiger dingen schikken in de wereld. Bij voorbeeld in 't feit, dat vandaag en mor gen d'o telefoon niet werkt. Tot dusver heb ik nooit geweten wat- voor gemak de telefoon was. Vanmorgen wou ik een standje maken aan een mede-abonné, die me iets verkeerds geleverd hadIk grijp naar den hoorn en zet hein weer neer, bedenkende) dat ik toch gaan ge hoor zou krijgen. Don stalhouder wou ik oen rijtuig bestollen, mis hoor, niemen dal daarvanVoor mijn vrouw moest ik boter bestellen, jawel gooien morgen. Loopen moet je, meneer, op je eigen been en op de meest ouderwetsche ma nier om je boodschappen te doen." „Daar zul jo wel een nieuw soort go- zicht bij gezet, hebben," zei ik, „namelijk een fin de siècle-gemaklievend, telefoon- beminnend gezocht. FTDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 10