NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
18e Jaargang.
Zaterdag 17 December 1898.
■o 4746
DAGBLAD
^JBOzsrisrs^EnsrTsrKviJ'S:
Voor Haarlem per 3 maanden1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom dei-
gemeente), per 3 maanden„1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post0.37!/2
ADV JiLb6TEaTTIE2sT:
i 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent pea- regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen deor onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever
PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Pablidté Etrang'ere G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONESSucc., Parijs 31bi$ Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels f 0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel ƒ0,30.
Agenten Toor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSantpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, bij de tol; Spaamdam, C. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER
Velsen, "W". J. RUIJTER; Beverwijk, J. HOORNS; Hillegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnemer.ten eD Advertentiën aan.
Aan hen die daarop zijn ge
abonneerd, wordt hierbij verzonden
No. 51 van het Weekblad voor de
Jeiigd.
(Elk No., groot 8 bladzijden, bevat
tal van fraaie, gekleurde platen en
een voor kinderen alleraardigsten
tekst De prijs per 3 maanden is slechts
50 Cents.)
Officieele Berichten.
Burgemeester en Wethouders van
Haarlem,
Doen te weten, dat van heden op
alle werkdagen, van des voormiddags
10 tot des namiddags 4 uur, tot 29
Dec. e.k., 's namiddags ten 2 ure, ter
gemeente-secretarie ter visie zijn ne-
dergelegdhet ingekomen verzoek
schrift met de bijlagen van P. Jung
om vergunning tot oprichting van
eene kuiperij in het perceel aan de
Antoniestraat no. 10, van J. A. Buur
man om vergunning tot oprichting van
eene slachterij en rookerjj in het per
ceel aan de Bakkerstraat no. 17 en
ran W. F. Hekhuijsen om vergun
ning tot oprichting van eene steen
houwerij en zagerij in het perceel
aan den particulieren weg aan het
Zuider Buiten Spaarne, en dat op
den 29en December e.k. des, namid
dags ten 2 ure op het Raadhuis der
gemeente de gelegenheid zal worden
gegeven, om ten overstaan van het
gemeente-bestuur bezwaren tegen het
oprichten dezer inrichtingen in te
brengen.
Haarlem15 Dec. 1898.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd
M. O. de KANTER,
Waarn. Burg.
De Secretaris
PIJNACKER.
nabij de Haarlemsche broodfabriek op
hol.
Na genoemde gracht en bet Spaarne
te zijn afgehold vloog het op de
Kaasmarkt met woeste vaart door de'
winkelruiten van den heer Hoekstra,'
waarbij het zich ernstig den kop
verwondde. Hierna werd het paard
gegrepen.
Haarlemsch gemengd Koor,
30sten October 1888 opgericht,
stond dus onlangs tien jaar. Tot
ring van dit heugelijk feit zal
den loop der maand Januari een fe
avond worden ge even, die doore
commissie van dames en heeren
veel zorg wordt voorbereid.
De datum daarvan is nog niet
paald, doch de feestavond zal p'
hebben na het concert, dat de
eeniging in Januari geven zal.
STAOSfelËUWS
Eerste en derde pagina.
Haarlem, 16 Dec. 1898.
Voor de Haagsche rechtbank ver
scheen Donderdag de colporteur van
hier, H. W. Bos, (zie ons nummer
van 12 dezer) die getracht had aan-
deelen te plaatsen voor een gefingeerde
vereeniging tot werkverschaffing voor
blinden, bijna blinden en andere hulp
behoevenden, en door middel van cir
culaires de ingezetenen tot deelneming
ian het voorgewende liefdadige doel
had trachten op te wekken, o.a. door
voor te geven dat verschillende aan
zienlijke personen de zaak steunden.
De zoo ontvangen gelden had bekl.
sen eigen bate aangewend.
Het O. M. eischte tegen hem wegens
negenmaal gepleegde oplichting, ver
oordeeling tot achttien maanden ge
vangenisstraf.
Hedenmorgen te 6 uur, sloeg het
paard van den heer Vermeulen, dat
voor een ledigen broodwagen gespan
nen was, op de Bakenessergracht
BIKKSENLftÜSD
Parlementaire Praatjes.
Met binnenlandsche zaken, meest
zaakjes, bracht men het gisteren nog
tot de pauze.
Een vrij langdurig debat werd ge
voerd over de paardenfokkerij en het
R\jksdepot voor hengstveulens te Ber
gen op Zoom, welke leerschool voor
Nederlandsche fokkers door den Min.
krachtig verdedigd werd.
Op aanmerkingen betreffende de
tuberculose van het vee antwoordde
Z.E. dat hij het rapport eener Staats
commissie wachtende is.
Aangenomen werd een amendement
om de restauratie van den toren te
Arnhem niet te subsidieeren.
Ingetrokken werd, na een verdedi
ging van den post door den Min. een
amendement-Lobman om f3000 voor
traktementsverhooging der Rijksmu
seum-beambten niet toe te staan.
Aangenomen daarentegen werd een
amend.-Lohman om f 10,000 voor aan
koop van antiquiteiten uit de verza
meling van het slot te Heeswijk niet
te verleenen, met 48 tegen 40
stemmen.
Verworpen echter werd alweder
een amend.-Lohman, met 44 tegen
42 stemmen, om de gelden voor aan-
bouw van lokalen b\j het Rijksmuseum
'niet toe te staan.
t Tegen de begrooting stemden alleen
de sociaal-democraten.
1 Na de pauze, onder leidiDg des
i heeren Veegens, die den Voorzitter
'verving, kwam men aan boord van
jde „Marine".
j De heer de Ras, die het vuur open-
j de, legde nadruk op de wenschelyk-
j heid van snelvarende schepen en goed
'geoefende manschappen voor het snel-
1 vurend geschut. Gelet op den marine-
oorlog van Amerika en Spanje, gelet I
j op de verdeeldheid der specialiteiten, i
gelet op de omstandigheid dat onzej
'werven arbeid hebben, en eindelijk op
het ontbreken van een bepaald stelsel j
van aanbouw gaf hij in overwe
ging voorloopig den verderen bouwj
van kruiser- en pautserscbepen te
staken, totdat over de doelmatigheid
dier vaartuigen, speciaal voor Indi-
schen dienst, zou zijn beslist.
De heer van Kol, die meende dat
in een volksvergadering meer ernst
heerschte dan in de Kamer (hetgeen
protesten uitlokte) zou ddar bij motie
hebben uitgemaakt de opheffing vau
het Dep. van Marine. Hier zou hij
dat niet doen, maar betoogde toch,
dat voor Nederland de vloot onuoodig
was, evenals voor België en Scandi
navië. Hij zou tegen de begrooting
stemmen, omdat we voor de millioe-
nen aan de vloot besteed toch geen
bruikbare schepen hadden. Eerst als
een vast plan van defensie voor Ne
derland en Indië bestond, zou hjj geld
voor schepen willen geven. Ook hij
verdedigde evenwel schepen metsnel-
vurend tegenover die met zwaar ge
schut. Het nieuwe pantserschip moest
z. i. als onvoldoende verworpen
worden.
De heer van Gijn zou den aanbouw
daarvan willen uitstellen tot gebleken
was of de „Piet Hein" voor Indiscben
dienst deugde, in welk geval het nieuwe
schip onnoodig wasmen had dan de
„Kortenaer" en de „Evertsen" voor
hetzelfde doel.
Daarentegen achtte de heer Groen
van Waarder een ontbreken van een
vast plan van aanbouw goed, omdat
men dan telkens het beste kon kiezen.
De aangebouwde en de te touwen
schepen achtte hij geschikt met het
oog op de eischen onzer verdediging,
waarop hijj, tot zyn leedwezeD, bezui
niging niet spoedig zag komen.
Dankend voor het gevolg geven aan
klachten van het personeel, terloops
wijzend op de wenschelijkheid van
afschaffing der Zondagsinspecties,
drong de heer Staalman nogmaals
aan op verandering van bet „oorlam"
in het verstrekken van een ander ge
notmiddel.
Het groote „verloop" der matrozen
schetsende, schreef de spr. dit toe aan
de behandeling der officieren. De men-
schen liepen weg zoo spoedig zy kon
den. Spr. was bereid in een nota fei
ten te noemende minderen durfden
niet klagen over de veelvuldige straf
fen. Spr. wees op de Nias; in 6 maan
den kregen 83 mannen 580 dagen
straf!
Yoor den heer Goekoop lag het
raison d'etre onzer Marine in onze
Koloniën. Hij wilde dus een nieuw
schip toestaan, voor het auxiliair
eskader, maar hij weifelde wegens
het uitblijven van een organisatie
plan, dat men kennen moest om de
financieele gevolgen, om niet opnieuw
stelselloos schatten te gaan besteden.
Zoolang geen defensie-plannen vast
staan achtte hij verderen aanbouw
voor gemengdeu dienst ongeraden.
Wat het rapport der staatscommissie
aangaat over de samenstelling der
Marine-begrooting, achtte de spr. bet
verkeerd, dat de Min. hoofdzakelijk
ambtenaars-adviezen volgde.
G. Jr.
Hofbericht.
Hare Majesteit de Koningin bracht
Woensdagmiddag een bezoek aan de
Tentoonstelling van Schilderijen
(„Vlootrevue 15 September 1898"),
van H. W. Mesdag, iu „Pulchri
Studio", te 's-Gravenhage.
Hare Majesteit werd ontvangen en
rondgeleid door den voorzitter en
betuigde Hare ingenomenheid ermee,
dat dit historisch feit op deze wijze
op verschillende momenten zoogetrouw
werd weergegeven.
Een schets van Esterhazy.
Onder dit opschrift schrijft de aan
het Hbld. verbonden interviewer o. a.
het volgende over de persoon van en
het onderhoud met Esterhazy.
„Esterhazy
Deze naam is voor ons de incarnatie
van het leelijke, het lage in de zaak-
Dreyfus. Esterhazy is voor ons de
verrader, de man die aan het loofd
van een bataljon Uhlanen Parijs wilde
binnentrekken om Frankrijk aan zyn
erfvjjand over te leveren, de man die,
wetende dat kapitein Dreyfus het
borderel niet heeft geschreven, den
onschuldig veroordeelde vier jaar lang
heeft laten smachten ver van zijn
kinderen, geheel afgesloten van de
wereld, met slechts zeevogels, die
door hun gekrijseh de stilte van zijn
graf verstoren, en mets dan lucht
om te zieo, de man die maar één
woord had te zeggen om den onge
lukkige de vrijheid weer te geven
aan zijn gezin, dat hem nog altijd
wachten die weigerde dat ééne
woord te spreken.
Men maakt zich van zulk een hoofd
persoon in een zaak een voorstelling,
en elke nieuwe onthulling die zijn
schuld schijnt te vergrooten, maakt
die voorstelling wat scherper.
In de zaak-Dreyfus waren vele van
deze onthullingen tot ons gekomen.
Is het dus te verwonderen dat wij,
met behulp der portretten van den
majoor, ons een vry duidelijke voor
stelling van zijn persoonlijkheid had
den gevormd?
Die voorstelling hadden wy voor
oogen, toen we Woensdagmiddag ons
begaven naar het hotel waar de heer
Esterhazy logeert.
Wij dachten ons een forschgebouwd
man van een door en door militair
uiterlijk, eeu van die meuschen om
wier leden men zich onwillekeurig
een uniform denkt met een sabel op
zij en rinkelende sporen aan de laar
zen.
En toen we ons kaartje hadden
afgegeven, kwam ons uit de conver
satiezaal te gemoet eeu bejaard heer,
gebogen van houding, slepend van
gang, slap iu de knieën een man
die geleefd heeft.
't Was Esterhazy. Langzaam en
moeilijk ging hij ons voor naar zyn
kamer, waar wij tegenover hem plaats
namen.Wij hadden nu gelegenheid hem
beter op te nemen.
Esterhazy is een man van middel
bare lengte, vrij mager, met scherp
geteekende gelaatstrekken. Het voor
hoofd is breed en vrij hoog, het gaat
met een bijkans rechten boek over
in een schedel die naar achteren wat
smaller toeloopt. Het bijkans kale
middengedeelte wordt geflankeerd
door platgestreken grijzende haren.
Tussehen twee diepliggende bruine
oogeD, die zwak uitzien boven een
paar donkere kringen, steekt de
scherpe, dunne neus vrij sterk voor
uit. De dikke lippen worden over
schaduwd door een zwaren, nog tame
lijk zwarten knevel, die uitloopt in
twee grijzende engelsche bakkebaard
jes. De forsche kin duidt met den
neus en de mondlynen opwilskracht.
Overigens spreekt dit gezicht weinig.
Maar hoe geheel auder^ wordt het
wanneer Esierhazy in het gesprek
zich opwindt. Zyn toonlooze stem
wordt bijtend, de wijkende lippen laten
de opeengeklemde tanden zien en de
zwakke oogen steken als stalen pun
ten. Een diepe rimpel tussehen de
oogen maakt de uitdrukking van het
gelaat tot een beeld van woestheid
die afschrikt. Zóó was hij toen hij
sprak van de garde impériale prus-
siennehet was alsof men de beende
ren van de Pruisische soldaten tus
sehen z\jn tanden hoorde kraken. Zeer
merkwaardig voorwaar voor den man,
die algemeen wordt aangezien voor
den schrijver van de Uhlanen-brieven
Maar meestal sprak hij kalm. En
dan maakte hij in zyn grijs colbertje,
uit welks mouwen de armen van een
sporthemd staken, met zyn veelge-
dragen pantalon en halfsleetsche das
den indruk van een burgermannetje,
maar tevens van een man die heeft
geleden in zijn leven.
Als hy spreekt, wekt hy weinig
vertrouwen, daarvoor zyn zyn woor
den voor ons, kalme Hollanders, te
opgeschroefd. Maar onder voorbe
houd vau onze meeniug, willen wy
zonder commentaren mededeelen zijn
verklaring van zyn houding in de
zaak-Dreyfus, gelijk die ons is ge
bleken in het gesprek van Woens-
dagmiddag.
Esterhazy gaf ons een opvatting
van den plicht van een militair, die
ons de opmerking ontlokte dat hy
'zichzelf maakt tot een ding, een
machine.
Hy ontkent voor een militair kort-
j weg het recht om, in welk geval ook,
I de inspraak van zyn geweten, van zyn
gemoed te volgen; „Ik ben van myn
ijeugd af soldaat geweest eu ik heb
j nooit voor mijzelf een menscbelyken
I plicht erkend. Ik ken slechts den
plicht van den soldaat, volstrekte ly-
delyke gehoorzaamheid, tot de uiterste
grens, aan de bevelen die ik heb ont-
vangen."
I En die uiterste grens want hy
erkent dan toch ook een grens is
by hemde dood.
Dit verwyt hij juist den kolonel
[Picquart, dat dëzè heeft gehandeld
naar zyn geweten, als mensch. Picquart
1 die voor alles soldaat is, had volgens
hem moeten zwijgen, volstrekt zwij
gen, toen hy de overtuiging kreeg
dat Dreyfus niet het borderel had
geschreven.
Majoor Esterhazy erkent volmon
dig, wat men trouwens al vroeger
heeft kannen lezen, dat h.j het bor
derel heeft geschreveu daaraan is
Dreyfus dus niet schuldig Maar uit
het weinige wat hy zegt over „l'affaire"
spreekt eeu diepe overtuiging dat
Dreyfus is eeu verrader van zyn land.
Men zou uit zyn woorden afleiden,
hoewel hy het niet beslist zegt, dat
hy daarvan bewijzen bezit of ten
minste kan verschaffen. Over de in
cidenten van het proces van 1894 wil
hy volstrekt niet sprekeD, hy bepaalt
zich tot algemeenheden vau vagen
aard en is zelfs zoo voorzichtig ons
te verzoeken ook deze niet mede te
deelen. Zijn woorden doen echter ver
moeden dat hy veel zou kunnen zeg
gen, als hy wilde sprekeD.
De ontvangst die ons ten deel viel,
was buiten verwachting vriendelijk.
De heer Esterhazy vertelde ons met
de meest mogelijke bereidwilligheid,
waarmede by hier een groot deel van
zyn tijd doorbrengt. Hy leert Hol
landses. De majoor spreekt reeds
verschillende talenDuitsch, Engelsch,
Spaansch, Italiaansch, en is thans
bezig zich met behulp vaneen Duitsch-
Hollandsche en een Engelsch-Holland-
sche dictionnaire op de hoogte van
onze taal te brengen. Hij verstaat het
Hollandsch reeds een weinig, en leest
onze bladen, welker houdiug in de
zaak-Dreyfus voor hem dan ook geen
geheim is. Zyn voorloopig oordeel
over onze taal is dat ze een mengel
moes is van woorden van Duitschë en
Engeische herkomst.
Hier braken we het onderhoud af,
want de tjjd neep.
In het ochtendblad van heden
schrijft echter het Hbld.:
Van majoor Esterhazy ontvangen
wy bet verzoek mede te deelen, dat
hy tegenover onzen verslaggever geen
woord heeft losgelaten over de her
komst van het borderel, noch over
den schrijver van dat stuk.
In liet gesprek, dat onze verslag
gever met hem heeft gehad, heeft deze
den indruk ontvangen dat de heer E.
zich inderdaad uitsprak in den geest
als hy schreefmaar het is wel mo
gelijk dat hij in het vlug gevoerde
gesprek dat in een vreemde taal plaats
had. de woorden van den heer E.
heeft misverstaan.
Bescherming van vogels.
Het bestuur van de Maandag te
's-Gravenhage opgerichte Nederland
sche vereeniging tot bescherming van
vogels bestaat uit mevr. douairière
De Jong van Beek en Donk geb.
gravin Nahuys, kasteel te Beek en
Donk N.-B. eere-preridentemevr.
bar. L. van Heemstra—Van Pallandt,
presidente; de heer jhr. mr. W. F.
Rochussen, vice-president; mevr.Huys-
sen van Kattendyke; mevr. Van
Loon—Schimmelpenninck van der
Oije; mevr. baronesse De Smeth van
Alphen; mevr. Verbrugge van 's Gra
vendeel, geb. jonkvr. Quarles van
Uffordmevr. Diepenbrock geb. jonkv.
De Jong van Beek en Donk te Am
sterdam; dr. Baëza; den heer C. F.
J. Brands, te Utrecht; mevr. H. D.
Bicker—Van Heemstra Zuid Hoorn
Ryswyk, secretaresse; mevr. Erme-
rins-Reynvaan, penuingmeesteresse.
De leden achter wier namen geen
bijzondere woonplaats vermeld staat,
wonen te 's-Gravenhage.
FEUILLETON.
Kijkjes in de Sportwereld.
o
Op den dag dat de groote Steeple
chase zou plaats hebben, hield de prins
Vbn Reichenberg voor het hotel, waar
Brajid.es logeerde, stil
Kathchen zat met Konrad op het ter-
s en las de Duitschë courant. Zij gaap-
en er lag een uitdrukking van verve-
ing over haar gezichtje verspreid maar
oen de prins verzocht eenige oogenblik-
ten naast haar te mogen plaats nemen,
Terd zij opgeruimder.
„Morgen worden er geen courses ge-
oopen, is 't wel
Dan gaan wij eindelijk eens naar
Üonte Carlo. Gaat gij ook mee, Kon
rad, ik verheug er mij zoo op."
De prins zag er bleek en overspan-
len uit; er lagen donkere kringen on-
!er rijn oogen. Hij droeg een gekleed©
is, hoogen hoed, lichtgrijze handschoe-
en, en had een monocle zonder montuur
tl 't oog. In deze kleeding zag hij er be
taald onvoordeelig en zwak uit.
„Het zal mij een waar genoegen rijn,
juffrouw Kathchen.
Monte Carlo is prachtig, men moet
het gezien hebbben. Daarbij vind ik Ni
ce in dezen tijd niet. aantrekkelijk. Het
publiek op de wedrennen is zoo ge
mengd. Men riet er slechts boeventro
nies. Daar is de speelbank te Monaco de
oorzaak van. Het gespuis wil geld ver
dienen en stroomt uit alle werelddeelen
hier naar toe om te schacheren."
„Dit is toch eigenlijk niets te ver
wonderen," zeide Konrad.
De prins zag hem met vermoeide,
half gesloten oogen aan en knikte.
„Vroeger was liet in Nice veel fat
soenlijker. Toon ik er voor de eerste
maal kwam dat is nu acht jaar gele
den was hier de aristocratie van alle j
landen vertegenwoordigd. O.a. waren erj
de grootvorst Constantijn, de hertog van
Connaught en half Frankrijk. Het was
hier toen bepaald chique"
„Zijt ge van plan vandaag weer op
papa's paarden te wedden V' vroeg Kath-
chen.
Nu werd hij opgewekter en ging wat
rechter op rijn stoel zitten.
„Ja, dat spreekt van zelf. Als wij
vandaag winnen, slaan wij een mooi en
slag."
En tot Konrad vervolgde hij
„Misschien hebt gij mijnheer White
gesproken
Is hij nog al tevreden over de paar
den Ik wilde maar, dat. mijnheer Bran-
des kwam, dan konden wij wegrijden,
want ik moet den jockey nog spreken.
Waarachtig ik wou om heelwat dat het
maar avond was, want die wedrennen
brengen iemands zenuwgestel totaal in
de war. Gij hebt groot gelijk, juffrouw,
dat gij er niet meer naar toegaat, het
ware beter als men nooit ging, nooit!"
„Mij dunkt toch dat gij nog al goedo
zaken hebt gemaakt,'' zeide Kathchen.
„Gij hebt eiken dag gewonnen, niet
waa.r
Hij knikte.
„Ja. Maar men durft nooit iets te vrar
gen. Men laat de beste gelegenheden
voorbijgaan en meuschen, die anders
duizend louis op een verwenschte kaart
durven zetten, bezinnen zich op de wed
rennen nog wel eens, of rij de helft zul
len wagen."
Hij nam de monocle uit rijn oog en
streek een weinig verlegen met de hand
over 't voorhoofd.
„Maar, wat kunnen n die dingen
schelen juffrouw Kathchen, neem 't mij
niet kwalijk dat ik in uw bijrijn hierover
sprak. Gij riet er vandaag allerbekoor
lijkst uit, juffrouw Kathchen.
Wat heeft de dokter gezegd? vroeg
hij, dat gij riek waart of zwak Ge moet
zeggen, dat hij er bitter weinig van af
weet."
Zij lachte.
„Hij wil alleen, dat ik de wedrennen
niet meer bijwoon het windt mij te
veel op."
„Odie verstandige manzeide hij
met een lach, die het bleeke, magere
gezicht iets zeer innemends en jeugdigs
gaf, „hij heeft groot gelijk, juffrouw
Kathchen. Hij moest iedereen chen raad
geven eu mij vooral."
Het eene rijtuig na het andere rolde
voorbij het terras van het hotel, hot was
een bont gewemel van dames in schitte
rende toiletten en heeren in pelsen, ter
wijl alles, hoeden, lantaarns der rijtui
gen en paardentuigen met luikende vi
ooltjes versierd was.
Brandes liet nog altijd op zich wach
ten en de prins begon onrustig te wor
den.
„In uw plaats zou ik dan mij zelf dit
recept voorschrijven," zeide Kathchen.
„Blijf vandaag eens hier, Hoogheid, en
laten wij, terwijl anderen zich ergeren
en geld verliezen, een wandeling gaan
maken of naar Billefranche rijden en
daar mosselen zoeken." Met schitteren
de oogen, door haar eigen inval bezield,
boog rij zich naai' hem toe. „Ja, laten
wij dat eens doen."
Do prins lachte. „Een volgenden keer,
juffrouw Kathchen. „Maar vandaag,
neen vandaag gaat het werkelijk niet.
Ik moet naar de wedrennen."
Zij zag hem eenigsrins bedrukt aan
en hij trachtte baar breedvoerig, maar
met iets verlegens in zijn spreken, uit
te leggen dat rijn aanwezigheid op de
renbaan noodzakelijk was. Plotseling
viel hij zichzelf echter in de rede, zag
op rijn horloge en zeide
„Nu heb ik geen tijd meer te verlie
zen en moet maar alleen wegrijden."
Maar op hetzelfde oogenblik verscheen
Brandes. Hij maakte rijn excuses dat
hij zoo lang op zich had laten wachten,
Lachte over de onrust van den prins,
kuste Kathchen teeder, zeide als altijd
Konrad minzaam goeden dag en daalde
toen, vergezeld van den prins, de trap
af.
Kathchen boog zich over de balustra
de heen om de twee heeren in 't rijtuig
te zien stappen.
Zij knikte hen neg eens lachend toe
en riep: „Veel geluk!"
Het rijtuig zette zich in beweging
en reed den prachtigen weg op.
Brandes zag nog eenmaal om en de
prins volgde zijn voorbeeld. Kathchen
bloosde en 2ag hen nog langen tijd na.
Toen trad rij achteruit en ging weer
aan het tafeltje bij Konrad zitten. Een
tijdlang zeide geen van beiden een
woord eh schenen rij in de courant
verdiept tte rijn. Het werd stil op de
„Promenade des Anglais", de laatste rij
tuigen waren reeds uit het gericht ver
dwenen, op het terras zat bohalve Kon
rad en Kathchen niemand meer en het
hotel waar zooeven neg een drukte van
belang heerschte, scheen uitgestorven te
rijn.
Zij verkeerde in een eigenaardige,
weeke stemming als iemand, wie een
groot geluk te wachten staat. Zij sloeg
Konrad gade, die nog altijd las en nu en
dan aanteekeningen maakte.
Wat zag hij er knap uit! Zoo gezond
en manlijk, zoo oprecht en goedhartig!
En juist haar vreemde gemoedsstem
ming was oorzaak dat rij iets deed, wat
zij neg nooit gedaan had. Zij legde haar
handje op zijn arm en zeide zachtkens
„Konrad.
Verbaasd zag hij op, terwijl het bloed
hem naar de* wangen steeg.
„Wij rijn goede vrienden geworden,
niet waar?"
Hij begreep niet waar rij naar toe
wilde, maar knikte vriendelijk en zeide