■vader te zijn van de beweging. Meneer Krol moest den brief van 12 Nov 1897 maar eens voorlezen. Pas er maar op, dat in ?t voorjaar niet te veel schelpen bij de jonge boompjes worden gegooid, zei de heer Zocher ten slotte. De Dreef is een bewijs van de noodza kelijkheid van het rooien der hoornen Jarenlang heeft tegenover de publieke opinie niemand in de Coram, het hakken aange durfd en toen de midden rij weg was, zei het publiek »hé, wat is dat nou een mooie allee geworden. Dunnen is noodig, al begrijpen leeken dat niet Konden boomon verdwijnen zon der dat de menschen ze zagen hakken, dan zouden ze die niet missen De Hout is in de voorlaatste jaren wel wat verwaarloosd. Worden er niet goede maatregelen geno men, dan gaat da Hout teniet. Spr. wil do blrtdveilingen beperken of geheel doen ophouden en zou een bekwa men snoeier willen aangesteld zien, niet een, die maar raak snijdt. Laat men de boomen staan, dan is dat een egoïstisch besluit. De heer Winkler verklaart, dat de commissie eenstemmig is, ook met haren raadgever den heer Zocher. Over het advies van den heer Springer, een bekend tuin bouw architect is spr. dan ook zeer tevreden. De boomen mogen dan geen misbaksels zijn, misvormd zijn ze wol. Ze hebben tak ken aan een kant en op hun leeftijd krijgen ze die aan den anderen kant niet meer. De Comm. wil zooveel mogelijk do boomen sparen, maar wat ziek is en misvormd moet weg. De -heer Krol herinnert er aan, dat de heer Zocher verklaard heeft zijn opinie neergelegd te hebben in den brief van Nov. 1897 en verklaart, dat deze het, stuk door spr. ingediend heeft gelezen en goedgekeurd Door geen enkel deskundige is tegenge sproken dat de boomen nog 25 jaar kunnen leven zooals ze nu staan, liet voorbeeld van don heer van Lennep is niet afdoende Al gaat er wel eens een dood in weerwil van medicijnen, dan is dat geen reden om alle dokters af te schalier.. Lukt de proef niet, clan kan altijd nog tot rooien worden besloten. De heer van Styrum acht den vorm van het voorstel van den neer Krol in strijd met de wet. Hij had moeten voorstellen het Raadsbesluit in te trekken. De uitvoe ring toch berust bij B. en W. De heer B ij v o e t is het eens, dat men om een goeden toestand te krijgen niet tegen rooien moet opzien. De heer Willink herinnert er aan, dat eenige jaren geleden telkens op den Dreef boomen uitvielen, die dood waren in de toppen. Denkelijk kwam dit door de veel strenger winters, die hun in de laatste jaren bespaard zijn gebleven Anders hadden deze boomen het niet kunnen houden. Spr voorziet daarom, dat de Raad later berouw zal hebben als hij dit Raadsbesluit niet uit voert. De heer van Lennep herhaalt, dat nu eenmaal met de wegruiming begonnen is. deze moet worden voortgezet. De pioef zal nooit tengevolge hebben, dat de boomen naar den oostkant weer uitgroeien. De heer Speelman vreest voor de consequentie, dat alle boomen op den Dreef allengs zullen worden omgehakt Het be staand geslacht zal dan aan den Dreef niets meer hebben. Spr. deelt het bezwaarvan Styrum niet. De heer Van T h i e 1 heeft den vorigen keer voor het vellen gestemd, maar wil tegen de publieke opinie niet op en zal daarom nu voor het voorstel van denbeer Krol stemmen. De heer Win kier meent, dat ook vele voorstanuers van den maatregel van het vellen in de stad te vinden zijn Met den heer Springer is spr. eens dat het opgroeien van jonge boomen veel mooier is, dan het zien van de groote, half doode boornen. De V o o r z is het eens met het formeel bezwaar van den heer v. Styrum, waarschuwt ernstig tegen het terugkomen op een eens genomen besluit en betoogt, dat in 1897 de heer Zocher voor het vellen der boomen was men moet niet vragen, wat hetpleizierigsl is, maar wat het publiek belang eischt, ook al is de publieke opinie er niet voor. Thans wordt tot stemming overgegaan en het voorstelKrol aangenomen met veertien tegen elf stemmen. Voor waren de lieeren Klein. Beijnes, van Thiel, Krol, Schürmann, Speelman, Loomeijer, Roog, Waller, van den Berg, Nieuwenhuijsen Kruseman, Lodewijlcs, Stolp en Kruseman. Tegen waren de heeren Bijvoet, van Lennep, de Kanter, Winkler, Sneltjes, de Breuk, Willink, Iiugenholtz, van Styrum, van der Mersch en Leupen. Punt 14. Voordracht voor een lid der Comm. v. Toez. op het Stedel. Museum. Herbenoemd wordt de heer C. J.Gonnet. Punt 15. Voordracht voor regent Bar- bara-gasthuis Herbenoemd wordt de heer Dr. .1. Nieuwenliuiizen Kruseman. Punt. '16. Voordracht voor regent van het St. Elizabeths-^®thuis. Herbenoemd wordt de heer jhr. F. Teding van Berkhout. Punt 17. Voordracht voor lid der Comm. v. Toez. op hot Stedelijk Muziekkorps. Herbenoemd wordt de heer C. G. Loo meijer Jr. Punt 18. Voordracht voor onderwijzeres aan school D. Benoemd wordt mej. M. Klok te Anna Paulowna. Met haar stonden op de voor dracht de dames C. F. D. Rupertus te Sloten en M. Kwetser te Velsen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de openbare vergadering te bijna half zes gesloten. UIT AMSTERDAM. Wie het vuur wil stoken, moet den rook verduren en wie automobielen in den handel wil breDgen moet de spottende opmerkingen over zich heen zien gaan van het publiek, dat elke nieuwigheid ontvangt met een min achtend lachje om den gevreesden mond en eindigt met de nouveauté te aanvaarden, dankbaar voor de ver betering, die zoo menige „nieuwig heid" de maatschappij doet ondergaan. Het publiek vau aea aanvang dezer eeuw heeft gelachen om den stoom wagen, die in een belachelijk langen tijd de passagiers van Amsterdam naar Haarlem bracht; eenige jaren geleden lachte men over de „worsten" die de wielrijders zich om de velgen legden en thans denkt niemand er meer aan met de diligence naar de Spaarnestad of nog verder te reizen en men zou zich aan de algemeene verachting prijs geven, wan neer men zijn rijwiel van „soliös" zou voorzien. De „zelfbewegende" rijtuigen ko men in zwang, met een jaar of 25 zullen zij „er in" zijn. Maar thans, nu men de elegante, vlugge rijtuigjes nog maar hier en daar ziet, nu is bet eeu eigenaardig en leerzaam genoe gen er een tochtje mede te maken leerzaamomdat men een kijkje krijgt op bet publiek, van een zeer zeldzaam standpunt. Het was Zaterdag 1.1. toen uw cor respondent, verdiept in bet laatste politierapport, door het gemeentelijk telefoonbelletje werd opgeschrikt om te bemerken, dat aau het andere einde van de lyu iemand stond, die bezig is beroemd t3 worden, door den import van „zelfbewegende" vrachtkarren en rijtuigen. De beer B. J. Rubensagent van bet huis de Dietrich Co. te Lurtê- vitte, fabrikanten van automobielen van het systeem Amedée Bollée, noo- digüe den vertegenwoordiger van dit blad in da hoofdstad gracelijk uit, tot bet bijwonen van een proefrit met een der rijtuigen van dit systeem op 1.1. Zondag. Het valt niet te ontkennen, dat dit niet het geschikte seizoen is voor een tocht per open rijtuig, maar in onze tegenwoordige kwakkelwintertjes zijn meer zomersche vermaken mogelijk verkoudheid als gevolg van den tocht heb ik tot heden niet bespeurd. Als mijn bevinding dien ik, de eeue beleefdheid is de andere waard mede te deelen, dat de rijtuigjes uit nemend en gerui8chloos loopen en dat men, wanneer men in het voer tuig heeft plaats genomen, zich er over verbaast, dat men vlak boven een iu volle werking zjjnden motor zit. Geen trilling en niet meer gevaar, dan bij natuurlijke trekkracht, zie daar de tegenspraak van wat bet leekenpubliek beweert omtrent de be weging van bet voertuig en de stof, (stelline) waarmede de machine wordt gedreven. Een groot voordeel van dit systeem is ook, dat men er op vier „versnellingen" mede kan rijden,d.i. in vier verschillende tempi. Ik heb nog eens het genoegen gehad mij per automobiel voort- te bewegen, doch het toen gebruikte merk bad slechts twee versuellingen waardoor men öf zeer langzaam óf veel te snel door de bebouwde ge deelten der stad reed. Amedée Bollée maakte het mogelijk den gang naar weosch te regelen, hetgeen zeer nood zakelijk is, daar, tenminste in drukke gedeelten, de automobiel geen „spoor weg zonder rails" mag zijn. Na bet wandelend Amsterdam van den laatsten zoelen Zondagnamiddag blijkbaar naar zijn gelaatstrekken te oordeelen met de grootste ver bazing" te hebben vervuld over dit „rijtuig zonder paard", stopt bet wondervreemde ding op'het Leidsche Plein voor een welbekend café; bij het omslaan van den hoek zou onge twijfeld een jeugdig hoofstedeliug, die een kleinen wedstrijd met ons scheen te hebben georganiseerd, zijn ver pletterd. indien niet de bekwame bestuurder (mécanicien-chautfenr heet zulk een moderne koetsiersneller had gestopt, dan ooit mogelijk zou zijn geweest indien een paard voor het, voertuig zou zijn gespannen. Thans stópte het rijtuig plotseling, geen centimeter verwijderd van den gevallen hardlooper. Als de automobiel zijn inbond heeft ontlast in de ruime zalen van het bitterpaleis voornoemd, vormt zich een wijde kring van toeschouwers om de machine, die allen bijster veel omtrent de constructie weten te ver tellen en blijkbaar allen zonder onder scheid een langdurigen cursus hebben gevolgd in de samenstelling van auto cars. „Kaak 'es, zegt er een, as-je nou „dat schroeffie omdraait, gaat-ie loo- „pen; meer hoef-je niet te doen, je „blaift maor sitte." „Jawel, valt een ander in, maar „as-ie z'n hoofdkroan kwait is, dan „is het niks gedaan ferder Ik heb me geïnformeerd omtrent deze hoofdkraan, omdat ik natuurlijk ook het gebruikelijke respect voor m'n dierbaar „hachje" bezit, maar ik ben tot de ervaring gekomen, dat er aan gasmeters, wel maar aan automo bielen ge^n hoofdkranen zjjn. Een oud juflie geeft baar oordeel over het nieuwe vervoermiddel aldus „Mins, 't is 'n skandoalas de spoor „voorhij komt. is er een baanwachter „noodig om de boomen te sluiten en „over den heelen weg mag geen muis „loopen, moar die beroerde dingen „rijje maar raak over den publieken „weg net zoo gauw as de spoor en dat „mag wel „Klassenjustitie," zegt een rose-ge- tint jongeling met een flambard en een rooden das, „het is de nieuwe „sport van de aristocratie en daarom „mag die vrij beoefend worden. Als „een arme stakkert met een handkar „te hard van een sluis rijdt, gaat-ie „de nor in Aristocratie! Een koopman, een mécanicien-chauffeur en een „krante mens", merkwaardig oordeel over de passagiers van de auto in kwestie. Als wij wegrijden geeft een station- neerend koetsier ons in beleefde over weging ons liever „op te hangen" dan een „arreme kesier" het broodje uit den mond te „stooten." Alsof niet elke koetsier gemakkelijk den teugel door de handle en bet stuurrad van de auto kan leeren vervangen. Ea de paarden van de „arreme kesiera"! de aarde zal hun een paradijs worden! „Zoolang zal mijn arremoed dure, als ze die dinge gebruikevoegt een collega hem bemoedigend toe. Het is niet te hopen, dat 's mans armoed zóó lang zal duren, want een groote toekomst is voor den automo biel weggelegd! De vrachtkarren op deze wijze voortbewogen zullen het eerst de arme paarden vervangen, die thans „afgejakkerd" worden^ voor vrachten van 1500 en 2000 kilo's, dan zal men zich langzamerhand ook gaan bedie nen van de lichte, gemakkelijke rij tuigjes, die verre den voorkeur ver dienen boven het met paarden bespan nen rijtuig en over 25 jaar, als dit nummer van Haarlem's Dagblad geel en myne haren wit zjjn geworden of wat de haren betreft misschien ver dwenen zyn, dan zal men niet meer denken aan bet domme publiek van thans, dat door een dwaas vooroor deel misleid, de Dieuwe uitvinding met eeu minachtend lachje begroet. B. A. B. GemercsgeS f@ïeuw?sa Een eigenaardig eiland. Vijftig mijlen ten noordwesten der Hibriden liggen de eilanden Sint-Kilda., Doon, Borrera en Soa ais voorposten in dan Oceaan. De drie laatsten zijn weinig andera dan groote rotsen, doch St. Kild'ai het grootste heeft een baad, weflce voor schepen toegankelijk is, en tnsschen de rotsen bevindt zich een kleine uitge strektheid bebouwbaren grond. Doch wanneer we zeggen dat deze baai voor schepen toegankelijk is, ziet dit alleen op de diepte van het vaarwa ter, de steilte van den oever en andere zaken, die in theorie een veilige haven vormen. Een permanente storm maakt het invaren der baai echter voor de drie zomermaanden hoogst lastig, gedurende het overige deel des jaars onmogelijk. De bewoners van St. ELilda leven dan ook bijna geheel geïsoleerd van de maat schappij en hoogst zelden doet een vaar tuig hot eiland aan. Engeland, waartoe deze eilanden be- hooren, schijnt ze ook aan zichzelf over ta laten. Ambtenaren ziet men er niet, en de menschen leven er als 't ware. in een onafhankelijke republiek, gevan gen als zij zijn op een hooge rota dooi den Oceaan omspoeld. Toch kiest deze republiek een koning in. Het mooiste meisje wordt tot ko ningin verkozen en blijft dit tot ze huwt. Natuurlijk verhindert dit volstrekt niet, dat zij voortleven in hun kleine demo cratische maatschappij. Eiken morgen verzamelen zich ouden en jongen in de lange straat van het dorp zij spreken er over de nieuwtjes op het eiland en gaan dan aan hun werk. Hun voornaamste bezigheid bestaat in het vangen van stormvogels, welke zij gezamenlijk bemachtigen, waaruit 's avonds de buit heel broederlijk wordt gedeeld. Geld is hun onbekendgelijk bij de ouden vee, zoo dienen hun vogels tot maatstaf hunner ruilingen. De vrouwen bebouwen den grond, terwijl de mannen op jacht zijn. Ook verzorgen zij het vee en helpen niet zel den aan het ophouden der strikken bij de jacht. Alle jaren begeven zich. een aantal meisjes naar het eiland BorreraJ, waar men ze in een grot in de rotsen alleen laat. Ze raken daar bekend met de gewoonten der zeevogels, welke daar in groote getal en worden aangetroffen. Wordt er een ziek dan is een groot mui- op da rotsen het teelten dat men hulp van St. Kilda verwacht. Eigenaardig is hot dat de mannen voor het vervaardigen van linnen, en andea-e stoffen, gelijk ook voor alle mo gelijke naaisters werkjes zijn aangewezen. Zij maken de japonnen voor de vrouwen terwijl deze op het veild arbeiden. Gelijk reeds op ons eiland Marken zijn de oxide kleederdrachten op St. Kil da nog in grootero mate bewaard'. Do vrouwen kleedten zich in ouderwetschei, levendig gekleurde) japonnen, dikwijls met edelgesteenten versierd. Nocli dei jacht, noch de vaart naar de naburige eilanden heeft do eilanders ooit er too gedrongen eend andejrei ;Hee(lerdracht aan te nemen. Op vreemdeilingcai bezoek zijn ze in 't algemeen niet gesteld.. Sedert eenige jaren heerscht namelijk des zomers, wan neer die vreemdelingen komen influenza op hot eiland welke zij1 „dei ziektei dor vreemdelingen" noemen, en daar dit nagenoeg de eenige' krankheid is, welko ze kennen, schrijven ze die, misschim niet ten onrechte aan de komst dei- bezoekers toe. Maanden van te voren maken ze zich over die) ziekte bevreesd.. Baron Ferdinand de Rothschild heeft een vermogen van twee inillioen pond sterling nagelaten. Zijn kunstschatten vermaakt hy aan het Britscbemusenm. Andrée. Jonas Stadüng is te Petersburg aangekomen. Hy beeft 5000 wersten in rendier- en hondensleden afgelegd, maar van ADdrée geen spoor gevon den, noch in Siberië, noch op de Sibe rische eilanden. De ervaringen op zyn tocht opge daan zal Stadiing in een boek mede- deelen. De twee leege Hongaarsehe wyn- flesschen, die in bet Uralgebergte zyn gevonden en strookjes papier bevatten met berichten omtrent Andrée, zyn niet echt. De broeder van Andrée heeft verklaard, dat dergelijke fles- schen door Andrée niet medegenomen zyn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6