NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. □onderdag 29 December (898. ■o 47S5 HAARLEMS DAQBLAD JLBOlsTISrElVEElITTSn^IJ-S: Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom dei- gemeente), per 3 maanden1.80 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65 Afzonderlijke nummers0.05 Gefllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 de omstreken en franco per post0.37!/2 ADV jHii^TZEHNTTinEnsr: 1 - 5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Groote lettere naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen deor onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor liet Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Eirangére G. L. JDAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels f 0,75, elke regel meer f 0,15; Reclames per regel f 0,80. Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemevdaalSantpoort en Schoten, P. v. d. RAADT, Sandpoort; Heemstede, J. LEUVEN,bp de tol; SpaamdamC. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER VelsenW. J. RUIJTERBeverwijkJ. HOORNSHillegomARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten i nemen Abonnementen eD Advertentiën aan. Nieuwjaars- Advertentiën Evenals vorige jaren bestaat er ook nu weder gelegenheid tot het plaatsen van Nieuwjaarwenschen in dit blad, tegen den prijs van 25 Cents a contant voor hoogstens vijf regels, elke regel meer 5 Cents. En wel in het nummer, dat ZATERDAG AVOND verschijnt. Inzending met bijvoeging der kos ten kan geschieden tot VRIJDAG AVOND 10 uur. Een spoedige toezending der An nonces wordt 6chter dringend verzocht. In den omtrek kunnen deze adver tentiën aan de Agenten worden op gegeven. De Directeur-TJitqever J. C. PEEREBOOM. STADSNIEUWS Eerste eu eerde pagina. Haarlem28 Dec. 1898. Bij het examen, afgenomen door de Vereeniying tot bevordering van het onderwijs in handenarbeid in Neder land, zooals gemeld is albier gehou den Vrijdag en Zaterdag 23 en 24 dezer, zijn geslaagd, voor diploma A (karton en klei) de heeren D. Th. Adama, J. M. Adam, J. Atema, Th. Blok, G. W. de Boer, J. Deutekom, H. Daukelman, H. C. van Heerik- huizen, P. den Hertog, J. C. G. Hop- pener, K. v. Herwerden, B. Kraal, K. Kuiper, N. G. Meyer Drees, P. Messchaert, J. J. Moor, G. A. Mel- chior, F. C. Misset, K. Pijper, C. Rab, M. Vrij, allen uit Haarlemmej. F. Themans, uit Almelo; de beeren H. Brommet, uit Alkmaar en J. Lep pink, uit Eibergen. Bij vonnis van de Arrondissements- Recbtbank te Haarlem van 27 Decem ber 1898 is opgeheven de staat van faillissement waar Pieter Hop man, winkelier in kruidenierswaren, wonende te IJmuiden, bij vonnis van genoemde Rechtbank dd. 13 Decem ber 1898 is verklaard. „Haarlem's Zanggenot." De Liedertafel „Haarlem's Zang genot", herdacht in een buitengewone vergadering van 19 Dec. j.l. op feeste lijke wijze den afgeloopen Zangwed strijd, welke door de Liedertafel by gelegenheid van baar 30-jarig bestaan was uitgeschrevenuit alles bleek dat daze wedstrijd in alle deelen uitste kend geslaagd mag genoemd worden. Aan de heeren Jhr. Mr. J. W. G. Boreel van Hogelanden Mr. W. Ja gers Gerlings, F. Smit Kleine, G. C. MereDS, J. B. A. Saeijs, H. v. Bree- men Hz., J. F. Bekker allen alhier en C. Andriesseu te Hilversum, werd het Eerelidmaatschap aangeboden als bewijs van waardeering voor de vele diensten door hen aan de Liedertafel bewezen. Weten en Werken. Dinsdagavond werd in „Weten en Werken" de spreekbeurt vervuld door den heer A. van der Voort Az. De zaal was goed bezet. Spreker had tot onderwerp van zyn rede gekozen „De Atjeh-oorlog en het dappere onver saagde leger." Allereerst gaf spreker eene korte beschrijving van het land en deelde mede dat de lengte van Noord- naar Zuid-Sumatra ongeveer even groot is als de afstand van hier naar Konstantinopel, terwijl de geheele Archipel bijna zoo groot is als geheel Europa, doch spreker zou het nu in hoofdzaak hebben over het N. O. puntje van Sumatra en wel over Atjeh. Een grondgebied van 6 uren gaans hebben wij, zeide spreker, ge durende de 25 jaar, dat er oorlog ge voerd is, in ons bezit gekregen. Alsnu loopt spreker de geschiedenis na en herinnert er aan hoe onze voor ouders naar den Indischen Archipel trokken om handel te drijven, hoe zij van handelaars overheerschers wer den; als voorbeeld noemde de heer v. d. Voort de Oost-IndischeCompagnie, die de onbarmhartige bebeerscheres werd van bet schoone werelddeel, dat zy exploiteerde. In 1811 maakte Groot Brittannië zich meester van onze be zittingen, doch in 1814 werd op het Congres te Weenen bepaald, dat de eilanden weder aan ons zouden toebehooren. In 1824 werd met de Engelschen een verdrag gesloten, waarbij bepaald werd dat wjj ons gezag niet mochten uitbreiden naar Z.-O. Sumatra en geen daden van geweld tegen den sultan van Atjeh mochten uitrichteo. Deze bepaling was voor de Nederlandsche Regeering zeer verderfelijk, daar wjj nu de Atjebers, die steeds de schepen in hunne wateren aanvielen en beroof den, niet konden tuchtigen, doch al leen den Sultan konden uitnoodigen zijnen onderhoorigen zulks te beletten. Van 1824 tot aan het uitbreken van den Atjeh-oorlog was onze regeering dan ook in groote moeilijkheden ge wikkeld, want de zeeroof te beteuge len, zonder daden van geweld be hoorde schier tot het onmogelijke. Nadat de Ajehers in 1831 een Amerikaanscb oorlogsschip hadden getuchtigd, in 1836 het Nederlandsch handelsvaartuig „de Dolfijn" hadden afgeloopen en de sultan weigerde de buit groot f 30.000 terug te geven en nadat zij nog veel meer ongerechtig heden hadden uitgehaald, zag Enge land de onrechtvaardigheid van de ge maakte bepaÜDg en trok haar in. Nu werd den Sultan aangezegd het oppergezag van Nederl ind te erken nen en toen deze daaraan geen ge volg wilde geven werd hem op 26 Maart 1873 de oorlog verklaard. Hierbij staat spreker even stil om een blik te slaan op het land en volk en schildert ons het zeer moerassige land en schetst het karakter van het volk, dat lager staat en dierlijker is dan alle overige bewoners van den Archipel- De eerste expeditie, die niet zeer gunstig voor ons afliep, had plaats onder aanvoering van Generaal Köh- ler. Nadat spreker nog het een en ander had medegedeeld over het leven van den soldaat in Ned.-Indië, her innerde bij aan de 2de expeditie, die onder leiding van Generaal van Swie- ten, een man, die in vele gevechten blijken van bekwaamheid had gegeven, plaats had. Deze expeditie was sterk 300 officieren, waaronder de later zoo 1 beroemd geworden generaals van der Heijden, Pel en Vetter, 7000 minderen, 3000 dwangarbeiders en 150 opzich ters. Op 9 December 1873 op het eiland aangekomen, begon reeds den volgendeu dag de hevige strijd, die tot 25 Januari 1874 aanhield en ein digde met de inneming van den Kra ton. Hierna werden de vijandelijkhe den voor een tijd gestaakt en getracht ons gezag daar te handhaven. Doch daar de Atjehers zich niet geleidelijk wilden onderwerpen, moest ander maal naar de wapenen worden omge zien. Toen was het generaal Karei van der Heijden die toonde over welke krachten Nederland te beschikken had en de stiyd, zou voorzeker onder zijn bestuur tot een einde zyn gebracht, wanneer de kloeke generaal aan het hoofd ware blijven staan. Doch toen kwam de Regeering tot de overtui ging, dat het militair bestuur door een burgerlijk moest worden verrangen en in weerwil van het protest van gene raal v.d. Heijden werd een civiel be stuur onder goeverneurschap van den heer van der Hoeven ingesteld. Reeds den 3den Juni werden de vijandelijk heden hervat. In 1883 nam de heer van der Hoe ven zyn eervol ontslag en werd opge volgd door den heer Luging Tobias. Doch de toestand werd er niet beter op, maar veel eer onhoudbaar. Toen besloot men om een klein gebied om Atjeh te behouden en werd aan gene raal Demmeni opgedragen dit gebied, veel kleiner dan het indertijd door generaal van der Heijden bezette ter rein doch groot genoeg om de ons trouw geworden inlauders te huisves ten, te beschermen. Tot zijn opvolger werd benoemd generaal Deykerhoff, die weder eene geheele andete rege ling invoerde en van meening was den vrede het best te kunnen bewaren door het volk door de Indische Vorsten te laten regeeren. j Daarbij stelde hij te veel vertrouwen jin Toekoe Oemar. En dat dit ver trouwen beschaamd zou worden, is igebleken uit het verraad dat Toekoe I Oemar in het begin van 1896 pleegde, ilnplaats van dé Atjehers, die de colonne van Blockiand hadden aan gevallen en de post Senegal in brand hadden gestoken, op bevel van onze regeering te gaan tuchtigen, weigerde Toekoe Oemar en vluchtte hij. Met het stelsel Deijkerhoff werd toen ge broken en het stelsel vaQ Generaal van der Heijden, dat 13 jaren ver laten was, werd in eere hersteld en de eer van ons vaandel gewroken. Nog is Atjeh niet in rust, doch het verzet is veel minder. Op de oostkust van Sumatra heerscht nu rust, daar worden onze bevelen en wetten uit gevoerd tot heil van land en volk. Waar vroeger geen schip dorst te naderen daar liggen thans de booten van de Koninklijke Packetvaart. Zie daar de resultaten, die wy met onzen 25-jarigen krjig hebben gekregen. Het nageslacht, besloot spreker, zal wyzen op de overwinning, die de i beschaving op de wildernis heeft be- haald en het zal voor dat geslacht 'een bewjjs zyn, dat oud-hollandscbe kracht en moed nog niet verloren zyn gegaan. Een luid applaus had de heer v. d. Voort voor zijn boeiende en leer rijke rede in ontvangst te nemen. SgftNEt&LAND. Parlementaire Praatjes. De Eerste Kamer, die Maandag even bijeenkwam, voor enkele dagen slechts had, behalve de samenstel ling harer afdeelingen, niet veel te doen. Zy moet in de afdeelingen on derzoeken hetgeen door de Tweede Kamer laatstelijk is afgedaan. Lang kan haar bijeenzijn uit den aard niet duren, daar de heeren op Oudejaars avond weer thuis moeten zyn. G. Jr. Uit de „Staatscourant". Koninklijke Besluiten. Benoemd tot burgemeester van Wyhe, mr. T. L. Rambonnet J.Jz., secretaris dier gemeente; van Scher- penzeel, D, Pool, secretaris dier gemeentevan Asten, G. M. Frencken, secretaris dier gemeente van Someren, J. Verhoysen. se cretaris dier gemeente; van War mond, mr. A. Nederburgh, secretaris dier gemeente; van Driebergen en van Rysenburg, mr. W. H. J. baron Van Heemstra; van Diever, L. W. van Os, secretaris dier gemeentevan Voorst, mr. H. Crommelinvan Wym- britseradeel, M. H. Tromp; van Beesel, J. P. H. B. H. Janssen; van Sim- pelveld, J. L. H. van Wersch, secre taris dier gemeente; van Lith, N. Dykhoff; van Brakel en van Poede- royeu, J. van Dalen, secretaris dier gemeenten. De hoofdinspecteur van administra tie by de zeemacht W. H. F. Vogel, benoemd tot officier in de orde van Oranje Nassau. De luitenant ter zee der 2de klasse A. Merkus, met ingang van 1 Januari a.s. bevorderd tot luitenant ter zee der 1ste klasse. Toestemming verleend aan P. van j Trayen, secretaris der gemeente Wyk jaan Zee en Duin, om te Beverwyk 'te blyven wonen. Met ingang van 1 Jan. 1*99de I hoofdinspecteur van administratie W. IH. F. Vogel, op zyn verzoek op pensioen gesteld, onder dankbetuiging j voor zyn langdurige en zeer goede diensten, en het bedrag van het pen sioen bepaald op f 3225 's jaarsen bevorderdtot hoofdinspecteur van administratie de inspecteur van admi nistratie P. F. van Wage; tot inspec teur van administratie, de officier van administratie der 1ste klasse J. W. Groeneyktot officier van admini stratie der lste klasse, de officier van administratie der 2de klasse O. W. J. Imminktot officier van admini stratie der 2de klasse, de adjunct ad ministrateur A. van der Boon. Audiëniiën. De gewone audientiën van de mi nisters van marine, financiën, oorlog en koloniën zallen deze week niet plaats hebben. Nederl. Onderw. Genootschap. De gewestelijke vereeniging Noord- Holland van het Nederlandsch Onder wijzers Genootschap hield Dinsdag in het gebouw Eensgezindheid te Am sterdam hare gewone jaarlyksche vergadering, welke tevens hare laatste zon zyn. Aan het eind dezer samen komst toch zou de gewestelijke vereeni ging, overeenkomstig het besluit van het genootschap, ophouden te bestaan. De vergadering werd gepresideerd door den heer H. Kroese. Dertien afdeelingen waren vertegenwoordigd. Eene gedachtenwisseling vond plaats over de stelliog, door den heer G. H. van Daalen van Assendelft ter vorige jaarlyksche vergadering verdedigd „De groote steden oefenen op ver schillende wyzon invloed op ons lager onderwijs, en die invloed is voor liet onderwijs ten plattelande grootendeels nadeelig." Eene conclusie werd niet gesteld. In den namiddag hield dr. P. H. Rit- ter eene voordracht over „utilisme", bet stelsel van moraal, reeds door Epicurus ontvouwd, in onzen tijd een vertolker gevonden hebbende in Stuart Mill. Den heer Ritter werd met luid applaus en een hartelijk woord van den voorzitter de dank der vergade ring gebracht. De laatste gewestelijke vergadering, werd beëindigd met een slotwoord vaa den heer C. F. A. Zernike; die in onderhoudenden trant het 50-jarig leven der gewestelijke vereeniging schetste, ten laatste met warmte de overtuiging uitsprekend, dat eerlaug alle schoolhoofden eu onderwijzers zullen vereenigd worden in één eenig en algemeen Nederlandsch Onderwy zers Genootschap. Volkssanatoria. Naar de sub-commissie voor Alk maar en omstreken der Vereeniging tot oprichting en exploitatie van volks sanatoria Voor borstlyders io Neder land in eene Dinsdag verspreide cir culaire mededeelt, is de aandacht van het hoofdcoraité voor het oprichten vau een sanatorium in deze provincie reeds gevestigd op de zoo begroeide duinstreek van Schoorl en Bergen welke by het zoeken naar leen ge schikt terrein door eene commissie uit zijn midden zal bezocht worden. Een paniekje. In den Grooten Schouwburg te Rot terdam, op alie rangen dicht bezet, ontstond Maandagavond ean paniekje, doordien, naar aanleiding van eeu ont ploffing in de verwarmingsbuizen op de loge-gaandery, een aldaar gezeten persoon brand riep. De brandwacht G. Schilt, die dezen avond dienst deed, sloot de stoomkrs an in de machinekamer af en by onder zoek bleek een der verwarmingspypen ontzet te zyn. Na enkele oogenblikken van stag natie kon worden doorgespeeld. Een paar dames waren flauw gevallen en een bediende brak den pols. Overigens had dit paniekje geen ernstige gevolgen. Gezonken. Op de Vaart tusschen Gouda en Stolwyk is Maandagochtend een schip, beladen met 30 last maïs, lek ge worden en gezonken. Zóó onverwachts gebeurde dit Bn zoo snel ging alles in zyn werk, dat de vroaw en kinde ren van den schipper nanwelyks lia'.f gekleed het schip konden verlaten. Levend verbrand. Een verschrikkelijk ongeluk trof Zaterdagavond het huisgezin v. d. L., wonende in een poort aan de Haven- markt te Breda. Ongeveer tien ure keerde de ruim veertigjarige echtgenoot haiswaarts en zette hy zich aan tafel. De vrouw verwijderde zich even tot het doen van een boodschap. Weldra overmeesterde de slaap den man zoodanig, dat hjj met het hoofd op tafel insluimerde en niet bemerkte dat hy in aanrakiög kwam met een staande petroleumlamp. Op een gegeven oogenblik kantelde deze om, en deelde het vonr zich mede aan de kleederen en liet hoofdhaar van den slapende. Toch ontwaakte deze eerst toen de vlammen hoog op sloegen. Verbijsterd van schrik en ten prooi aan de hevigste smarten, deed de man een gebral hooren, dat huizen ver doordrong. Helaas, by was niet in staat zich van zijne kleederen te ont doen. Op dat oogenblik keerde de vrouw huiswaarts, terwijl ook eenige buren reeds trachtten de woning binnen te dringen. Inmiddels had zich daar zoo veel rook verzameld, dat men er toe overging een ruit te verbrijzelen, waar door de rook een vryen uitweg vond. Rappe Landen rukten den ongeluk kige de kleederen van het lijf. Der mate had het vuur hem aangetast, dat op meerdere plaatsen heele st uk ken huid mede werden afgescheurd. Geheel ontkleed legde men hem op een hoop krullen. In allerijl werden een priester en een dokter gewaarschuwd. De laatste genademiddelen der H. Kerk worden toegediend en daarna werd de man overgebracht naar het gasthuis, waar by, nog steeds by kenöis zy'nde, ten volle werd bediend. Eerst des morgens half vjjf ver loste de dood den rampzalige uit zyn naamloos lijden. (N.B.CL) Leiteren en Kunst. Van de Leestafel. „Aan 't Minnewater", van Dr. Man- rits Sabbe is een boek van Zuid-Ne derlandsehen oorsprong, verschenen FEUILLETON. Kijkjes in de Sportwereld. Lucifer stond aan liet begin van den weg naar Da kiwi tz, omringd door baron von Rosse, den trainer en twee staljon gens. Hij werd gewasschen, afgewreven, in dekken gewikkeld en gedroeg ziek onder deze bekandeling als een lam. C. W. wilde nu den flater uitwis- scken, dien kij zoo straks begaan bad en bewijzen, dat kij zijn eigen paard kende. Met een moed, dien kij anders tegen over paarden niet aan den dag legde, ging hij naar bet dier toe, maar dadelijk werd het beest onrustig, wendde zijn kop om en maakte een verdachte beweging met den achterpoot. De beer George, de trainer, onbeleefd als altijd, maar nu daarbij nog in angst verkeerend, riep hem opgewonden toe: „Ga weg! Weg zeg ik u!" Voor den drommel blijf toch van bet paard af!" Weder lachten allen ook C. W. Maar bet was een zuurzoet lachje, dat niet veel goeds voor den heer George voor spelde. De held van allen was de oude baron von Rosse. Men feliciteerde hem en de graaf zei- de met een waardeering, die de vakman zelden aan den dag legde „Gij, beste baron en mijnheer Geor ge hebt een meesterstuk geleverd. Gij zult vreugde aan bet dier beleven." Hij groette den baron en mijnbeer Kalm en verwijderde zich met zijn ge- Maar C. W. dacht„Zoo'n g< beid komt nooit weer, laat baar dus niet ongebruikt voorbijgaan!" En onbekommerd liep hij met de heeren verder, praatte over koetjes en kalf jes, vertelde, dat hij dertien mülioen bij de Engelsche bank gedeponeerd bad en verklaarde dit geld onder de men- scken te zullen brengen. „Kan ik het geld in mijn graf mee nemen V' vroeg bij; „immers neen; Puitschland is mijn vaderland en dat hoop ik niet te vergeten." Natuurlijk viel dit plan zeer in den Een man, die dertien milhoen wil, opmaken, is een gezien man, dien rij ke, deftige beeren zelfs niet graag links laten liggen. Men kan nooit weten boe men zoon man nog eens noodig beeft. „Die Kalm heeft een hatelijk voor komen," dacht de ritmeester, „een echte falsaris. Maar men moet de menschen niet altijd naar bun uiterlijk beoordee- len." Toen deze twee afscheid van elkaar namen sprak men af den volgenden dag bij „Ubl" te soupeeren. C. W. vertelde den ritmeester nog ten slotte, dat hij van plan was eenige groote sommen aan in richtingen te schenken en daar de beer von Carlotta twee tantes had, die voor zitsters van liefdadige instellingen, maar nog nooit door den ritmeester daarvoor ondersteund waren, raakte hij bepaald opgewonden. ,,Ik zal u aan mijn tantes voorstellen, waarde mijnbeer Kalm, twee gravin nen von RanchowGarnin. Zij zullen er zich bepaald over verheugen. Men moest zich eigenlijk meer om dergelijke liefdadige instellingen bekom meren, maar ziet ge, beste vriend, men heeft er eigenlijk geen tijd voor. En beeft men den tijd, dan denkt men er niet aan. Men leeft eigenlijk als de wilden. Maar die twee zullen zich over uw plan verheugen." „Laten zij zich maar verheugen," dacht C .W. „Dat kost niets en is voor ieder mensch goed. En zoo scheidden deze twee, beiden over deze nieuwe kennismaking in hun schik en met één gedachte vervuldop welke wijze zal ik hieruit geld kunnen slaan? Konrad kwam op zijn. Ierschen „Hunter," dien Brandes hem in het voorjaar ten geschenke had gegeven, la ter dan de anderen de renbaan oprijden. Om zijn weg te bekorten reed hij het park door en zag Katheken en den prins naast elkaar wandelen. Dat was niets bijzonders, maar zelfs een minder scherp opmerker dan Konrad moest, zien, dat- de jongelui zich gedwongener tegenover elkaar gedroegen, dan men in 't dage lij ksch Teven gewoon is te doen. lederen keer als Konrad Kathchen in gezelschap van den prins zag, voelde hij een snijdende pijn in zijn hart. Hoe grooter de afstand tusschen hen beiden werd, hoe meer zijn onbeantwoorde lief de voor haar toenam, en met haar zijn afkeer voor den prins, tegenover wien hij nauwelijks in staat was de beleefdheid in acht te nemen. Die man speelt met KathchenHij kan 't niet oprecht met haar meenen! En zelfs al was dit zoo, met welk recht durfde deze verloopen prins de oogen naar dit jonge, bloeiende meisje opslaan Konrad beraamde in zijn eenzaam heid dikwijls de onmogelijkste plannen, hij wilde den prins rekenschap vragen, Brandes de oogen openen en waarschu- wen, o£ met Kathchen spreken en kaar j uitleggen dat zij met open oogen haar ongeluk te gernoet ging. Maar al die gedachten wierp hij als onzin verre van zich. Alle drie zouden I in den waarschuwer slechts den versma- den of onopgemerkten minnaar zien en zijn raad toornig, lachend en medelij dend afwijzen. De liefde en angst voor het jonge meisje benamen hem zijn kalmte hij werd zenuwachtig en gejaagd. Op de renbaan trof hij Brandes al leen. Het was intusschen acht uur gewor den, de zon stond reeds hoog aan den hemel en de paarden keerden in lange rijen naar hun stallen terug. Brandes was niet meer zoo vroolijk als een uur geleden. „Coriolan loopt goed, uitstekend zelfs, maar ik ben er volstrekt niet zeker van, dat hij de Derby wint. Die andere, die zwarte, Kalm's paard, galoppeert zeld zaam. Ik voel ook dat ik de Derby niet win. Zulke voorgevoelens bedriegen mij nooit. Daarvoor heeft men nu twintig jaar lang een renstal bezeten en jaar in jaar uit gehoopt, de voornaamste course te winnen en altijd is het mij tegenge- loopen. En zoo zal het dezen keer ook wel zijn." Konrad beproefde hem dit uit het hoofd te praten, maar Brandes voer bij na heftig tegen hem uit. „Zwijg daarover, wat weet gij er van!" Hij zweeg en verbrak eerst na langen tijd de stilte». „Hdel voel bijgeloovige menschen verbeelden zich, dat er heden bestaan, wier oogen ongeluk aanbrengen. Dat is natuurlijk dwaasheid, maar bij dien kerel kan men. er aan gelooveil. Die man brengt mij ongeluk aan, dat heb ik van 't eerste oogenblik af, ge voeld," Hij drukte Konrad hartelijk de hand als wilde hij zeggen „Vergeef mij mijn driftige woorden, want gij hebt aan dit alles toch in 't geheel geen schuld," toen liep hij lang zaam alsof 't hem moeite kostte op zijn villa toe. Van de jeugdige veerkracht van zoo- even was niets meer te bespeuren. Juist kwam er een officier met een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 1