NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
□onderdag 29 December (898.
■o 47S5
HAARLEMS DAQBLAD
JLBOlsTISrElVEElITTSn^IJ-S:
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom dei-
gemeente), per 3 maanden1.80
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Gefllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post0.37!/2
ADV jHii^TZEHNTTinEnsr:
1 - 5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Groote lettere naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen deor onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor liet Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Eirangére G. L. JDAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels f 0,75, elke regel meer f 0,15; Reclames per regel f 0,80.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemevdaalSantpoort en Schoten, P. v. d. RAADT, Sandpoort; Heemstede, J. LEUVEN,bp de tol; SpaamdamC. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER
VelsenW. J. RUIJTERBeverwijkJ. HOORNSHillegomARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten i
nemen Abonnementen eD Advertentiën aan.
Nieuwjaars- Advertentiën
Evenals vorige jaren bestaat er ook
nu weder gelegenheid tot het plaatsen
van
Nieuwjaarwenschen
in dit blad, tegen den prijs van 25
Cents a contant voor hoogstens vijf
regels, elke regel meer 5 Cents. En
wel in het nummer, dat ZATERDAG
AVOND verschijnt.
Inzending met bijvoeging der kos
ten kan geschieden tot VRIJDAG
AVOND 10 uur.
Een spoedige toezending der An
nonces wordt 6chter dringend verzocht.
In den omtrek kunnen deze adver
tentiën aan de Agenten worden op
gegeven.
De Directeur-TJitqever
J. C. PEEREBOOM.
STADSNIEUWS
Eerste eu eerde pagina.
Haarlem28 Dec. 1898.
Bij het examen, afgenomen door de
Vereeniying tot bevordering van het
onderwijs in handenarbeid in Neder
land, zooals gemeld is albier gehou
den Vrijdag en Zaterdag 23 en 24
dezer, zijn geslaagd, voor diploma A
(karton en klei) de heeren D. Th.
Adama, J. M. Adam, J. Atema, Th.
Blok, G. W. de Boer, J. Deutekom,
H. Daukelman, H. C. van Heerik-
huizen, P. den Hertog, J. C. G. Hop-
pener, K. v. Herwerden, B. Kraal,
K. Kuiper, N. G. Meyer Drees, P.
Messchaert, J. J. Moor, G. A. Mel-
chior, F. C. Misset, K. Pijper, C.
Rab, M. Vrij, allen uit Haarlemmej.
F. Themans, uit Almelo; de beeren
H. Brommet, uit Alkmaar en J. Lep
pink, uit Eibergen.
Bij vonnis van de Arrondissements-
Recbtbank te Haarlem van 27 Decem
ber 1898 is opgeheven de staat van
faillissement waar Pieter Hop
man, winkelier in kruidenierswaren,
wonende te IJmuiden, bij vonnis van
genoemde Rechtbank dd. 13 Decem
ber 1898 is verklaard.
„Haarlem's Zanggenot."
De Liedertafel „Haarlem's Zang
genot", herdacht in een buitengewone
vergadering van 19 Dec. j.l. op feeste
lijke wijze den afgeloopen Zangwed
strijd, welke door de Liedertafel by
gelegenheid van baar 30-jarig bestaan
was uitgeschrevenuit alles bleek dat
daze wedstrijd in alle deelen uitste
kend geslaagd mag genoemd worden.
Aan de heeren Jhr. Mr. J. W. G.
Boreel van Hogelanden Mr. W. Ja
gers Gerlings, F. Smit Kleine, G. C.
MereDS, J. B. A. Saeijs, H. v. Bree-
men Hz., J. F. Bekker allen alhier
en C. Andriesseu te Hilversum, werd
het Eerelidmaatschap aangeboden als
bewijs van waardeering voor de vele
diensten door hen aan de Liedertafel
bewezen.
Weten en Werken.
Dinsdagavond werd in „Weten en
Werken" de spreekbeurt vervuld door
den heer A. van der Voort Az. De
zaal was goed bezet. Spreker had tot
onderwerp van zyn rede gekozen „De
Atjeh-oorlog en het dappere onver
saagde leger." Allereerst gaf spreker
eene korte beschrijving van het land
en deelde mede dat de lengte van
Noord- naar Zuid-Sumatra ongeveer
even groot is als de afstand van hier
naar Konstantinopel, terwijl de geheele
Archipel bijna zoo groot is als geheel
Europa, doch spreker zou het nu in
hoofdzaak hebben over het N. O.
puntje van Sumatra en wel over
Atjeh. Een grondgebied van 6 uren
gaans hebben wij, zeide spreker, ge
durende de 25 jaar, dat er oorlog ge
voerd is, in ons bezit gekregen.
Alsnu loopt spreker de geschiedenis
na en herinnert er aan hoe onze voor
ouders naar den Indischen Archipel
trokken om handel te drijven, hoe zij
van handelaars overheerschers wer
den; als voorbeeld noemde de heer v. d.
Voort de Oost-IndischeCompagnie, die
de onbarmhartige bebeerscheres werd
van bet schoone werelddeel, dat zy
exploiteerde. In 1811 maakte Groot
Brittannië zich meester van onze be
zittingen, doch in 1814 werd op het
Congres te Weenen bepaald, dat de
eilanden weder aan ons zouden
toebehooren. In 1824 werd met de
Engelschen een verdrag gesloten,
waarbij bepaald werd dat wjj ons
gezag niet mochten uitbreiden naar
Z.-O. Sumatra en geen daden van
geweld tegen den sultan van Atjeh
mochten uitrichteo. Deze bepaling
was voor de Nederlandsche Regeering
zeer verderfelijk, daar wjj nu de
Atjebers, die steeds de schepen in
hunne wateren aanvielen en beroof
den, niet konden tuchtigen, doch al
leen den Sultan konden uitnoodigen
zijnen onderhoorigen zulks te beletten.
Van 1824 tot aan het uitbreken van
den Atjeh-oorlog was onze regeering
dan ook in groote moeilijkheden ge
wikkeld, want de zeeroof te beteuge
len, zonder daden van geweld be
hoorde schier tot het onmogelijke.
Nadat de Ajehers in 1831 een
Amerikaanscb oorlogsschip hadden
getuchtigd, in 1836 het Nederlandsch
handelsvaartuig „de Dolfijn" hadden
afgeloopen en de sultan weigerde de
buit groot f 30.000 terug te geven en
nadat zij nog veel meer ongerechtig
heden hadden uitgehaald, zag Enge
land de onrechtvaardigheid van de ge
maakte bepaÜDg en trok haar in. Nu
werd den Sultan aangezegd het
oppergezag van Nederl ind te erken
nen en toen deze daaraan geen ge
volg wilde geven werd hem op 26
Maart 1873 de oorlog verklaard.
Hierbij staat spreker even stil om
een blik te slaan op het land en volk
en schildert ons het zeer moerassige
land en schetst het karakter van het
volk, dat lager staat en dierlijker is
dan alle overige bewoners van den
Archipel-
De eerste expeditie, die niet zeer
gunstig voor ons afliep, had plaats
onder aanvoering van Generaal Köh-
ler. Nadat spreker nog het een en
ander had medegedeeld over het leven
van den soldaat in Ned.-Indië, her
innerde bij aan de 2de expeditie, die
onder leiding van Generaal van Swie-
ten, een man, die in vele gevechten
blijken van bekwaamheid had gegeven,
plaats had. Deze expeditie was sterk
300 officieren, waaronder de later zoo
1 beroemd geworden generaals van der
Heijden, Pel en Vetter, 7000 minderen,
3000 dwangarbeiders en 150 opzich
ters. Op 9 December 1873 op het
eiland aangekomen, begon reeds den
volgendeu dag de hevige strijd, die
tot 25 Januari 1874 aanhield en ein
digde met de inneming van den Kra
ton. Hierna werden de vijandelijkhe
den voor een tijd gestaakt en getracht
ons gezag daar te handhaven. Doch
daar de Atjehers zich niet geleidelijk
wilden onderwerpen, moest ander
maal naar de wapenen worden omge
zien.
Toen was het generaal Karei van
der Heijden die toonde over welke
krachten Nederland te beschikken had
en de stiyd, zou voorzeker onder zijn
bestuur tot een einde zyn gebracht,
wanneer de kloeke generaal aan het
hoofd ware blijven staan. Doch toen
kwam de Regeering tot de overtui
ging, dat het militair bestuur door een
burgerlijk moest worden verrangen en
in weerwil van het protest van gene
raal v.d. Heijden werd een civiel be
stuur onder goeverneurschap van den
heer van der Hoeven ingesteld. Reeds
den 3den Juni werden de vijandelijk
heden hervat.
In 1883 nam de heer van der Hoe
ven zyn eervol ontslag en werd opge
volgd door den heer Luging Tobias.
Doch de toestand werd er niet beter
op, maar veel eer onhoudbaar. Toen
besloot men om een klein gebied om
Atjeh te behouden en werd aan gene
raal Demmeni opgedragen dit gebied,
veel kleiner dan het indertijd door
generaal van der Heijden bezette ter
rein doch groot genoeg om de ons
trouw geworden inlauders te huisves
ten, te beschermen. Tot zijn opvolger
werd benoemd generaal Deykerhoff,
die weder eene geheele andete rege
ling invoerde en van meening was den
vrede het best te kunnen bewaren
door het volk door de Indische Vorsten
te laten regeeren.
j Daarbij stelde hij te veel vertrouwen
jin Toekoe Oemar. En dat dit ver
trouwen beschaamd zou worden, is
igebleken uit het verraad dat Toekoe
I Oemar in het begin van 1896 pleegde,
ilnplaats van dé Atjehers, die de
colonne van Blockiand hadden aan
gevallen en de post Senegal in brand
hadden gestoken, op bevel van onze
regeering te gaan tuchtigen, weigerde
Toekoe Oemar en vluchtte hij. Met
het stelsel Deijkerhoff werd toen ge
broken en het stelsel vaQ Generaal
van der Heijden, dat 13 jaren ver
laten was, werd in eere hersteld en
de eer van ons vaandel gewroken.
Nog is Atjeh niet in rust, doch het
verzet is veel minder. Op de oostkust
van Sumatra heerscht nu rust, daar
worden onze bevelen en wetten uit
gevoerd tot heil van land en volk.
Waar vroeger geen schip dorst te
naderen daar liggen thans de booten
van de Koninklijke Packetvaart. Zie
daar de resultaten, die wy met onzen
25-jarigen krjig hebben gekregen.
Het nageslacht, besloot spreker,
zal wyzen op de overwinning, die de
i beschaving op de wildernis heeft be-
haald en het zal voor dat geslacht
'een bewjjs zyn, dat oud-hollandscbe
kracht en moed nog niet verloren zyn
gegaan.
Een luid applaus had de heer v.
d. Voort voor zijn boeiende en leer
rijke rede in ontvangst te nemen.
SgftNEt&LAND.
Parlementaire Praatjes.
De Eerste Kamer, die Maandag
even bijeenkwam, voor enkele dagen
slechts had, behalve de samenstel
ling harer afdeelingen, niet veel te
doen. Zy moet in de afdeelingen on
derzoeken hetgeen door de Tweede
Kamer laatstelijk is afgedaan. Lang
kan haar bijeenzijn uit den aard niet
duren, daar de heeren op Oudejaars
avond weer thuis moeten zyn.
G. Jr.
Uit de „Staatscourant".
Koninklijke Besluiten.
Benoemd tot burgemeester van
Wyhe, mr. T. L. Rambonnet J.Jz.,
secretaris dier gemeente; van Scher-
penzeel, D, Pool, secretaris dier
gemeentevan Asten, G. M.
Frencken, secretaris dier gemeente
van Someren, J. Verhoysen. se
cretaris dier gemeente; van War
mond, mr. A. Nederburgh, secretaris
dier gemeente; van Driebergen en van
Rysenburg, mr. W. H. J. baron Van
Heemstra; van Diever, L. W. van
Os, secretaris dier gemeentevan
Voorst, mr. H. Crommelinvan Wym-
britseradeel, M. H. Tromp; van Beesel,
J. P. H. B. H. Janssen; van Sim-
pelveld, J. L. H. van Wersch, secre
taris dier gemeente; van Lith, N.
Dykhoff; van Brakel en van Poede-
royeu, J. van Dalen, secretaris dier
gemeenten.
De hoofdinspecteur van administra
tie by de zeemacht W. H. F. Vogel,
benoemd tot officier in de orde van
Oranje Nassau.
De luitenant ter zee der 2de klasse
A. Merkus, met ingang van 1 Januari
a.s. bevorderd tot luitenant ter zee
der 1ste klasse.
Toestemming verleend aan P. van
j Trayen, secretaris der gemeente Wyk
jaan Zee en Duin, om te Beverwyk
'te blyven wonen.
Met ingang van 1 Jan. 1*99de
I hoofdinspecteur van administratie W.
IH. F. Vogel, op zyn verzoek op
pensioen gesteld, onder dankbetuiging
j voor zyn langdurige en zeer goede
diensten, en het bedrag van het pen
sioen bepaald op f 3225 's jaarsen
bevorderdtot hoofdinspecteur van
administratie de inspecteur van admi
nistratie P. F. van Wage; tot inspec
teur van administratie, de officier van
administratie der 1ste klasse J. W.
Groeneyktot officier van admini
stratie der lste klasse, de officier van
administratie der 2de klasse O. W.
J. Imminktot officier van admini
stratie der 2de klasse, de adjunct ad
ministrateur A. van der Boon.
Audiëniiën.
De gewone audientiën van de mi
nisters van marine, financiën, oorlog
en koloniën zallen deze week niet
plaats hebben.
Nederl. Onderw. Genootschap.
De gewestelijke vereeniging Noord-
Holland van het Nederlandsch Onder
wijzers Genootschap hield Dinsdag
in het gebouw Eensgezindheid te Am
sterdam hare gewone jaarlyksche
vergadering, welke tevens hare laatste
zon zyn. Aan het eind dezer samen
komst toch zou de gewestelijke vereeni
ging, overeenkomstig het besluit van
het genootschap, ophouden te bestaan.
De vergadering werd gepresideerd
door den heer H. Kroese. Dertien
afdeelingen waren vertegenwoordigd.
Eene gedachtenwisseling vond plaats
over de stelliog, door den heer G. H.
van Daalen van Assendelft ter vorige
jaarlyksche vergadering verdedigd
„De groote steden oefenen op ver
schillende wyzon invloed op ons lager
onderwijs, en die invloed is voor liet
onderwijs ten plattelande grootendeels
nadeelig."
Eene conclusie werd niet gesteld.
In den namiddag hield dr. P. H. Rit-
ter eene voordracht over „utilisme",
bet stelsel van moraal, reeds door
Epicurus ontvouwd, in onzen tijd een
vertolker gevonden hebbende in Stuart
Mill.
Den heer Ritter werd met luid
applaus en een hartelijk woord van
den voorzitter de dank der vergade
ring gebracht.
De laatste gewestelijke vergadering,
werd beëindigd met een slotwoord vaa
den heer C. F. A. Zernike; die in
onderhoudenden trant het 50-jarig
leven der gewestelijke vereeniging
schetste, ten laatste met warmte de
overtuiging uitsprekend, dat eerlaug
alle schoolhoofden eu onderwijzers
zullen vereenigd worden in één eenig
en algemeen Nederlandsch Onderwy
zers Genootschap.
Volkssanatoria.
Naar de sub-commissie voor Alk
maar en omstreken der Vereeniging
tot oprichting en exploitatie van volks
sanatoria Voor borstlyders io Neder
land in eene Dinsdag verspreide cir
culaire mededeelt, is de aandacht van
het hoofdcoraité voor het oprichten
vau een sanatorium in deze provincie
reeds gevestigd op de zoo begroeide
duinstreek van Schoorl en Bergen
welke by het zoeken naar leen ge
schikt terrein door eene commissie uit
zijn midden zal bezocht worden.
Een paniekje.
In den Grooten Schouwburg te Rot
terdam, op alie rangen dicht bezet,
ontstond Maandagavond ean paniekje,
doordien, naar aanleiding van eeu ont
ploffing in de verwarmingsbuizen op
de loge-gaandery, een aldaar gezeten
persoon brand riep.
De brandwacht G. Schilt, die dezen
avond dienst deed, sloot de stoomkrs an
in de machinekamer af en by onder
zoek bleek een der verwarmingspypen
ontzet te zyn.
Na enkele oogenblikken van stag
natie kon worden doorgespeeld. Een
paar dames waren flauw gevallen en
een bediende brak den pols.
Overigens had dit paniekje geen
ernstige gevolgen.
Gezonken.
Op de Vaart tusschen Gouda en
Stolwyk is Maandagochtend een schip,
beladen met 30 last maïs, lek ge
worden en gezonken. Zóó onverwachts
gebeurde dit Bn zoo snel ging alles
in zyn werk, dat de vroaw en kinde
ren van den schipper nanwelyks lia'.f
gekleed het schip konden verlaten.
Levend verbrand.
Een verschrikkelijk ongeluk trof
Zaterdagavond het huisgezin v. d. L.,
wonende in een poort aan de Haven-
markt te Breda.
Ongeveer tien ure keerde de ruim
veertigjarige echtgenoot haiswaarts
en zette hy zich aan tafel. De vrouw
verwijderde zich even tot het doen van
een boodschap. Weldra overmeesterde
de slaap den man zoodanig, dat hjj
met het hoofd op tafel insluimerde en
niet bemerkte dat hy in aanrakiög
kwam met een staande petroleumlamp.
Op een gegeven oogenblik kantelde
deze om, en deelde het vonr zich mede
aan de kleederen en liet hoofdhaar
van den slapende. Toch ontwaakte
deze eerst toen de vlammen hoog op
sloegen.
Verbijsterd van schrik en ten prooi
aan de hevigste smarten, deed de man
een gebral hooren, dat huizen ver
doordrong. Helaas, by was niet in
staat zich van zijne kleederen te ont
doen.
Op dat oogenblik keerde de vrouw
huiswaarts, terwijl ook eenige buren
reeds trachtten de woning binnen te
dringen. Inmiddels had zich daar zoo
veel rook verzameld, dat men er toe
overging een ruit te verbrijzelen, waar
door de rook een vryen uitweg vond.
Rappe Landen rukten den ongeluk
kige de kleederen van het lijf. Der
mate had het vuur hem aangetast,
dat op meerdere plaatsen heele st uk ken
huid mede werden afgescheurd.
Geheel ontkleed legde men hem op
een hoop krullen. In allerijl werden een
priester en een dokter gewaarschuwd.
De laatste genademiddelen der H.
Kerk worden toegediend en daarna
werd de man overgebracht naar het
gasthuis, waar by, nog steeds by
kenöis zy'nde, ten volle werd bediend.
Eerst des morgens half vjjf ver
loste de dood den rampzalige uit zyn
naamloos lijden.
(N.B.CL)
Leiteren en Kunst.
Van de Leestafel.
„Aan 't Minnewater", van Dr. Man-
rits Sabbe is een boek van Zuid-Ne
derlandsehen oorsprong, verschenen
FEUILLETON.
Kijkjes in de Sportwereld.
Lucifer stond aan liet begin van den
weg naar Da kiwi tz, omringd door baron
von Rosse, den trainer en twee staljon
gens.
Hij werd gewasschen, afgewreven, in
dekken gewikkeld en gedroeg ziek onder
deze bekandeling als een lam.
C. W. wilde nu den flater uitwis-
scken, dien kij zoo straks begaan bad
en bewijzen, dat kij zijn eigen paard
kende.
Met een moed, dien kij anders tegen
over paarden niet aan den dag legde,
ging hij naar bet dier toe, maar dadelijk
werd het beest onrustig, wendde zijn kop
om en maakte een verdachte beweging
met den achterpoot.
De beer George, de trainer, onbeleefd
als altijd, maar nu daarbij nog in angst
verkeerend, riep hem opgewonden toe:
„Ga weg! Weg zeg ik u!" Voor den
drommel blijf toch van bet paard af!"
Weder lachten allen ook C. W. Maar
bet was een zuurzoet lachje, dat niet
veel goeds voor den heer George voor
spelde.
De held van allen was de oude baron
von Rosse.
Men feliciteerde hem en de graaf zei-
de met een waardeering, die de vakman
zelden aan den dag legde
„Gij, beste baron en mijnheer Geor
ge hebt een meesterstuk geleverd. Gij
zult vreugde aan bet dier beleven."
Hij groette den baron en mijnbeer
Kalm en verwijderde zich met zijn ge-
Maar C. W. dacht„Zoo'n g<
beid komt nooit weer, laat baar dus
niet ongebruikt voorbijgaan!"
En onbekommerd liep hij met de
heeren verder, praatte over koetjes en
kalf jes, vertelde, dat hij dertien mülioen
bij de Engelsche bank gedeponeerd bad
en verklaarde dit geld onder de men-
scken te zullen brengen.
„Kan ik het geld in mijn graf mee
nemen V' vroeg bij; „immers neen;
Puitschland is mijn vaderland en dat
hoop ik niet te vergeten."
Natuurlijk viel dit plan zeer in den
Een man, die dertien milhoen wil,
opmaken, is een gezien man, dien rij
ke, deftige beeren zelfs niet graag links
laten liggen. Men kan nooit weten boe
men zoon man nog eens noodig beeft.
„Die Kalm heeft een hatelijk voor
komen," dacht de ritmeester, „een echte
falsaris. Maar men moet de menschen
niet altijd naar bun uiterlijk beoordee-
len."
Toen deze twee afscheid van elkaar
namen sprak men af den volgenden dag
bij „Ubl" te soupeeren. C. W. vertelde
den ritmeester nog ten slotte, dat hij van
plan was eenige groote sommen aan in
richtingen te schenken en daar de beer
von Carlotta twee tantes had, die voor
zitsters van liefdadige instellingen, maar
nog nooit door den ritmeester daarvoor
ondersteund waren, raakte hij bepaald
opgewonden.
,,Ik zal u aan mijn tantes voorstellen,
waarde mijnbeer Kalm, twee gravin
nen von RanchowGarnin. Zij zullen
er zich bepaald over verheugen.
Men moest zich eigenlijk meer om
dergelijke liefdadige instellingen bekom
meren, maar ziet ge, beste vriend, men
heeft er eigenlijk geen tijd voor. En
beeft men den tijd, dan denkt men er
niet aan. Men leeft eigenlijk als de
wilden.
Maar die twee zullen zich over uw
plan verheugen."
„Laten zij zich maar verheugen,"
dacht C .W.
„Dat kost niets en is voor ieder
mensch goed.
En zoo scheidden deze twee, beiden
over deze nieuwe kennismaking in hun
schik en met één gedachte vervuldop
welke wijze zal ik hieruit geld kunnen
slaan?
Konrad kwam op zijn. Ierschen
„Hunter," dien Brandes hem in het
voorjaar ten geschenke had gegeven, la
ter dan de anderen de renbaan oprijden.
Om zijn weg te bekorten reed hij het
park door en zag Katheken en den prins
naast elkaar wandelen. Dat was niets
bijzonders, maar zelfs een minder scherp
opmerker dan Konrad moest, zien, dat-
de jongelui zich gedwongener tegenover
elkaar gedroegen, dan men in 't dage
lij ksch Teven gewoon is te doen.
lederen keer als Konrad Kathchen in
gezelschap van den prins zag, voelde hij
een snijdende pijn in zijn hart. Hoe
grooter de afstand tusschen hen beiden
werd, hoe meer zijn onbeantwoorde lief
de voor haar toenam, en met haar zijn
afkeer voor den prins, tegenover wien
hij nauwelijks in staat was de beleefdheid
in acht te nemen.
Die man speelt met KathchenHij
kan 't niet oprecht met haar meenen!
En zelfs al was dit zoo, met welk recht
durfde deze verloopen prins de oogen
naar dit jonge, bloeiende meisje opslaan
Konrad beraamde in zijn eenzaam
heid dikwijls de onmogelijkste plannen,
hij wilde den prins rekenschap vragen,
Brandes de oogen openen en waarschu-
wen, o£ met Kathchen spreken en kaar
j uitleggen dat zij met open oogen haar
ongeluk te gernoet ging.
Maar al die gedachten wierp hij als
onzin verre van zich. Alle drie zouden
I in den waarschuwer slechts den versma-
den of onopgemerkten minnaar zien en
zijn raad toornig, lachend en medelij
dend afwijzen.
De liefde en angst voor het jonge
meisje benamen hem zijn kalmte hij
werd zenuwachtig en gejaagd.
Op de renbaan trof hij Brandes al
leen.
Het was intusschen acht uur gewor
den, de zon stond reeds hoog aan den
hemel en de paarden keerden in lange
rijen naar hun stallen terug.
Brandes was niet meer zoo vroolijk
als een uur geleden.
„Coriolan loopt goed, uitstekend zelfs,
maar ik ben er volstrekt niet zeker van,
dat hij de Derby wint. Die andere, die
zwarte, Kalm's paard, galoppeert zeld
zaam. Ik voel ook dat ik de Derby niet
win. Zulke voorgevoelens bedriegen mij
nooit. Daarvoor heeft men nu twintig
jaar lang een renstal bezeten en jaar in
jaar uit gehoopt, de voornaamste course
te winnen en altijd is het mij tegenge-
loopen.
En zoo zal het dezen keer ook wel
zijn."
Konrad beproefde hem dit uit het
hoofd te praten, maar Brandes voer bij
na heftig tegen hem uit.
„Zwijg daarover, wat weet gij er
van!"
Hij zweeg en verbrak eerst na langen
tijd de stilte».
„Hdel voel bijgeloovige menschen
verbeelden zich, dat er heden bestaan,
wier oogen ongeluk aanbrengen.
Dat is natuurlijk dwaasheid, maar
bij dien kerel kan men. er aan gelooveil.
Die man brengt mij ongeluk aan, dat
heb ik van 't eerste oogenblik af, ge
voeld,"
Hij drukte Konrad hartelijk de hand
als wilde hij zeggen
„Vergeef mij mijn driftige woorden,
want gij hebt aan dit alles toch in 't
geheel geen schuld," toen liep hij lang
zaam alsof 't hem moeite kostte op zijn
villa toe.
Van de jeugdige veerkracht van zoo-
even was niets meer te bespeuren.
Juist kwam er een officier met een