Zijrt Viool.
..Werkelijk, Brooks, je doet me den-
leen aan de lente, hoewel het winter is,
je jas is zoo erg groen," zeide Ledger,
toen de oude klerk hem ontmoette.
„Die jas dateert bepaald' van heb
jaar 1," lachte Burton. „Ik heb haars
gelijke nooit gezien."
..Arme, oude jongen, hij moet het
zeker wel hard te verantwoorden heb
ben", zeide een ander medelijdend, maar
hem werd onmiddellijk het zwijgen
door de anderen opgelegd.
„Oude Brooks", zooals hij gewoonlijk
door de jongere klerken werd genoemd,
was een kleine man met gladgeschoren
gezicht, licht bruin haar, bleeke, water
achtig blauwe oogen en vreesachtig ver
legen manieren. Hij was jaren lang in
dienst geweest bij de firma Dombey <t
Zn doch had het niet verder kunnen
brengen dan tot een ondergeschikten post
want- de hoofden van de firma waren
hardvochtige menschen. en Brooks was
niet begiftigd met Veel verstandhij
was alleen vlijtig en werkzaam. Hij
was de aanstoot van. het kantoor en
vele waren de kwaadaardige grappen
te zijnen koste gemaakt, doch hij gaf
er even weinig om als een eend om het
water.
Onbeduidend man als hij was. had
hij een goed hart. en de morsige, groene
jas. versleten op de zoomen en kaal op
de nadien, verborg een edele ziel.
Hij scheen één te zijn met het kan
toor, en even dof en vunzig geworden
te zijn als de muren daarvan. Altijd de
eerste bij aankomst en de laatste bij
vertrek, zou niemand zich het kantoor
zonder hem kunnen voorstellen, en ik
geloof dat hij er aan gehecht was, hoe
weinig vreugde hij daar ook vond.
Het was een bitter, koude avond, en
toen het werk gedaan was. haastten
zich de klerken huiswaarts, tex*wijl zij
de kragen van hunne jassen opzetten
en de handen diep in de zakken sta
ken. De oude Brooks moest een langen
rit in een omnibus doen alvorens hij
zijne woonplaats bereikte, maai- toen
hij uit de bus was gestapt, veranderde
zijn geheele verschijning; zijn verle
genheid verliet hem. en hij stapte flink
voorwaai&s met zijn gezicht in den
wind.
De organist in een kerk dichtbij stu
deerde den lofzang voor Zondag in, en
Brooks bleef stilstaan bij de deur om te
luisteren. In een oogenblik was het
gelaat van den man geheel veranderd,
en zijn ziel lichtte uit zijn oogen, ter
wijl hij zijn adem inhield, om te luiste-
ren. Waarlijk zijne mede-klerken zou
den hem dan niet gekend hebben, want
zij hadden nooit verwacht, dat er zoo
veel muziek in zijn hart was.
Hij kon geen noot spelen op eenig
instrument, hij verstond niets van de
wetten dei- harmonie, maai- hij kon
goede muziek dadelijk onderscheiden,
en te luisteren naar de machtige tonen
van het orgel der St. Paul's kerk was
zijn onthaal op Zondag, hetwelk hem
versterkte en geschikt maakte voor de
moeiclijkheden der week. Het was met
weerzin,, dat hij zich nu van de kerkdeur
verwijderde, doch hij kreeg zijn vrouw
aan den heek in het gezicht en wist, dat
zij op hem wachtte.
Zomer of winter tij ontbrak nooit,
welk weder het ook mocht wezen.
De wandeling met haar echtgenoot
langs de dónkere, onooglijke straten,
nadat de dagtaak was volbracht, was
het grootste genoegen van haar leven.
Vaak lachten de buren om dit aardige
spannetje, hij met zijne blikken vol
trots op haar, en zij met haai- blik vol
vertrouwen in hem. Zij waren op laten
leeftijd gehuwd, nadat tij ieder hadden
gedobberd op de wilde zee des levens.
Zij waren huurders geweest in het
zelfde huis, en liadden dikwijls een
woord met elkander gewisseld, wan
neer tij elkander op de trap ontmoet
ten. Hij gevoelde eene buitengewone
bewondering voor het bleeke vrouwtje,
krom. bijna misvormd door het voort
durend gebogen zitten over haar naai
werk, dat altijd zoo opgewekt en gedul
dig was met haar sukkelende moeder.
Zoo langzamerhand vond Brooks me
nige gelegenheid hen op zijn eigen een
voudige wijze te helpen, en werd hij
een vriend van beiden. Bewondering
ging over in liefde, en toen dei moeder
ten laatste stierf, vond de dochter een
nieuw verblijf in het huis van baai-
echtgenoot. Het leven was een harde
strijd geweest, doch tot heden was hun
liefde onverminderd gebleven, integen
deel tij was nog toegenomen. Ann in
arm wandelden tij langs do lange rij
huizen, dat alledaagsche paartje, maar
iu hun gelaat welk een geluk, welk
eene liefde!
Marie, hoe is het met Bernard?"
was altijd zijn eerste vraag.
„Niet erg goed, James; het is de
kou, die hem hindert. Hij zal wel weer
beter worden, wanneer het wanne we
der aanbreekt en aanstaanden winter
za.1 hij wel geheel hersteld zijn."
„O ja," stemde James vroolijk toe,
„hij zal aanstaanden winter geheel her
steld zijp" Dit. hadden zij reeds ietier
jaar gezegd van het leven van hunnen
zwakken zoon, eln het zeggende, ge
loofden tij het.
Marie, de volgende week zal ik ge-
noeg gespaard hebben. Morgen over
een week zal ik wat later thuis komen,
want ik zal eerst de viool koopen en
hem dan medebrengen. Dan ral ik op
Zaterdagavond werk maken voor Ber
nard, dat hij eenige lessen krijgt.
11c heb geld genoeg voor het eerste
kwartaal, en daarna zullen wij het wel
op de een of andere wijze zien over te
Leggen, wijfje, is het niet?"
Als antwoord drukte zij haar hoofd
tegen zijn schouder.
Geen opoffering was hun te groot
om hun jongen eene goede muzikale
j opleiding te geven.
Toen de buitendeur geopend was,
i kon men het hoesten van Bernard reeds
uit dte zitkamer liooren, en hij huiver-
j de, toen hij| van het vuur kwam om
1 zijn vader te begroeten.
Marie liep heen en weer om de thee
klaar te maken, terwijl James den
knaap nauwkeurig ondervroeg over wat
hij gedurende den dag gedaan had, ter-
j wijl hij hem vertelde, hetgeen op het
kantoor was vooi-gevallen. on daarbij
zeer na,tuiu-lijk de grappen van do kler
ken verhaalde, terwijl hij het stekelig©
maar voor zich zelf hield'.
Toen hefc eenvoudige middagmaal
was afgeloopem liaalde Bernard een
oude en zeer slechte viool te voorschijn,
uit welke hij de muziek trachtte te
halen, die in zijn eigen ziel lag. Het
was inderdaad een armzalig instrument,
I doch het was in harmonie met de jon-
ge vingers, die zijne snaren, deden tril-
len. Daar was een verlangende, onvol-
dan© blik in de oogen van den knaap.,
i wanneer hij het instrument neerlegde.
Het eenige onderwijs, da.t hij ontvan-
gen had was van een armen, 2de klasse
viooll-meester, eenen huurder op de
tweede verdieping, die hem gratis on-
derricht had gegeven.
„Ah, Bernard," zeide de vader tee-
der, „als je een goede viool had
I zoo'n echte hoe zou je er dan wei op
j s])slen." De oogen van den knaap scliit-
i terden voor een oogenblik bij die ge-
dacht©toen kwam het oude, droevige
j licht er weder in terug, want dat scheen
tene onmogelijkheid. Hij zag niet den
gelukkigen blik van verstandhouding,
j die tusschen zijn vader en moeder werd
I gewisseld.
I De volgende week werd liet weder
j nog kouder, en Bernard1 was verplicht
j zijn bed te houden. De moedi begon
Marie te ontzinken, want zij had vóór
eenige jaren een jongeren broeder aan
j tering verloren, en bij die gedachte
i kromp haar hart ineen, doch James
i was opgewekt, want slechts eenige da
gen scheidden hem van de vervulling
van zijn geliefkoosden wensch.
De grappen van de klerken maakten
zelfs minder indruk op hem dan ge
woonlijk, en zijn angst, toen hij zich
Haarlemmer ltalle.j«s
AVm Zaierdagavmulj.Tttaiit
OCCXLXÏ.
Het nieuwe jaar begint voor mij al
tijd met ergernis 't spijt me, dat ik
't erkennen moet, maar 't is de pure waar
heid „in de eerste dagen van Januari
onderga ik een gewaarwording van er
gernis, die eiveoi regelmatig terugkomt
als het nieuwe jaar zelf. En wel over
de Nieuwjaarsrekeningen. Gelukkig niet
over mijn. eigen rekeningen, want uit
gezonderd een enkele van dokter en
apotheker, houd ik er geen brullende
jaarberen op na.
Denk nu niet lezer, dat ik een klaag
zang zal gaan aanheffen ter eere en tot
ver trooping van del mienschen, die
nieuwjaarsrekeningen ontvangen. In
tegendeel. Mijn medegevoel gaat geheel
en al naai- den kant van de menschen.
die nieuwjaarsrekeningen verzenden, de
winkeliers en neringdoenden. Die zijn
de dupes van het fraaie stelsel, dat
men in 1900 betaalt, wat men iu 1899
heeft gekocht, gebruikt en veelal ver
sleten.
Verbeeld u nu eens den merkwaar-
digen toestand, waarin cle verhouding
tusschen kooper en verkooper verkeert.
De klant komt den winkel binnen, ont
vangt. iets van den winkelier en geeft
in ruil daarvoor want alle handel is
ten slotte niets dan ruiling van het
•eene voorwerp tegen het andere
geeft daarvoor in ruil geld, zou men
denken. Of verzoekt den winkelier al
thans, denzelfden of den volgenden dag,
per quitantie 't geld even te laten halen
Of zegt voor 't allerminst: „op 'toogen
blik schikt het mij minder en ik heb
het artikel noodig, maar ik zal het- de
volgende maand betalen."
Van dat alles gebeurt niemendal. De
klant wandelt met het gekochte den
zelf eens of tweemaal op fluiten be
trapte, was grappig.
Zijn geluk scheen hem ten laatste
bijna te groot, en daar waren tranen
in rijn oogen toen hij het geld ontving,
dat de lang gewenschte som volmaakte.
Daar was dien avond geen gelukkiger
man in Londen, dan Brooks, toen hij
opgeruimd in een hevige sneeuwbui
naar den winkel liep, waarin hij door 't
vensterruit, zoo dikwijls had gestaard.
Tn 't eerst was de winkelbediende wel
wat kort af tegen het armoedige man
netje, en was van plan zijne verlegen
vraag om eenige Molen te mogen tien
met minachting te beantwoorden, toen
hij zich eensklaps herinnerde, dat groo-
te mannen dikwijls zonderling zijn en
denkende, dat deze man bepaald een
muzikaal genie moest wezen, werd hij
zeer beleefd.
Zijn verwondering was groot, toen
Brooks, nadat hij hem beleefd eenige
instrumenten had overhandigd, in ant
woord op eene dringende uitnoodiging
om de "klank eens te probeeren, be
kende, dat liij niet kon spelen.
Toen speelde de bediende in liet vaste
geloof van zijne eigen meerderheid,
eenige accoorden en eenvoudige aria's
op de verschillende instrumenten, en
was nog meer verwonderd toen zijn
vreemde bezoeker onmiddellijk een
valschen. toon opmerkt^. Ten slotte
was de keus gedaan, het geld betaald,
en verliet Brooks den winkel met een
verlicht hart. Zijn jas was geheel
dichtgchaalcl om de vioolkist tegen de
sneeuw te beschermen, en hij zag
wonderlijk uit, toen hij deze zoo tegen
zich aandrukte. Geen vlekje, geen vlok
je sneeuw zou de glinsterende opper
vlakte bederven, welke de schat
borg vóór Bernard haar zag.
In de omnibus plaatste liij de kist
op zijne knieën en keek er met zooveel
verrukking naar, dat hij iedór ding
rondom hem vergat, en de conducteur,
te ontmoeten, maar hij had haar ook niet
driemaal op attent moest maken dat
het eind van zijne reis was1 bereikt.
Marie was niet aan den hoek om hem
te ontmoeten, maar hij had er ook niet
verwacht; hij was zooveel later dan
gewoonlijk.
Zoodra klonk zijn voetstap niet op
het tuinpad, of de deur werd geopend,
en Marie stond bleek en bevende in
liet schitterende licht, dat uit de gang
j straalde in de duisternis.
..Marie, Marie!" zijn stem haperde
van vreugde. „He heb haar! Ik heb
haar!"
Haastig ontdeed hii zich van hoed
j en jas en wilde juist met den kostbaren
schat onder zijn arm de trappen op
rennen, toen zijne vrouw hem zachtjes
tegenhield.
„Wat scheelt er aan?" vroeg hij,, ter-
wijl hij in het bleeke- gelaat staarde.
„Niets... maar..." stamelde rijij
...James, mijn beste... ga verder... ge
rust."
Zijn verrukking was op eens verdwe
nen, verkild door hij wist niet wat, en
hij ging langzaam de trappen op, met
Marie vlak achter hem.
Bernard lag achterover op het kus
sen met gesloten oogen, en vmet een
gelaat zoo doodelijk bleek, dat het hart
van den vader als doorboord' werd.
De donkere oogen werden kwijnend
geopend, toen hij binnentrad, en een blik
I van. blijde herkenning begroette hem.
..Oh. Bernard," snikte James bijna
1 nit. ,Jk heb een mooie viool voor je
gekocht, kijk hier. En morgen..."
Hij wilde vertellen van de voorgeno-
lioraen lessen, maar de woorden stokten
in rijn keel. Met bevende vingers open
de hij de kist en legde zijn schat zacht
jes op het bed. De zieke jongen legde
zijn hand liefkoozend en slreelend er
op, en keek zijn vader liefdevol
zoo liefdevol aan.
Toen, met inspanning, trok hij de
riool naar zich toe, en terwijl hij zich
half oprichtte van het kussen, streek
hij met den stok over de snaren.
Eene heerlijke melodie klonk dóór
de kamer, en de ouders hielden hun
adem in om te luisteren. Marie lag
met het hoofd tegen den schouder van
haar echtgenoot, terwijl hij zijn arm
om haar heengeslagen had. De jongen
speelde in de stilte door, doch de stre
ken werden zwakker en, flauwer, totdat
viool en strijkstok aan zijne zenuwach
tige vingers ontglipten, en hij, zelf op
het kussen terugviel, terwijl een blik
van zoete zelfvoldoening over zijn ge
laat gleed.
Bernard was heengegaan
winkel uit en kikt van betalen met
geen enkel woord. De winkelier boekt
dó post in zijn journaal, schrijft die in;
rijn memoriaal, vervolgens in zijn
grootboek... en wacht.
Hij wacht tot de eerste dagen van
Januari en schrijft dan netjes een re-
I kening„De WelEdede Heer of de
WelEdelgeboren Heer of de Hoogwel
geboren Heer of Mevrouw of Mejonk-
vrouiw Zus en Zoo voor geleverd; dat en
dat... zooveel."
De rekening is verzonden en de le
verancier gaat voort met wachten. In
enkele gevallen wacht hij niet lang, dat
erken ik. Er zijn zoo waar menschen. die
huil jaar-rekening betalen in Februari
of in Maart, maar de meesten, verre
weg de meesten, denken er op dat tijd
stip nog tin, 't. geheel, niet over. Het
weer is hun misschien te guur, om er
hunne dienstboden door te zenden met
geld om rekeningen te betalen. Komt
de maand Mei, dan is het weer ook
nog niet al te best en zou de dienstbode
I met haar bankbiljetten ook wel eens
kou kunnen vattin. In Juni komt des»
j en gene jaarrekening-bezitter er too
j om eens een en ander af te doen. En
zoo komt langzamerhand in den loop
j van het jaar nu deze, dan gene beta-
I lm. En de Leverancier wacht maar,
I wacht maar steeds, wacht maar door.
Onder deze bedrijven geeft hij weer
allerlei artikelen aan de menschen af
op jaarrekening.
Nu komt liet eind van 't jaar en
vindt hij in zijn boeken nog heelwat
rekeningen van 't vorig jaar openstaan.
Wederom zet hij zich aan 't schrijven van
de rekening over 't afgeloopen jaar en
zet daar met een enkel regeltje onder
Volgens ingeleverde rekening over 1897
zooveel. Hij heeft dus nu al over twee
jaar zijn geld te goed. Niettemin blijft
hij geduldig wachten, altijd maar wach
ten. Het geduld van den geduldigsten
mensch is niets, vergeleken bij het ge
duld van den op jaarrekening leveren
den winkelier. Terwijl hij zoo zit te
wachten, totdat het zijn klant behaagt
hem. liet geld te komen, brengen, dat
deze hem schuldig is, tit hij zelf meer
malen in financieele moeielijkheden.
Voor duizenden heeft hij in tiju boek
staan, maar daaraan heeft hij niets om
den kassiersknecht te voldoen, die
die wissels van den fabrikant komt aan
bieden. Die moet bankpapier hebben of
klinkende munt. 't Klinkt dan ook bij
na ongeloofelijlc, maar 't is toch waar,
dat menige winkelier, die over jaren
terug nog dnizende guldens te vorderen
heeft van zijn klanten, van buurman
of vriend vijftig gulden leenen moet,
die hij te kort komt om een wissel te
voldoen.
Het begrip jaarrekening is boven
dien onbeperkt. De meesten vatten het
op als een rekening, die betaald moet
worden in het jaar nadat ze ontstaan
is, maar cr zijti er ook, die meenen
dat- het woord „jarenrekening" moet
worden gespeld en er dan waarschijnlijk
het begrip aan verbinden, dat zoo'n
rekening jaren kan blijven, loopen,
twee, drie, vier, ja. vijf jaar. Er schijnt
een zeker verband te bestaan tusschen
den levensduur van onbetaalde reke
ningen en iemands stand in di" maat
schappij, want onder de leveranciers i3
de klacht, algemeen,, dat de chicste
klanten het langzaamst betalen. Wel
is waar worden zij, daar er altijd baas
boven baas moet wezen, hierin nog
overtroffen door sommige klanten die
nooit betalen.
„Waarom 'stuurt zoo'n leverancier
aan een langzamen betaler dan geen
quitantie?" zal iemand vragen, die over
liet onderwerp nooit lieeft nagedacht.
„Omdat ik dan dezen klant nooit weer
terugzief"zal hij u zelf zeggen. „Als ik
een beleefd briefje schrijf, met verzoek,
of mijnheer of mevrouw asjeblieft een
gedeelte zouden willen afdoen van de
Den trein te laat.
Mijnheer en mevrouw Berger kwa-
en juist te rechter tijd aan, om den
trein voor hun neus te zien wegrijden.
Met een gedwongen glimlach op de lip
pen, maar met spijt en nijd in het
hart staarden tij hem na. Eerst wilden
tij hem achterna loopen,. maar daar de
trein ras weg was, gaven tij "t op en
riepen den koetsier toe naar huis te
ijden.
Na eene poos verbrak mijuheer Ber
ger het onheilspellend stilzwijgen, zeg
gende „Dat komt er van, als men op>
de vrouw wachten moet, zij kan nim
mer op tijd klaar wezen."
>,Ik was lang klaar, mijn vriend,"
hernam zijne vrouw.
„Lieve hemel," riep mijnheer Berger
ongeduldig uify hoor me dien onzin
nu eens aan. Zat ik niet reeds tien mi
nuten in de vigilante en schreeuwde ik
niet mijn keel schor om u? De geheele
buurt werd in opschudding gebracht."
Zeker, mijn lieverd, hernam me
vrouw Berger, met de bewonderens
waardige kalmte, welke eene vrouw
slechts in staat, is aan den dag te leg
gen, „en telkens, als ik instijgen wilde,
zondt gij mij naar huis, om wat te
halen,, wat gij vergeten liadt."
Mijnheer Berger zuchtte. „Dat is niet
om uit te houden! riep hij. Als ik eene
reis naar Amerika ondernemen wilde,
ging ik slechts even naar liuis, nam de
reistasoli, deed een schoon overhemd:
om en dan. zorgde ik, dat ik er van
daan kwam, terwijl gij vrouwen, on
geveer een half uur noodig hebt, om tot
een besluit te komen, weder een half
uur om met uw spul en uwe bagage
klaar te komen eindelijk nog een half
uur om te vertrekken en dan komt gij
te langen laatste aan den trein nog te
laat."
Het slot van de geschiedenis was,
dat de familie Berger haar reis tot de
volgende week uitstelde. Om echter
dezen keer geheel zeker van liun zaak
te zijn. overlegden zij met elkander, dat
elk voor zich zijn maatregelen zou ne
men en dat de eene zich niet om den
anderen bekommeren zou, ieder moe6t
zelf de gevolgen zijner nalatigheid maar
dragen.
Zoo gezegd, zoo gedaan! De dag van
vertrek brak aan, en M. Berger, die
slechts voor een oogenblik naar rijn
werk gegaan was, kwam om half tien
weer naar huis, de trein vertrok om
half elf.
..Vooruit nu. ric-p hij, nog slechts
één uur tijd, haast u vrouw, anders
blijft gij zitten
En zij haastten zich om strijd.
M. Berger vloog van de eene kamer
naar de andere, trok behendig als een
aap alle kasten en tafelladen open en
lachte in zijn vuistje als hij er aan
dacht, welk lang gezicht zijne vrouw
zou zetten, als hij alleen afreisde.
De familie Berger bewoonde een aar
dig huisje, van éen verdieping, gausch
alleen. Om tijd te winnen, trok zich
M. Berger dadelijk dó laarzen boven
op de trap uit, die op de onderste ver
dieping uitliep. Met hetzelfde oogmerk
trok hij de jas uit. terwijl hij door de
eetkamer stormde en hing hem aan den
haak in den hoek. Dan trok hij zich
raer op en toen hij in de slaapkamer
mer op en als hij in de slaapkamer
aankwam, had hij ook zijn overhemd
afgeworpen om het door een nieuw te
vervangen.
Hij trok eene commode open en be
gon in de zaken te woelen, zoo als een
rattenvanger, die jacht op 't ongedierte
maakt.
„Pauline," riep hij, waar zijn mijne j
schoone overhemden?" „In uwe kast",
hernam zijne vrouw bedaard, terwijl zij
voor den giooten toiletspiegel hare
haarlokken in orde bracht. „Maar ik
ind ze toch niet!" zeide Berger onge
duldig, ik heb de geheele kast omgezet,
er is geen enkel stuk in dat mij be
hoort."
Mevrouw Berger trad een paar pas
sen van den spiegel terug, om te kij
ken, hoe zich de lokjes van uit de verte
voordeden en nadat zij zich er van over
tuigd had', dat nu alles in orde was,
zeide ze
„Natuurlijk}, dat is- immers mijne
kast. Gij: weet toch, dat wij; gisteren
uwe commode daar boven gezet heb
ben."
„Ik zie niet in;." zeide M. Berger
knorrig, „waarom gij mijn goed niet
uitleggen kunt. Gij hebt den heelen
lieven dag geen zier te doen." Wijl nie
mand mijn goed voor mij uitlegde,
antwoordde Mevr. Berger, terwijl tij
met de grootste koelbloedigheid voort
ging, het eene kleedingstuk voor, het
andere na, aan te trekken, „haast u
man, anders blijft gij zitten!"
M. Berger stoof in zijn overhemd
naai- binnen, evenals een stier, die een
rood doek tiet. Wat bliksem, aan
het hemd is geen knoop, schreeuwde
hij plotseling. „Gij hebt het van de
verkeerde: tijde aan," zeide Mevr. Ber
ger met een liefelijken lach, terwijl zij
haar kleed toeknoopte en een dozijn
spelden aan de binnenvoering vaststak.
Toen M. Berger weder zijn overhemd
afdeed, begon hij te zweeten. Driemaal
liet hij het ongelukkige hemd vallen,
voor hij het aankreeg, en als hij ten
slotte met zijn hoofd door het halsgat
kwam, hoorde hij liet tien uur slaan.
„Waar is mijn borstspeld?" riep hij.
Mevr. Berger haalde juist uit de nabu
rige kamer haren hoed1 en hare hand
schoenen. Toeu zij terugkwam, zag tij;
hoe haar man iedere kast opentrok en
uitplunderde.
„In het overhemd, dat gij pas uit
gedaan hebt," zeide zij, terwijl tij den
hoed opaette.
M. Berger zocht evenals een bezetene
naar zijn manchettenknoopen, „Pauli-
nai, weet gij, waar de gouden knoopen
zijn
„Ik heb zo lieden morgen nog niet
gezien," zei de dame, terwijl zij zich
de handschoenen aantrok, hebt gij ze
gisterenavond niet beneden in de kleine
tuinkamer op de vensterbank gelegd?"
Ilij bedacht zich en in allen haast
ijlde hij de trappen af, helaas daar
vergat hij zijne laarzen, die de meid.
intusschen gepoetst en op h,et trap
portaal boven gezet had. Ongemerkt
trapte hij op den eenen en in een oogen
blik vloog hij ruggelings de trappen af,
terwijl zijn hoofd tegen de treden te
rechtkwam. „Wat drommel!" Zijt gij
reeds zoover, lieve Lebrecht?" vroeg
hem op den liefelijksten toon de vrouw
zijns harten, terwijl tij over de balus
trade heenleunde.
„Kunt gij mij de andere laars niet
naar beneden gooien, zuchtte de onge
lukkige man.1'
„Wel zeker,, mijn lieverd'!"
„Mijn reistascli",," zeide hij, terwijl
hij met alle geweld' de laarzen aantrok.
Zij is in de slaapkamer onder uw bed.
i Ingepakt 7) Ik weet liet niet. Gij hebt
't zelf klaar gemaakt. Bij deze woorden
had zij reeds de hand aan de klink der
huisdeur.
„Ik heb nauwelijks tijd om mij zelf
gereed te maken."
Eer tij; op den, hoek kwam, waai- de
vigil anten stonden, hoorde tij haren
naam„Paulina, Paulinai, hebt gij
mijn vest niet gezien
„In de voorkamer," riep tij terug.
„Vaarwel, mijn schat."
Toen tij het portier der vigilante
dichttrok hoorde zij hem weder roe
pen Paulina,, waar is mijn jas Al
mijn geld zit er in.
Zich nog eens omkeerende, riep tij
hem toe: „In de eetkamer aan de
haak, links achter de dein*!" Toen zette
de koetsier zijn paard aan en Mr. Ber
gers dierbare wederhelft verdween voor
diens oog.
Maar de buren zeggen, zij meenen,
dat M. Berger plotseling krankzinnig
is geworden, want zij hoorden hem in
het huis rondloopen als een dolle man
en alle minuten was hij aan 't venster
verschenen om de vertrokken Mevr.
Berger te vragen, waar zijn hoed was
en waar zij den sleutel van zijne reis
tascli geborgen had, en toen hij eindelijk
met wacktmeestersSsnellieid het huis
uitholde, bleven alle deuren en vensters
wijd openstaan. De spoorwegbeambten
en pakjesdragers van liet station A.
waren ©enigszins verwonderd, juist toeu
de trein in beweging kwam, eenen ver-
liitten man, met gloeiend rood gezicht
en open vest als een waanzinnige, met
den hoed in den nek op liet perron te
zien heenstuiven. Hij hield een huis
sleutel in de hand en balde toornig de
vuist tegen zijn vrouw, die uit een 2e
klas coupé naar buiten leunde en hem
tot afscheid met den rakdoek toezwaai
de.
rekening die nu vier jaar openstaat,
omdat ik zelf dringend om geld ver
legen ben. dan heb ik in de meeste ge
vallen binnen een week alles wat ik te
vorderen heb ontvangen, maar met de
boodschap er bij, „dat ik voor geen
cent meer leveren zal." En dan komt
da klant zelf niet meer terug en de
familieleden zie ik ook niet meer
weerom en dó vri enden en bekenden
loop ik gevaar om kwijt te raken. Daar
om nuaan ik liever maar niet."
Ik heb eens een winkelier hooren
zeggen „ik mag wel geld te vorderen
hebben, maar er om vragen mag ik
nooit!"
Er was eens een leverancier, die van
iemand vijfhonderd gulden hebben
moest. Maar Van betalen was geen
sprake. Daar kwam op zekeren d!ag
de klant met eigen equipage voor den
winkel en betaal,dó zestig gulden in
mindering van de nota.
Er was een andere leverancier, die
een stal gebouwd had voor iemand met
veel geld. Na twee jaar diende hij een
schuchter verzoek om betaling in en
kreeg ten antwoord, dat hij; spoedig
disponeeren kon, doch nooit meer iets
te doen zou krijgen, ook niet van de
familie van zijn klant.
En alzoo geschiedde het ook.
O,, da.mes en heeren, die gewoon tij.t
te koopen op een jaarrekening, die in
jarenrekening ontaardt, bedenkt toch,
J dat een leverancier geen raken doet
omdat hij het zoo aardig vindt, maar
Iomdat hij er van leven moet! Houdt
I in het oog. dat hij dikwijls tobt met
geldzorgen, omdat hij te vergeefs wacht
op uwe betalingen! Tracht u in te den
ken (al is dat- voor u ook wat moeielijk)
in liet feit, dat iemand gebrek kaai
hebben aan geld! En wanneer gijl dan,
na dit alles bekeken en overdacht te
hebben, nóg blijft vasthouden aan het
stelsel van levering op lang crediet-,
och keert dan, bid ik n, de rollen
eens omBetaalt uwen leverancier twee
jaar van te voren wat gij koopt eai
laat het hun, twee jaar na de betaling
leveren Misschien is dat wel een beetje
lastig, maar die zelfde last ondervindt
uw leverancier nu en in de wereld is
immers een billijke verdeeling van las
ten het ideaal?
Er daagt een betere toekomst. Men
schen die nieuwe zaken opzetten, bre
ken met 't noodlottige credietstelsel en
leveren alleen a contant. Maar de ou
dere firma,'s gaan er allo onder gebukt
en durven, hoe graag ze ook zouden wil
len. het oonta n t-systeem niet in te
voeren, uit vrees dat hunne clientèle
zal verloopen.
Als ieder wat hij kocht eens dadelijk
betaalde, wat zou dan de zielsrust van
hefc mensch dom worden vergroot! De
leverancier zou niefc meer te worstelen
hebben meb de ongerijmdheid van. een
goede zaak en een slechte kas, velen
zijner klanten niet meer behoeven te
kampen met het feit, dat tij zich
door de gemakkelijkheid van het
crediet in de schuld hebben gestoken
en niet weten hot- zij hunne rekeningen
zullen betalen. „Gij mijn waar, ik uw
geld," zoo behoorde het te wezen. Wan
neer we het zoover hebben gebracht,
dan kan de Haarlemscl ie Handelsver-
eeniging wel worden opgedoekt- en ad
vocaat noch 'deurwaarder zouden ooit
een cent meer aan slechte betalers ver
dienen want slechte betalers zouden
ei' niet meer zijn.
Onze agenten van politie zijn een
jaar of wat geleden in den rouw ge
gaan. Over de boosheid van het menscli-
dom, denk ik. Maar ze waren in den
rouw. Hunne helmen waren zwart en
hunne knoopen waren zwart en aange
zien ze ook een zwart gericht zetten
vanwege de krijgshaftigheid maakte dat
alles te zamen een fraai zwart geheel.
Totdat er langzamerhand een ver-
iNGEZOISD£23 MEDEDEE-
LINGEN.
30 cent« por regel.
Een geneesmiddel voor Asthma.
Dr. R. SCHIFFMANN's Middel
tegen Asthma geeft onmiddellijke
verlichting zelfs bij de hevigste aan
vallen en geneest waar andere mid
delen falen. Verkrijgbaar bij J. van
GULIK te Haarlem, in pakjes van'
11. 1,50 en fl. 2,75.
F. H. SffliT,
Spiegelmaker. Vergulder.
Plaatliaudelaar. Encadreur.
Hofleverancier.
Groote Houtstraat 69,
HAARLEM.
Commissariaat van Politie
te Haarlem.
inlichtingen omtrent de voorwerpen
zijn dagelijks, behalve Zon- en
Feestdagenvan 11 tot 1
uur voor de eigenaars
ie hekomen.
Gevonden voorwerpen. Van G Jan.;
tot en met 12 Jan. '99.
Een zilveren broei.e. Een fox-terrieri
Een koipmesje. Een wandelstok. Een1
dolk in schede. Een gouden ooibel
letje met steentje. Een onderstuk gou
den oorbel. Een tafelkleedje. Eeni
schooltasch. Een paternoster. Een
kindermaotehje. Eeu toiletkainmetje.i
Een kinderzak met springtouw. Een
portemonuaie met geld. Een zilveren
remontoir torloge. Een meisjes bar
ret. Een ring met sleutels. Eenige
losse sleutels. Een mand met fles-:
scben. Een zweep. Een bril ia étui.
Schoolboeken. Een marinepet. Eem
hondenbalsband. Eeu stuk zinken dak
bedekking. Een zinken schoorsteen-!
kap. Eeu zinken plaat.
*5 £5 en m v mtir* l!> 9 '*h i st J
- Het dnbbclsehrcefstoomschip Sta
tendam, van de Holland Amerika Lfln,
van Rotterdam naar Newyork, pass.
13 Jan. des voorm. 4 nar Grisnex.
Het stoomschip Oengaranvan Rot
terdam naar Java, arriv. 12 Januari
te Marseille.
Het stoomschip Koningin Wilhel
mina, van Batavia naar Amsterdam,
arriv. 12 Jan. te Amst.
Het stoomschip Prins Hendrikt
var. Amst. naar Batavia, verlrok 11
Jan. van Suez.
Het, stoomschip Spaarndam, van
de Holland Amerika Ljio. van New-;
york naar Rotterdam, arriv. 13 Jan.
te Rotterdam.
bleekingsproces begon. De helmen hiel
den zich nog wel taai, maai' met de
knoopen raakte men aan de sukkel. Die
waren namelijk niet zwart van natuur,
maar zwartgemaakt, geverfd of gever
nist of allebei. Geen wonder, dat door
de aanraking van warme handen en
door inwerking van den dampkring, de
kleur het allengs begon op te geven.
Door de zwarte laag Igyam een klein
blinkend plekje gluren,, daarna nog een,
toen nog meer,, en ten slotte leverde de
uniformjas oen schoone afwisseling van
tinten van de knoopen op. Het publiek
niet gewoon om de toestanden met bij
zonder deftige termen te bestempelen
zei dat de agenten er „schunnig" uit
zagen.
Daaraan komt nu door de invocrim
van de blinkende' knoopen een eind.
Nu nog een stap verder en we zien ooi
de blinkende helmen terug. Met d<
zwarte hoofddeksels tien de agenten ei
als vermomde brandweermannen uit
De blinkende- helm werkt preventief,
de zwarte kan alleen repressief wezen
Ik bedoel dik dat het zien van eer
blinkenden helm menigeen op straat
kan terughouden van baldadigheid
ruwheid of erger. Hij werkt dus pre
ventief of voorkomend. De blinkende
helm is in de verte zichtbaar, de zwart*
niet. Die treedt eerst op, wanneer dc
baldadigheid of ruwheid al gebeurd is
hij werkt dus repressief of onderdruk
ke-nd. En het is van ouds een bekend*
waarheid, dat voorkomen beter is, das
genezen. Dat weten de doctoren en hei
is ook van toepassing op de geheel*
maatschappij.
Derhalve begroet ik niet vreugde de
stralende knoopen van de agenten, van
politie, die aldrus op eens van duister
lingen worden vervormd in mannen de:
lichts. Als ze nu den blinkenden hebn
weer dragen, dan is de uitrusting com
pleet.
FIDELIO.