Zijrt Viool. ..Werkelijk, Brooks, je doet me den- leen aan de lente, hoewel het winter is, je jas is zoo erg groen," zeide Ledger, toen de oude klerk hem ontmoette. „Die jas dateert bepaald' van heb jaar 1," lachte Burton. „Ik heb haars gelijke nooit gezien." ..Arme, oude jongen, hij moet het zeker wel hard te verantwoorden heb ben", zeide een ander medelijdend, maar hem werd onmiddellijk het zwijgen door de anderen opgelegd. „Oude Brooks", zooals hij gewoonlijk door de jongere klerken werd genoemd, was een kleine man met gladgeschoren gezicht, licht bruin haar, bleeke, water achtig blauwe oogen en vreesachtig ver legen manieren. Hij was jaren lang in dienst geweest bij de firma Dombey <t Zn doch had het niet verder kunnen brengen dan tot een ondergeschikten post want- de hoofden van de firma waren hardvochtige menschen. en Brooks was niet begiftigd met Veel verstandhij was alleen vlijtig en werkzaam. Hij was de aanstoot van. het kantoor en vele waren de kwaadaardige grappen te zijnen koste gemaakt, doch hij gaf er even weinig om als een eend om het water. Onbeduidend man als hij was. had hij een goed hart. en de morsige, groene jas. versleten op de zoomen en kaal op de nadien, verborg een edele ziel. Hij scheen één te zijn met het kan toor, en even dof en vunzig geworden te zijn als de muren daarvan. Altijd de eerste bij aankomst en de laatste bij vertrek, zou niemand zich het kantoor zonder hem kunnen voorstellen, en ik geloof dat hij er aan gehecht was, hoe weinig vreugde hij daar ook vond. Het was een bitter, koude avond, en toen het werk gedaan was. haastten zich de klerken huiswaarts, tex*wijl zij de kragen van hunne jassen opzetten en de handen diep in de zakken sta ken. De oude Brooks moest een langen rit in een omnibus doen alvorens hij zijne woonplaats bereikte, maai- toen hij uit de bus was gestapt, veranderde zijn geheele verschijning; zijn verle genheid verliet hem. en hij stapte flink voorwaai&s met zijn gezicht in den wind. De organist in een kerk dichtbij stu deerde den lofzang voor Zondag in, en Brooks bleef stilstaan bij de deur om te luisteren. In een oogenblik was het gelaat van den man geheel veranderd, en zijn ziel lichtte uit zijn oogen, ter wijl hij zijn adem inhield, om te luiste- ren. Waarlijk zijne mede-klerken zou den hem dan niet gekend hebben, want zij hadden nooit verwacht, dat er zoo veel muziek in zijn hart was. Hij kon geen noot spelen op eenig instrument, hij verstond niets van de wetten dei- harmonie, maai- hij kon goede muziek dadelijk onderscheiden, en te luisteren naar de machtige tonen van het orgel der St. Paul's kerk was zijn onthaal op Zondag, hetwelk hem versterkte en geschikt maakte voor de moeiclijkheden der week. Het was met weerzin,, dat hij zich nu van de kerkdeur verwijderde, doch hij kreeg zijn vrouw aan den heek in het gezicht en wist, dat zij op hem wachtte. Zomer of winter tij ontbrak nooit, welk weder het ook mocht wezen. De wandeling met haar echtgenoot langs de dónkere, onooglijke straten, nadat de dagtaak was volbracht, was het grootste genoegen van haar leven. Vaak lachten de buren om dit aardige spannetje, hij met zijne blikken vol trots op haar, en zij met haai- blik vol vertrouwen in hem. Zij waren op laten leeftijd gehuwd, nadat tij ieder hadden gedobberd op de wilde zee des levens. Zij waren huurders geweest in het zelfde huis, en liadden dikwijls een woord met elkander gewisseld, wan neer tij elkander op de trap ontmoet ten. Hij gevoelde eene buitengewone bewondering voor het bleeke vrouwtje, krom. bijna misvormd door het voort durend gebogen zitten over haar naai werk, dat altijd zoo opgewekt en gedul dig was met haar sukkelende moeder. Zoo langzamerhand vond Brooks me nige gelegenheid hen op zijn eigen een voudige wijze te helpen, en werd hij een vriend van beiden. Bewondering ging over in liefde, en toen dei moeder ten laatste stierf, vond de dochter een nieuw verblijf in het huis van baai- echtgenoot. Het leven was een harde strijd geweest, doch tot heden was hun liefde onverminderd gebleven, integen deel tij was nog toegenomen. Ann in arm wandelden tij langs do lange rij huizen, dat alledaagsche paartje, maar iu hun gelaat welk een geluk, welk eene liefde! Marie, hoe is het met Bernard?" was altijd zijn eerste vraag. „Niet erg goed, James; het is de kou, die hem hindert. Hij zal wel weer beter worden, wanneer het wanne we der aanbreekt en aanstaanden winter za.1 hij wel geheel hersteld zijn." „O ja," stemde James vroolijk toe, „hij zal aanstaanden winter geheel her steld zijp" Dit. hadden zij reeds ietier jaar gezegd van het leven van hunnen zwakken zoon, eln het zeggende, ge loofden tij het. Marie, de volgende week zal ik ge- noeg gespaard hebben. Morgen over een week zal ik wat later thuis komen, want ik zal eerst de viool koopen en hem dan medebrengen. Dan ral ik op Zaterdagavond werk maken voor Ber nard, dat hij eenige lessen krijgt. 11c heb geld genoeg voor het eerste kwartaal, en daarna zullen wij het wel op de een of andere wijze zien over te Leggen, wijfje, is het niet?" Als antwoord drukte zij haar hoofd tegen zijn schouder. Geen opoffering was hun te groot om hun jongen eene goede muzikale j opleiding te geven. Toen de buitendeur geopend was, i kon men het hoesten van Bernard reeds uit dte zitkamer liooren, en hij huiver- j de, toen hij| van het vuur kwam om 1 zijn vader te begroeten. Marie liep heen en weer om de thee klaar te maken, terwijl James den knaap nauwkeurig ondervroeg over wat hij gedurende den dag gedaan had, ter- j wijl hij hem vertelde, hetgeen op het kantoor was vooi-gevallen. on daarbij zeer na,tuiu-lijk de grappen van do kler ken verhaalde, terwijl hij het stekelig© maar voor zich zelf hield'. Toen hefc eenvoudige middagmaal was afgeloopem liaalde Bernard een oude en zeer slechte viool te voorschijn, uit welke hij de muziek trachtte te halen, die in zijn eigen ziel lag. Het was inderdaad een armzalig instrument, I doch het was in harmonie met de jon- ge vingers, die zijne snaren, deden tril- len. Daar was een verlangende, onvol- dan© blik in de oogen van den knaap., i wanneer hij het instrument neerlegde. Het eenige onderwijs, da.t hij ontvan- gen had was van een armen, 2de klasse viooll-meester, eenen huurder op de tweede verdieping, die hem gratis on- derricht had gegeven. „Ah, Bernard," zeide de vader tee- der, „als je een goede viool had I zoo'n echte hoe zou je er dan wei op j s])slen." De oogen van den knaap scliit- i terden voor een oogenblik bij die ge- dacht©toen kwam het oude, droevige j licht er weder in terug, want dat scheen tene onmogelijkheid. Hij zag niet den gelukkigen blik van verstandhouding, j die tusschen zijn vader en moeder werd I gewisseld. I De volgende week werd liet weder j nog kouder, en Bernard1 was verplicht j zijn bed te houden. De moedi begon Marie te ontzinken, want zij had vóór eenige jaren een jongeren broeder aan j tering verloren, en bij die gedachte i kromp haar hart ineen, doch James i was opgewekt, want slechts eenige da gen scheidden hem van de vervulling van zijn geliefkoosden wensch. De grappen van de klerken maakten zelfs minder indruk op hem dan ge woonlijk, en zijn angst, toen hij zich Haarlemmer ltalle.j«s AVm Zaierdagavmulj.Tttaiit OCCXLXÏ. Het nieuwe jaar begint voor mij al tijd met ergernis 't spijt me, dat ik 't erkennen moet, maar 't is de pure waar heid „in de eerste dagen van Januari onderga ik een gewaarwording van er gernis, die eiveoi regelmatig terugkomt als het nieuwe jaar zelf. En wel over de Nieuwjaarsrekeningen. Gelukkig niet over mijn. eigen rekeningen, want uit gezonderd een enkele van dokter en apotheker, houd ik er geen brullende jaarberen op na. Denk nu niet lezer, dat ik een klaag zang zal gaan aanheffen ter eere en tot ver trooping van del mienschen, die nieuwjaarsrekeningen ontvangen. In tegendeel. Mijn medegevoel gaat geheel en al naai- den kant van de menschen. die nieuwjaarsrekeningen verzenden, de winkeliers en neringdoenden. Die zijn de dupes van het fraaie stelsel, dat men in 1900 betaalt, wat men iu 1899 heeft gekocht, gebruikt en veelal ver sleten. Verbeeld u nu eens den merkwaar- digen toestand, waarin cle verhouding tusschen kooper en verkooper verkeert. De klant komt den winkel binnen, ont vangt. iets van den winkelier en geeft in ruil daarvoor want alle handel is ten slotte niets dan ruiling van het •eene voorwerp tegen het andere geeft daarvoor in ruil geld, zou men denken. Of verzoekt den winkelier al thans, denzelfden of den volgenden dag, per quitantie 't geld even te laten halen Of zegt voor 't allerminst: „op 'toogen blik schikt het mij minder en ik heb het artikel noodig, maar ik zal het- de volgende maand betalen." Van dat alles gebeurt niemendal. De klant wandelt met het gekochte den zelf eens of tweemaal op fluiten be trapte, was grappig. Zijn geluk scheen hem ten laatste bijna te groot, en daar waren tranen in rijn oogen toen hij het geld ontving, dat de lang gewenschte som volmaakte. Daar was dien avond geen gelukkiger man in Londen, dan Brooks, toen hij opgeruimd in een hevige sneeuwbui naar den winkel liep, waarin hij door 't vensterruit, zoo dikwijls had gestaard. Tn 't eerst was de winkelbediende wel wat kort af tegen het armoedige man netje, en was van plan zijne verlegen vraag om eenige Molen te mogen tien met minachting te beantwoorden, toen hij zich eensklaps herinnerde, dat groo- te mannen dikwijls zonderling zijn en denkende, dat deze man bepaald een muzikaal genie moest wezen, werd hij zeer beleefd. Zijn verwondering was groot, toen Brooks, nadat hij hem beleefd eenige instrumenten had overhandigd, in ant woord op eene dringende uitnoodiging om de "klank eens te probeeren, be kende, dat liij niet kon spelen. Toen speelde de bediende in liet vaste geloof van zijne eigen meerderheid, eenige accoorden en eenvoudige aria's op de verschillende instrumenten, en was nog meer verwonderd toen zijn vreemde bezoeker onmiddellijk een valschen. toon opmerkt^. Ten slotte was de keus gedaan, het geld betaald, en verliet Brooks den winkel met een verlicht hart. Zijn jas was geheel dichtgchaalcl om de vioolkist tegen de sneeuw te beschermen, en hij zag wonderlijk uit, toen hij deze zoo tegen zich aandrukte. Geen vlekje, geen vlok je sneeuw zou de glinsterende opper vlakte bederven, welke de schat borg vóór Bernard haar zag. In de omnibus plaatste liij de kist op zijne knieën en keek er met zooveel verrukking naar, dat hij iedór ding rondom hem vergat, en de conducteur, te ontmoeten, maar hij had haar ook niet driemaal op attent moest maken dat het eind van zijne reis was1 bereikt. Marie was niet aan den hoek om hem te ontmoeten, maar hij had er ook niet verwacht; hij was zooveel later dan gewoonlijk. Zoodra klonk zijn voetstap niet op het tuinpad, of de deur werd geopend, en Marie stond bleek en bevende in liet schitterende licht, dat uit de gang j straalde in de duisternis. ..Marie, Marie!" zijn stem haperde van vreugde. „He heb haar! Ik heb haar!" Haastig ontdeed hii zich van hoed j en jas en wilde juist met den kostbaren schat onder zijn arm de trappen op rennen, toen zijne vrouw hem zachtjes tegenhield. „Wat scheelt er aan?" vroeg hij,, ter- wijl hij in het bleeke- gelaat staarde. „Niets... maar..." stamelde rijij ...James, mijn beste... ga verder... ge rust." Zijn verrukking was op eens verdwe nen, verkild door hij wist niet wat, en hij ging langzaam de trappen op, met Marie vlak achter hem. Bernard lag achterover op het kus sen met gesloten oogen, en vmet een gelaat zoo doodelijk bleek, dat het hart van den vader als doorboord' werd. De donkere oogen werden kwijnend geopend, toen hij binnentrad, en een blik I van. blijde herkenning begroette hem. ..Oh. Bernard," snikte James bijna 1 nit. ,Jk heb een mooie viool voor je gekocht, kijk hier. En morgen..." Hij wilde vertellen van de voorgeno- lioraen lessen, maar de woorden stokten in rijn keel. Met bevende vingers open de hij de kist en legde zijn schat zacht jes op het bed. De zieke jongen legde zijn hand liefkoozend en slreelend er op, en keek zijn vader liefdevol zoo liefdevol aan. Toen, met inspanning, trok hij de riool naar zich toe, en terwijl hij zich half oprichtte van het kussen, streek hij met den stok over de snaren. Eene heerlijke melodie klonk dóór de kamer, en de ouders hielden hun adem in om te luisteren. Marie lag met het hoofd tegen den schouder van haar echtgenoot, terwijl hij zijn arm om haar heengeslagen had. De jongen speelde in de stilte door, doch de stre ken werden zwakker en, flauwer, totdat viool en strijkstok aan zijne zenuwach tige vingers ontglipten, en hij, zelf op het kussen terugviel, terwijl een blik van zoete zelfvoldoening over zijn ge laat gleed. Bernard was heengegaan winkel uit en kikt van betalen met geen enkel woord. De winkelier boekt dó post in zijn journaal, schrijft die in; rijn memoriaal, vervolgens in zijn grootboek... en wacht. Hij wacht tot de eerste dagen van Januari en schrijft dan netjes een re- I kening„De WelEdede Heer of de WelEdelgeboren Heer of de Hoogwel geboren Heer of Mevrouw of Mejonk- vrouiw Zus en Zoo voor geleverd; dat en dat... zooveel." De rekening is verzonden en de le verancier gaat voort met wachten. In enkele gevallen wacht hij niet lang, dat erken ik. Er zijn zoo waar menschen. die huil jaar-rekening betalen in Februari of in Maart, maar de meesten, verre weg de meesten, denken er op dat tijd stip nog tin, 't. geheel, niet over. Het weer is hun misschien te guur, om er hunne dienstboden door te zenden met geld om rekeningen te betalen. Komt de maand Mei, dan is het weer ook nog niet al te best en zou de dienstbode I met haar bankbiljetten ook wel eens kou kunnen vattin. In Juni komt des» j en gene jaarrekening-bezitter er too j om eens een en ander af te doen. En zoo komt langzamerhand in den loop j van het jaar nu deze, dan gene beta- I lm. En de Leverancier wacht maar, I wacht maar steeds, wacht maar door. Onder deze bedrijven geeft hij weer allerlei artikelen aan de menschen af op jaarrekening. Nu komt liet eind van 't jaar en vindt hij in zijn boeken nog heelwat rekeningen van 't vorig jaar openstaan. Wederom zet hij zich aan 't schrijven van de rekening over 't afgeloopen jaar en zet daar met een enkel regeltje onder Volgens ingeleverde rekening over 1897 zooveel. Hij heeft dus nu al over twee jaar zijn geld te goed. Niettemin blijft hij geduldig wachten, altijd maar wach ten. Het geduld van den geduldigsten mensch is niets, vergeleken bij het ge duld van den op jaarrekening leveren den winkelier. Terwijl hij zoo zit te wachten, totdat het zijn klant behaagt hem. liet geld te komen, brengen, dat deze hem schuldig is, tit hij zelf meer malen in financieele moeielijkheden. Voor duizenden heeft hij in tiju boek staan, maar daaraan heeft hij niets om den kassiersknecht te voldoen, die die wissels van den fabrikant komt aan bieden. Die moet bankpapier hebben of klinkende munt. 't Klinkt dan ook bij na ongeloofelijlc, maar 't is toch waar, dat menige winkelier, die over jaren terug nog dnizende guldens te vorderen heeft van zijn klanten, van buurman of vriend vijftig gulden leenen moet, die hij te kort komt om een wissel te voldoen. Het begrip jaarrekening is boven dien onbeperkt. De meesten vatten het op als een rekening, die betaald moet worden in het jaar nadat ze ontstaan is, maar cr zijti er ook, die meenen dat- het woord „jarenrekening" moet worden gespeld en er dan waarschijnlijk het begrip aan verbinden, dat zoo'n rekening jaren kan blijven, loopen, twee, drie, vier, ja. vijf jaar. Er schijnt een zeker verband te bestaan tusschen den levensduur van onbetaalde reke ningen en iemands stand in di" maat schappij, want onder de leveranciers i3 de klacht, algemeen,, dat de chicste klanten het langzaamst betalen. Wel is waar worden zij, daar er altijd baas boven baas moet wezen, hierin nog overtroffen door sommige klanten die nooit betalen. „Waarom 'stuurt zoo'n leverancier aan een langzamen betaler dan geen quitantie?" zal iemand vragen, die over liet onderwerp nooit lieeft nagedacht. „Omdat ik dan dezen klant nooit weer terugzief"zal hij u zelf zeggen. „Als ik een beleefd briefje schrijf, met verzoek, of mijnheer of mevrouw asjeblieft een gedeelte zouden willen afdoen van de Den trein te laat. Mijnheer en mevrouw Berger kwa- en juist te rechter tijd aan, om den trein voor hun neus te zien wegrijden. Met een gedwongen glimlach op de lip pen, maar met spijt en nijd in het hart staarden tij hem na. Eerst wilden tij hem achterna loopen,. maar daar de trein ras weg was, gaven tij "t op en riepen den koetsier toe naar huis te ijden. Na eene poos verbrak mijuheer Ber ger het onheilspellend stilzwijgen, zeg gende „Dat komt er van, als men op> de vrouw wachten moet, zij kan nim mer op tijd klaar wezen." >,Ik was lang klaar, mijn vriend," hernam zijne vrouw. „Lieve hemel," riep mijnheer Berger ongeduldig uify hoor me dien onzin nu eens aan. Zat ik niet reeds tien mi nuten in de vigilante en schreeuwde ik niet mijn keel schor om u? De geheele buurt werd in opschudding gebracht." Zeker, mijn lieverd, hernam me vrouw Berger, met de bewonderens waardige kalmte, welke eene vrouw slechts in staat, is aan den dag te leg gen, „en telkens, als ik instijgen wilde, zondt gij mij naar huis, om wat te halen,, wat gij vergeten liadt." Mijnheer Berger zuchtte. „Dat is niet om uit te houden! riep hij. Als ik eene reis naar Amerika ondernemen wilde, ging ik slechts even naar liuis, nam de reistasoli, deed een schoon overhemd: om en dan. zorgde ik, dat ik er van daan kwam, terwijl gij vrouwen, on geveer een half uur noodig hebt, om tot een besluit te komen, weder een half uur om met uw spul en uwe bagage klaar te komen eindelijk nog een half uur om te vertrekken en dan komt gij te langen laatste aan den trein nog te laat." Het slot van de geschiedenis was, dat de familie Berger haar reis tot de volgende week uitstelde. Om echter dezen keer geheel zeker van liun zaak te zijn. overlegden zij met elkander, dat elk voor zich zijn maatregelen zou ne men en dat de eene zich niet om den anderen bekommeren zou, ieder moe6t zelf de gevolgen zijner nalatigheid maar dragen. Zoo gezegd, zoo gedaan! De dag van vertrek brak aan, en M. Berger, die slechts voor een oogenblik naar rijn werk gegaan was, kwam om half tien weer naar huis, de trein vertrok om half elf. ..Vooruit nu. ric-p hij, nog slechts één uur tijd, haast u vrouw, anders blijft gij zitten En zij haastten zich om strijd. M. Berger vloog van de eene kamer naar de andere, trok behendig als een aap alle kasten en tafelladen open en lachte in zijn vuistje als hij er aan dacht, welk lang gezicht zijne vrouw zou zetten, als hij alleen afreisde. De familie Berger bewoonde een aar dig huisje, van éen verdieping, gausch alleen. Om tijd te winnen, trok zich M. Berger dadelijk dó laarzen boven op de trap uit, die op de onderste ver dieping uitliep. Met hetzelfde oogmerk trok hij de jas uit. terwijl hij door de eetkamer stormde en hing hem aan den haak in den hoek. Dan trok hij zich raer op en toen hij in de slaapkamer mer op en als hij in de slaapkamer aankwam, had hij ook zijn overhemd afgeworpen om het door een nieuw te vervangen. Hij trok eene commode open en be gon in de zaken te woelen, zoo als een rattenvanger, die jacht op 't ongedierte maakt. „Pauline," riep hij, waar zijn mijne j schoone overhemden?" „In uwe kast", hernam zijne vrouw bedaard, terwijl zij voor den giooten toiletspiegel hare haarlokken in orde bracht. „Maar ik ind ze toch niet!" zeide Berger onge duldig, ik heb de geheele kast omgezet, er is geen enkel stuk in dat mij be hoort." Mevrouw Berger trad een paar pas sen van den spiegel terug, om te kij ken, hoe zich de lokjes van uit de verte voordeden en nadat zij zich er van over tuigd had', dat nu alles in orde was, zeide ze „Natuurlijk}, dat is- immers mijne kast. Gij: weet toch, dat wij; gisteren uwe commode daar boven gezet heb ben." „Ik zie niet in;." zeide M. Berger knorrig, „waarom gij mijn goed niet uitleggen kunt. Gij hebt den heelen lieven dag geen zier te doen." Wijl nie mand mijn goed voor mij uitlegde, antwoordde Mevr. Berger, terwijl tij met de grootste koelbloedigheid voort ging, het eene kleedingstuk voor, het andere na, aan te trekken, „haast u man, anders blijft gij zitten!" M. Berger stoof in zijn overhemd naai- binnen, evenals een stier, die een rood doek tiet. Wat bliksem, aan het hemd is geen knoop, schreeuwde hij plotseling. „Gij hebt het van de verkeerde: tijde aan," zeide Mevr. Ber ger met een liefelijken lach, terwijl zij haar kleed toeknoopte en een dozijn spelden aan de binnenvoering vaststak. Toen M. Berger weder zijn overhemd afdeed, begon hij te zweeten. Driemaal liet hij het ongelukkige hemd vallen, voor hij het aankreeg, en als hij ten slotte met zijn hoofd door het halsgat kwam, hoorde hij liet tien uur slaan. „Waar is mijn borstspeld?" riep hij. Mevr. Berger haalde juist uit de nabu rige kamer haren hoed1 en hare hand schoenen. Toeu zij terugkwam, zag tij; hoe haar man iedere kast opentrok en uitplunderde. „In het overhemd, dat gij pas uit gedaan hebt," zeide zij, terwijl tij den hoed opaette. M. Berger zocht evenals een bezetene naar zijn manchettenknoopen, „Pauli- nai, weet gij, waar de gouden knoopen zijn „Ik heb zo lieden morgen nog niet gezien," zei de dame, terwijl zij zich de handschoenen aantrok, hebt gij ze gisterenavond niet beneden in de kleine tuinkamer op de vensterbank gelegd?" Ilij bedacht zich en in allen haast ijlde hij de trappen af, helaas daar vergat hij zijne laarzen, die de meid. intusschen gepoetst en op h,et trap portaal boven gezet had. Ongemerkt trapte hij op den eenen en in een oogen blik vloog hij ruggelings de trappen af, terwijl zijn hoofd tegen de treden te rechtkwam. „Wat drommel!" Zijt gij reeds zoover, lieve Lebrecht?" vroeg hem op den liefelijksten toon de vrouw zijns harten, terwijl tij over de balus trade heenleunde. „Kunt gij mij de andere laars niet naar beneden gooien, zuchtte de onge lukkige man.1' „Wel zeker,, mijn lieverd'!" „Mijn reistascli",," zeide hij, terwijl hij met alle geweld' de laarzen aantrok. Zij is in de slaapkamer onder uw bed. i Ingepakt 7) Ik weet liet niet. Gij hebt 't zelf klaar gemaakt. Bij deze woorden had zij reeds de hand aan de klink der huisdeur. „Ik heb nauwelijks tijd om mij zelf gereed te maken." Eer tij; op den, hoek kwam, waai- de vigil anten stonden, hoorde tij haren naam„Paulina, Paulinai, hebt gij mijn vest niet gezien „In de voorkamer," riep tij terug. „Vaarwel, mijn schat." Toen tij het portier der vigilante dichttrok hoorde zij hem weder roe pen Paulina,, waar is mijn jas Al mijn geld zit er in. Zich nog eens omkeerende, riep tij hem toe: „In de eetkamer aan de haak, links achter de dein*!" Toen zette de koetsier zijn paard aan en Mr. Ber gers dierbare wederhelft verdween voor diens oog. Maar de buren zeggen, zij meenen, dat M. Berger plotseling krankzinnig is geworden, want zij hoorden hem in het huis rondloopen als een dolle man en alle minuten was hij aan 't venster verschenen om de vertrokken Mevr. Berger te vragen, waar zijn hoed was en waar zij den sleutel van zijne reis tascli geborgen had, en toen hij eindelijk met wacktmeestersSsnellieid het huis uitholde, bleven alle deuren en vensters wijd openstaan. De spoorwegbeambten en pakjesdragers van liet station A. waren ©enigszins verwonderd, juist toeu de trein in beweging kwam, eenen ver- liitten man, met gloeiend rood gezicht en open vest als een waanzinnige, met den hoed in den nek op liet perron te zien heenstuiven. Hij hield een huis sleutel in de hand en balde toornig de vuist tegen zijn vrouw, die uit een 2e klas coupé naar buiten leunde en hem tot afscheid met den rakdoek toezwaai de. rekening die nu vier jaar openstaat, omdat ik zelf dringend om geld ver legen ben. dan heb ik in de meeste ge vallen binnen een week alles wat ik te vorderen heb ontvangen, maar met de boodschap er bij, „dat ik voor geen cent meer leveren zal." En dan komt da klant zelf niet meer terug en de familieleden zie ik ook niet meer weerom en dó vri enden en bekenden loop ik gevaar om kwijt te raken. Daar om nuaan ik liever maar niet." Ik heb eens een winkelier hooren zeggen „ik mag wel geld te vorderen hebben, maar er om vragen mag ik nooit!" Er was eens een leverancier, die van iemand vijfhonderd gulden hebben moest. Maar Van betalen was geen sprake. Daar kwam op zekeren d!ag de klant met eigen equipage voor den winkel en betaal,dó zestig gulden in mindering van de nota. Er was een andere leverancier, die een stal gebouwd had voor iemand met veel geld. Na twee jaar diende hij een schuchter verzoek om betaling in en kreeg ten antwoord, dat hij; spoedig disponeeren kon, doch nooit meer iets te doen zou krijgen, ook niet van de familie van zijn klant. En alzoo geschiedde het ook. O,, da.mes en heeren, die gewoon tij.t te koopen op een jaarrekening, die in jarenrekening ontaardt, bedenkt toch, J dat een leverancier geen raken doet omdat hij het zoo aardig vindt, maar Iomdat hij er van leven moet! Houdt I in het oog. dat hij dikwijls tobt met geldzorgen, omdat hij te vergeefs wacht op uwe betalingen! Tracht u in te den ken (al is dat- voor u ook wat moeielijk) in liet feit, dat iemand gebrek kaai hebben aan geld! En wanneer gijl dan, na dit alles bekeken en overdacht te hebben, nóg blijft vasthouden aan het stelsel van levering op lang crediet-, och keert dan, bid ik n, de rollen eens omBetaalt uwen leverancier twee jaar van te voren wat gij koopt eai laat het hun, twee jaar na de betaling leveren Misschien is dat wel een beetje lastig, maar die zelfde last ondervindt uw leverancier nu en in de wereld is immers een billijke verdeeling van las ten het ideaal? Er daagt een betere toekomst. Men schen die nieuwe zaken opzetten, bre ken met 't noodlottige credietstelsel en leveren alleen a contant. Maar de ou dere firma,'s gaan er allo onder gebukt en durven, hoe graag ze ook zouden wil len. het oonta n t-systeem niet in te voeren, uit vrees dat hunne clientèle zal verloopen. Als ieder wat hij kocht eens dadelijk betaalde, wat zou dan de zielsrust van hefc mensch dom worden vergroot! De leverancier zou niefc meer te worstelen hebben meb de ongerijmdheid van. een goede zaak en een slechte kas, velen zijner klanten niet meer behoeven te kampen met het feit, dat tij zich door de gemakkelijkheid van het crediet in de schuld hebben gestoken en niet weten hot- zij hunne rekeningen zullen betalen. „Gij mijn waar, ik uw geld," zoo behoorde het te wezen. Wan neer we het zoover hebben gebracht, dan kan de Haarlemscl ie Handelsver- eeniging wel worden opgedoekt- en ad vocaat noch 'deurwaarder zouden ooit een cent meer aan slechte betalers ver dienen want slechte betalers zouden ei' niet meer zijn. Onze agenten van politie zijn een jaar of wat geleden in den rouw ge gaan. Over de boosheid van het menscli- dom, denk ik. Maar ze waren in den rouw. Hunne helmen waren zwart en hunne knoopen waren zwart en aange zien ze ook een zwart gericht zetten vanwege de krijgshaftigheid maakte dat alles te zamen een fraai zwart geheel. Totdat er langzamerhand een ver- iNGEZOISD£23 MEDEDEE- LINGEN. 30 cent« por regel. Een geneesmiddel voor Asthma. Dr. R. SCHIFFMANN's Middel tegen Asthma geeft onmiddellijke verlichting zelfs bij de hevigste aan vallen en geneest waar andere mid delen falen. Verkrijgbaar bij J. van GULIK te Haarlem, in pakjes van' 11. 1,50 en fl. 2,75. F. H. SffliT, Spiegelmaker. Vergulder. Plaatliaudelaar. Encadreur. Hofleverancier. Groote Houtstraat 69, HAARLEM. Commissariaat van Politie te Haarlem. inlichtingen omtrent de voorwerpen zijn dagelijks, behalve Zon- en Feestdagenvan 11 tot 1 uur voor de eigenaars ie hekomen. Gevonden voorwerpen. Van G Jan.; tot en met 12 Jan. '99. Een zilveren broei.e. Een fox-terrieri Een koipmesje. Een wandelstok. Een1 dolk in schede. Een gouden ooibel letje met steentje. Een onderstuk gou den oorbel. Een tafelkleedje. Eeni schooltasch. Een paternoster. Een kindermaotehje. Eeu toiletkainmetje.i Een kinderzak met springtouw. Een portemonuaie met geld. Een zilveren remontoir torloge. Een meisjes bar ret. Een ring met sleutels. Eenige losse sleutels. Een mand met fles-: scben. Een zweep. Een bril ia étui. Schoolboeken. Een marinepet. Eem hondenbalsband. Eeu stuk zinken dak bedekking. Een zinken schoorsteen-! kap. Eeu zinken plaat. *5 £5 en m v mtir* l!> 9 '*h i st J - Het dnbbclsehrcefstoomschip Sta tendam, van de Holland Amerika Lfln, van Rotterdam naar Newyork, pass. 13 Jan. des voorm. 4 nar Grisnex. Het stoomschip Oengaranvan Rot terdam naar Java, arriv. 12 Januari te Marseille. Het stoomschip Koningin Wilhel mina, van Batavia naar Amsterdam, arriv. 12 Jan. te Amst. Het stoomschip Prins Hendrikt var. Amst. naar Batavia, verlrok 11 Jan. van Suez. Het, stoomschip Spaarndam, van de Holland Amerika Ljio. van New-; york naar Rotterdam, arriv. 13 Jan. te Rotterdam. bleekingsproces begon. De helmen hiel den zich nog wel taai, maai' met de knoopen raakte men aan de sukkel. Die waren namelijk niet zwart van natuur, maar zwartgemaakt, geverfd of gever nist of allebei. Geen wonder, dat door de aanraking van warme handen en door inwerking van den dampkring, de kleur het allengs begon op te geven. Door de zwarte laag Igyam een klein blinkend plekje gluren,, daarna nog een, toen nog meer,, en ten slotte leverde de uniformjas oen schoone afwisseling van tinten van de knoopen op. Het publiek niet gewoon om de toestanden met bij zonder deftige termen te bestempelen zei dat de agenten er „schunnig" uit zagen. Daaraan komt nu door de invocrim van de blinkende' knoopen een eind. Nu nog een stap verder en we zien ooi de blinkende helmen terug. Met d< zwarte hoofddeksels tien de agenten ei als vermomde brandweermannen uit De blinkende- helm werkt preventief, de zwarte kan alleen repressief wezen Ik bedoel dik dat het zien van eer blinkenden helm menigeen op straat kan terughouden van baldadigheid ruwheid of erger. Hij werkt dus pre ventief of voorkomend. De blinkende helm is in de verte zichtbaar, de zwart* niet. Die treedt eerst op, wanneer dc baldadigheid of ruwheid al gebeurd is hij werkt dus repressief of onderdruk ke-nd. En het is van ouds een bekend* waarheid, dat voorkomen beter is, das genezen. Dat weten de doctoren en hei is ook van toepassing op de geheel* maatschappij. Derhalve begroet ik niet vreugde de stralende knoopen van de agenten, van politie, die aldrus op eens van duister lingen worden vervormd in mannen de: lichts. Als ze nu den blinkenden hebn weer dragen, dan is de uitrusting com pleet. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1899 | | pagina 2