NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 1899; ■o 4786 HAAKLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maanden1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65 Afconderlijke nummers0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 „de omstreken en franco per post0.371/2 A T~1 V hl hV.' I 1 hl NrTTTiTNr- Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de PubUcité Eirttngère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR. Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels ƒ0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel 0,80. Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSantpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN,bp de tol; Spaamdam, C. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER Velsen, "W. J. RUIJTERBeverwijkJ. HOORNSHillegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan. STADSNIEUWS Eerste en tweede pagina. Haarlem2 Febr. 1899. Gr ond belasting. Vestigden wij dezer dagen de aan dacht onzer lezers op sommige be palingen der wet op de personeele belasting, ook in de wet op de grond belasting komt eene gunstige bepaling voor, die wel waard is nog eeDS onder de oogen van de eigenaars van per- ceelen gebracht te worden. Art. 52 dier wet zegt het volgende: „Voor gebouwde eigendommen, die „met hunne gebouwde aanhoorigheden „gedurende 12 achtereenvolgende „maanden ongebruikt en onverhuurd „gebleven zijn, wordt aan hem, die „gedurende dat geheele tijdvak daar door is aangeslagen, de belasting „teruggegeven". Twee omstandigheden moeten dus samenloopen, om deze teruggaaf te wettigen het perceel moet niet alleen ongebruikt zijn geweest, doch ook onverhuurd voor een perceel alzoo, dat van 1 Februari 1898,tot 31 Januari 1899 ongebruikt is geweest doch waarvoor de laatste huurder krachtens contract tot 30 April 1898 de huur penningen heeft moeten betalen, kan de teruggaaf niet geschieden. Blijft dit perceel evenwel tot 30 April 1899 ongebruikt en onverhuurd, dan kan de teruggave wel geschieden over het tijdvak 1 Mei 1898 30 April 1899. Het verzoek om teruggave moet binnen 30 dagen na het einde van het tüdvak, waarvoor zfi wordt ge vraagd, worden ingediend op on gezegeld papier aan Gedeputeerde Staten der provincie, waarin de aan slag ten kohiere is gebracht. Daarbij moet worden overgelegd een duplicaat van het aanslagbiljet, tegen betaling van 5 cents bij den Ontvanger der directe belastingen verkrijgbaar. Door de politie is naar het Huis van BewariDg overgebracht de ker misreiziger L. F. die zich uit eigen beweging had aangemeld om 3 maan den gevangenisstraf te ondergaan, waartoe hij te Rotterdam wegens diefstal het vorige jaar veroordeeld werd. De dienstbode M. v. S. verloor Woensdagavond op den Kruisweg haar portemonnaie met ruim f39, nadat zfi kort te voren haar drie- maandelijksch loon had ontvangen en meende de vrouw te kunnen aanwij zen die haar had opgeraapt. Deze liet evenwel een andere, haar eigene portemonnaie zien, en verdween. Zij werd later door de politie opgespoord. Haar man had de portemonnaie reeds verbrand en het geld op zijn erf verstopt; tegen beide echtgenooten Pk. is proces-verbaal opgemaakt, zoodat het meisje binnen korten tijd het ver miste wel weer in haar bezit krijgen zal. Het Algemeen Nederlandsch V erbond. Dinsdagavond trad in het Bronge- bouw alhier op de heer Dr. H. J. Kiewiet de Jonge, algemeen secreta ris van het hoofdbestuur van boven genoemd verbond, ten einde het doel en werking van het Verbond uiteen te zetten, om zoodoende eene afdee- ling hier ter stede te stichten. Alvo rens spreker het woord verkreeg, opende de heer jhr. mr. A. J. Ret- haan Macaré de bijeenkomst, die slechts matig was bezocht, met een woord van welkom, herinnerde tevens aan het Kroningsfeest, dat getuige nis heeft afgelegd dat wij vormen één krachtig volk. Al wat Nederlandsch sprak gevoelde zich éen. De taai was een groot deel van die eenheid, en het is dan ook een waar woord „De taal is gansch het volk". Wanneer w\j over de beteekenis der taal den ken, die niet alleen in ons land, maar ook in Amerika, Afrika, Oost-Indië wordt gesproken, dan gevoelen wfi dat die taal een band is, die ons na der tot elkander brengt. Die gedachte heeft geleid tot de oprichting van een Nederlandsch Taalverbond. Nadat spreker nog had medege deeld dat een brief met adhaesie- betuiging van de Vereeniging tot ver eenvoudiging der schrijftaal was in gekomen, kreeg de heer Kiewiet de Jonge het woord. Spr. zette allereerst de inrichting van het Verbond uiteen. Het bevat op 't oogenblik 4 groepen, en wel groep Nederland, groep Bel gië en Fransch-Vlaanderen, groep Zuid-Afrika en groep Amerika. Al deze groepen zijn zelfstandig, er heeft geen inmenging plaats van Nederland op Vlaamsch, Afrikaansch of Ame- rikaansch gebied. Alleen wenschen wij te steunen wat de Nederlandsche taal toekomt om haar te behouden voor den Nederland- schen stam. Het moet dus zijn een vredelievend werk, zeide spreker, dat ons langs historischen weg toegestaan is. De belangen van het Verbond laten zich splitsen in 2 hoofdgroepen. De eene groep is om in landen, waar strijd gevoerd wordt, de taal te steu nen tegen de vijandin. En de twe°de groep om in landen, waar geen strjjd is, bij diegenen, die trotsch zijn op Nederlandsche afkomst, het gevoel voor de Nederlandsche taal levendig te houden. Hierna bespreekt de heer Kiewiet de Jonge Amerika en de gunstige resultaten, die daar door toedoen van Dr. A. Kufi'per zijn ver kregen. Eerst werd te Chicago opge richt eene afdeeling van de Westelijke Staten der Unie, en later eveneens eene afdeeling van de Oostelijke Sta ten. Deze twee af deelingen hebben zich nu vereenigd, zoodat thans een groot verbond bestaat over geheel Amerika. Dr. Kuyper heeft dan ook in het j belang van den Nederlandschen stam zeer veel gedaan, waarvoor hem de dank van den geheelen stam toe komt. Hierne behandelde spreker onze Oost, waar de toestanden zeer moei lijk te overzien zijn. De staatkunde van de O. I. Compagnie svas om de Inlanders verre te houden van de Hol- landsche taal, vandaar dat het Ma- leisch is ingevoerd. Die politiek is aan de O. I. C. natuurlijk ten goede gekomen. Spreker wees er op dat het noodzakelijk is meer de Hollandsche taal in te voeren en Inlanders eene hollandsche opvoeding te geven, het geen bleek uit een hollandschen brief, door een Inlandsch hoofd geschreven en die o.a. zegt, dat de Inlander door den invloed van het verkeer en door de Pers niet meer de Inlander van vóór 25 jaar is. De toestanden zijn zeer veranderd en eene hollandsche opvoeding is noodig. Door het lezen van couranten wordt de Inlander langzamerhand meer en meer ontwik keld'; hij leest, hetgeen over zijne hoofden wordt geschrevenbepaalde denkbeelden worden gevormd en dit alles geeft aanleiding tot oneerbiedig heid jegens zijn hoofd, hetgeen tot verzet kan lijden. Om te verhoeden dat de toestanden van Britsch-Indië daar niet ontstaan, is een ontwikke ling van de hoofden noodig en hier toe moet het verbond medewerken. Zelfs om bij de Hollanders in de Oost het bewustzijn van Nederlander leven dig te houden, is reeds moeilijk, zeide spreker, want in de sociëteiten wordt grootendeels Eogelsch gesproken. Geheel anders zijn de toestanden in Zuid-Afrika. Daar is strijd en staan de Engelschen, Afrikaners en Hol landers vijandig tegenover elkaar. Wie zal winnen? Spreker gelooft naar den stand van zaken te oordeel en, dat de meest wenscheljjke oplossing zou zijn dat de Afrikaners van hun mooie taal iets zouden laten vallen en tot het Hollandsch toetreden, ter wijl het Hollandsch van het Afri kaansch zeer eigenaardige zinsuitdruk- kingen zou moeten overnemen, om een taal te vormen, die bruikbaar zou worden a's element tegen het Eo gelsch. Op 't oogenblik wordt in de Oranje- Yrijstaat en de Republiek Hollandsch gesproken, terwijl in de Engelsche kolonie het Hollandsch element in verdrukking is. Dit is wel minder geworden na den inval van Jameson. Dr. Leijds had tot spreker gezegd, dat is een buitenkansje geweest, nog éen zoo'n inval en wij zfin er bovenop. Wat de toekomst evenwel zal baren is eene quaestie Yan staatkunde. Wij kunnen onze beste wenschen en stem geven en trachten het gevoel bij de Afrikaners voor de Hollandsche taal wakker te houden door b. v. het zenden van boeken aan de bibliotheek, en vooral door te zorgen, dat de boeken stalletjes aan de stations worden voor zien van Hollandsche boekjes. Enge land is zeer machtig, maar wij moeten niet denken, dat wij daartegen on machtig zijn. Wij zijn een volk, dat een wil heeft, wjj behooren tot een stam, die levenskracht bezit en heb ben te strijden omdat wij Nederlan ders zijn in ons hart. Hierna kwam spreker aan de Vlaamsche taal, die onze taal geweest zou zijn, wanneer de geschiedenis Holland en Vlaande ren niet had gescheiden. En het is dan ook onze plicht, om de Vlamin gen, wanneer van hen een roepstem komt, om te verhinderen, dat zjj onder Franschen invloed komen, te steunen. Nadat spreker er nog op gewezen had dat wanneer het verbond, waar van ieder Nederlander zonder aanzien van partij of geloof lid kan worden, geldelijk krachtig is, de werkkring zeer omvangrijk kan worden, eindigde hij zjjn met aandacht gevolgde rede. De heer Rethaau Macaré bedankte spreker voor zijne rede, waarin hij het doel, de roeping en de middelen van het verbond op zulk eene mooie wijze had uiteengezet en sprak de hoop uit dat er eene krachtige afdee ling Haarlem en Omstreken vau het Verbond zal ontstaan. Hierna werd gelegenheid gegeven tot het opgeven voor lid, waaraan tijdens de vergadering door velen werd voldaan. Om ook anderen hiertoe in de gelegenheid te stellen zal de lijst door de stad circuleeren. Vervolgens werden door eenige heeren nog de voigende vragen aan den inleider gedaan. De heer Garrer zegt dat er eene Zuid-Afrikaansche vereeniging bier te lande bestaat, die de belangen van de Holland sche taal in Afrika voorstaat en vraagt hoe nu samenwerking met die vereeniging tot stand kan komen De heer Krelage vraagt hoe het met de finantieele verhouding van het hoofdbestuur tot de afdeeling Haarlem staat En hoe die zal worden gere geld. De heer Ver wijnen vraagt of het taalverbond zich niet in verbinding kan stellen met het Ned. Indisch Onderwijzersgenootschap, opdat de Hollandsche taal behoorlijk tot haar recht komt. De heer Macaré vraagt hoe de ver houding is met de vereeniging „Het buitenland" die hetzelfde doel beoogt, en ten tweede of het Verbond niet iets kan doen voor de Zuid-Afrikaan sche jongelui, die hier willen studeeren. De heer Kiewiet diende van repliek en beantwoordde den heer Garrer met de mededeeling dat er een begin van samenwerking tusschen de Z. Afr. Vereen, en het Verbond is. De vraag van den heer Krelage is moeilijk te beantwoorden, daar er nog geen bepaald besluit hieromtrent ge nomen is. In het reglement staat, dat de algemeene penningmeester voor de afdeeling int, en wanneer de afdee- lingen geld noodig hebben, zfi dit aan het hoofdbestuur vragen. Spreker bedankt den heer Verwij nen voor zijne opmerking en zal het hoofdbestuur er attent op maken. Ten slotte beantwoordt spreker den heer Macaré en zegt dat prof. Kern reeds dikwijls over het weigeren van toegang tot academies aan buitenlan ders zijn misnoegen heeft te kennen gegeven, maar dat nu toch verbete ring te wachten is. "Wat de verhou ding tusschen het Verbond en de vereeniging „het Buitenland" betreft., op dit oogenblik bestaat nog geen band tusschen beide vereenigingen. De vergadering werd hierop te on geveer 11 uur gesloten. BINNENLAND. Parlementaire Praatjes. Een ietwat zonderlinge redeneering was die van den heer de Beaufort toen h\j, bij de voortzetting der alge meene beraadslaging over de Staats begroting in de Eerste Kamer, den Min. van Fin. diens somberen toon over den geldelijken toestand des lands verweet. Van die sombere voorspel lingen was niets uitgekomen, er bleef geen tekort op de begrooting te dek ken, maarer was bezuinigd en dat had men aan den Min. te danken. Het zal wel voor de eerste maal zijn geweest, dat een Min. zuinigheid als grief werd Ivoorgehouden. Maar ook aan de geheele Reg. die zich tegen over den drang naar bezuiniging in de andere Kamer niet krachtig ge noeg, niet homogeen genoeg toonde. De spr. had daarbij het oog op de stelling van Amsterdam, waarvoor hij nadere voorstellen verwachtte, alleen daad waaruit de solidariteit der zou kunnen blijken. De bij deze zaak gevolgde wijze van handelen noemde de heer Rut gers van Rozenburg geen bezuiniging maar uitstel en dat achtte bij ver keerd. Maar het verwonderde hem van deze Reg. niet. omdat deze hem voorkwam anti-militairistisch te zijn. Den finantieelen toestand zag hij donker in, wjjl onder de middelen een fictieve post was van bijna 4 mil- hoen voor rente en aflossing derlnd. leening, zoodat bij ook bet voorstel tot accfinsverhoogicg, thans ingetrok ken, had willen handhaven. Op verschillende zaken, o. a. op het telefoon-geschil met het waterschap van de Haarlemmermermeer, wees de heer Rutgers, teu betooge van de nood zakelijkheid der regeling van de ad ministratieve rechtsspraak. Eindelijk de werklieden-pensionee ring besprekende, noemde hfi die een hersenschim, wjjl, daar de werklie den niet kunnen of willen bijdragen, daar de patroons hetgeen zij betalen moeten op het loon zullen verhalen alle kosten ten slotte zouden zjjn voor den Staat, die wel voor de armen moet zorgen, maar niet a priori tegen armoede verzekeren, die geen huisva der was en de arbeider geen kind. En als de arbeider in aanmerking moest komen, dan gold dit ook voor allen die in levensomstandigheden met hem op één lfin staan. Den drang naar bescherming be streed de heer van Hesk, die aan het vrijhandelsstelsel de ontwikkeling on zer industrie toeschreel, maar die voor deze ontwikkeling alleen vreesde van wetten om ons tot de sociale volmaakt heid te voeren. Dat „staan op eigen beenen", echt Hollandsch beginsel, viel bfi den Min. Pierson in de beste aarde. De verschillende sprekers beant woordende, merkte de premier op, wilde, was te trachten een ruime ka« te krjgen, zoodat ook de buitenge wone uitgaven met gewone middelen zouden gedekt kunnen worden. Daar om moest naar versterking der mid delen gestreefd worden. Het beleid van zjjn voorganger liet de Min. thans rusten. Bescherming, ook zelfs beperkt, werd door den Min. bestreden op grond van de belangen van handel en njjverheid zelve en in het belang van den kleineren producent, die daarbij te gronde zou gaan. Van de houding der beide Ministers-Kamerleden achtte de premier zich niet verplicht reken schap te geven. De Reg. was, ook ten aanzien der Vestingbegrooting, volkomen homogeen. Wat de legerorganisatie betreft, deelde de Min. mede, dat een ontwerp zou inkomen, gegrond op de overtui ging van den Min. van Oorlog, ook nog vóór de tweede proef met ver korten diensttijd zou zjjn afgeloopen. De maatregelen ter verzachting van den persoonlijken dienstplicht inge voerd, werden door den Min. als billijk verdedigd. Eerstdaags zou de beslis sing komen inzake de gemeenteraads besluiten. die het plan-Gooien bielpen verwezenlijken. De werkliedenpensioneerine noemde de Min. een te verwezenlijken ideaal, waarnaar met ernst zal worden ge streeft. Geen lid der Reg. acht het een utopieanders zou men het denk beeld moeten laten varen. Na de replieken volgde de aanne ming van hoofdstak II. En daarmede was mea tot Buitenlandscbe zaken gevorderd. G. Jr. Uit de „Staatscourant". Kon. besluiten. Aan J. T. O verdijk, arbeider aan den Hortus der Rjjks-universiteit, is de eere-medaille der orde van OraDje- Nassau, in brons, toegekend. De tjjdeljjk gepensionneerde luite nant ter zee 2e kl. H. W. Tydeman, met 1 Februari 1899 eervol ontheven van de hem tjjdeljjk opgedragen werk zaamheden bfi de afdeeling Hydro- grapbie van het Departement van Marine, en met denzelfden datum bfi die afdeeling tfidelfik werkzaam ge steld de heer F. W. Planten, gewe zen luitenant ter zee der le klasse. Aan den luitenant ter zee 2e kl. J. H. A. vau Barneveld, op zfiu ver zoek, met 1 Maart a.s. eervol ontslag uit den zeedienst verleeud. Met ingang vau 1 dezer, aan den luitenant ter zee 2e kl. F. v. Manen, vergunning verleend tot het waarne men van eene particuliere betrekking buiten het zeewezen, voor den tfid van 1 jaar, onder stilstand van non- activiteitstraktement en zonder op klimming in de ranglijst. Aan G. van Noordt, boomkweeker te Boskoop, verlof verleend tot het dat de finantieele toestand"van 1892— aannemen van het Kruis van Ver- 1997 zeer gunstig was te noemen.dienste, in goud, van de Groother- Onze finantieele kracht was goed.de togelfike Huisorde van deWendische inkomsten stegen op verrassende wfize. Kroon, hem, namens den Groother- Als mende uitkeeringen aan de ge- tog, door den hertog-regent vanMeck- meenten niet had, zou de toestand lenburg—Schwerin, geschonken, brillant wezen. En wat de Min. nu FEUILLETON. HOOFDSTUK VII. Paul keerde naar zijn kamer terug en began zich hoewel onhandig toch met eenige beslistheid aan te kleeden. De boeien, die hij om Marian's handen gezien had, schenen ook de zijne te omknellen en nog steeds weerklonk hem haar angstkreet in de ooren. Hij; hoorde die zware stappen der soldaten, en meen de tusschen al het rumoer de stem vajn den generaal te kunnen ondier scheidén, maar langzamerhand stierven al deze geluiden weg en keerde de rust in het huis weer terug. Hij zeide tot zichzelf, dat deze stilte het zinnebeeld' was van zijn toekomstig bestaan. „Voor de laatste maal heb ik Marian gezien," dacht hij. Met dien ontzettenden kreet had zij afscheid van hem genomen; wat haar lot zou worden wist hij niet, behalve dat die zware kerkerdeuren haar van de maatschappij zouden buitensluiten, wat gelijk staat met den. Hij was blij, dat zij hem niet gezien had, toen hij op den drempel stond en haar uit haar kamer zag voeren. Haar kindierlijk, droevig gelaat, haar verwar de haren en angstig zoekende oogen waren de laatste herinnering aan haar, Hij wist zeer goed dat men niet na zou gaan in hoeverre men haar hem daad kon aanrekenen. Zij, ee jong meisje had zich alleen en zonder hulp tegen over het machtige Kroonstad gesteld en was overwonnen. Zij had voor 't laatst het licht en dé wereld aanschouwd. Niemand zou ooit iets meer van haar haar hooren. Zij zouden haar wegbrengen en nie mand, zou durven vragen waarheen. Het verwonderde Paul, diat hij op heb oogenblik nu de slag gevallen was, zoo helder kon dénken. Marian's arrestatie maakte zijn positie gemakkelijker. Hij behoefdle nu geen bekentenis meer af te leggen; wat hij wist was ook aan den gouverneur bekend geweest. En nu moest hij alles in 't werk stellen om de verdenking van zichzelf af te weren, en in staat zijn verwondering te vein zen. Hij was nog de eenige vriend van Marian en om harentwil zou hij alles willen doen in de hoop haar eenigs- 5 te kunnen helpen. En deze hoop gaf hem moed, hij wist zelf niet waar om. Zijn vingers weigerden niet langer him dienst en haastig kleedde hij zich verder aan. Het volgend oogenblik be vond hij zich buiten. Bonzo wachtte op het voorplein op zijn chef. Flink en forsch en streng als altijd liep hij met vasten tred op en neer en groette den jongen man even onverschillig alsof hij op 't punt stond naar een feestje te gaan. „Bonjour, monsieur Paul; goed ge slapen „Dank u kolanel en u?" Bonzo kneep zijn sluwe oogjes even dacht. „Ik maak altijd beste nachten," zeide hij, „oude hoenders zitten lang op stok. En ik ga nu met een dame mijn ontbijt gebruiken. Maar, mijn jongen, je zodt het wel niet aan mijn vrouw vertellen hè 1" Zijn scherts ging hem even slecht af als een af gezwoegd paard het werk. Ze beangstigde Paul, wiens koortsachtig ongeduld bijna niet te beteugelen was. „Kolonel," zeide hij niet in staat lan ger te zwijgen, „men zegt, dat juffrouw Best gevangen genomen is. Is dat waar Bonzo bleef voor hem staan. ,.Gij weet, diat het waar is, kapitein PauL" „Ik, kolonel, hoe zou ik het weten f' „Omdat gij in de deur stondt, toen zij haar wegvoerden." Paul beet zich op zijn lippen. „Dat zag ik wel, maar ik begreep niet wat het beteekendte. Verdenkt gij haar, koloneL" ,Wij weten dat de kaart door haar „Door haar door een vrouw? Zij is zoo ormoozel als een pas geboren kind." Hij trachtte zich verbaasd voor te doen maar zijn gebaren en toon klonken Bonzo öloeg hem gade en las in zijn binnenste als in een boek. „Gij zult eens zien hoe onschuldig zij is, beste jongen. Heb ik je niet ge- zagd, dat ik je vandaag de spion zou laten zien. Welnu, beklim de wallen en je zult het schip zien, dat haar naar Fort Alexander brengt. Wij zullen haar volgen, zoodra de generaal gereed is, kapitein Paul. Wij ontbijten niet eiken dag met een dame." „Ik kan het maar niet gelooven, zei de Paul, „ik kan het maar niet geloo ven." „Niet gelooven! Terwijl ik je vertel, d!at het zoo is en je zelf weet... maar ik zal het aan jou overlaten te vertellen wat je weet. Ik wil je alleen nog her inneren, dat gij een dienaar van dén Czaar zijt. Vergeet dat niet, kapitein Paul." Banzo's stem nam telkens een andé ren klank aannu eens klonk ze luid en dreigend, dan weer gedempt en vrien delijk. Alle kleur was uit Paul's gelaat geweken. Hij koesterde een gjrooten eerbied voor den man, die in zijn bin nenste als een open boek kon lezen en hij vroeg zichzelf af„wat weet hij, wat heeft hij gezien?" Maar Bonzo, die alles deed of sprak met een doel, legde zijn hand met vrien delijken druk op detn schouder van dén, jongen man. „Kom aan," zeddè hij, „ik zal niet uit het oog verliezen, dat gij even goed man als soldaat zijt, Paul. Ga naar je café en wacht mij dan op de kode. Wiji zullen dan te wi.men oversteken, en gij kunt dan zelf een oordeel over het voor gevallene vormen." Paul stamelde zijn dank en snelde weg. De kolonel zag hem niet onvrien delijk na. „Hij is door haar mooi gezichtje be- tooverd," zeide hij ten laatste tot zich zelf. Langzamerhand zal hij wel ver standiger worden en anders zullen wij hem wel mores leeren. Ik zal hem dik wijls naar het Fort Laten gaan. Als die twee het eens zijn is dat de beste ma nier om 't te weten te komen. Tevreden met dit besluit hernam Bonzo zijn wandeling terwijl Paid ziek door de straten voortspoedde, aooveel mogelijk de dirukste vermijdend. Hij zag niets en bemerkte niets van de menschen om hem heen. „Marian, is gearresteerd," fluisterde een stem hem onophoudelijk in de ooren. Enkele militairen, minderen in rang, groetten hem; hij merkte het niet op of vergat hun groot te beantwoorden. Dé zon scheen heidér maar voor zijn oogen was alles in duisternis gehuld. „Zij zullen, haar naar de mijnen brengen, zij zuilen haar martelen," dacht hij. Hij vreesdö hot oogenblik, waarop hij haar terug zou moeten zien. Hij vreesde, dat zijn moed hem zou bege ven en wist dat die alleen als zij nog te reddén was, haar nog van dienst kon zijn. Precies acht uur bereikte hij de ka de, maar Bonzo was er nog niet Paul trad een klein café binnen, en bestelde een kop thee en een glaasja cognac. Er bevonden zich veel militairen en zeelui in de gelagkamer maar hun g9-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1899 | | pagina 1