NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
1899;
■o 4786
HAAKLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65
Afconderlijke nummers0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
„de omstreken en franco per post0.371/2
A T~1 V hl hV.' I 1 hl NrTTTiTNr-
Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de PubUcité Eirttngère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR. Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels ƒ0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel 0,80.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSantpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN,bp de tol; Spaamdam, C. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER
Velsen, "W. J. RUIJTERBeverwijkJ. HOORNSHillegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
STADSNIEUWS
Eerste en tweede pagina.
Haarlem2 Febr. 1899.
Gr ond belasting.
Vestigden wij dezer dagen de aan
dacht onzer lezers op sommige be
palingen der wet op de personeele
belasting, ook in de wet op de grond
belasting komt eene gunstige bepaling
voor, die wel waard is nog eeDS onder
de oogen van de eigenaars van per-
ceelen gebracht te worden. Art. 52
dier wet zegt het volgende:
„Voor gebouwde eigendommen, die
„met hunne gebouwde aanhoorigheden
„gedurende 12 achtereenvolgende
„maanden ongebruikt en onverhuurd
„gebleven zijn, wordt aan hem, die
„gedurende dat geheele tijdvak daar
door is aangeslagen, de belasting
„teruggegeven".
Twee omstandigheden moeten dus
samenloopen, om deze teruggaaf te
wettigen het perceel moet niet alleen
ongebruikt zijn geweest, doch ook
onverhuurd voor een perceel alzoo,
dat van 1 Februari 1898,tot 31 Januari
1899 ongebruikt is geweest doch
waarvoor de laatste huurder krachtens
contract tot 30 April 1898 de huur
penningen heeft moeten betalen, kan
de teruggaaf niet geschieden. Blijft
dit perceel evenwel tot 30 April 1899
ongebruikt en onverhuurd, dan kan
de teruggave wel geschieden over
het tijdvak 1 Mei 1898 30 April
1899.
Het verzoek om teruggave moet
binnen 30 dagen na het einde van
het tüdvak, waarvoor zfi wordt ge
vraagd, worden ingediend op on
gezegeld papier aan Gedeputeerde
Staten der provincie, waarin de aan
slag ten kohiere is gebracht. Daarbij
moet worden overgelegd een duplicaat
van het aanslagbiljet, tegen betaling
van 5 cents bij den Ontvanger der
directe belastingen verkrijgbaar.
Door de politie is naar het Huis
van BewariDg overgebracht de ker
misreiziger L. F. die zich uit eigen
beweging had aangemeld om 3 maan
den gevangenisstraf te ondergaan,
waartoe hij te Rotterdam wegens
diefstal het vorige jaar veroordeeld
werd.
De dienstbode M. v. S. verloor
Woensdagavond op den Kruisweg
haar portemonnaie met ruim f39,
nadat zfi kort te voren haar drie-
maandelijksch loon had ontvangen en
meende de vrouw te kunnen aanwij
zen die haar had opgeraapt. Deze
liet evenwel een andere, haar eigene
portemonnaie zien, en verdween. Zij
werd later door de politie opgespoord.
Haar man had de portemonnaie reeds
verbrand en het geld op zijn erf
verstopt; tegen beide echtgenooten Pk.
is proces-verbaal opgemaakt, zoodat
het meisje binnen korten tijd het ver
miste wel weer in haar bezit krijgen
zal.
Het Algemeen Nederlandsch
V erbond.
Dinsdagavond trad in het Bronge-
bouw alhier op de heer Dr. H. J.
Kiewiet de Jonge, algemeen secreta
ris van het hoofdbestuur van boven
genoemd verbond, ten einde het doel
en werking van het Verbond uiteen
te zetten, om zoodoende eene afdee-
ling hier ter stede te stichten. Alvo
rens spreker het woord verkreeg,
opende de heer jhr. mr. A. J. Ret-
haan Macaré de bijeenkomst, die
slechts matig was bezocht, met een
woord van welkom, herinnerde tevens
aan het Kroningsfeest, dat getuige
nis heeft afgelegd dat wij vormen één
krachtig volk. Al wat Nederlandsch
sprak gevoelde zich éen. De taai was
een groot deel van die eenheid, en
het is dan ook een waar woord „De
taal is gansch het volk". Wanneer
w\j over de beteekenis der taal den
ken, die niet alleen in ons land, maar
ook in Amerika, Afrika, Oost-Indië
wordt gesproken, dan gevoelen wfi
dat die taal een band is, die ons na
der tot elkander brengt. Die gedachte
heeft geleid tot de oprichting van
een Nederlandsch Taalverbond.
Nadat spreker nog had medege
deeld dat een brief met adhaesie-
betuiging van de Vereeniging tot ver
eenvoudiging der schrijftaal was in
gekomen, kreeg de heer Kiewiet de
Jonge het woord. Spr. zette allereerst
de inrichting van het Verbond uiteen.
Het bevat op 't oogenblik 4 groepen,
en wel groep Nederland, groep Bel
gië en Fransch-Vlaanderen, groep
Zuid-Afrika en groep Amerika. Al
deze groepen zijn zelfstandig, er heeft
geen inmenging plaats van Nederland
op Vlaamsch, Afrikaansch of Ame-
rikaansch gebied.
Alleen wenschen wij te steunen wat
de Nederlandsche taal toekomt om
haar te behouden voor den Nederland-
schen stam. Het moet dus zijn een
vredelievend werk, zeide spreker, dat
ons langs historischen weg toegestaan
is. De belangen van het Verbond
laten zich splitsen in 2 hoofdgroepen.
De eene groep is om in landen, waar
strijd gevoerd wordt, de taal te steu
nen tegen de vijandin. En de twe°de
groep om in landen, waar geen strjjd
is, bij diegenen, die trotsch zijn op
Nederlandsche afkomst, het gevoel
voor de Nederlandsche taal levendig
te houden. Hierna bespreekt de heer
Kiewiet de Jonge Amerika en de
gunstige resultaten, die daar door
toedoen van Dr. A. Kufi'per zijn ver
kregen. Eerst werd te Chicago opge
richt eene afdeeling van de Westelijke
Staten der Unie, en later eveneens
eene afdeeling van de Oostelijke Sta
ten. Deze twee af deelingen hebben
zich nu vereenigd, zoodat thans een
groot verbond bestaat over geheel
Amerika.
Dr. Kuyper heeft dan ook in het
j belang van den Nederlandschen stam
zeer veel gedaan, waarvoor hem de
dank van den geheelen stam toe
komt.
Hierne behandelde spreker onze
Oost, waar de toestanden zeer moei
lijk te overzien zijn. De staatkunde
van de O. I. Compagnie svas om de
Inlanders verre te houden van de Hol-
landsche taal, vandaar dat het Ma-
leisch is ingevoerd. Die politiek is
aan de O. I. C. natuurlijk ten goede
gekomen. Spreker wees er op dat het
noodzakelijk is meer de Hollandsche
taal in te voeren en Inlanders eene
hollandsche opvoeding te geven, het
geen bleek uit een hollandschen brief,
door een Inlandsch hoofd geschreven
en die o.a. zegt, dat de Inlander door
den invloed van het verkeer en door
de Pers niet meer de Inlander van
vóór 25 jaar is. De toestanden zijn
zeer veranderd en eene hollandsche
opvoeding is noodig. Door het lezen
van couranten wordt de Inlander
langzamerhand meer en meer ontwik
keld'; hij leest, hetgeen over zijne
hoofden wordt geschrevenbepaalde
denkbeelden worden gevormd en dit
alles geeft aanleiding tot oneerbiedig
heid jegens zijn hoofd, hetgeen tot
verzet kan lijden. Om te verhoeden
dat de toestanden van Britsch-Indië
daar niet ontstaan, is een ontwikke
ling van de hoofden noodig en hier
toe moet het verbond medewerken.
Zelfs om bij de Hollanders in de Oost
het bewustzijn van Nederlander leven
dig te houden, is reeds moeilijk, zeide
spreker, want in de sociëteiten wordt
grootendeels Eogelsch gesproken.
Geheel anders zijn de toestanden
in Zuid-Afrika. Daar is strijd en staan
de Engelschen, Afrikaners en Hol
landers vijandig tegenover elkaar. Wie
zal winnen? Spreker gelooft naar
den stand van zaken te oordeel en,
dat de meest wenscheljjke oplossing
zou zijn dat de Afrikaners van hun
mooie taal iets zouden laten vallen
en tot het Hollandsch toetreden, ter
wijl het Hollandsch van het Afri
kaansch zeer eigenaardige zinsuitdruk-
kingen zou moeten overnemen, om
een taal te vormen, die bruikbaar
zou worden a's element tegen het Eo
gelsch.
Op 't oogenblik wordt in de Oranje-
Yrijstaat en de Republiek Hollandsch
gesproken, terwijl in de Engelsche
kolonie het Hollandsch element in
verdrukking is. Dit is wel minder
geworden na den inval van Jameson.
Dr. Leijds had tot spreker gezegd,
dat is een buitenkansje geweest, nog
éen zoo'n inval en wij zfin er bovenop.
Wat de toekomst evenwel zal baren
is eene quaestie Yan staatkunde. Wij
kunnen onze beste wenschen en stem
geven en trachten het gevoel bij de
Afrikaners voor de Hollandsche taal
wakker te houden door b. v. het zenden
van boeken aan de bibliotheek, en
vooral door te zorgen, dat de boeken
stalletjes aan de stations worden voor
zien van Hollandsche boekjes. Enge
land is zeer machtig, maar wij moeten
niet denken, dat wij daartegen on
machtig zijn. Wij zijn een volk, dat
een wil heeft, wjj behooren tot een
stam, die levenskracht bezit en heb
ben te strijden omdat wij Nederlan
ders zijn in ons hart. Hierna kwam
spreker aan de Vlaamsche taal, die
onze taal geweest zou zijn, wanneer
de geschiedenis Holland en Vlaande
ren niet had gescheiden. En het is
dan ook onze plicht, om de Vlamin
gen, wanneer van hen een roepstem
komt, om te verhinderen, dat zjj onder
Franschen invloed komen, te steunen.
Nadat spreker er nog op gewezen
had dat wanneer het verbond, waar
van ieder Nederlander zonder aanzien
van partij of geloof lid kan worden,
geldelijk krachtig is, de werkkring
zeer omvangrijk kan worden, eindigde
hij zjjn met aandacht gevolgde rede.
De heer Rethaau Macaré bedankte
spreker voor zijne rede, waarin hij
het doel, de roeping en de middelen
van het verbond op zulk eene mooie
wijze had uiteengezet en sprak de
hoop uit dat er eene krachtige afdee
ling Haarlem en Omstreken vau het
Verbond zal ontstaan.
Hierna werd gelegenheid gegeven
tot het opgeven voor lid, waaraan
tijdens de vergadering door velen werd
voldaan. Om ook anderen hiertoe in
de gelegenheid te stellen zal de lijst
door de stad circuleeren.
Vervolgens werden door eenige
heeren nog de voigende vragen aan
den inleider gedaan. De heer Garrer
zegt dat er eene Zuid-Afrikaansche
vereeniging bier te lande bestaat,
die de belangen van de Holland
sche taal in Afrika voorstaat en
vraagt hoe nu samenwerking met die
vereeniging tot stand kan komen
De heer Krelage vraagt hoe het
met de finantieele verhouding van het
hoofdbestuur tot de afdeeling Haarlem
staat En hoe die zal worden gere
geld.
De heer Ver wijnen vraagt of het
taalverbond zich niet in verbinding
kan stellen met het Ned. Indisch
Onderwijzersgenootschap, opdat de
Hollandsche taal behoorlijk tot haar
recht komt.
De heer Macaré vraagt hoe de ver
houding is met de vereeniging „Het
buitenland" die hetzelfde doel beoogt,
en ten tweede of het Verbond niet
iets kan doen voor de Zuid-Afrikaan
sche jongelui, die hier willen studeeren.
De heer Kiewiet diende van repliek
en beantwoordde den heer Garrer met
de mededeeling dat er een begin van
samenwerking tusschen de Z. Afr.
Vereen, en het Verbond is.
De vraag van den heer Krelage is
moeilijk te beantwoorden, daar er nog
geen bepaald besluit hieromtrent ge
nomen is. In het reglement staat, dat
de algemeene penningmeester voor de
afdeeling int, en wanneer de afdee-
lingen geld noodig hebben, zfi dit aan
het hoofdbestuur vragen.
Spreker bedankt den heer Verwij
nen voor zijne opmerking en zal het
hoofdbestuur er attent op maken.
Ten slotte beantwoordt spreker den
heer Macaré en zegt dat prof. Kern
reeds dikwijls over het weigeren van
toegang tot academies aan buitenlan
ders zijn misnoegen heeft te kennen
gegeven, maar dat nu toch verbete
ring te wachten is. "Wat de verhou
ding tusschen het Verbond en de
vereeniging „het Buitenland" betreft.,
op dit oogenblik bestaat nog geen band
tusschen beide vereenigingen.
De vergadering werd hierop te on
geveer 11 uur gesloten.
BINNENLAND.
Parlementaire Praatjes.
Een ietwat zonderlinge redeneering
was die van den heer de Beaufort
toen h\j, bij de voortzetting der alge
meene beraadslaging over de Staats
begroting in de Eerste Kamer, den
Min. van Fin. diens somberen toon
over den geldelijken toestand des lands
verweet. Van die sombere voorspel
lingen was niets uitgekomen, er bleef
geen tekort op de begrooting te dek
ken, maarer was bezuinigd en
dat had men aan den Min. te danken.
Het zal wel voor de eerste maal zijn
geweest, dat een Min. zuinigheid als
grief werd Ivoorgehouden. Maar ook
aan de geheele Reg. die zich tegen
over den drang naar bezuiniging in
de andere Kamer niet krachtig ge
noeg, niet homogeen genoeg toonde.
De spr. had daarbij het oog op de
stelling van Amsterdam, waarvoor hij
nadere voorstellen verwachtte, alleen
daad waaruit de solidariteit der
zou kunnen blijken.
De bij deze zaak gevolgde wijze
van handelen noemde de heer Rut
gers van Rozenburg geen bezuiniging
maar uitstel en dat achtte bij ver
keerd. Maar het verwonderde hem
van deze Reg. niet. omdat deze hem
voorkwam anti-militairistisch te zijn.
Den finantieelen toestand zag hij
donker in, wjjl onder de middelen
een fictieve post was van bijna 4 mil-
hoen voor rente en aflossing derlnd.
leening, zoodat bij ook bet voorstel
tot accfinsverhoogicg, thans ingetrok
ken, had willen handhaven.
Op verschillende zaken, o. a. op het
telefoon-geschil met het waterschap
van de Haarlemmermermeer, wees de
heer Rutgers, teu betooge van de nood
zakelijkheid der regeling van de ad
ministratieve rechtsspraak.
Eindelijk de werklieden-pensionee
ring besprekende, noemde hfi die een
hersenschim, wjjl, daar de werklie
den niet kunnen of willen bijdragen,
daar de patroons hetgeen zij betalen
moeten op het loon zullen verhalen
alle kosten ten slotte zouden zjjn
voor den Staat, die wel voor de armen
moet zorgen, maar niet a priori tegen
armoede verzekeren, die geen huisva
der was en de arbeider geen kind. En
als de arbeider in aanmerking moest
komen, dan gold dit ook voor allen
die in levensomstandigheden met hem
op één lfin staan.
Den drang naar bescherming be
streed de heer van Hesk, die aan het
vrijhandelsstelsel de ontwikkeling on
zer industrie toeschreel, maar die voor
deze ontwikkeling alleen vreesde van
wetten om ons tot de sociale volmaakt
heid te voeren.
Dat „staan op eigen beenen", echt
Hollandsch beginsel, viel bfi den Min.
Pierson in de beste aarde.
De verschillende sprekers beant
woordende, merkte de premier op,
wilde, was te trachten een ruime ka«
te krjgen, zoodat ook de buitenge
wone uitgaven met gewone middelen
zouden gedekt kunnen worden. Daar
om moest naar versterking der mid
delen gestreefd worden. Het beleid van
zjjn voorganger liet de Min. thans
rusten.
Bescherming, ook zelfs beperkt,
werd door den Min. bestreden op
grond van de belangen van handel en
njjverheid zelve en in het belang van
den kleineren producent, die daarbij
te gronde zou gaan. Van de houding
der beide Ministers-Kamerleden achtte
de premier zich niet verplicht reken
schap te geven. De Reg. was, ook
ten aanzien der Vestingbegrooting,
volkomen homogeen.
Wat de legerorganisatie betreft,
deelde de Min. mede, dat een ontwerp
zou inkomen, gegrond op de overtui
ging van den Min. van Oorlog, ook
nog vóór de tweede proef met ver
korten diensttijd zou zjjn afgeloopen.
De maatregelen ter verzachting van
den persoonlijken dienstplicht inge
voerd, werden door den Min. als billijk
verdedigd. Eerstdaags zou de beslis
sing komen inzake de gemeenteraads
besluiten. die het plan-Gooien bielpen
verwezenlijken.
De werkliedenpensioneerine noemde
de Min. een te verwezenlijken ideaal,
waarnaar met ernst zal worden ge
streeft. Geen lid der Reg. acht het
een utopieanders zou men het denk
beeld moeten laten varen.
Na de replieken volgde de aanne
ming van hoofdstak II. En daarmede
was mea tot Buitenlandscbe zaken
gevorderd.
G. Jr.
Uit de „Staatscourant".
Kon. besluiten.
Aan J. T. O verdijk, arbeider aan
den Hortus der Rjjks-universiteit, is
de eere-medaille der orde van OraDje-
Nassau, in brons, toegekend.
De tjjdeljjk gepensionneerde luite
nant ter zee 2e kl. H. W. Tydeman,
met 1 Februari 1899 eervol ontheven
van de hem tjjdeljjk opgedragen werk
zaamheden bfi de afdeeling Hydro-
grapbie van het Departement van
Marine, en met denzelfden datum bfi
die afdeeling tfidelfik werkzaam ge
steld de heer F. W. Planten, gewe
zen luitenant ter zee der le klasse.
Aan den luitenant ter zee 2e kl.
J. H. A. vau Barneveld, op zfiu ver
zoek, met 1 Maart a.s. eervol ontslag
uit den zeedienst verleeud.
Met ingang vau 1 dezer, aan den
luitenant ter zee 2e kl. F. v. Manen,
vergunning verleend tot het waarne
men van eene particuliere betrekking
buiten het zeewezen, voor den tfid
van 1 jaar, onder stilstand van non-
activiteitstraktement en zonder op
klimming in de ranglijst.
Aan G. van Noordt, boomkweeker
te Boskoop, verlof verleend tot het
dat de finantieele toestand"van 1892— aannemen van het Kruis van Ver-
1997 zeer gunstig was te noemen.dienste, in goud, van de Groother-
Onze finantieele kracht was goed.de togelfike Huisorde van deWendische
inkomsten stegen op verrassende wfize. Kroon, hem, namens den Groother-
Als mende uitkeeringen aan de ge- tog, door den hertog-regent vanMeck-
meenten niet had, zou de toestand lenburg—Schwerin, geschonken,
brillant wezen. En wat de Min. nu
FEUILLETON.
HOOFDSTUK VII.
Paul keerde naar zijn kamer terug
en began zich hoewel onhandig toch
met eenige beslistheid aan te kleeden.
De boeien, die hij om Marian's handen
gezien had, schenen ook de zijne te
omknellen en nog steeds weerklonk hem
haar angstkreet in de ooren. Hij; hoorde
die zware stappen der soldaten, en meen
de tusschen al het rumoer de stem vajn
den generaal te kunnen ondier scheidén,
maar langzamerhand stierven al deze
geluiden weg en keerde de rust in het
huis weer terug. Hij zeide tot zichzelf,
dat deze stilte het zinnebeeld' was van
zijn toekomstig bestaan. „Voor de laatste
maal heb ik Marian gezien," dacht hij.
Met dien ontzettenden kreet had zij
afscheid van hem genomen; wat haar
lot zou worden wist hij niet, behalve
dat die zware kerkerdeuren haar van de
maatschappij zouden buitensluiten, wat
gelijk staat met
den.
Hij was blij, dat zij hem niet gezien
had, toen hij op den drempel stond en
haar uit haar kamer zag voeren. Haar
kindierlijk, droevig gelaat, haar verwar
de haren en angstig zoekende oogen
waren de laatste herinnering aan haar,
Hij wist zeer goed dat men niet na zou
gaan in hoeverre men haar hem daad
kon aanrekenen. Zij, ee jong meisje
had zich alleen en zonder hulp tegen
over het machtige Kroonstad gesteld
en was overwonnen. Zij had voor 't
laatst het licht en dé wereld aanschouwd.
Niemand zou ooit iets meer van haar
haar hooren.
Zij zouden haar wegbrengen en nie
mand, zou durven vragen waarheen.
Het verwonderde Paul, diat hij op heb
oogenblik nu de slag gevallen was, zoo
helder kon dénken. Marian's arrestatie
maakte zijn positie gemakkelijker. Hij
behoefdle nu geen bekentenis meer af
te leggen; wat hij wist was ook aan
den gouverneur bekend geweest. En nu
moest hij alles in 't werk stellen om de
verdenking van zichzelf af te weren,
en in staat zijn verwondering te vein
zen. Hij was nog de eenige vriend van
Marian en om harentwil zou hij alles
willen doen in de hoop haar eenigs-
5 te kunnen helpen. En deze hoop
gaf hem moed, hij wist zelf niet waar
om. Zijn vingers weigerden niet langer
him dienst en haastig kleedde hij zich
verder aan. Het volgend oogenblik be
vond hij zich buiten. Bonzo wachtte op
het voorplein op zijn chef. Flink en
forsch en streng als altijd liep hij met
vasten tred op en neer en groette den
jongen man even onverschillig alsof hij
op 't punt stond naar een feestje te
gaan.
„Bonjour, monsieur Paul; goed ge
slapen
„Dank u kolanel en u?"
Bonzo kneep zijn sluwe oogjes even
dacht.
„Ik maak altijd beste nachten," zeide
hij, „oude hoenders zitten lang op stok.
En ik ga nu met een dame mijn
ontbijt gebruiken.
Maar, mijn jongen, je zodt het wel
niet aan mijn vrouw vertellen hè 1"
Zijn scherts ging hem even slecht
af als een af gezwoegd paard het werk.
Ze beangstigde Paul, wiens koortsachtig
ongeduld bijna niet te beteugelen was.
„Kolonel," zeide hij niet in staat lan
ger te zwijgen, „men zegt, dat juffrouw
Best gevangen genomen is. Is dat
waar
Bonzo bleef voor hem staan.
,.Gij weet, diat het waar is, kapitein
PauL"
„Ik, kolonel, hoe zou ik het weten f'
„Omdat gij in de deur stondt, toen
zij haar wegvoerden."
Paul beet zich op zijn lippen.
„Dat zag ik wel, maar ik begreep
niet wat het beteekendte. Verdenkt gij
haar, koloneL"
,Wij weten dat de kaart door haar
„Door haar door een vrouw? Zij
is zoo ormoozel als een pas geboren
kind."
Hij trachtte zich verbaasd voor te
doen maar zijn gebaren en toon klonken
Bonzo öloeg hem gade en las in zijn
binnenste als in een boek.
„Gij zult eens zien hoe onschuldig
zij is, beste jongen. Heb ik je niet ge-
zagd, dat ik je vandaag de spion zou
laten zien. Welnu, beklim de wallen en
je zult het schip zien, dat haar naar
Fort Alexander brengt. Wij zullen haar
volgen, zoodra de generaal gereed is,
kapitein Paul. Wij ontbijten niet eiken
dag met een dame."
„Ik kan het maar niet gelooven, zei
de Paul, „ik kan het maar niet geloo
ven."
„Niet gelooven! Terwijl ik je vertel,
d!at het zoo is en je zelf weet... maar
ik zal het aan jou overlaten te vertellen
wat je weet. Ik wil je alleen nog her
inneren, dat gij een dienaar van dén
Czaar zijt. Vergeet dat niet, kapitein
Paul."
Banzo's stem nam telkens een andé
ren klank aannu eens klonk ze luid en
dreigend, dan weer gedempt en vrien
delijk. Alle kleur was uit Paul's gelaat
geweken. Hij koesterde een gjrooten
eerbied voor den man, die in zijn bin
nenste als een open boek kon lezen en
hij vroeg zichzelf af„wat weet hij,
wat heeft hij gezien?"
Maar Bonzo, die alles deed of sprak
met een doel, legde zijn hand met vrien
delijken druk op detn schouder van dén,
jongen man.
„Kom aan," zeddè hij, „ik zal niet uit
het oog verliezen, dat gij even goed
man als soldaat zijt, Paul. Ga naar je
café en wacht mij dan op de kode. Wiji
zullen dan te wi.men oversteken, en gij
kunt dan zelf een oordeel over het voor
gevallene vormen."
Paul stamelde zijn dank en snelde
weg. De kolonel zag hem niet onvrien
delijk na.
„Hij is door haar mooi gezichtje be-
tooverd," zeide hij ten laatste tot zich
zelf. Langzamerhand zal hij wel ver
standiger worden en anders zullen wij
hem wel mores leeren. Ik zal hem dik
wijls naar het Fort Laten gaan. Als die
twee het eens zijn is dat de beste ma
nier om 't te weten te komen.
Tevreden met dit besluit hernam
Bonzo zijn wandeling terwijl Paid ziek
door de straten voortspoedde, aooveel
mogelijk de dirukste vermijdend.
Hij zag niets en bemerkte niets van
de menschen om hem heen.
„Marian, is gearresteerd," fluisterde
een stem hem onophoudelijk in de ooren.
Enkele militairen, minderen in rang,
groetten hem; hij merkte het niet op
of vergat hun groot te beantwoorden.
Dé zon scheen heidér maar voor zijn
oogen was alles in duisternis gehuld.
„Zij zullen, haar naar de mijnen
brengen, zij zuilen haar martelen," dacht
hij. Hij vreesdö hot oogenblik, waarop
hij haar terug zou moeten zien. Hij
vreesde, dat zijn moed hem zou bege
ven en wist dat die alleen als zij
nog te reddén was, haar nog van dienst
kon zijn.
Precies acht uur bereikte hij de ka
de, maar Bonzo was er nog niet Paul
trad een klein café binnen, en bestelde
een kop thee en een glaasja cognac.
Er bevonden zich veel militairen en
zeelui in de gelagkamer maar hun g9-