Russische Hoffelijkheid.
heelen trein in een ravyn te doen
storten, werd niet bereikt.
Men brengt den schandelijken aan
slag in verbind met de werkstaking
der baanwachters.
Een vijfling.
Uit Amerika komt het bericht van
de geboorte van een vyfling, te May-
field in Kentucky. Het verhaal scbynt
verdacht wegens de herkomst, maar
het komt voor in Duitsche „Medici-
nische Wochenschrift" en dat geeft
er krediet aan. De kinderen, alleo
jongens, wogen vier tot vijf pond en
kwamen alien levend ter wereld, en
zoo goed gezond dat er geen reden
bestond oui te verwachten dat zy
zouden sterven. Dat deden zy echter
toch, binnen 14 dagen.
De statirtiek zwijgt van de kans
op een vyflinggeboorte. Tweelingen
komen voor iu de verhouding van éen
op de 89 geboorten drielingen 1 maal
op 7910 en vierlingen 1 maal op
371,126 geboorten. By de vyflingen
heeft men het niet uit kunnen rekenen.
De zon als beweegkracht.
In „Pearson's Magazine" van Mei
verbaalt de beer M'Govern, hoe Nicola
Tesla, dien by den „toovenaar van 't
"Westen" neemt, treinen wil voortdry-
ven met behulp van 'tbrandglas! Dit
is, zegt de schrijver misschien de
grootste proef, die een ingenieur ooit
gewaagd heeft. De zonnestralen wor
den door een reeks van spiegels en
vergrootglazen samenger: okken tot
een ont ettende warmte verkregen is.
Zoo wordt een stoommachine in gang
gebracht, die weder gebruikt wordt
om electriciteit te wekken. Men kan
de electriciteit natuurlijk bewaren en
gebruiken op dagen, wanneer de zon
zich niet vertoont.
Steenkool, hout en andere brand
stoffen znlleo, indien Tesla's proeven
practiscb uitvoerbaar zyn, overbodig
worden. De electriciteit zal dan zoo
goedkoop te verkrijgen zyn, dat de
armste fabrikant zich die kan aan
schaffen. Dan zal electriciteit op de
spoorwegen en schepen den stoom ge
heel vervangen en iedereen zal baar
voor verlichting en verwarming in huis
kuunen krijgen, tegen lager prijs dan
steenkooi, hout of petroleum.
Tesla's plannen gaan nog verder.
Hii wil van Marconi's uitvinding, be
treffende de voortplanting van electri
citeit door den ether gebruik maken
om electriscbe kracht te doen over
brengen door kabelballons boven
plaatsen, waar electriciteit kan ge
wekt worden (door waterkracht l ij v.)
naar plaatsen, waar aan die kracht
behoefte is. De ballons doen dan dienst
als „opstygpunten". Is de electriciteit
eenmaal boven, dan springt zy voort
van ballon tot ballon, evengoed alsof
deze door kabels ook onderling wareD
verbonden. Dit plan hangt echter,
gelijk men ziet nog erg „in de lucht".
Ook beeft hy een middel bedacht
om verarmden grond door electriciteit
weder vruchtbaar te maken. Zulke
grond beeft stikstof noodig een gas,
dat. in onbeperkte hoeveelheden in de
lacht voorkomt en dat Tesla door
electriciteit iD den grond wil vast
leggen.
N GEZONDEN MEDEDEE-
LINGEN.
30 cents per regel.
De hedendaagsche ziekte.
Zeer zeker hoorde men vroeger
niet zooveel spreken als tegen
woordig van eene algemeene ver
zwakking van het menschdom.
Zulks komt voort door het gebrek
aan frissche lucht door de over
bevolking in de groote steden, en
den te zwaren arbeid die er tegen
woordig geëischt wordt om in het
levensonderhoud te voorzien. Het
bloed, de hoofdfactor van demen-
schelijke machine, bevindt zich in
slechten toestand en het gevolg
er van is eene langdurige kwijning
welke men bloedarmoede noemt.
Alles wordt door den lijder of
lijdei es beproefd, maar tot nog toe
was de genezing slechts gedeeltelijk.
Thans komen alle dagen mede-
deelingen tot ons van radicale
genezingen verkregen door de be
roemd geworden Pinle Pillen van
Dr. Williams.
Ziehier wat Mej. Jans Klein.
Wool thuis, te Deventer, ons schrijft:
ÉVan mijn
en thans ben
ke wijze aan
ik kon noch
gaan, noch
staan van de
beid. Reeds
na slechts eenige dagen de Pink
Pillen gebruikt te hebben wist ik
niet hoe gelukkig ik mij gevoelde,
zij behoeven geene Pink Pillen,
maar wel Wonderpillen genoemd
te worden. Ik blijf U duizend maal
dankbaar voor Üw geneesmiddel,
want het zijn de Pink Pillen die
mij levenslust en kracht terugge
geven hebben.
Maakt van mijne verklaring naar
goedvinden gebruik.
Prijs fl.75 de doos, f9.per6
doozen. Verkrijgbaar bij J.H.I.Snabi-
lié. Steiger 27, Rotterdam, eenig de
póthouder voor Nederlanden Apo
theken en tevens voor Haarlem
en omstreken bij de Wed. W.
PLAATZER v. d. HULL, Droge
rijen, 28 Jansstraat. Franco toe
zending tegen postwissel.
Daar het doel dezer geneeswijze
is de hernieuwing van het bloed
en de versterking der spieren,
strekt hare werking zich op vele
ziekten uit: bloedarmoede, rheu-
matiek, heupjicht, zenuwpijn, ver
lamming, ruggemergsziekte, St.
Vitus dans, hoofdpijn, zenuwach
tigheid, klieren enz. De Pink Pillen
hergeven de schoone kleuren aan
de bleeke gezichten, handelen in
alle gevallen van verzwakking en
hebben eene werkdadige handeling
op alle ziekten, veroorzaakt door
lichamelijke en geestelijke over
spanning en door buitensporig
heden.
Een gevaarlijke wachtpost,
De maan stond hoog aan den wolken-
loozen hemel en boscheen met haar
zachte stralen de zandwoestijn van Ari
zona. Do soldaten van het fort en de
officieren met hun gezinnen lagen in
diepe rust. Nu en dan klonk het huilen
van een jakhals over de vlakte, maar
overigens stoorde geen enkel geluid de
stilte van den nacht.
Het sloeg drie uur en van wacht
post nummer I werd het geroep ver
nomen
..Nummer I, drie uur, alles in orde
Eene kleine pauze en nummer II
antwoordde
„Nummer II, drie uur, alles in orde
Nu volgde ton lange pauze.
De sergeant van de wacht trad naar
buiten en luisterde
..Nummer III schijnt te slapen," zei
hij wrevelig. „Een ergerlijk plichtver
zuim van een post, die het tuighuis
bewaakt."
Hij wendde zich tot nummer I en
gaf bevel, het geroep te herhalen.
Nummer I gehoorzaamde, nummer
lï bracht het signaal verder,... hier
hield het wederom op. De sergeant
commandeerde de patrouille aan te tre
den en snelde naar het tuighuis.
Toen ij post nummer III bereikte,
zag hij den soldaat languit op den
grond liggen, het gezicht in het zand,
dood, koud en stijf. Zijn haoid hield het
geweer nog omklemd en in zijn borst
stak een Apachen-pijl.
Drie snel achter elkander afgevuur
de geweerschoten en het geroffel der
alarmtrem brachten in een oogwenk
het geheele garnizoen op de been. Naar
alle richtingen werden verkenningen
ondernomen, maai* nergens vond men
con spoor van een Indiaan.
Den volgenden dag werd het slacht
offer van dezen verraderlijken overval
begraven. Met ontbloote hoofden, ern
stig cm zwijgend, stonden de soldaten
om de groeve en, luisterden naar de woor
den van d'en geestelijke, die een korte
toespraak hield. Natuurlijk had zich
een sombere stemming van het heele
fort meester gemaakt.
De soldaten verzamelden zich in groe
pen em bespraken levendig het raadsel
achtige geval.
„Hoe zou dat wel toegegaan rijn?"
vroeg de aan dien ander af. Het was
helder maanlicht geweest en nergens
bevond ricli een voorwerp, waarachter
zich een Indiaan had kunnen verschui
len. De manschappen, die op verken
ning waren uitgezonden, keerden na een
lang en vruchteloos zoeken terug.
Weder was do avond gevallen. Er
bertond geen gevaar, dat de scliild-
wacht op post- III het aan de noodage
waakzaamheid zou laten ontbreken. De
maan scheen zoo mogelijk nog helder
der dan don vorigen nacht en elk voor
werp op de vlakte was bijna even dui
delijk te onderscheiden als bij dag. Elk
half uur werd het sein van nummer I
prompt door de anderen beantwoord.
Bijna niemand verwachtte een her
haling van den moordaanslag. De een
voor, de ander na ging ter ruste en
eindelijk was ook het Laatste licht uit
gedoofd.
De morgen kwam en er was niets
voorgevallen, dat de rust in het fort
had kunnen storen. Eenige dagen gin
gen voorbij en langzamerhand werd al
les weer als voorheenbijna niemand
dacht nog aan het ga-u wel ijk geval.
De officier van de wacht maakte
omstreeks één uur een inspectieronde
en kwam bij post III, juist toen de
maan, d'io eenigen tijd was schuil ges-
gaan van achter een wolk te voorschijn
kwam. De officier huiverde: vlak voor
rijn voeten lag de schildwacht, weer
door een pijl doorboord.
Ijlings word alarm geblazen, maar
niettegenstaande alles werd afgezocht
gelukte het niet, een spoor van den
sluipmoordenaar te vinden. Het gehee
le garnizoen werd door schrik bevangen.
Niemand vreesde een openlijken vij
and. maar tegen deze onzichtbare aan
vallen waa geen tegenweer mogelijk.
In de bijeenkomst der officieren werd
den volgenden morgen het geval lang
on breed besproken Men vroeg zich
af, of mm de manschappen wel langer
aan liet gevaar mocht blootstellen, van
verraderlijk te worden vermoord, maar
dieze walehtpost was de gewichtigste
van alle en alleen na goedkeuring van
de hoogste autoriteit mocht hij onbezet
blijven. Nog waren de officieren aan
liet beraadslagen, toen de boodschap
gebracht werd: „De soldaat Rogers
wenscht den overste te spreken."
De commandant begaf rich in rijn
bureau en keerde na een wijl biji de
verzamelde officieren terug.
„De jonge Rogers heeft verlof ge
vraagd post m bij naoht te mogen
bezetten tot hij het geheim heeft opge
lost, en ik heb hem dat verlof gegeven."
Een trek van bezorgdheid vloog over
aller gelaat. De jonge Rogers was een
kapiteinszoon en eerst voor zes maan
den in dienst getreden, met het doel
den officiersrang te halen. Hij was
door allen bemind en geen wonder dus,
dat men beproefde hem van rijn voor
nemen af te brengen.
„Neem dep. post in, ais het uw beurt-
is, maai- stel u niet noodeloos aan ge
vaar bloot," luidde him welgemeende
raad. Hot baatte niet. De jongo man
had ten idee en wanneer hij de juist
heid daarvan bewees, was hij zeken- van
cïen officiersgraad1, liet doel zijner wen-
schen.
Hij werd overdag van alle oefeningen
ontheven en nam tegen dtn nacht zijn
plaats op nummer III in.
Do eene nacht volgde op den ando
ren, maar er gebeurde niets. De maan,
hoewel aan het afnemen, was altijd
nog helder genoeg, dat Rogers elk le
vend wezen op de vlakte kon onderschei
den.
Hij zat plat op den grond met den
mg tegen het tuighuis geleund en het
geweer over de knieën. Men zou ge
zegd hebben, dat hij] sliepin werke
lijkheid evenwel liet hij zijn scherpe
oogen over de vlakte gaan en lette
nauwkeurig op al wat hij zag. Hij wist,
dat de Apache tegelijkertijd' sluw en
vermetel is en hij hield zich overtuigd,
dat de Indiaan, vooral den tweeden
keer, niet onverhoeds zijn slachtoffer
had kunnen naderen. De moordenaar
moeso den schildwacht door een of an
dere vermom min? hebben misleid.
Waarin bestond die vermomming
„De Apache zal zich veel eer bloot
geven, als hij mij ingeslapen waant,
dan wanneer hij weet. dat ik op mijn
hoede ben", was de slotsom, die liem
had doen besluiten rijn zittende hou
ding aan te nemen.
Uur na uur verging en Rogers zat
bewegingloos op zijn post. Het was twee
uur, toen hij op eenigen. afstand een
vooiVeip meende Ie bespeuren, d'aib
behoedzaam nader kwam. Voorzichtig
spande hij den haan van rijn geweer.
Hij was een geoefend schuttel' on wee,
het doel, waarop hij aanlegde. Het doel
naderde meer en meer en Rogers bleef
maar al door zitten, alsof hij sliep
„Kijk," dat is „korporaal", zei hij
op eens tot zich zeiven.
„Korporaal" was een prachtige Ne/w-
Foundlanderhond!, de heveling van het
geheele fort, die twee weken geleden
op een geheimzinnige wijze was verdwe
nen. Hot algemeen gevoelen was, dat
hij moest gestolen zijn.
Aanvankelijk wilde Rogers den hond
tot rich roepenliij herinnerde zich
echter zijn voornemen elk levend wezen
neer te schieten, dat zich onder het
bereik van rijn kogel waagde. Hij bleef
dus stil ritten en niemand zou vermoed
hebben, dat de oogenscliijnlijk in slaap
gevallen kehildwach/L, elke beweging
van den naderenden hond bespiedde.
Het denkbeeld van den soldaat, zich
slapende te houden;, was zeer goed,
want toen de hond dichter bij. kwam
meende hij eenige eigenaardigheden
aan het dier op te merken, die hem:
verdacht voorkwamen.
„Misschien is „korporaal" van hon
ger uitgeput of 't maanlicht speelt mij
parten," dacht Rogers... De hond was
nu onder schot gekomen en hij mocht
dus niet langer talmen.
„Het gaat op leven en dood1," besloot
hij. „en, heb ik mij' vergist, welaan,
dan is er toch niet meer verbeurd dan
een hond."
Langzaam, onhoorbaar legde hij aan
en mikte. Een scherpe knal en een
gehuil, zooals alleen een doodelijk ge
wonde Apache kan. uit stoot en. deed
het heele garnizoen uit den slaap op
schrikken
In ongelooflijk korten tijd A-aren all
ien voor het tuighuis te hoop goloopen,
want ieder vreesde, dat zich 't bekende
treurspel zou hebben herhaald.
De geschiedenis was spoedig verteld.
De Apache liad van de huid van den
armen „korporaal" gebruik gemaakt om
met den boog in de hand rijn niets
vermpedende slachtoffers te kunnen
naderen. Door den schijnbaren slaap
van den schildwacht misleid, had hij
ditmaal rijn verdiend loon ontvangen.
Het was in 't voorjaar van 1857.
Oostenrijk-Hongarijo stond, in verband
met den Krimoorlog, op gespannen voet
met Rusland en in militaire kringen te
Weenen achtte men het noodig, het een
en ander to weten to komen over de
vestingwerken te Warschau. Tot het
uitvoeren van deze gevaarlijke onder
neming koos men een jongen ritmees
ter, Von Kunewald genaamd, die vloei
end Russisch sprak en reeds eenige
malen te Warscliau was geweest.
In den reispas, dien men hem ter
hand stelde, w$s hij gequalificeerd als
Karl Grüuhut, reiziger in handschoe
nen. Hij kreeg prachtige aanbevelings
brieven van handschoenenfabrikanten
te Weenen mede en rustte zich uit als
een echte handelsreiziger, een zware
zilveren ketting bengelde aan zijn vest,
een opzichtig groote speld versierde
zijn das en een reispet dekte rijn hoofd.
Griinhut vertrok 's avonds met dfen
sneltrein van Weenen naar Warscliau
en maakte reeds aan het station te
Weenen veel drukte, omdat men hem
niet wilde toestaan, zijn stalenkoffer
mode in de coupé te neonon.
Den volgenden morgen steeg hij te
Warschau aan het hotel „De blauwe
Wezel" af, dat in alle couranten adver
teerde, dat het den heeren handelsrei
zigers een korting van 30 procent op
de kamerhuur toestond. Vóór Griinhut
rijn achterkamer op de tweede verdie
ping betrok, vroeg hij den portier met
zeer hiide stem, of de korting van 30
percent nog werd gegeven, en eerst
toen hij daaromtrent gerustgesteld'was,
begaf hij zich naar rijn kaan er, waschte
zich het gelaat en handen en maakte
juist aanstalten' om zijn liaar in orde
te brengen, toen men krachtig op de
deur klopte
Binnenriep Griinhut, eenigszins
verrast.
Binnen trad een Russisch officier in
schitterende uniform, die beleefd groet
te, dë hielen tegen elkaar sloeg en zei
Ik ben de luitenant-kolonel Baro-
nin en adjudant van vorst Nikolajew,
den militairen gouverneur van War
schau. Zijne Hoogheid zendt den rit
meester dezen brief.
En uit rijn uniformrok haalde hij een
brief te voorschijn en legde hem op
tafel. Daarna groette hij opnieuw, sloeg
weer de hielen tegen, elkaar en verliet
met militaire houding de kamer.
Griinhut koek den luit.-kol. onthutst
na en stamelde toen angstig
Hij heeft mij ritmeester genoemd,
heeft een brief van den gouverneur ge
brachtik ben verloren...
Hij naini den brief op, op welks om-
s,ag in fraai schrift te lezen stond
„Ritmeester Otto Von Kunewald, rid
der 2de klasse van den IJzeren Kroon
orde enz., Warschau."
Werktuigelijk opende Griinhut dten
omslag, waaruit een goudgerande kaart
viel. In mcoien steendruk stond op
de kaart
„Vorst Nikolajew, militair gouver
neur van Warschau, noodigt den rit
meester Von Kunewald op d'e thee voor
hedenavond 8 uur 27 minuten."
Griinhut liet den brief vallen en vol
komen vernietigd sprak hij in zichzelf
Ik ben verlorenMen zal mij
naar Siberië zenden.
En voor rijn geest doemden de
sneeuwvelden van Siberië op, waarover
men de geboeide gevangenen mot
zweepslagen voortdreef.
Een tijdlang liep hij de kamer op en
neer, toen stond hij een oogenblik stil
en keek door het venster naar de stal
len op de binnenplaats.
Als ik eens vluchtte?
Hij schelde een bediende en liet zich
een spoorweggids brengeni. In koorts
achtige opgewondenheid doorbladerde
liij liet boekje en liad een half uur
noodig. vóór hij gevonden had wat hij
zocht.
De eerstvolgendën sneltrein naar
Weenen vertrekt te 8 uur 27 minuten.
Plotseling sloeg hij rich voor het
hoofd. Opeens ging hem een licht op.
De uitnoodiging luidde voor 8 uur 27
minuten, juist dcnzelfdën tijd, waarop
de sneltrein naar Weenen vertrok. Was
dat niet een vingerwijzing, dat hij, met
don eersten den besten trein moest af
reizen? Zijn goede luim keerde terug
en terwijl hij rijn toilet voltooide, mom
pelde hij
Die rakkers! Zij hebben betere
spionnen dan wij,!
Griinhut vertoonde zich, zoolang het
dag was, niet op straat, 's Avonds te
7 uur reed hij, naar het station. Vol
ongeduld wachtte hij het gereedmaken
van den trein af en wierp zich daarna*
in koortsachtige haast, overeenkomstig
zijn betrekking als handelsreiziger, in
eerf 2de klasse coupé. Langzamerhand
stegen ook andere reizigers in. maar
de waggon, waarin Griinhut rich be
vond bleef ledig de condiicteur liet er
niemand in. Vijf minuten vóór het
vertrek van den trein toeu Griinhut
reeds welgemoed in de kussens leunde
met de gedachte„Ik ben er bijtijds
tusschen uitgeknepen werd het portier
opengerukt en soldaten werden zicht
baar, die nieuwsgierig de coupé bin
nenkeken. Daar stond pl<^tse)ling de
luitenant-kolonel van 's morgens voor
hem en zeide tot de soldaten
Daar rit lrij
Daarop drongen de soldaten de coupé
binnen en sloegen den handelsrei
ziger Griinhut niet in boeien, maar
dienden hem op een zilveren servies
dampende thee, heerlijke stukken koud
gebraad, kaviaar, prachtig fruit en een
ijskoeler met flesschen champagne voor.
Daarnevens legden rij: een visite-kaart
je, waarop te lezen stond
,Een gelukkige reis wordt den rit
meester Von Kunewald toegewenscht
door vorst Nikolaiew, militair gouver
neur van Warscliau."
Griinhut meende te droomen, doch
daar trad'luitenant-kolonel Boronin te
voorschijn, groette en zei
Ook ik wensch den ritmeester een
goede reis!
Te 8 uur 27 minuten verliet de trein
liet station. Een poos keek Griinhut
verbaasd naar het zilveren servies, dlooh
toen richtte hij een ware verwoesting
aan onder de vorstelijke spijzen eai
dranken. Aan dë grenzen zond hij het
zilver terug met een kaartje, waarop
zijn ware naam stond en waarop hij
schreef „p. r."
REGMTSZAKESi*
V ervalschingen.
Voor de Amslerdamsche rechtbank
s oud Vrydag terecht zekere A. C.
Edel van Twisk, assuradeur en direc
teur van naamlooze vennootschappen
te Amsterdam, aan wien verschillende
vervalschingen. bedriegely«;e hande
lingen en oplichterij ten laste zyn
gelegd. Ten eerste moet beklaagde
zekeren van Drielst, koopman te
Amsterdam, hebben bewogeu f 1000
af te geven op eeoe door vau Tvvisk
valschelijk opgemaakte quitantie ten
name van J. H. van Greuuingen met
een daarby gevoegde polis der Eerste
Nederlandsche Verzekeringmaatsch.,
groot f8750, door van Twisk valsche-
lyk opgemaakt ten name van van
Greuningen en onderteekend met den
naam van den directeur dier maat
schappij, jhr. W. Six. Aau de polis
was het nummer 80962a gegeven en
zy was buitendien gestempeld met
den naam van den hoofdagent der
maatschappij B. A. van Nieuwboorn,
alles valschelyk. Vervolgens moet
beklaagde in 1897 door hem van de
heeren Honwink te Marura, Bodde
te Meerkerk, Kruyff te Ridderkerk
en Nahont van der Veen te 's Gra-
venhage ontvangen geld, bedragen
van f 100, gestort voor bet nemen van
aandeelen in een nieuw op te richten
Vaderlandsche Levensverzekering
maatschappij te Rotterdamzic.il weder
rechtelijk hebben toegeëigend in plaats
van het iD de kas der maatschappij
te storten. Voorts wordt hem ten laste
gelegd vervalsching van eene geregel
de volmacht, waarbij de aandeelhou
ders den directeur der uieuwo maat
schappij, mr. Redeker, tot hun ver
tegenwoordiger by het verlijden der
akte van oprichting voor den notaris
Groenier te Amsterdam benoemden.
En eindelijk stond beklaagde ook
terecht wegens het valschelijk op
maken van een schuldbekentenis
onderteekend met den naam van
Reinhart Hendrik Kop, op welk
valsch stuk de reeds genoemde van
Drielst eene som van f 108 opgaf,
wederom als onderpand een polis van
levensverzekering, groot f 20U0 geslo
ten by La Confiance ontvangend.
In deze zaak werden als schrift
kundigen ten bewijze der vervalschin
gen gehoord de heeren Garisen en
Van Voorthuizen, hoofden van open
bare scholen te Amsterdam, en als
deskundigen, die de inkt waarmede
de bescheiden geschreven waren, bob
ben onderzocht, de apothekers Van
Ledden Hulsebosch en dr. Ankersmit,
die bevonden dat drie verschillende
inktsoorten waren gebezigd. Overigens
verschenen een goede twintig getuigen
in deze zaak, onder wie de genoemde
mr. Redeker en jbr. Six, mr. Gunning,
de directeur der Ontvang- en Betaal
kas en de bedrog-ene, Van Drielst.
Beklaagde bevindt zich reeds vanaf
19 December 1898 in preventieve
hechtenis.
Tegen beklaagde werd teu slotie
door het O. M. gevangenisstraf voor
den tyd van vier jaren geëischt. Het
O. M. werd waargenomen door baron
Hogenpoth tot Aerdt, die den be
klaagde een fabrikant van naamlooze
vennootschappen noemde en aantoonde
hoeveel moeite de justitie zich moert
getroosten om van Twisk's financieele
kunstgrepen aau den dag te brengen
en hem in staat van beschnldiging te
stellen. Week op week vroeg van
Twisk bij de hoogere regeeriug goed
keuring van statuten van nieuwe ven
nootschappen. Aan h9t departement
van justitie verwonderde men zich
wel over de oprichting van zoovele
vennootschappen door denzelfden man
in zoo korten tijd, maar bet duurde
lang eer men kon uitmaken, dat daarbij
bedrog in bet spel was. Mr. Hugenpoth
achtte bet raadzaam Edel van Twisk
voor langer tijd te ontheffen vru de
beslommeringen, welke by zich ge
troost om zijne ondernemingszucht te
voldoeD.
Brieven uit Berlijn.
Particuliere correspondentie.
Werder a/d. Havel en de
Baumbliite.
Berlijn, 18 Mei 1899.
In zeker opricht is Werder a/d. Ha-
vel een pendant van de „bollenstreek"
bij; Haarlem. Do rechtgeaarde Haarlem
mer zal nu misschien rijn ooren spitsen
in de meening, dat „Werder" ook bol
len kweekt en op den duur wel eens
een gevaarlijke concurrent zou kunnen
wordén, doch hij behoeft zich nog niet
bezorgd te maken, want de kracht van;
„Werder" ligt niet in bollenteelt maar
in zijn onafzienbare boomgaarden.
En hieruit spruit als van zelf de
bovenstaande vergelijlcing voort, wanti
even vast en zeker als vele bewoners
van de plaatsen, die aan de „Holland-
sche lijn" liggen, in het voorjaar- naar
Hillegom, Lisse, Bloem endaal en Over-
veen, gaan om rich te verlustigen aan
dë rijke kleurschakeeringen der bloeden
de bollenvelden, even zeker gaan de
Berlijners in grooten getale elk voor
jaar naar Werder om de bloedende
boomgaarden te gaan zien, welke rondl-
om de hellingen de heuvels bedekken.
Het zou me eigenlijk niets verwon
deren, as u niet weet, waar „Werder"
ligt, want het is maar een onnoozel
stadje van 6000 inwoners. Daar niet
ieder dadelijk een leer aar in de aard
rijkskunde kan raadplegen, want die
zal het wel weten, wil ik er hier maar
dadelijk bijvoegen, dat Werder aan dë
lijn PotsdamMaagdenburg in de
Mark Brandenburg ligt. Kort geleden
werd ik op het plaatsje opmerkzaam
gemaakt door groote aanplakbiljetten
van den Staatsspoor, vermeldende dat
gedurende de „Baumbliite" op Zon- en
Feestdagen extrartreinen tusschen
Werder en Berlijn zouden rijden. Bij
ervaring weejt de administratie, d!at|
deze extrartroinen in een dringende be
hoefte voorzien, daar de gewone trei
nen onmogelijk den toevloed van, Ber
lijners kunnen vervoeren, die dezer
diagen een kaartje naar Werder nemen.
Het is wel vreemd, dat dit plaatsje
in den overigen tijd van het jaar zoo
weinig bezocht wordt. De toeristen gaan
tot Potsdam, op zijn hoogst tot het
volgende station „Wildpark" vlak bij
het „Neiue Palais" in het park van
Sans Souci, maar achter dit station
is voor hen „die Welt mit Brettern
vernagelt." Het is andërs wel de moeite
waard omi door te sporen tot Werder
en de' terugreis per boot te maken,
daar het geheele Haiveltrajeot van
Werder over Potsdam naar Wannsee
en verder naar Berlijn bijzonder schil
derachtig is.
Aan het station in Werder was het
een en al beweging, toen onze lange
trein daar arriveerde. Op het perron
aen krioelende menigte, voor het mee-
rendëel voorzien van bloeiende takken.
Bij den uitgang aan het station aller
lei soorten vehikels, gereed om de vele
nieuwaangekomenen naar het eigenlijke
doel van den tocht, den „Wachtelberg"
to brengen, die er uit de verte uitzag,
alsof zijn hellingen met een wit tapijt
bedekt waren.
Daar waren zware bierkarren met. ge- 1
improviseerde zitplaatsen daar waren';
tentwagens, breaks, en zelfs heusohe ge
nummerde Droschken, welke in Ber- I
lijn geen slecht figuur zouden gemaakt I
hebben, en een nette paardentram ont- I
brak evenmin. Het plaatsje viel me
bijzonder mee. Ik liad een vuil, klein,
typisch Duitsch stadje verwach/t en
vond integendeel een welvarend' en
vriendelijk plaatsje. Aan beide zijden 1
van den langen stationsweg, die naar
het oudste gedeelte van de stad leidde,
stonden kleine villai's met goed onder
houden tuinen. Het geheel deed mei
onwillekeurig aan onze groote Holland-
sche dorpen denken, waar de gepen si on-
neerde ambtenaren en militairen bij
voorkeur gaan wonen. Overal stonden
dë bewoners in hunne tuinen naar dë
drukte op straat to kijken.
Zwermen mannelijke en vrouwelijke
fietsers, bij tien- en twintigtallen te
gelijk er waren naar mijn schat
ting minstens een paar honderd fiet
sers uit Berlijn overgekomen reden
af en aan. Het meerendeel van deze
fietsers behoorde tot dë volkklasse. Ve
le arbeiders die vast werk hebben, schaf
fen zich op afbetaling een fiets aan en
rijden daarmee 's morgens uit de voor
steden naar hun werk. Het spreekt
van zelf, dat rij des Zondags dikwijls
tochtjes maken.
Zoo ook naar Werder, tijdens dë
„Baumbliite."
Bij trossen hobbelden ze op hun mei
bloeiende kersentakken versierde1 fiet
sen over het oneffen plaiveisel. Hoewel
het nog geen twaalf uur was, waren
velen al vrij opgewonden door den kop-
pigon vruchtenwijn, welke overal aan
open stalletjes gevent werd. Behalve
de fietsers, die op hun „karretje" het
stadjo inreden, hadden er een groot
aantal hun machine aan het station ge
stald en kwamen nu te voet de stad
binnen. Ik kan niet bepaald zeggen,
dat een vrouw in een fietskostuum over
het algemeen een bekoorlijke vertconing
maakt zeker is het, dht dë dikke
vrouwen, die in Werder in haai' non
chalant fiebscostuum met korte rok of
wijden Tnrksclien broek, rondliepen, een
allesbehalve giacieusen indruk maakten.
Een tijd lang liep zelfs een groote vrouw
van middelbaren leeftijd met een schee-
ven rug, natuurlijk ook weer in cm
fietskostuum gekleed, voor mij uit, die
er alleironbehaaglijkst uitzag.
Een wijde, uit den band gezakte,
korte rok fladderde om haar beenen en
een tusschen ding tusschen een pet en
een hoed van groen Loden stond boven
op haar hoofd, terwijl van achteren
minstens een handbreed lager een stijf
ineengedraaid haordotje in dan nek
hing BrIk ken niets ongracieusers
dan een leelijke vrouw in een noncha
lant fietskostuum. Dat zoo iemand
feitst, soit, dat is tot daar aan boei.,,Ein
jëdea Tierchen hat sein PlasLrchen,"1
maar waarom dan nog in zulk een kos
tuum zonder fiets rond te loopen en
het oog van argelooze voetgangers te
beleedigen
Zoolang de vruehtboomen bloeien, is
er kermis in Werder. In den tuin vain,
een derde graads restauratie maakte
een ItaJiaansche murikalut een leven
als een oordeel, terwijl zijn vrouw met
het bakje rondging.
De man deed rijn best het geëerde
publiek op een compleet orkeststuk to
vergasten. Op de bekende „welluiden
de" wijze begeleidde hij rijn vioolspel
door bekkenslag en tromgeroffel, welke
instrumenten op zijn rug hingen en
door middel van touwtjes met 's mans
voeten corrcspondeerden. Een nik met
rijn voet, en een kraichtige boenka-
boenka-begeleiding bracht koloriet in
zijn. heerlijk spel! Een eind verder ston
den op oen pleintje een paar draaimo
lens en eenige schiettenten, die echter
slechts matig bezocht werden. Het
grootste gedeelte van het publiek be
klom do omliggende heuvels, vooral
den „Wachtelberg," op welks top een
groote restauratie in den vorm van een
oud kasteel met tinnen en kantcelen
en een vierkanten toren gebouwd' L
en waai' men een heerlijk gezicht heeft
over het landschap.
Beneden aan den voet 't langgerekte
stadje Werder.
Op een landtong in den Havel, wel
ke zich hier in grillige bochten wringt
do eigenlijke kom van het plaatsje, het
oudste gedeelte met dö scliildërachtige
kerk uit rooden baksteen in het midden,
en verder tégen de hellingen der heu
vels, zoover het oog reikt. een rijk
dom van onafzienbare boomgaarden in
vollen bloei.
Langs het zandpad, dat naar de re
stauratie leidde, stonden kinderen, die
aan geïmproviseerde stalletjes fleschjes
vruchtensap, liet einheimische product,
verkochten waaraan het plaatsje naast
den groothandel in fruit in het najaar,
waarschijnlijk zijn welvarendheid te
danken heeft.
Anderen ventten bloeiende vruchteai-
takken. meestal met groot succes, want
dë Berlijncr zal niet licht van zijn be
zoek aan Werder tijdens de „Baum
bliite" teragkeeren, zonder tropheeën
mee naar huis te nemen, want evenals
alle bewoners .der groote steden, is hij.
een groot liefhebber van groen en bloe
men. K.
Het stoomschip Koning Willem 7,
van Batavia naar Amst., vertrok 19
Mei van Padang.
Het stoomschip Prins van Oranje
var. Amsterdam naar Java, arriv. 19
Mei te Batavia.
Het stoomschip Spaarndam, van de
Holland Amerika Lyn, van Rotter
dam naar Newyork, pass. 19 Mei des
nam. 7 u. 50 m, Lizard.