Russische Hoffelijkheid. heelen trein in een ravyn te doen storten, werd niet bereikt. Men brengt den schandelijken aan slag in verbind met de werkstaking der baanwachters. Een vijfling. Uit Amerika komt het bericht van de geboorte van een vyfling, te May- field in Kentucky. Het verhaal scbynt verdacht wegens de herkomst, maar het komt voor in Duitsche „Medici- nische Wochenschrift" en dat geeft er krediet aan. De kinderen, alleo jongens, wogen vier tot vijf pond en kwamen alien levend ter wereld, en zoo goed gezond dat er geen reden bestond oui te verwachten dat zy zouden sterven. Dat deden zy echter toch, binnen 14 dagen. De statirtiek zwijgt van de kans op een vyflinggeboorte. Tweelingen komen voor iu de verhouding van éen op de 89 geboorten drielingen 1 maal op 7910 en vierlingen 1 maal op 371,126 geboorten. By de vyflingen heeft men het niet uit kunnen rekenen. De zon als beweegkracht. In „Pearson's Magazine" van Mei verbaalt de beer M'Govern, hoe Nicola Tesla, dien by den „toovenaar van 't "Westen" neemt, treinen wil voortdry- ven met behulp van 'tbrandglas! Dit is, zegt de schrijver misschien de grootste proef, die een ingenieur ooit gewaagd heeft. De zonnestralen wor den door een reeks van spiegels en vergrootglazen samenger: okken tot een ont ettende warmte verkregen is. Zoo wordt een stoommachine in gang gebracht, die weder gebruikt wordt om electriciteit te wekken. Men kan de electriciteit natuurlijk bewaren en gebruiken op dagen, wanneer de zon zich niet vertoont. Steenkool, hout en andere brand stoffen znlleo, indien Tesla's proeven practiscb uitvoerbaar zyn, overbodig worden. De electriciteit zal dan zoo goedkoop te verkrijgen zyn, dat de armste fabrikant zich die kan aan schaffen. Dan zal electriciteit op de spoorwegen en schepen den stoom ge heel vervangen en iedereen zal baar voor verlichting en verwarming in huis kuunen krijgen, tegen lager prijs dan steenkooi, hout of petroleum. Tesla's plannen gaan nog verder. Hii wil van Marconi's uitvinding, be treffende de voortplanting van electri citeit door den ether gebruik maken om electriscbe kracht te doen over brengen door kabelballons boven plaatsen, waar electriciteit kan ge wekt worden (door waterkracht l ij v.) naar plaatsen, waar aan die kracht behoefte is. De ballons doen dan dienst als „opstygpunten". Is de electriciteit eenmaal boven, dan springt zy voort van ballon tot ballon, evengoed alsof deze door kabels ook onderling wareD verbonden. Dit plan hangt echter, gelijk men ziet nog erg „in de lucht". Ook beeft hy een middel bedacht om verarmden grond door electriciteit weder vruchtbaar te maken. Zulke grond beeft stikstof noodig een gas, dat. in onbeperkte hoeveelheden in de lacht voorkomt en dat Tesla door electriciteit iD den grond wil vast leggen. N GEZONDEN MEDEDEE- LINGEN. 30 cents per regel. De hedendaagsche ziekte. Zeer zeker hoorde men vroeger niet zooveel spreken als tegen woordig van eene algemeene ver zwakking van het menschdom. Zulks komt voort door het gebrek aan frissche lucht door de over bevolking in de groote steden, en den te zwaren arbeid die er tegen woordig geëischt wordt om in het levensonderhoud te voorzien. Het bloed, de hoofdfactor van demen- schelijke machine, bevindt zich in slechten toestand en het gevolg er van is eene langdurige kwijning welke men bloedarmoede noemt. Alles wordt door den lijder of lijdei es beproefd, maar tot nog toe was de genezing slechts gedeeltelijk. Thans komen alle dagen mede- deelingen tot ons van radicale genezingen verkregen door de be roemd geworden Pinle Pillen van Dr. Williams. Ziehier wat Mej. Jans Klein. Wool thuis, te Deventer, ons schrijft: ÉVan mijn en thans ben ke wijze aan ik kon noch gaan, noch staan van de beid. Reeds na slechts eenige dagen de Pink Pillen gebruikt te hebben wist ik niet hoe gelukkig ik mij gevoelde, zij behoeven geene Pink Pillen, maar wel Wonderpillen genoemd te worden. Ik blijf U duizend maal dankbaar voor Üw geneesmiddel, want het zijn de Pink Pillen die mij levenslust en kracht terugge geven hebben. Maakt van mijne verklaring naar goedvinden gebruik. Prijs fl.75 de doos, f9.per6 doozen. Verkrijgbaar bij J.H.I.Snabi- lié. Steiger 27, Rotterdam, eenig de póthouder voor Nederlanden Apo theken en tevens voor Haarlem en omstreken bij de Wed. W. PLAATZER v. d. HULL, Droge rijen, 28 Jansstraat. Franco toe zending tegen postwissel. Daar het doel dezer geneeswijze is de hernieuwing van het bloed en de versterking der spieren, strekt hare werking zich op vele ziekten uit: bloedarmoede, rheu- matiek, heupjicht, zenuwpijn, ver lamming, ruggemergsziekte, St. Vitus dans, hoofdpijn, zenuwach tigheid, klieren enz. De Pink Pillen hergeven de schoone kleuren aan de bleeke gezichten, handelen in alle gevallen van verzwakking en hebben eene werkdadige handeling op alle ziekten, veroorzaakt door lichamelijke en geestelijke over spanning en door buitensporig heden. Een gevaarlijke wachtpost, De maan stond hoog aan den wolken- loozen hemel en boscheen met haar zachte stralen de zandwoestijn van Ari zona. Do soldaten van het fort en de officieren met hun gezinnen lagen in diepe rust. Nu en dan klonk het huilen van een jakhals over de vlakte, maar overigens stoorde geen enkel geluid de stilte van den nacht. Het sloeg drie uur en van wacht post nummer I werd het geroep ver nomen ..Nummer I, drie uur, alles in orde Eene kleine pauze en nummer II antwoordde „Nummer II, drie uur, alles in orde Nu volgde ton lange pauze. De sergeant van de wacht trad naar buiten en luisterde ..Nummer III schijnt te slapen," zei hij wrevelig. „Een ergerlijk plichtver zuim van een post, die het tuighuis bewaakt." Hij wendde zich tot nummer I en gaf bevel, het geroep te herhalen. Nummer I gehoorzaamde, nummer lï bracht het signaal verder,... hier hield het wederom op. De sergeant commandeerde de patrouille aan te tre den en snelde naar het tuighuis. Toen ij post nummer III bereikte, zag hij den soldaat languit op den grond liggen, het gezicht in het zand, dood, koud en stijf. Zijn haoid hield het geweer nog omklemd en in zijn borst stak een Apachen-pijl. Drie snel achter elkander afgevuur de geweerschoten en het geroffel der alarmtrem brachten in een oogwenk het geheele garnizoen op de been. Naar alle richtingen werden verkenningen ondernomen, maai* nergens vond men con spoor van een Indiaan. Den volgenden dag werd het slacht offer van dezen verraderlijken overval begraven. Met ontbloote hoofden, ern stig cm zwijgend, stonden de soldaten om de groeve en, luisterden naar de woor den van d'en geestelijke, die een korte toespraak hield. Natuurlijk had zich een sombere stemming van het heele fort meester gemaakt. De soldaten verzamelden zich in groe pen em bespraken levendig het raadsel achtige geval. „Hoe zou dat wel toegegaan rijn?" vroeg de aan dien ander af. Het was helder maanlicht geweest en nergens bevond ricli een voorwerp, waarachter zich een Indiaan had kunnen verschui len. De manschappen, die op verken ning waren uitgezonden, keerden na een lang en vruchteloos zoeken terug. Weder was do avond gevallen. Er bertond geen gevaar, dat de scliild- wacht op post- III het aan de noodage waakzaamheid zou laten ontbreken. De maan scheen zoo mogelijk nog helder der dan don vorigen nacht en elk voor werp op de vlakte was bijna even dui delijk te onderscheiden als bij dag. Elk half uur werd het sein van nummer I prompt door de anderen beantwoord. Bijna niemand verwachtte een her haling van den moordaanslag. De een voor, de ander na ging ter ruste en eindelijk was ook het Laatste licht uit gedoofd. De morgen kwam en er was niets voorgevallen, dat de rust in het fort had kunnen storen. Eenige dagen gin gen voorbij en langzamerhand werd al les weer als voorheenbijna niemand dacht nog aan het ga-u wel ijk geval. De officier van de wacht maakte omstreeks één uur een inspectieronde en kwam bij post III, juist toen de maan, d'io eenigen tijd was schuil ges- gaan van achter een wolk te voorschijn kwam. De officier huiverde: vlak voor rijn voeten lag de schildwacht, weer door een pijl doorboord. Ijlings word alarm geblazen, maar niettegenstaande alles werd afgezocht gelukte het niet, een spoor van den sluipmoordenaar te vinden. Het gehee le garnizoen werd door schrik bevangen. Niemand vreesde een openlijken vij and. maar tegen deze onzichtbare aan vallen waa geen tegenweer mogelijk. In de bijeenkomst der officieren werd den volgenden morgen het geval lang on breed besproken Men vroeg zich af, of mm de manschappen wel langer aan liet gevaar mocht blootstellen, van verraderlijk te worden vermoord, maar dieze walehtpost was de gewichtigste van alle en alleen na goedkeuring van de hoogste autoriteit mocht hij onbezet blijven. Nog waren de officieren aan liet beraadslagen, toen de boodschap gebracht werd: „De soldaat Rogers wenscht den overste te spreken." De commandant begaf rich in rijn bureau en keerde na een wijl biji de verzamelde officieren terug. „De jonge Rogers heeft verlof ge vraagd post m bij naoht te mogen bezetten tot hij het geheim heeft opge lost, en ik heb hem dat verlof gegeven." Een trek van bezorgdheid vloog over aller gelaat. De jonge Rogers was een kapiteinszoon en eerst voor zes maan den in dienst getreden, met het doel den officiersrang te halen. Hij was door allen bemind en geen wonder dus, dat men beproefde hem van rijn voor nemen af te brengen. „Neem dep. post in, ais het uw beurt- is, maai- stel u niet noodeloos aan ge vaar bloot," luidde him welgemeende raad. Hot baatte niet. De jongo man had ten idee en wanneer hij de juist heid daarvan bewees, was hij zeken- van cïen officiersgraad1, liet doel zijner wen- schen. Hij werd overdag van alle oefeningen ontheven en nam tegen dtn nacht zijn plaats op nummer III in. Do eene nacht volgde op den ando ren, maar er gebeurde niets. De maan, hoewel aan het afnemen, was altijd nog helder genoeg, dat Rogers elk le vend wezen op de vlakte kon onderschei den. Hij zat plat op den grond met den mg tegen het tuighuis geleund en het geweer over de knieën. Men zou ge zegd hebben, dat hij] sliepin werke lijkheid evenwel liet hij zijn scherpe oogen over de vlakte gaan en lette nauwkeurig op al wat hij zag. Hij wist, dat de Apache tegelijkertijd' sluw en vermetel is en hij hield zich overtuigd, dat de Indiaan, vooral den tweeden keer, niet onverhoeds zijn slachtoffer had kunnen naderen. De moordenaar moeso den schildwacht door een of an dere vermom min? hebben misleid. Waarin bestond die vermomming „De Apache zal zich veel eer bloot geven, als hij mij ingeslapen waant, dan wanneer hij weet. dat ik op mijn hoede ben", was de slotsom, die liem had doen besluiten rijn zittende hou ding aan te nemen. Uur na uur verging en Rogers zat bewegingloos op zijn post. Het was twee uur, toen hij op eenigen. afstand een vooiVeip meende Ie bespeuren, d'aib behoedzaam nader kwam. Voorzichtig spande hij den haan van rijn geweer. Hij was een geoefend schuttel' on wee, het doel, waarop hij aanlegde. Het doel naderde meer en meer en Rogers bleef maar al door zitten, alsof hij sliep „Kijk," dat is „korporaal", zei hij op eens tot zich zeiven. „Korporaal" was een prachtige Ne/w- Foundlanderhond!, de heveling van het geheele fort, die twee weken geleden op een geheimzinnige wijze was verdwe nen. Hot algemeen gevoelen was, dat hij moest gestolen zijn. Aanvankelijk wilde Rogers den hond tot rich roepenliij herinnerde zich echter zijn voornemen elk levend wezen neer te schieten, dat zich onder het bereik van rijn kogel waagde. Hij bleef dus stil ritten en niemand zou vermoed hebben, dat de oogenscliijnlijk in slaap gevallen kehildwach/L, elke beweging van den naderenden hond bespiedde. Het denkbeeld van den soldaat, zich slapende te houden;, was zeer goed, want toen de hond dichter bij. kwam meende hij eenige eigenaardigheden aan het dier op te merken, die hem: verdacht voorkwamen. „Misschien is „korporaal" van hon ger uitgeput of 't maanlicht speelt mij parten," dacht Rogers... De hond was nu onder schot gekomen en hij mocht dus niet langer talmen. „Het gaat op leven en dood1," besloot hij. „en, heb ik mij' vergist, welaan, dan is er toch niet meer verbeurd dan een hond." Langzaam, onhoorbaar legde hij aan en mikte. Een scherpe knal en een gehuil, zooals alleen een doodelijk ge wonde Apache kan. uit stoot en. deed het heele garnizoen uit den slaap op schrikken In ongelooflijk korten tijd A-aren all ien voor het tuighuis te hoop goloopen, want ieder vreesde, dat zich 't bekende treurspel zou hebben herhaald. De geschiedenis was spoedig verteld. De Apache liad van de huid van den armen „korporaal" gebruik gemaakt om met den boog in de hand rijn niets vermpedende slachtoffers te kunnen naderen. Door den schijnbaren slaap van den schildwacht misleid, had hij ditmaal rijn verdiend loon ontvangen. Het was in 't voorjaar van 1857. Oostenrijk-Hongarijo stond, in verband met den Krimoorlog, op gespannen voet met Rusland en in militaire kringen te Weenen achtte men het noodig, het een en ander to weten to komen over de vestingwerken te Warschau. Tot het uitvoeren van deze gevaarlijke onder neming koos men een jongen ritmees ter, Von Kunewald genaamd, die vloei end Russisch sprak en reeds eenige malen te Warscliau was geweest. In den reispas, dien men hem ter hand stelde, w$s hij gequalificeerd als Karl Grüuhut, reiziger in handschoe nen. Hij kreeg prachtige aanbevelings brieven van handschoenenfabrikanten te Weenen mede en rustte zich uit als een echte handelsreiziger, een zware zilveren ketting bengelde aan zijn vest, een opzichtig groote speld versierde zijn das en een reispet dekte rijn hoofd. Griinhut vertrok 's avonds met dfen sneltrein van Weenen naar Warscliau en maakte reeds aan het station te Weenen veel drukte, omdat men hem niet wilde toestaan, zijn stalenkoffer mode in de coupé te neonon. Den volgenden morgen steeg hij te Warschau aan het hotel „De blauwe Wezel" af, dat in alle couranten adver teerde, dat het den heeren handelsrei zigers een korting van 30 procent op de kamerhuur toestond. Vóór Griinhut rijn achterkamer op de tweede verdie ping betrok, vroeg hij den portier met zeer hiide stem, of de korting van 30 percent nog werd gegeven, en eerst toen hij daaromtrent gerustgesteld'was, begaf hij zich naar rijn kaan er, waschte zich het gelaat en handen en maakte juist aanstalten' om zijn liaar in orde te brengen, toen men krachtig op de deur klopte Binnenriep Griinhut, eenigszins verrast. Binnen trad een Russisch officier in schitterende uniform, die beleefd groet te, dë hielen tegen elkaar sloeg en zei Ik ben de luitenant-kolonel Baro- nin en adjudant van vorst Nikolajew, den militairen gouverneur van War schau. Zijne Hoogheid zendt den rit meester dezen brief. En uit rijn uniformrok haalde hij een brief te voorschijn en legde hem op tafel. Daarna groette hij opnieuw, sloeg weer de hielen tegen, elkaar en verliet met militaire houding de kamer. Griinhut koek den luit.-kol. onthutst na en stamelde toen angstig Hij heeft mij ritmeester genoemd, heeft een brief van den gouverneur ge brachtik ben verloren... Hij naini den brief op, op welks om- s,ag in fraai schrift te lezen stond „Ritmeester Otto Von Kunewald, rid der 2de klasse van den IJzeren Kroon orde enz., Warschau." Werktuigelijk opende Griinhut dten omslag, waaruit een goudgerande kaart viel. In mcoien steendruk stond op de kaart „Vorst Nikolajew, militair gouver neur van Warschau, noodigt den rit meester Von Kunewald op d'e thee voor hedenavond 8 uur 27 minuten." Griinhut liet den brief vallen en vol komen vernietigd sprak hij in zichzelf Ik ben verlorenMen zal mij naar Siberië zenden. En voor rijn geest doemden de sneeuwvelden van Siberië op, waarover men de geboeide gevangenen mot zweepslagen voortdreef. Een tijdlang liep hij de kamer op en neer, toen stond hij een oogenblik stil en keek door het venster naar de stal len op de binnenplaats. Als ik eens vluchtte? Hij schelde een bediende en liet zich een spoorweggids brengeni. In koorts achtige opgewondenheid doorbladerde liij liet boekje en liad een half uur noodig. vóór hij gevonden had wat hij zocht. De eerstvolgendën sneltrein naar Weenen vertrekt te 8 uur 27 minuten. Plotseling sloeg hij rich voor het hoofd. Opeens ging hem een licht op. De uitnoodiging luidde voor 8 uur 27 minuten, juist dcnzelfdën tijd, waarop de sneltrein naar Weenen vertrok. Was dat niet een vingerwijzing, dat hij, met don eersten den besten trein moest af reizen? Zijn goede luim keerde terug en terwijl hij rijn toilet voltooide, mom pelde hij Die rakkers! Zij hebben betere spionnen dan wij,! Griinhut vertoonde zich, zoolang het dag was, niet op straat, 's Avonds te 7 uur reed hij, naar het station. Vol ongeduld wachtte hij het gereedmaken van den trein af en wierp zich daarna* in koortsachtige haast, overeenkomstig zijn betrekking als handelsreiziger, in eerf 2de klasse coupé. Langzamerhand stegen ook andere reizigers in. maar de waggon, waarin Griinhut rich be vond bleef ledig de condiicteur liet er niemand in. Vijf minuten vóór het vertrek van den trein toeu Griinhut reeds welgemoed in de kussens leunde met de gedachte„Ik ben er bijtijds tusschen uitgeknepen werd het portier opengerukt en soldaten werden zicht baar, die nieuwsgierig de coupé bin nenkeken. Daar stond pl<^tse)ling de luitenant-kolonel van 's morgens voor hem en zeide tot de soldaten Daar rit lrij Daarop drongen de soldaten de coupé binnen en sloegen den handelsrei ziger Griinhut niet in boeien, maar dienden hem op een zilveren servies dampende thee, heerlijke stukken koud gebraad, kaviaar, prachtig fruit en een ijskoeler met flesschen champagne voor. Daarnevens legden rij: een visite-kaart je, waarop te lezen stond ,Een gelukkige reis wordt den rit meester Von Kunewald toegewenscht door vorst Nikolaiew, militair gouver neur van Warscliau." Griinhut meende te droomen, doch daar trad'luitenant-kolonel Boronin te voorschijn, groette en zei Ook ik wensch den ritmeester een goede reis! Te 8 uur 27 minuten verliet de trein liet station. Een poos keek Griinhut verbaasd naar het zilveren servies, dlooh toen richtte hij een ware verwoesting aan onder de vorstelijke spijzen eai dranken. Aan dë grenzen zond hij het zilver terug met een kaartje, waarop zijn ware naam stond en waarop hij schreef „p. r." REGMTSZAKESi* V ervalschingen. Voor de Amslerdamsche rechtbank s oud Vrydag terecht zekere A. C. Edel van Twisk, assuradeur en direc teur van naamlooze vennootschappen te Amsterdam, aan wien verschillende vervalschingen. bedriegely«;e hande lingen en oplichterij ten laste zyn gelegd. Ten eerste moet beklaagde zekeren van Drielst, koopman te Amsterdam, hebben bewogeu f 1000 af te geven op eeoe door vau Tvvisk valschelijk opgemaakte quitantie ten name van J. H. van Greuuingen met een daarby gevoegde polis der Eerste Nederlandsche Verzekeringmaatsch., groot f8750, door van Twisk valsche- lyk opgemaakt ten name van van Greuningen en onderteekend met den naam van den directeur dier maat schappij, jhr. W. Six. Aau de polis was het nummer 80962a gegeven en zy was buitendien gestempeld met den naam van den hoofdagent der maatschappij B. A. van Nieuwboorn, alles valschelyk. Vervolgens moet beklaagde in 1897 door hem van de heeren Honwink te Marura, Bodde te Meerkerk, Kruyff te Ridderkerk en Nahont van der Veen te 's Gra- venhage ontvangen geld, bedragen van f 100, gestort voor bet nemen van aandeelen in een nieuw op te richten Vaderlandsche Levensverzekering maatschappij te Rotterdamzic.il weder rechtelijk hebben toegeëigend in plaats van het iD de kas der maatschappij te storten. Voorts wordt hem ten laste gelegd vervalsching van eene geregel de volmacht, waarbij de aandeelhou ders den directeur der uieuwo maat schappij, mr. Redeker, tot hun ver tegenwoordiger by het verlijden der akte van oprichting voor den notaris Groenier te Amsterdam benoemden. En eindelijk stond beklaagde ook terecht wegens het valschelijk op maken van een schuldbekentenis onderteekend met den naam van Reinhart Hendrik Kop, op welk valsch stuk de reeds genoemde van Drielst eene som van f 108 opgaf, wederom als onderpand een polis van levensverzekering, groot f 20U0 geslo ten by La Confiance ontvangend. In deze zaak werden als schrift kundigen ten bewijze der vervalschin gen gehoord de heeren Garisen en Van Voorthuizen, hoofden van open bare scholen te Amsterdam, en als deskundigen, die de inkt waarmede de bescheiden geschreven waren, bob ben onderzocht, de apothekers Van Ledden Hulsebosch en dr. Ankersmit, die bevonden dat drie verschillende inktsoorten waren gebezigd. Overigens verschenen een goede twintig getuigen in deze zaak, onder wie de genoemde mr. Redeker en jbr. Six, mr. Gunning, de directeur der Ontvang- en Betaal kas en de bedrog-ene, Van Drielst. Beklaagde bevindt zich reeds vanaf 19 December 1898 in preventieve hechtenis. Tegen beklaagde werd teu slotie door het O. M. gevangenisstraf voor den tyd van vier jaren geëischt. Het O. M. werd waargenomen door baron Hogenpoth tot Aerdt, die den be klaagde een fabrikant van naamlooze vennootschappen noemde en aantoonde hoeveel moeite de justitie zich moert getroosten om van Twisk's financieele kunstgrepen aau den dag te brengen en hem in staat van beschnldiging te stellen. Week op week vroeg van Twisk bij de hoogere regeeriug goed keuring van statuten van nieuwe ven nootschappen. Aan h9t departement van justitie verwonderde men zich wel over de oprichting van zoovele vennootschappen door denzelfden man in zoo korten tijd, maar bet duurde lang eer men kon uitmaken, dat daarbij bedrog in bet spel was. Mr. Hugenpoth achtte bet raadzaam Edel van Twisk voor langer tijd te ontheffen vru de beslommeringen, welke by zich ge troost om zijne ondernemingszucht te voldoeD. Brieven uit Berlijn. Particuliere correspondentie. Werder a/d. Havel en de Baumbliite. Berlijn, 18 Mei 1899. In zeker opricht is Werder a/d. Ha- vel een pendant van de „bollenstreek" bij; Haarlem. Do rechtgeaarde Haarlem mer zal nu misschien rijn ooren spitsen in de meening, dat „Werder" ook bol len kweekt en op den duur wel eens een gevaarlijke concurrent zou kunnen wordén, doch hij behoeft zich nog niet bezorgd te maken, want de kracht van; „Werder" ligt niet in bollenteelt maar in zijn onafzienbare boomgaarden. En hieruit spruit als van zelf de bovenstaande vergelijlcing voort, wanti even vast en zeker als vele bewoners van de plaatsen, die aan de „Holland- sche lijn" liggen, in het voorjaar- naar Hillegom, Lisse, Bloem endaal en Over- veen, gaan om rich te verlustigen aan dë rijke kleurschakeeringen der bloeden de bollenvelden, even zeker gaan de Berlijners in grooten getale elk voor jaar naar Werder om de bloedende boomgaarden te gaan zien, welke rondl- om de hellingen de heuvels bedekken. Het zou me eigenlijk niets verwon deren, as u niet weet, waar „Werder" ligt, want het is maar een onnoozel stadje van 6000 inwoners. Daar niet ieder dadelijk een leer aar in de aard rijkskunde kan raadplegen, want die zal het wel weten, wil ik er hier maar dadelijk bijvoegen, dat Werder aan dë lijn PotsdamMaagdenburg in de Mark Brandenburg ligt. Kort geleden werd ik op het plaatsje opmerkzaam gemaakt door groote aanplakbiljetten van den Staatsspoor, vermeldende dat gedurende de „Baumbliite" op Zon- en Feestdagen extrartreinen tusschen Werder en Berlijn zouden rijden. Bij ervaring weejt de administratie, d!at| deze extrartroinen in een dringende be hoefte voorzien, daar de gewone trei nen onmogelijk den toevloed van, Ber lijners kunnen vervoeren, die dezer diagen een kaartje naar Werder nemen. Het is wel vreemd, dat dit plaatsje in den overigen tijd van het jaar zoo weinig bezocht wordt. De toeristen gaan tot Potsdam, op zijn hoogst tot het volgende station „Wildpark" vlak bij het „Neiue Palais" in het park van Sans Souci, maar achter dit station is voor hen „die Welt mit Brettern vernagelt." Het is andërs wel de moeite waard omi door te sporen tot Werder en de' terugreis per boot te maken, daar het geheele Haiveltrajeot van Werder over Potsdam naar Wannsee en verder naar Berlijn bijzonder schil derachtig is. Aan het station in Werder was het een en al beweging, toen onze lange trein daar arriveerde. Op het perron aen krioelende menigte, voor het mee- rendëel voorzien van bloeiende takken. Bij den uitgang aan het station aller lei soorten vehikels, gereed om de vele nieuwaangekomenen naar het eigenlijke doel van den tocht, den „Wachtelberg" to brengen, die er uit de verte uitzag, alsof zijn hellingen met een wit tapijt bedekt waren. Daar waren zware bierkarren met. ge- 1 improviseerde zitplaatsen daar waren'; tentwagens, breaks, en zelfs heusohe ge nummerde Droschken, welke in Ber- I lijn geen slecht figuur zouden gemaakt I hebben, en een nette paardentram ont- I brak evenmin. Het plaatsje viel me bijzonder mee. Ik liad een vuil, klein, typisch Duitsch stadje verwach/t en vond integendeel een welvarend' en vriendelijk plaatsje. Aan beide zijden 1 van den langen stationsweg, die naar het oudste gedeelte van de stad leidde, stonden kleine villai's met goed onder houden tuinen. Het geheel deed mei onwillekeurig aan onze groote Holland- sche dorpen denken, waar de gepen si on- neerde ambtenaren en militairen bij voorkeur gaan wonen. Overal stonden dë bewoners in hunne tuinen naar dë drukte op straat to kijken. Zwermen mannelijke en vrouwelijke fietsers, bij tien- en twintigtallen te gelijk er waren naar mijn schat ting minstens een paar honderd fiet sers uit Berlijn overgekomen reden af en aan. Het meerendeel van deze fietsers behoorde tot dë volkklasse. Ve le arbeiders die vast werk hebben, schaf fen zich op afbetaling een fiets aan en rijden daarmee 's morgens uit de voor steden naar hun werk. Het spreekt van zelf, dat rij des Zondags dikwijls tochtjes maken. Zoo ook naar Werder, tijdens dë „Baumbliite." Bij trossen hobbelden ze op hun mei bloeiende kersentakken versierde1 fiet sen over het oneffen plaiveisel. Hoewel het nog geen twaalf uur was, waren velen al vrij opgewonden door den kop- pigon vruchtenwijn, welke overal aan open stalletjes gevent werd. Behalve de fietsers, die op hun „karretje" het stadjo inreden, hadden er een groot aantal hun machine aan het station ge stald en kwamen nu te voet de stad binnen. Ik kan niet bepaald zeggen, dat een vrouw in een fietskostuum over het algemeen een bekoorlijke vertconing maakt zeker is het, dht dë dikke vrouwen, die in Werder in haai' non chalant fiebscostuum met korte rok of wijden Tnrksclien broek, rondliepen, een allesbehalve giacieusen indruk maakten. Een tijd lang liep zelfs een groote vrouw van middelbaren leeftijd met een schee- ven rug, natuurlijk ook weer in cm fietskostuum gekleed, voor mij uit, die er alleironbehaaglijkst uitzag. Een wijde, uit den band gezakte, korte rok fladderde om haar beenen en een tusschen ding tusschen een pet en een hoed van groen Loden stond boven op haar hoofd, terwijl van achteren minstens een handbreed lager een stijf ineengedraaid haordotje in dan nek hing BrIk ken niets ongracieusers dan een leelijke vrouw in een noncha lant fietskostuum. Dat zoo iemand feitst, soit, dat is tot daar aan boei.,,Ein jëdea Tierchen hat sein PlasLrchen,"1 maar waarom dan nog in zulk een kos tuum zonder fiets rond te loopen en het oog van argelooze voetgangers te beleedigen Zoolang de vruehtboomen bloeien, is er kermis in Werder. In den tuin vain, een derde graads restauratie maakte een ItaJiaansche murikalut een leven als een oordeel, terwijl zijn vrouw met het bakje rondging. De man deed rijn best het geëerde publiek op een compleet orkeststuk to vergasten. Op de bekende „welluiden de" wijze begeleidde hij rijn vioolspel door bekkenslag en tromgeroffel, welke instrumenten op zijn rug hingen en door middel van touwtjes met 's mans voeten corrcspondeerden. Een nik met rijn voet, en een kraichtige boenka- boenka-begeleiding bracht koloriet in zijn. heerlijk spel! Een eind verder ston den op oen pleintje een paar draaimo lens en eenige schiettenten, die echter slechts matig bezocht werden. Het grootste gedeelte van het publiek be klom do omliggende heuvels, vooral den „Wachtelberg," op welks top een groote restauratie in den vorm van een oud kasteel met tinnen en kantcelen en een vierkanten toren gebouwd' L en waai' men een heerlijk gezicht heeft over het landschap. Beneden aan den voet 't langgerekte stadje Werder. Op een landtong in den Havel, wel ke zich hier in grillige bochten wringt do eigenlijke kom van het plaatsje, het oudste gedeelte met dö scliildërachtige kerk uit rooden baksteen in het midden, en verder tégen de hellingen der heu vels, zoover het oog reikt. een rijk dom van onafzienbare boomgaarden in vollen bloei. Langs het zandpad, dat naar de re stauratie leidde, stonden kinderen, die aan geïmproviseerde stalletjes fleschjes vruchtensap, liet einheimische product, verkochten waaraan het plaatsje naast den groothandel in fruit in het najaar, waarschijnlijk zijn welvarendheid te danken heeft. Anderen ventten bloeiende vruchteai- takken. meestal met groot succes, want dë Berlijncr zal niet licht van zijn be zoek aan Werder tijdens de „Baum bliite" teragkeeren, zonder tropheeën mee naar huis te nemen, want evenals alle bewoners .der groote steden, is hij. een groot liefhebber van groen en bloe men. K. Het stoomschip Koning Willem 7, van Batavia naar Amst., vertrok 19 Mei van Padang. Het stoomschip Prins van Oranje var. Amsterdam naar Java, arriv. 19 Mei te Batavia. Het stoomschip Spaarndam, van de Holland Amerika Lyn, van Rotter dam naar Newyork, pass. 19 Mei des nam. 7 u. 50 m, Lizard.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1899 | | pagina 6