Tweede Blad. Haarlem in 1830—1831. Uit de Pers. Transvaal Allerlei. behoorende bij Haarlem's Dagblad van Donderdag 22 Maart 1900. No. 5132 Eene historische schels uil onderscheidene bronnen door W. P. J. O VERMEER. II. Den löen Joli 1830 werd te Brus sel een tentoonstelling geopend van Tocrwerpen der Nederlandsche Knnst en Nijverheid, waarvan het aantal in gezonden voorwerpen op ongeveer 5000 stnks werd geschat. Deo dag Da de plechtige opening hadden er reeds ongeregeldheden plaats, die echter door het handelend optreden der gewapende macht voor- loopig cog onderdmkt werden. Ter gelegenheid van den verjaardag des Konings. den 24 Augustus, ver scheen er in het'Yau regeeringswege uitgegeven Dagblad te Brussel een vaderlandslievende toespraak, doch «ie gemoederen der zuidelijke provin- ciebewoners verkeerden in een toe stand. die niet toeliet dien dag met ware feestvreugde te vieren. Geheel anders was dit in de Noorde lijke Nederlanden en vooral Haarlem gaf dien dag eon bewijs van hare oprechte Oranjegezindheid. Niet alleen vas de openbare gebouwen, doch ook rM de particuliere woningen wapperde lustig de Nederlandsehe driekleur; des morgens had. er een openbare godsdienstoefening' plaats en des na middags liet de muziek der schutterij haar vrooiyke tonen hooren op het Lianen Spasme, in een daartoe expresse! ijk ingericht vaartuig. Des avonds waren de Dreef en de open ruimten voor de logementen schitterend verlicht, waartoe inzonderheid de sociëteit „Trouw moet Bljjcken" zeer veel had bijgedragen en werd de vrooljjkheid verhoogd door het muziek korps der afceeiiög Kura. siers no. 9, die tot middernacht verschillende muziekstukken ten boste gaf. Den 25 Augustus, das den dag hierop volgende, brak hei oproer te Brussel in a'.ie hevigheid los. Een groote menigte had zich Daar den schouwburg begeven, alwaar „La moeite de Portici" werd opgevoerd, en verschillende zinsneden hieruit werden roet uitbundig gejuich begroet Na afloop der voorstelling was de drukkery vaö het dagbUid~„Le Na tional" de eerste plaats waar het op roerige grauw zijn woede koelde, de glazen werden ingeworpen en het hois geplunderd. Om kort te gaaner was een for- noeele opstand nite ebroken en niets was meer veilig. Wat men eigenlijk verlangde, wist men nietmen hoorde: vive ia Isbertévive de Potter! vive de Napoléonen terwijl op sommige plaatsen het koninklijk wapen werd afgeslagen vive la roi! We hebben zooeven gezien dat het noordelijk gedeelte van Holland zich s?e;k aansloot bij de regeer!Dg van Willem 1 en verschillende strooibil jetten verschenen alras. Do inhoud dezer biljetten, waarin fijne toespelin gen voorkwamen, verwekten dan ook alhier eene groote sensatie. (Tot rnijü spijt kan ik den inhoud dezer biljetten alhier niet mededeelen, daar ze m. i. wegens stijl en woor den niet voor bet couranten lezende publiek geschikt zijn. Eenigen ervan komen voor bij Mr. H. GerliagsVdór vijftig jaren). (1884. Niet inden handel). Spoedig was Haarlem het punt, waarheen alles zich richtte, wat in dezen veelbewogen tijd in Noord- Holland verricht werd. Een proclamatie des Konings den 5 October overal aangeplakt, en waarin Z. M. de inwoners dezer pro vinciën vermaande zich te wapenen, teneinde voor geboortegrond en vrij beid te waken en die te^verdedigen, werd overal met de grootste geest drift gelezen. Op aandringen van eonige leden, werd den 8 October door den Koning besloten, de volgende zitting der Staten-Generaal te 's Gravenbagc te doen houden en wel met het oog op den toestand welke in de zuidelijke provinciën heerschte. Het behoeft geen nader betoog, dat men in alle stedBn druk bezig was met i=et oefenen der schutterijen on overal beijverde men zich om aan te si alten by dat gedeelte, dat bestemd was om direct nit te trekken. Spoe dig boden de Leidsche jagers Hunne diensten aan, de Utrechtsche studen ten werden verbonden aan één der ai'deelingen om naar Bergen op Zoom te gaan on de rustende schutterijen werden georganiseerd onder den naam van landstorm, Doeh ook voorjde achtergeblevenen werd zorg gedragen. Bij eeue aanschrijving des Konings d. d. 11 October, werd den besturen gelast inschrijvingen te openen voor vrouwen en kinderen van Trywillige of opgeroepen militairen en schatters. En "vooral in Noord-Holland werd hieraan in ruime mate voldaan. En wat geschiedde er te Haarlem Bij monde van den heer C. van .Breugel, wendden zich den 27 Octo ber een aantal der aanzienlijkste Haariemsche inwoners tot Burge meester en "Wethouders dezer stad, die een lijst van personen aanbood, welke zich bereid verklaarden tot handhaving der inwendige rust van de stad, indien de bezetting eene andere bestemming mocht verkrijgen of de schutterij zou moeten uittrekken. Dit aanbod ging uit van de vol gende heerenJoh. Enschedé, D. F. Oommelin, L. J. Quarles van Ufford, C. Gerlings, W. van Kaps en C. van Breugel. Het aanbod werd door den gouverneur van N. Holland aange nomen en de organisatie voorloopig opgedragen aan Mr. Joh. Enschedé. Twee Haarlomsche heeren waren hierbij bijzonder werkzaam ea wel de beeren Enschedé en Gerlings, en dit behoeft niemand te bevreemden als we hunne werkzaamheden nagaan in de geschiedenis van het jaar 1813. „Wat Enschedé toen voor Haarlem gedaan heeft, kan nooit een Haar- Iemsch borger vergeten en de taak die de heer Gerlings daarbij vervulde is boven allen lof verheven." Het zal dus zeker geen verwondering wekken, dat de bnrgerij volkomen haar ver trouwen stelde in bside heeren in deze moeielijke tijden, daar de meeste men schen zich de geschiedenis van het jaar 1813 nog best konden herinneren. Van den 30sten October af ver gaderden de rustbewaarders op den Stads-Doelen en werden gekomman- deerd door de volgende door hen zei ven gekozen officieren Wijk Een. Kapitein, Mr. Johannes Enschedé, le Luitenant, C. J. de Bruijn Kops. 2e J. D. Hoenfft. Wijk Twee. Kapitein, D. F. Crommelio. le Luitenant, Van der Viane van Lee. •2a Jacob v. Westerkappel Jr. Wijk Drie. Kapitein, J. W. Druyvestein. le Luitenant, L. J. Quarles v. Ufford. 2a W. van Wairé. Wijk Vier. Kapitein, Jacobus Enschedé, ie Luitenant, C. Gerlings. 2e V. van der Viugt. Wijk Vijf. Kapitein, W. van Kaps. le Luitenant, Santbergen. 2o A. d8 Waal Malefijt. Wijk Zes. Kapitein, Teding van Barkhout, le Luitenant, D. A. W. van Tets. 2e F. W. van Styrnm. Xe Alkmaar vormde zich eveneens een korps rustbewaarders, welke tot officieren hadden de hoeren J. W. van Leeuwen, C. 3. Koorn, J. Bak ker Kz., A. van de Volde Tz., M. de Crane, A. van de Volde Gz. en R. de Leeuw. Wordt vervolgd.) Exercitie in Leerplicht. De „Residentiebode" zegt, dat een barer lezers, wiens kind pas zes jaar is, öe volgende briefkaart, gefrankeerd met 2Va cent, over de post heeft ont vangen De naam van Uw kind Theodoor Petras komt niet voor op ecne der lijsten van de scholen, bevattende de namen der schoolgaande kinderen. Daarom wordt vermoed, dat dat kind geen onderwijs geniet. Ik verzoek U beleefd vóór 20 Maart e. k. mondeling of schriftelijk aan de Afde8ling Onderwys, Groenmarkt 29, te willen mededeelen, waarom Uw kind niet school gaat, en, zoo het huisonderwijs geniet, den naam van dsn huisonderwijzer op te geven. De Adjunct-Commies Chef der Afdeelinq Onderwijs, C. P. VRUGT. Hot blad teekent biorby aan Is men zich op het stadhuis al aan het oefenen in óe uitoefening van hot wetsontwerp op den leerplicht? We zouden dan wel den gemosdeiijken raad willen geven, ia plaats van 2 Va cent, er 3 cent aan te wagen. Tegen over hen, wien men iets vraagt, waar toe zij niet verplicht zyn (een guDst dus), mag mon wel eeuigo égards in acht Lemen. En „De Stand." laat er opvolgen: 't Is wel over-edelmoedig enextra- hoffelyk van de „Residentiebode" den „heeren van 't stadhuis" nog gratis een lesje in de betamelijkheid toe te geven, maar we zouden toch de vraag willen stellen, of het blad de zaak niet wat he9l kalm opneemt. Een dergelijke bemoeizucht met de aangelegenheden van het huisgezin geeft. Yoorloopig althans, nog geen pas in ons vrye Nederland. Maar metterdaad, de „exercitie" schynt begonnen Feitelijke leerplicht in do ïvlpij. van Weldadigheid. In het „Schoolbl." doet de heer G. H. Molewyk, te V'edder, eenige raode- deelingen over don feitelijk reeds 35 jaar bestaanden leerplicht cp de scholen van de „Maatschappij van Weldadig heid" te Frederiksoora, Wilhelmioa's- co,-d en Willemsoord- De schr. meeat dat uit zijne mededeelingen kan blij ken, dat de bezwaren tegen leerplicht „denkbeeldig of ten minste zeer over dreven" zijn. Het bestuur van de vyf openbare scholen der „Maatschappij" legt aan de ouders do verplichting op om hunne kinderen getrouw de school te doen bezoeken. Hierop wordt nauw lettend toegezien. De straffen zijn waarschuwing en lichte geldboete, welke echter gelukkig slechts Z8lden behoeft te worden toegepast. Ouders en verzorgers wennen spoe dig aan dezen toestand. Ontevreden- heidsuitingeu hoort men niet. „Het behoort nu eenmaal zoo", zegt men, en bovenal men ziet de goede gevol gen van een geregeld schoolbezoek. Enkele z.g. „buitenkinderen" (leer lingen, die niet tot de Mpij. van Weid. behooreD, en op wie het boete stelsel dus niet kan worden toegepast) komen even trouw op, en terwijl de buurtjes van deze laatsten, die de ge meentescholen heeten te bezoeken, dikwijls een der lessen of nog meer verzuimen, ontbreken zy zelveD slechts by uitzondering op de schoolbanken, en toch'verkeeren de ouders weder zijds in dezelfde levensomstandig heden. En de gevolgen van dezen leer plicht Telken jare in de maand April wordt door een commissie een onder zoek ingesteld naar de ontwikkeling en de vorderingen van die leerlingen, die op 12- of 13 jarigen leeftijd de school wenschen te verlateD. Bij die gelegenheid komen dan de voordeelen van getrouw schoolbezoek eerst recht aan den dag. De leerlingen blyken voldoende ontwikkeld te zyn en hebben, op een enkele uitzondering na, den gebeelen cursus met vrucht doorloop9n. En de gevolgen hiervan blijven niet achter. Den jongelui, die de M. v. W. ver laten om de groote maatschappij in te treden, gaat bet in den regel beter af dan die van eiders. Van de 1200, die de laatste jaren 't leven ingingen, weet men van 900, dat ze een goede betrekking hebben als onderwijzers (twee zelfs als Rykstuinbouwleeraar), ambtenaren by spoor, telographie en belastingen, tuinlieden en bosc'obazen, timmerlieden, manden- en stoelmakers enz. enz., terwijl ook de overigen vol strekt niet verloren gegaan zyn. Ge rust dorven we een groot desl van deze verblijdende uitkomst op rekening van „Leerplicht" stellen. Aan het slot dezer mededeelicgen merkt de heer Molswyk nog op, dat de bevolking der Mp\j. v. Weldad. een zeer gemengde is, wat de ver deeling in kerkgenootschappen betreft, en aizoo zitten dagelijks R. Katho lieken ën Hervormden broederlijk bij een op ue schoolbanken, zonder dat men van een van beide zyden ooit eenige klacht hoort. De kerkelijke voorgangers werken op uit punt een drachtig samen, en ia de commissie van onderzoek hebben zoowel de pastoor der R. K. als de predikant der Ecrv, gemeente zittiug. Nog eens „Zwarte Jannetje". In de Stichtsche Courant komt een schrijven uit Polsbroek voor, naar aanleiding van hetgeen in de Groninger Kerkbode over „Zwarte Jannetje" te Veenendaal geschreven werd. Wy onfc- leeneu er het volgende aan: Siads vele jaren reeds hebben eenige stiile, eenvoudige inwoners van Pols broek godsdienstige samenkomsten, en zonderden zich af van kerkelijke gemeenschap in den geest van wijlen ds. Ledebosr. In den aanvang van weinig beteekenis, werd bun aantal steeds grooter, klonk hun psalmgezang op hunne bijeenkomsten sterker, maar werden zy tevens verder afgeleid van God's heilig Woord door hunne steeds sterker wordende zucht naar geeste lijk licht, geestelijk leven en geeste lijke kracht; eindeiijk geheel opgaande in inspiratie en verwerpende alle van God geordende middelen. Eén nit hun midden ging voor op die bijeenkom sten, met "woorden niet uit Gods Woord, e8n preêkenboek of oude ►Schrijvers, maar met wat hem van den Hemel werd geschonken, wat langzamerhand overging tot een uit galmen van een vloed van woorden. Opmerkelijk is daarbij dat deze men- schen voor dit plaatsje tot de goed ontwikkelden konden gerekend wor den. Zoover waren zy dan gekomen toen zij in aanraking kwamen roet JanDötje nit Veenendaal, wat nu 16 of 17 jaren zal geleden zyn. Dit meisje kwam daarna dikwijls in Polsbroek en ging dan op de bijeenkomsten voor en werd door enkelen al spoedig be schouwd als met een Goddeljjken geest bezield te zijn. Dii was ce oorzaak dat er velen afvielen die möt deze vereering niet instemden, en bleven er slechts een zevental gezinnen over die zich om J. bleven scharen. Deze eenvoudige, stille menschen, hebbende zoo goed als alle gemeen schap met de wereld afgebroken, op hunne wyze levende in bun engen broederkring, door handel en wandel ieder weldenkende eerbied afdwin gende, dezo menschen worden gehaat en gesmaad, al jaren achtereen wordt hen" op allerlei wijz9 schade en moeite aangedaan. Om hun strenge levensopvatting kwamen zy in kennis met den rechter en moesten gevangenisstraf ondergaan, zagen zich hun vee ontnomen door den machtigen arm der wet. moesten zich getroosten dat horhaaldelyk ruitaD werden ingeworpen en werden soms persoonlijk bedreigd of gesard. In 1890 brandde by een hunner een kapitale boerenwoning af, waarvan de oorzaak altijd nog in het dnistei bleef, bij de inhuldigingsfeesten in 1897 werd hun huis en goed op ont zettende wyze vernield co eindeljjk in den nacht tusscheB Donderdag en Vrydag jl. werd een brandstichter op heeterdasd betrapt, juist vóór by gedegenheid had het eerst met- petro leum begoten huis aan te steken, anders ware zeker een hofstede met het vee. den inboedel en wie weet de sla pende bewoners een prooi der vlam men geworden. Met betrekking tot de beweerde' feiten, in de Groninger Kerkbode medegedeeld, wordt bet volgende ge zegd In het ouderlijk hui3 van Jannetje werd voorheen ook de Bijbel gebruikt. Eet losmaken van haren en kleding stukken, wat gezegd wordt van stuip trekkingen enz. enz. is lengen. Io het genoemde verlaten van zijne vrouw door een broeder was een (niet ge noemde) machtige factor, lichame lijke tuchtigingen worden nimmer toegepast, dat zjj de woorden der psalmen veranderen bij het zingen verklaart by voor laster eveneens de genoemde plannen voor de nieowe uit gaaf van den Bybel. Zoo blijft er niet veel meer over, doch genoeg om ernstige mannen, die bet wel meenen met de eere Gods on des menschen onsterfelijke ziel aan te sporen haar een bezoek te brengen, (want dat dit gevaarlyk genoemd wordt is toch al te kinderachtig) en met den uit slag het lezend publiek te dienen. Het Soerab. Bandelsblad acht zich verplicht ernstig te wy'zen op de meer dan bedroovende wyze waarop de be- vrydingstocht van de „Serdang" zou zyn geleid en de lichtvaardigheid, waarmee die tocht zonder noodzaak zou zyn afgebroken. Er zou geen enkele poging zyn aangewend om de schipbreukelingen te bevrijden, onder een onwaar voorwendsel zou de „Ser dang" zyn teruggekeerd. Het blad acht dit door het vol gende bewezen: Men herinnert zich, dat de „Ser dang" m8t een djoeroemcedi van de „Generaal Pel" en don controleur van Pak Fak aan boord naar den l llen lengtegraad is gestoomd. Indiebunrt voor anker gaande, kwamen onmid dellijk met vlerkprauwen een aantal inlanders aan boordde zee stond das ciöt zoo hoog als de commandant van ae „Serdang" het keoft doen voorkomen, er was wel degelijk ge meenschap te krygen met den wal en van zeer velen weten wy, dat met de stoomsloep de wal had kunnen wor den bereikt. De commandant van de „Serdang", luitenant ter zee Ie ki. Vau der Wi den Erdbrink, was echter van een andere meeaicgvan de inlandsche bezoekers hield hy, na uit ieekens be grepen te hebben dat de gevangen genomen officieren van de „Pel" nog leefden de controleur Yan Fak Fak had geen tolk kunnen krygen of ver zuimd er een mee te nemen er vyf aan boord en gaf aan de anderen een visite kaartje mede. waarop aan de achterzijde vermeld stond dat de red- diog- nabij was. De lieden mat het kaartje kwam&d den volgenden mor gen terug met dat ding om to laten zien hoe goed zy het hadden bewaard, en in den middag van denzelfden dag. zonder iets ter bevrijding der govac! genen te hebben beproefd, gaf de commandant last het anker te lichten cn den steven te wenden naar Soera- baja. Dat er geen voldoende kolen voor raad aan boord was, is onwaar. Trouwens, ook al ware dat bot ge val geweest, dan komt dit nog op de debetzyde van den beer van der Vel den, hy had meer feo'en kunDen in- üemen toen hy naar Nieuw-Guinea vertrek. Doch er waren kolen genoeg aan boordtoen de „Serdang" hier ter reede kwam, waren er oog 25 ton kolen in de ruimen, het schip verliet Nieuw-Guinea met 75 ton, terwijl er 12 a 15 voldoende zouden zyn geweest om Ambon te bereikeD, waar een kolendepot is. Onbegrijpelijk is bet vertrek ge weest van öe „Serdang". Geen poging is gedaan om de arme slachtoffers te bevrijden of de euveldaad te straffen, De voorwendsels, aangegrepen om die werkeloosheid te vergoeden, zyn onwaarheden. Men kan geen andere oplossing van dit raadsel vinden dan een aanval van ontoerekenbaarheid maar dan vragen wy ons af of aan een officier, die daaraan ijjdt, nog langer het bevel over een bodem kan worden toevertrouwd en of, no de „Serdang" opnieuw den bevrydings- tocht gaat ondernemen, de expeditie niet moet staan onder een auderen officier. Zeven ea twintig dagen zyn ver spild, zeven en twintig dagen langer dan noodig zon zyn geweest hebben de of ticieren van de ^Pel", indien zy ten minste nog ieven, in een vreese- ijjfce gevangenschap doorgebracht. (Men weet dat thans bericht van den dood dor gevangonen is ingekomen. Red. „H. L).,:) Misschien hebben zy wel van uit de verte aan den w&l bet oorlogschip gezien, waarvan zy hnnne verlossing droomden wat moeten hnn gedachten zijn geweest toen zy dat schip zagen vertrekken, zooder dat zelfs maar een poging tot hunne be vrijding was gewaagd Bet blad driögt aan op een ernstig en streng onderzoek naar het ge beurde. Ook de Soerab. Courant laat zich in allesbehalve vleienden zin uit ozer het optreden van den commandant der „Serdaog", die volgens dat blad een landingsdivisio aan boord heeft van 50 man, waarmede tegen met pyl en boog bewapende inlanders heel wat te doen is. Staatstoezicht op weeshuizen. Het onlangs gebeurde te Neer bosch deed Prof. Simous in het „Tijdschrift voor Armenzorg" tot de slotsom komen, dat een regelmatig werkend staatstoezicht behoort te worden iugesteld, en dat voor wees- en verpleeghuizen byzondero voor schriften dienen te worden gegeven omtrent hygiëne, toezicht en" ver pleging. ggDe „Tijd" kan zich met dit dank beeld niet vereenigen. „Waarom vraagt zjj zou een doorloopend expres staatstoezicht noo dig wezen, indien by de staatenquête die Prof. fSimons wil doen vooraf gaan eens bleek, dat ook in enkele andere gestichten kinderen mishandeld werden Zou men daardoor niet het werk uit banden nemen van politie en justitie? Hebben zy, die zich over de gebreken van bet reusachtige in stituut te Neerbosch beklagen, dan reden om de bemoeiingen der justitie te wraken In elk geval hebben deze dan toch reeds het gevolg gehad Diet alleen, dat de schuldigen zyn gestraft, maar ook, dat de commissie van be stuur een wijziging heeft gebracht in de huishoudelijke aangelegenheden. „Waarlijk, ook door hen, die de verpleging van arme weeskinderen in een gesticht niet als een idealen vorm vaa opvoeden beschouwen, is te veel en te dikwerf, en met recht, geroemd over de voortreffelijke wyze waarop in ons land de weezenver- zorging wordt beoefend, om zoo maar dadelijk den staatsrompslomp er weer bij te halon, als er ergens een wolkje aan de blauwe lucht wordt waarge nomen." Cronjé's terugtocht. Graaf Adelbert Sternberg, een Oöstenrijkseh officier, die het beleg van Kimberley aan de zijde der Boeren meemaakte en later door de Enge!- sjhen werd gevangen genomen, ver telde te Londen aan een vertegen woordiger van de „Neue Freie Pres se" het volgende omtrent Cronjé's terug tocht Zondagochtend 11 Februari begon een hevltif geschutvuur in de richting van Koffi jfonteic. Ik reed er heen en zag dat het front van de Boeren zich langs de Rietrivier naar den kant van Kofl'ijfonteiu uitstrekte, terwyl de Eogelschen by do Pandamdrift de rivier trachtten over te trekken. Twee gewonde Inuiskilliog-dragonders zei den mij dat Kitchener met 14.000 man oprukte, om Kimberley te ont zetten. Dez9 dag was wel eèn van de warmste, zegt graaf Sternberg, die ik in Afrika heb l-ygewoond. en r.aar Jaeobsdal torugrydeude kon ik halver- WGge de verzoeking niot weerstaan, om in do Rietrivier een verfrisschend bad te nemen. Stel u rayu verrassing voor, toen ik, terwyl ik nog in het water was, plotseling de Ecgelschen zag aaukooicü. Het eene regimeutna het andere marcheerde v!ak voor by mij. Met moeite verborg ik my zelf en mijn paard achter de wilgen die da diepe oevers van do risier beschadu wen. Zoodra de Eugcischea voorbjj waren, reed ik in vliegenden galop naar Cronjé's kamp oai hem van don toestand sa konnis te steller:. Men wilde my echter in liet geheel niet gelooven. De Boeren bleven aannemen dat groote troepenafdoelingeu zulk een beweging nooit zondeu of konden ondernemen. De eeai^e tegenmaat regel dien CroDjé nam, bestond hierin dat by 200 man over de rivier uit zond om de transportwagens van de Eogelschen te vermeesteren of te ver nietigen, wat deze 200 man ook ge lakte. Yan generaal do Wet en comman dant Cnrjé was nog ge?o bericht in gekomen, zoodat men uelocfde dat er niets gebeurd was. Ik reed daarom den volgendeu dag gemoedelijk Daar Jacobsdai. Halverwege zag ik aan den horizon een'ge ruiters draven wat een Boer zyn paard nooit laat doen. (De paarden van de Boeren galop- peer6n.) Dit trof my, en ik naderde om te zÏ8D, wat er gebeurde. Ik had ongeveer 8 K.M. afgelegd toen ik groote stofwolken voor ray zag up- ryzen. Er was geen twyfel meor cf de troepen achter de heuvels daar rukten op. Ik haastte mij dit bericht naar hel kamp van Cronjé te brengen. De generaal was in de schansen van Magerfontoin, waar hij elk cogenb'ik den aanval van de Eogelschen ver wachtte. Ik alarmeerde het kamp. Op. mijn aiarm kwamen zy in kan hemdsmouwen voer den dag en schnd- den ongeloovig bet hoofd. Da twyfel veranderde iu hoongelach, en een stemmig was men van meening dat ik mij vergiste. Ik nam mijn tweede paard en reed opuienw naar de plaats, waar ik de brigade van French had ziet) marcheeren. Na sliet ik op de geheelo vyandclyke troepenmacht, die als een zwarte reuzenslang voort- kronkelde. Om vyf uur 's middags kwam ik in Cronjé's lager m?t het nauwkeurige rapport vaa wat ik ge zien bad, terug. Dö Boeron hechtten echter nog altyd geen geloof aan myn woorden, en commissaris Arnolöi vor zocht mij, hem de „rooies" toch te wy'zen. Nu reed ik met hem uit, maar het dunrdo goen twintig minuten, of wy stieten reeds op den vyand en achter hem stonden de kleiae kampen van de Vrystaters, die de Engelschen hadden vernield, in lichte laaie. De avond daalde reeds over de verre heuvels en de zandvlakte. Ijlings liepen de Boeren langs de rivier en er volgde een kort gevecht. Sn8l en zonder zich om de bewegingen van den vyand te bekommeren, bezettm de burgers gelukkig gekozen stellin gen. Rondom dreigden zware onweer* wolken. Een hevige storm joeg het zand op. Ik reed de wegrijdende Engelsche troepen na, om te zien, wat wel het doel van deze vermetele civvaleriebeweging mocht zyn, daar ik toch niet kon aannemen dat men Kimberley met cavalerie zou pogen te ontzetten. De Eogelschen trokken naar Olifantsfonteiu, en toen ik Cronjé's kamp weer wilde opzoeken, stond ik opeens te midden van een zwarte duisternis, verrast door een verschrikkelijk onweer. Uren en oren dwaalde ik in deze groote vlakte rond, zonder my te kunnen oriën- teeren. Eerst laat in den nacht ont moette ik veldkornet Groblcr, die mij den weg naar het kamp wees. By het ainbrekei van den dagbs- gon de kanonnade. De vijandelijke artillerie schoot tot in ons kamp. Mijn Kaffers beefden over al huu leden, en nu begon Cronjé eindelijk den ernst van den toestand in te zien. Yan generaal de Wet hadden wy nog altijd geen bericht. In groote haast werden de kanonnen uit de stellingen van Magerfontein weggehaald en in het kamp gebrachttwee ervan wer den uitgezonden tot een aanval op de cavalerie van French. Het gevecht woedde om Kalkfontein. Commandant de Beers verdedigde deze hoeve met weinige manschappen en roetgrooteu moed. Het gevecht, w3arby bijna uit sluitend met geschut werd geschotea dnnrde tot twaalf uur. Majoor AI brecht galoppeerde op zyn paard te midden van den hevigsteu kogelregen Zy'ne twee stokken schoten op verre afdeelingen, zonder dat wjj met zeker heid wisten, of het onze menschen of Engelschen waren, want er heerschte volkomen verwarring, 's Middags kwa men Steyo, de landdrost van Jacobs dai, een broer van den president, en generaal Cronjé bij de gevechtsliuie. De Boeren, altijd nog meenende dat het te doen was om een aanval op hun kamp, versterkten hunne liniëa in den rag van het kamp. Met onze veldkijkers konden wy 'nauwkeurig den marsch vaa de EDgelsche troepen naar Olifantsfontein volgen. Toen wy in het kamp terugkwa men, kwam van Jacobsdai bericht dat een afdeeiing bereden Northumber land Fusileers onder koloael Henry de plaats was binnengetrokken, maar haar, nadat zy met zware verliezen afgeslagen was, weor had moeten ont ruimen. Landdrost Öteyn overnachtte in myn tent. Hemzelf 'was hei duide lijk dat de geheelo zaak aan de Mod- derri-ier verloren was, terwyl Cronjé den hoofdaanval nog altyd by Mager- fontein verwachtte" en zyo steiling daar niet wou verzwakken. De onmid dellijke nabyheid van den vyand ech ter, die een groot aantal stokken meevoerde, had in het kamp vau de Boeren groote verwarring veroorzaakt. Nog denzelfden avord besloot een kijjgsraad, die uii toevallig samenge komen menschen bestond, het kamp op te breken. Dat gebeurde om twee uur 's nachts en wy verplaatsen wa gens en tontou ongeveer 5 K.M. naar het zuidwesten naar een kom, die door hare natuurlijke ligging veilig heid bood tegen artillerie vuur. Het opbreken van het kamp had sc'nter een slechten moreelen indruk op da geheelo Bosrenmacht gemaakt, ea teen ds vyand don volgenden mor gen deD aanval hernieuwde, was de tegenzin, waarmede do Boeren vooli- teu, duidelijk. Toen ik uitreed, kwam ik overal vluchtende Boerea tegea, die ik vergeefs trachtte tegen te hou den. De paniek was algemeen ea ieder zocht zyn heil achter de schan sen van Magerfontoin. Daar or uaar geen opperbevel meer geluisterd word, kon dien dag geen eenparige actie ondernomen worden, 's Middags, na dat reeds een groot deel van de Boeren was weggeloopeo, begon er in het kamp eed zeer slechte stemming te beerschen. De veldkornetten drougea er by Cronjé op aan, een krijgsraad te houden, en ofschoon de meeste ea beste officieren van de Boereu, om dat zy in het gevecht waren, niet tegenwoordig waren, besloten de overigeu het kamp te ontruimen ea over Oiifaotsfoutein naar Bloemfon tein terug te trekken, lo dezen krijgs raad, waavby ook Villebois en ik tegenwoordig waren, giug het org warm toe. De meeste van d8 aan wezige Yrystaters, bozorgd voor hua vee en have, verlangden onvoorwaar delijk den terugtocht. In do gege ven omstandigheden kon con terug tocht over Olifantsfonteiu onmogelijk slagen. De eenige mogelijkheid was een aanval op de Paardebergdrift, die op dat oogenblik stellig gelakt zou zyo, omdat den I5den Februari deu dag waarvan ik spreek, de hoofd macht van de Engelschen toeu voor een godeelte teu zuiden van de rivier en voor een ander gedeelte in Kimberley stond. Het verhaal komt ons voor niot vry van overdrijving te zyn, waarom wy de verantwoordelijkheid dan ook geheel op den schrijver laten rusten Slechte behandeling van Boerenkrijgsgevangenen Een krijgsgevangene aan boord achtereenvolgen* van de „Manilla' en „Catalonia", heeft kans gozieti dei volgenden brief door de censuur hoec te krygen. „Aan boord van de transport schepen pManilla" en „Catalonia' ongeveer eén maand, hebben we v*t schrikkelijke ellende geleden. Akeii» benauwd gehuisvest in een tusscuen dek, weinig en slechte voeding, lauv water om ons 's morgens te Verfris schen! Na zulk een ellendigen, be dompten, half vergiftigenden nacht geen plaats om je lichaam of j kleeren te wasschen. en na 12 nu 's namiddags was alle water (behalv beroerd drinkwater) afgesloten. Om 9 uur 's avonds moesten w van bovendak af in ons slaaphol lo |'s morgeus 5 eu dan haast teu alle zien uit de verpeste lucht te komei De overbrenging van de „Manilla op de „Catalonia" heette een vei betering, doch was zóó, dat we mi ods ODgeveer 450 in één tusschonde werden gestopt en eerst na eeo sixr oproer werd ons een ander tu**chei dek erbij gegeven. Ook ik, die audei wel wat bob on kan doorstaan, kc die beestenbehandeling niet verkro] pea en heb zoodoende zelfs in raj; krijgsgevangenschap een bajonet, b neveos een geladen geweer op borst gericht bad, toen wy ons ze een weg naar een ander dek wildi banen. Ik *tond vooraan onder de voc mannen met het staal voor m'n nei ölecbts één slag tegen bet gewe en de youngster Engelsche solda had oatuarlyk voor de ovormac moeten zwichten, doch gelukkig kw men de kapiteins gauw en beloofd meer ruimte. Als we dat niet t kregen hadden, zouden zeker vei van ons niet meer zyn." Eo verder: De heer De Witt Hamer, lid i den 2en Yolksraad kreeg een t< gram van de Regeering te Prelo;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 5