DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Ili Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. arlemmer Halletjes. Zaterdag 8 September. 1900. Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. -:r. ft WPSfiP :ya C. J. GONNET. skerjde S©a Stadgenooterj. IIBUWE REEKS, m. Johannes GonnetS eb. den 4en Juli 1842 te Haarlem. ii juist beeld, te geven van een ion, de uitingen van zijn geestes-i emoedsleven weèr te geven, zoo- - l dat hij met zijne groote en e hoedanigheden, met al wat laardig in hem is den lezer voor it gesteld wordt, vereischt niet I n toewijding en tact, doch ook /eel jarig samengaan met den be- j ;ene, dat in dit geval ons deel rit hebben we aangename oogen en met den heer Gonnet doorge-1 it- en bewijzen ondervonden van vriendschappelijke sympafhieen door wij hem hoog hebben lef j vaardeeren. it wij in hem waardeeren is zijne te liefde voor kunst en geschie- i wat ons in hem aantrok was de j i waarop hij aan die liefde, die el zijn wezen beheerschte, uiting n gansche leven is gewijd aan de I rdering van de kennis van het dene; onvermoeid werkt hij voort letgeen hij wenscht voort te bren- j t. het volste recht kan door hem i ld worden: Ik heb mijne stad lief it ik.ken haar. eds op jeugdigen leeftijd als ;enaar ter gemeente-secretarie zaam, gaf hij blijken van grooten I ijver en werkkracht en niettegenstaan de de drukke bezigheden als adjunct- I comm., was hij wijlen den heermr. A. J. Enschedé, gemeente-archivaris, een j zicht op het Stedelijk Museum trouwen hulp, bij de regeling en ca- I talogiseering van het oude archief der gemeente en niet minder in het schrij- ven van de geschiedenis der Godshui- zen alhier. J Op grond hiervan en mede ter er- kenning van zijne wetenschappelijke 1 verdiensten, genoot de heer Gonnet j de "eer, om den 13n Juli 1870 benoemd te worden tot adjunct-archivaris der gemeente Haarlem. Toen hij Koninklijk besluit aan den heer E. Koster, op diens verzoek, eer vol ontslag werd verleend als direc- teur van het Museum van Moderne j Kunst in het Paviljoen Welgelegen I te Haarlem, met ingang van 1 Mei I 1880, werd de heer Gonnet in diens plaats benoemd, en zeer zeker is deze benoeming een zeer gelukkige ge-1 weest. Den 26n Februari 1886, werd ge- j noemde heer, hij de oprichting van het Rijks-archief in Noord-Holland. thans gevestigd in het gebouw van de voormalige Vleeschhal benoemd tot Rijks-archivaris en den In Octo-1 her d.a.v. tot archivaris van het Pro- vinciaal archief van Noord-Holland. Toen in 1896, bij den dood van den j gemeente-archivaris, het archief en j de gemeente-bibliotheek gescheiden I werden de heer Gonnet was tevens adjunct-bibliothecaris werd hij bevorderd tot gemeente-archivaris de zer gemeente. Al deze veel omvattende en verant woordelijke werkzaamheden beletten hem echter niet, ook in andere rich tingen nuttig te zijn. Zoo is de heer Gonnet directeur van de I-Jaarlemsche Begrafenis-societeit: secretaris van de commissie van toe van schilderijen en oudheden: secretaris van de Vereeniging tot uitbreiding vai. de verzameling van Kunst en Oud heden in het Stedelijk Museum; voor zitter van de R. K. Leesvereeniging: lid van de commissie van bijstand der vereeniging tot verfraaiing van Haar lem en omliggende gemeenten en tot bevordering van het vreemdelingen verkeer; terwijl hij tevens van ver schillende vereenigiiigen, zoowel bin nen als huiten deze stad, een gewaar deerde steun is. Onnoodig te zeggen dat zijne veel ge vraagde en gewaardeerde adviezen, op hoogen prijs worden gesteld. Aan de Bijdragen tot de geschiede nis van het Bisdom Haarlem heeft de pier Gonnet een zeer voornaam aan deel gehad, dit getuigen zijn geschrif ten over: het Zijlklooster, het Cecilia- klooster en het Clarissenklooster te Haarlem, Zedenspiegel, de Lazaris ten te Haarlem, Cornelius Schonaus en eenige zijner Haarlemsche vrien den, de commanderij van St. Jan te Haarlem, het Begijnenhof te Haar lem, enz.; terwijl we ook nog on der meer uit zijne verspreide mede- deelingeu vermelden: Oude adres kaarten, Vreugdefeesten te Haarlem, en het St. Lucasgilde te Haarlem in 1631. Het is onze hartelijke wensch, dat de heer C. J. Gonnet nog ettelijke ja ren in ons midden moge blijven, opdat hij de plaats, die hij in de Haarlem- j sche^ samenleving heeft ingenomen. I nog lang moge bekleeden tot de waar neming van de belangen van het al- gemeen. Het KolveH. Morgen, Zondag 9 September, ko men de Nederlandsche kolvers .van heinde en verre, om zich te meten in den nationalen wedstrijd, die dit jaar gehouden wordt op de baan van de H. F. VAN THIEL. Vereeniging, onder het re- van den Nederlandschen Rome. Koning Victor Emanuel III teekent de eedsformule. De koninklijke eed. Op 11 Augustus heeft ko ning Victor Emanuel III in de kamérs plechtig den eed afge legd op de grondwet. 'De zaal in het vergaderingsgebouw van den Senaat (palazzo Mada- ma) was voor deze gelegenheid met rouwkleeden behangen. De troon stond op de plaats, waar anders de zetel van den president is. Victor Emanuel was vergezeld door den hertog van Aosta, den graaf van Tu rijn en den hertog van Genua. Nadat de heer Sarracco, de minister van binnenlandsche zaken en voorzitter van den ministerraad de senatoren en de afgevaardigden uitgenoo- digd had, om plaats te nemen, stond de nieuwe vorst op en las de formule van den eed met luider stemme op, waarna hij zijn handteekening op het perkament schreef. Stormachtige toejuichingen weerklonken in de zaal; ver volgens lazen de Groot-Zegel bewaarder en de president van de kamer na elkander de bijzondere formules voor de beide kamers voor, waarop de senatoren en de afgevaar digden allen tegelij k antwoord den met het plechtige Giuro (ik zweer hit). I sociëteit j glement I Kolfbond. Vanneer eigenlijk het kolven, zoc- als het nu beoefend wordt, ontstaan is, schijnt niet zeker te zijn. Dr. Scho tel in zijn werk over „het Maatschap pelijk Leven onzer vaderen in de ze- I ventiende eeuw." meent dat de thans gevolgde manier van kolven pas in zwang is gekomen in de achttiende eeuw. Zeker is het, dat het niet vanzelf I ontstaan is, maar uit andere spelen, vooral het kaatsen. I Een erkend voorstander van het kol- j ven te Haarlem deelt ons daarover het volgende mee: Ofschoon er bij onze oude dichters j geen sporen van het kolven voorkomen, zoo blijkt uit de prenten der 17e eeuw- dat het kolven es kolven door den ring toen reeds bekend was. Ook gewaagt Bredere in zijn Moortje van den kolf. Bij een keur van 1624 werd te Leï- j den „het mitter kolven den bal slaan, i het jmitter hand, slinger of andere instrument, stienen op yet quetselix I werpen, op kerkhoven, in doelen, in i de ramen, als de wallen", verboden, j Ook leest men dat de rederijkers, na het eindigen hunner bijeenkom- j sten, bleven kolven. In den aanvang waren de kolfbanen slechts vierkante I of langwerpig afgeschutte perken, waar twee dunne kolfpaaltjes in ston- j den: de grond was doorgaans slechts i met schelpen bestrooid; een vierkan te houten klik, aan een stok gevoegd, de kolf. „daar men een ligten haaren hal mede voortsloeg." Zulks deed Een Zaterdagavondpraatje. CCCLXXXI. sals de lezer ziet ben ik verhuisd, met mijn familie naar een ander in een andere straat, maar n hoogstens met mijn pen van de Je pagina onder aan in het twee - lad van het Zaterdagavondnum- van „Haarlem's Dagblad'naar erste pagina onder aan van het we gratis bijvoegsel bij de cou- dat tot titel heeft „De ZaDrdag- d". had er al lang geleden eens met directeur over gesproken, of liet goed zou wezen, een speciaal Za- igavondnummer te geven, oir het g te noemen: een soort van iel- indig weekblad, met een kromeK en een praatje over dit cn o\er en een kolommetje aardigi).vien le menschen te laten lachen, en meer. „Zie je, directeur,zei de, zou daarin beter op mijn plaats Je zet me nu vlak bij de opga- van den burgerlijken stand uit enshuizen en weet ik waar en bij :o omva ar tb erichten en soms zelfs e gevonden voorwerpen. Zeg nou Zijn dat geschikte bureni l kan ik heel wel met den direc- overweg. We zijn het, mag ik ge zeggen, altijd samen eens. „Ach, lio," placht hij vroeger te zeg- ,,je hebt gelijk, maar het gaat zoo ikkelijk niet, om er zoo'n blad maar eens even bij te geven. Je moet daar meer personeel voor hebben en meer machines en daarvoor hebben we geen ruimte. Maar ik beloof je: zoodra die bezwaren niet meer be staan, zul jij je weekblad hebben en zal ik jou meteen een klasse verhoo- gen." „Wat bedoel je daarmee?" vroeg ik. „Je staat nu op de tweede pagina, in 't weekblad kom je op de eerste." „Vriendelijk dankbaar," zei ik, „ik had nooit gedacht dat ik op mijn leef tijd nog met klassen te maken zou hebben." Dat gesprek was zoowat twee jaar geleden en ik was maar altijd in de oude klasse gebleven, met de klasge- nooten, die zoo weinig bij mij pasten omdat ze zulke geheel andere vakken beoefenden, totdat nu dezer dagen dc directeur met een blij gezicht tot me zei: „nu zijn we zoo ver, amice. De ruimte is er nu, dus zijn er ook het personeel en de machines ons nieuws weekblad kan van wal steken. Maar nu de titel. Ik zoek naar den titel, ik heb slapelooze nachten over den titel. Waar is een titel? Geef mij een titel." „Niets eenvoudiger," zei ik. „'t Hangt er maar van af, welke soort van titel je hebben wilt. Wil je een pittigen ti tel, dan stel ik je voor: Peper en Zout; verlang je een deftigen titel, dan noem je het de Avondstergeef je de voor keur aan een natten titel, dan kan het de Spaarnestroom heeten; een dichter lijke titel is Korenbloemen „Niets van dat alles," zei hij, „ons nieuwe weekblad wil wel pittig we zen, maar daarmee niet te koop loo- pen; deftig wil het in 't geheel niet we zen, dat laat het liever aan anderen over, die meenen dat je er met deftig I doen alleen wel komen kunt; nat wil j het ook al niet wezen (maar droog ook I niet, dat vat je); sentimenteel moet j het ook al niet zijn: geef me een een- voudigen titel, dat is wat ik hebben moet!" „Noem het dan „De Zaterdagavond" zei ik. Hij dacht een oogenblik na, en zei toen: „Dat is de goeie naam. „De Za terdagavond" zal het heeten." Zei ik niet, dat we het altijd eens zijn? De Zaterdagavond dus. Ik voor mij heb het altijd een van de grootste ge noegens van den Zondag gevonden, dat er een Zaterdagavond aan vooraf gaat. Op Zaterdagavond 'is je werk vroeger af dan gewoonlijk of je weet ten minste dat het einde van de werk week nadert. De arbeider, die de gan sche week door 's morgens vroeg op geweest is om naar zijn werk te gaan, die zes dagen achtereen flink de han den geroerd heeft, komt op Zaterdag avond thuis met het bewustzijn, dat zijn taak af is en dat hij een rust, een welverdiende rust, nemen mag. Een schoon overhemd wordt aan getrokken, dikwijls ook de Zondag- sche kleèrën, een. lekker pijpje of een sigaar aangestoken en veelal wandelt vader dan met moeder de vrouw de deur uit, om inkoopen te gaan doen. Op straat is alles leven en bewe ging. In de winkelstraten is het zoo vol, dat men er nauwelijks doorkomen kan. De winkels zijn vol, iedereen doet inkoopen. Het glundere dienstmeisje, in een frisch japonnetje wandelt ge noeglijk met haar boodschappen- mandje enmet haar aanstaande, 'die even als zij den Zaterdagavond voor geen geld zou willen missen. Morgen is het haar vrije dag en an ders zal zij toch denkelijk den avond wel vrij jhebben. Afspraken worden gemaakt waar zij samen heen zullen gaan, ze verheugen er zich samen al op. Tegen acht uur Zaterdagavond gaan kooplui, leeraren en ambtenaren naar hun sociëteit, partijtje of naar de on volprezen begrafenisbos. Duizenden, die anders te half elf of elf uur naar kooi gaan, knoopen er nu een uurtje aan. Morgen is het immers Zondag! De vlijtige huismoeder legt haarnaai- of maaswerk wat vroeger uit de han den, om op haar gemak „Haarlem's Dagblad" te lezen. Kortom, iedereen, jong en oud, rijk en arm, geniet op zijn manier van den Zaterdagavond. Als de Zaterdag avond niet reeds bestond, zou hij nog uitgevonden moeten worden. Wat mij betreft, ik behoor tot hen die 'den Zaterdagavond beschouwen als een soort van feest, omdat ik dan zoo eens op mijn gemak de drukke, le vendige stad doorwandelen en naar stof voor mijn Zaterdagavondpraatje zoeken kan. Zoo kwam ik den vori- gen Zaterdagavond op de Groote Markt en richtte mijn schreden, niet zonder angst en vreezen, naar de plek waar mijn vriend Louwtje staat. Waarom ik bang was? Omdat ik er tegen opzag, de muziektent weer te zien, die op last van het gemeentebe stuur daar is neergezet- Zonder te weten waarom, was me een akelige vrees bekropen, dat iemand die zelf moordplannen had, aan een van de armen van de daar opgerichte galg was gaan hangen. Brrr... 't idee was om er van te griezelen. Maar gelukkig, toen ik naderbij kwam, bleek me dat de taartendoos met de galgen, ik be doel de gemeentelijke muziektent, al verdwenen was. Lof en prijs bracht ik aan 't gemeentebestuur, dat ons niet langer op dit stads-bouwwerk had willen latenstaren, dan bepaald noo- dig was. Het werd ook om een andere reden tijd, dat de tent kwam te verdwijnen. Er moest immers ruimte gemaakt worden voor de muziektent, die de heer Schürmann aan den Raad had aangeboden. Droevig was ik teleurge steld, en zeker velen met mij, toen ik dezer dagen vernam, dat het aanbod ingetrokken en de kans op een tent op de Markt verdwenen was. 't Zou zoo aardig en gezellig geweest zijn, midden in de stad om de veertien dagen een concert te hooren. Uit is het. Voortaan moeten we weer, als van ouds, onze muziek gaan halen in het Zuiden. De andere windstreken in de gemeente blijven er van verstoken. Ik kan mij levendig begrijpen dat de heer Schürmann zijn aanbod heeft in getrokken en zijn tent, bij wijze van spreken, in den zak houdt. De bepa ling, dat die voor elk concert opnieuw moest worden opgebouwd en daarna telkens weer moest worden afgebro ken, maakte de heele zaak zoo goed als onmogelijk. Een bekwaam tim merman (en geen kleintje) had opge geven, dat voor opbouwen telkens drie en voor afbreken telkens tweo dagen r.oodig zouden wezen, zoodat de Groote Markt in den zomer om de twee weken telkens een week lang op een veiling van afbraak zou hebben geleken. Wat de menschen dus door de concerten aan kunstgevoel zouden hebben gewonnen, zouden ze door den rommel op de Markt weer aan kunst gevoel zijn achteruit gegaan. Op zoo'n manier verdween de opvoedende kracht heelemaal. Ik zou me niet verwonderen als de heer Schürmann er voor bedankt om ooit weer cadeautjes aan de gemeen te te laten maken. Gisteren vond ik toevallig nog een millioentje in den zak van een van mijn oude vesten. „Kijk," dacht ik; dat is een duitje waar ik al lang niet meer op gerekend heb. Laat ik dat nu aan de gemeente cadeau doen om er de stad nieuw voor te bestraten." Ik stond al op het punt, een briefje aan den Raad te schrijven, toen ik me op eens bedacht. „Zou het mij ook niet vergaan als het den heer Schür mann gegaan is met zijn tent. Mis- schien vergt den Raad wel, dat ik het millioentje in kwartjes bij den ont vanger kom uittellen!" Dies heb ik mijn millioentje maar weer gezakt. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 5