i
Haarlem's Musea.
FEUILLETON.
Licht en Schaduw.
men slechts van naai tot paal, van
een hoop zand af die als een tuit was
gemaakt, waarvan nog afkomstig is
het gezegde: „het balletje op het tuit
je zetten' (een flinken slag wagen.)
Volgens Witkamp is er een tijd ge
weest, dat er te Amsterdam niet min
der dan 76 kolfbanen waren en in de
naaste omgeving 136.
Ook Haarlem had daarvan haar deel.
Binnen onze singels waren er niet
minder dan vijf: een in de Ooijevaar
in de Zijlstraat, twee in de Keizers
kroon en twee in het Zwarte La
ken. Beide laatste uitspanningen
waren gevestigd op de Raaks. Buiten
de eigenlijke stad waren er niet min
der dan zeven: een aan 't Blauwbrug-
getje. twee in 't Wapen van Amster
dam en in 't Verbrande Huis, een in
de Bok en een in 't Congres van Flora,
een gelegenheid,'die gevestigd was
aan het Geldeloozenpad en waarin
tal van Haarlemmers boven de vijftig
jaar vroeger menig aangenaam uur
hebben doorgebracht.
Die bloei van Tt sclioone kolfspel is
lang voorbij. In de kleine steden en op
de dorpen mag het spel nog beoefe
naars vinden, in de grootste gemeen
ten van het land stelt men er geen be
lang meer in. Dat blijkt uit het pro
gramma van dezen wedstrijd. Behal
ve Haarlem vindt men er in vermeld:
Goes. Koog aan de Zaan, Zuidsehar-
woude, Alkmaar, Schiedam. Kromme
nie, Gouda, Bolsward, Nieuwe Nie-
dorp, Schellinkhout, Boskoop en
Spanbroek. Amsterdam bezit niet
eens een kolfbaan meer en Haarlem
hpeft er nog maar twee: die in de so
ciëteit Vereênïging en die in de socië
teit „de Kroon".
Waaraan deze verminderde belang
stelling te wijten is, mag een raadsel
besten. Zeker niet omdat bet spel al
te gemakkelijk was. Het schijnt wel
zoo, maar wee den leek, die te mid
den van bekwame spelers zijn kun
sten eens vertoonen wil. Hij kan er
zeker van wezen, dat zijn slag van de i
kolf tegen de bal een geheel anderen j
mislas heeft, dan hij er van verwacht-1
te en dat het gelach der geoefende
spelers hem herinneren zal aan de
wijze spreuk: „Oefening maakt den
meester."
Een enkel woord ten slotte over liet,
spel zelf. De kolf, zooals die thans ge
bruikt wordt, bestaat uit een breeden
en korten steel, aan het ondereind
voorzien van een holle metalen kolf. I
Hiermee wordt de bal voortgeslagen,
die (vroeger van haar gemaakt) later
van sajet of katoeu werd vervaar
digd, met fijn koperdraad ineenge
werkt en met leer of zijde overtrok
ken. Tegenwoordig worden veelal
ook gomballen gebruikt, zoogenaam
de hardloopers, die» nogal kostbaar
zijn.
In de baan (tegenwoordig veelal
van cement gemaakt) staan twee pa
len of „stukken". In hoofdzaak geldt
liet nu deze beide palen te raken. Wit
kamp beschrijft liet spel als volgt:
Wanneer twee spelers met elkander
in liet worstelperk traden, plaatsen
zij zich bij den uitslag- of trekpaal en
slaan van daar hunne ballen die
over den grond moeten rollen en niet
mogen opspringen naar den ande
ren (den opslag-)paal. welke zij daar
mede pogen te raken. Hebben zij dit
doel bereikt, zoo slaan zij den bal op
dezelfde wijze naar den uitslagpaal
terug. Doch was door hen den opslag-
paal bij liet uitslaan niet getroffen,
zoo moeten zij dien met den tweeden
slag pogen in zoodanige raaklijn te
treffen, dat de bal naar den eersten
paal wordt teruggedreven, en daarbij
zoodanig komt te liggen, dat een goe
de trek mogelijk wordt gemaakt. Wie
op deze wijze den uïtslagpaal in dier
voege weet te raken, dat zijn bal daar
van afstuit en het dichtst bij het ra
bat komt, verwerft den voorrang. Min
stens tweemalen moet men dien er
langen om het spel te winnen.
Tal \an moeilijkheden ook door
het manoeuvreeren der tegenspelers
zijn daarbij te overwinnen. Ecni-
germate toch is het spel eene wiskun
stige oefening, althans de speler dient
tot een aanmerkelijken trap eiwaren
te zijn in het afperken der lijnen dia
de bal zal loopen, in het berekenen
der botsingen en bet afmeten der
kracht bij het rabatteeren, opdat de
bal aan het einde zoo weinig mogelijk
achteruit stuift.
Wij voegen hierij liet portret van
den heer H. F. van Tliiel, voorzitter
van den Nederlandschen Kolfbonden
van de Ilaarlemsche vereeniging Keer
Niet. De heer Van Thiel is een van de
beste kolvers uit den lande en heeft
op menigen wedstrijd den eerepalm
weggedragen.
Wanneer men hem op de oefenings-
dagen van Keer Niet den kolf ziét vat
ten in de beide handen, de baan ziet
meten met zijn blik, hem den voet
vooruiizettende de goede houding
ziet aannemen; alles met. kalme, vast
beraden bewegingen, en dan ten slot
te ziet, hoe hij de bal den slag toe
brengt, zeker van zijn zaak en met
zelfvertrouwen, dan kan men begrij
pen, dat kolven niet allemans werk is
en dat er zelfvertrouwen, kracht, be
daardheid, een goed oog en een vaste
hand noodig zijn, om in deze tak van
sport uit te blinken.
Juist omdat dit zoo is omdat het
spel zoovele eigenschappen bij den
speler vordert en dus een mooi spel
is juist daarom is het niet waar
schijnlijk, dat het kolfspel ooit geheel j
zou kunnen verdwijnen. Integendeel i
zou het ons niet verwonderen, wan-1
neer men zich weer meer tot het kol-
ven ging wenden en het naast biljar
ten en kegelen de plaats teruggaf,
waarop het rechtens aanspraak ma
ken mag.
KRONIEK.
Herfsttinten en Ooiiogsgedruisch.
De Transvanl-oorlog en han
delsmerken. De gevreesde
ziekte Het laatste bedrijf van
de Yredeskluelit,
We leven in de dagen van grauwe
luchten, van vallende blaren; dagen
waarin het loof der hoornen rood
bruin wordt, waarin dat geheimzin
nige, clroefstemmende waas in "t ver
schiet, het stadsgezicht of landschap
hult in de nevelen van geheimzinni
ge bekoorlijkheid. I-Iet is de langza
me doodslaap van de natuur, die ons
menschen zoo weemoedig stemt, maar
die toch ook weer dat onverklaarbare
verlangen wekt, naar wat komen zal.
We zien het voor onze oogen afspe
len, elk jaar weer, het proces van ont
waken, tot vollen bloei komen, en
langzaam in trage dagen versterven,
en toch altijd heeft het voor ons de^
zelfde bekoring, en altoos weer mij-
I meren wij mee in den herfst, met het
droomend, donkergeel-groene land
schap, met die nevelige verschieten,
I met die grauwheid en kille matheid,
I die den tijd kenmerkt.
Het is de overgang van het leven
tot den dood.
En als om in de mensclienwereld,
nu we te midden van dien overgang
leven, iets gelijksoortigs te doen zien,
schijnt daar in Zuid-Afrika de reu
zenstrijd ook te verloopen van het le
ven tot den dood. Het is nu ongeveer
een jaar geleden dat de roofoorlog
begon, en wie herinnert zich niet het
aanvankelijk succes van de Boeren.
Wie herinnert zich niet met hoeveel
blijdschap, met hoeveel innige vreug
de, in ons land de telegrammen, die
als bulletins vliegensvlug de mare van
blijde overwinningen brachten, gele
zen werden.
Dat was de blijde lentetijd voor de
bewoners der Boeien-republieken,
voor de dappere strijders voor vrij
heid en recht.
Kort ziin ze maar in hun zomertijd
geweesï en nu* in den herfst, nu in de
natuur alles wijst op den langen
slaap die komen gaat, nu heeft de op
perbevelhebber .vaa roovend Albion
zijn proclamatie uitgevaardigd, waar
bij de tweede der vrije, onafhankelij
ke republieken ingelijfd wordt bij zijn
roofstaat. In het land waar de schroe-
venfabrikant Chamberlain heerscht
en een pers, die haar naam oneer aan
doet, met leugen en bedrog hem in zijn
schandelijk werk steunt, waar zeld
zaam zijn de stemmen, die luid tegen
het onrecht protesteeren en dan nog
door weinigen worden gehoord, daar
verheerlijkt men Rhodes en Jameson
met hun kliek, daar wordt het recht
vertrapt en dorst men naar het goud
en grijpt reeds met begeerige vang
armen naar de diamanten.
En hoe schandelijk is die oorlog
zelf gevoerd.
Heeft Roberts niet, strijdend met
alle volkenrecht, alle burgers van de
.door hem veroverde of half veroverde
streken laten zweren, dat zij zier niet
tegen hem zouden verzetten, hoewel
ze daartoe als burgers verplicrt waren;
heeft hij niet hoeven laten verbranden
en bezittingen vernield van ons'chul-
dige menschen: hebben we niet gele
zen hoe schandelijk de Engelschon
hun bondgenooten, deAustraliërs be
handelden, of liever mishandelden;
in één woord, hoe ze het recht aller-
wege met voeten trapten en hoonden
en spotten met de wetten der men-
schelijkheid.
We weten het allen, maar 't is goed
het nog eens in herinnering te bren
gen, en nu we hij 'de vallende blade
ren en bij de herfsttinten en grijze
geheimzinnige nevelen denken aan den
aanstaanden doodslaap der natuur,
maarmaar ook tevens aan hot
herleven, dat daarop weer volgen al,
dan zullen we, hoezeer te Pretoria cn
Bloemfontein nu ook de gehate J-n-
gelsche vlag wappert, de dappere I'ij-
gers, de Boeren, toeroepen:
„Uit de neev'len zal de dag
Zeker eenmaal rijzen."
Dat hopen we allemaal,, dat de
blijde dag, de dag van triomfgezang
en victorie uit de droeve dagen dei-
nevelen rijzen zal.
We willen over den Boeren-oorlog
nu niets meer zeggen, want veel, veel
wordt er reeds over gezegd, groot zijn
de kolommen, die de nieuwsbladen
er aan wijden, zoo groot zelfs, dat het
schijnt dat de belangstelling verflau
wen gaat.
De belangstelling, verflauwen, dat
denkt niet de Nederlandsche sigaren
fabrikant, die op een voor een Neder
lander wel wat eigenaardige manier
gebruik maakt van den oorlog tot het
kiezen van handelsmerken in den
geest van den tijd en dan kiest... de
beeltenissen van Baden Powell en
lord Roberts.
Nu, we gunnen hem de pret!
Ik wil in mijn kroniek niet vergeten 't
groote gevaar van het zwarte spook,
dat te Glasgow reeds vele slachtoffers
heeft gemaakt. Vooral verwekt de om
standigheid, dat aan verschillende zij
den de gevreesde ziekte uitbrak, angst,
maar aan den anderen kant staat, ook
weer de verklaring van geleerden, dat.
men zich vooralsnog niet beviteesd
behoeft te maken, omdat in Europa
de hygiënische toestanden van dien
aard zijn, dat de ziekte er toch geen
uitbreiding kan krijgen als in Ooster-
sclie landen.
Tiet laatste bedrijf van de Vredes
comedie is in de Trèves-zaal te 's-Gra-
venhage afgespeeld en minister De
Beaufort heeft er daar volkomen voor
gezorgd in de rol te blijven van 't arm
zalige figuur, dat ons land gedurende
de gansche klucht geslagen heeft.
„Gij allen zult," zei de minister o.a..
„evenals ik, den wensch koesteren dat
haar toekomstige geschiedschrijver
eenmaal zal kunnen getuigen, dat de
arbeid van de conferentie duurzaam
en wektadjg! voor de menschheid zal
zijn geweest, en ik meen te mogen re
kenen opuw aller instemming, door
u voor te Stellen den wensch, die oris
aller harte vervult, uit te spréken te
genover den verheven Souverein, die
het initiatief tot de conferentie heeft
genomen. Ik stel u dus voor aan Zijne
Majesteit den Keizer aller Russen een
telegram te richten."
Dat is diezelfde Keizer, die het recht
der Finnen verdrukt (ze mogen nu
zelfs geen eigen postzegels meer heb
ben, zcoals men weet) en dat is de
zelfde Keizeif, die de Transvaalsche
deputatie niet ontvangen wil en dr.
Leyds met een kluitje in het riet.
stuurt.
Men moet maar de noodige bruta
liteit oezitten om, te zamen met vre-
delieve-.vl Engeland, nadat de
i ren de deelneming aan de ber;
gingen geweigerd was over de;
I te kletsen en de zegeningen val
comedie op te hemelen. Prosit! 1
Engeland heeft de verdragej
de vreedzame beslechting en
fende de wetten en gebruiken v]
oorlog te land en de toepassii
Geneefsche conventie op zee-ooj
met een schijnheilig gezicht bi
telijk onderteekend, maar toe)
kwam tot de verklaringen hoi
verbod om ontplofbare en andei
fen uit hallons, enz. te werpej
het gebruik van projectielen
sluitend ten doel hebben verst
de of vergiftige gassen te vers)
en van het gébruik van kogel:
makkelijk in bet menschelijk lii
zich uitzetten of platdrukkend!
werd het den veinzaard te nu si
toen grinnikte hij valsch, dat Cf
te mooi voor hem was om aan g(
doen
JOF
Nieuw middel om varkens te drijven.
Het Hareorama op de Pnrijsche Wereldtentoonstelling.
De grondgedachte, waarop deze cu
riositeit berust, is eenvoudig en bij
iedereen bekend. We kunnen opmer
ken, dat als we zelf in een trein of boot
ons voortbewegen, het ons toeschijnt,
alsof de omgeving langs ons heen
snelt, in tegengestelde ■dichting. Het
Mareorama bestaat in hoofdzaak uit
de nabootsing van een grooten Zee-
stoomer, die zich in het midden van
twee panovamadoeken bevindt, die
rich links en rechts in tegengestelde
rub ling afrollen. Het schip rust op
p?n 1c odrechte as, en wordt door vier
slangen zoo bewogen, dat het de na
tuurlijke slingeringen krijgt als cp
een vaart hij stormachtig weer. Overi
gens blijft het volkomen op zijn plaats
Door kunstmatigen golfslag van In t
omgevende water moet. de indrii"h
een zeetocht volkomen verkregen*
.den. Do bezoekers of passagiers^6
nen op het de.-: heen en weer
ui schommelstoelen liggen luPlei
terwijl onder commando van e$10(
pitein de equipage allerlei ma?1^
vres uitvoert. Het schilderwerk |10C
Hugo d'Al et, is en verbeeldt de lo1
van Marseille, die de stoomboo f
laat. Tri on.!. Chateau d'If en vissone
booten passeert men: het schip ine:
in volle zee, stuurt langs de kuien
Algiers en Tunis en stoomt Apen
naar Constantinopel. De beschianei
doeken zijn ongeveer een kilojinc
lang. filei
TEYLER S ('MUSEUM.
Gebrek aan ruimte en de heerlijke
zomer waren oorzaak dat wij een tijd
lang de koude knekels in Teyler's ver
zameling' van véi'steeningen ontvlucht
ten, maar nu wij door ons Zaterdag
avond-bijvoegsel in de gelegenheid
worden gesteld onzen lezers alles te
geven, wat wij zoo graag en reeiPis
lang wenschten, mi de avondenp'-
te snel haast, lengen, en de geesten
verschillende lectuur vraagt, k}216
wij zonder verdere verontschul|aill
gen weer tot u om onzen tocht tfen
vatten, langs de kasten en vifclii
vol overblijfselen van een ons onl#en
de flora en fauna. |slo
De vleugelvingerige dieren <pik
ons de vorige maal op het gebomln
het Spaarne uitgeleide; da.ai'tyi#an
men wij hen weder tot uitgangsfus'
Eerst, passeeren we een paar sint
platen vol voetsporen. Het blijkt!
Schetsen van DEKA.
hi Lastig Ki n cl.
Pietje van Puffelen was thuis 'n las
tig kind. Mevrouw zei een bést kind.
maar 'n lastig kind, en mijnheer heet
te hem minder parlementair een las-
tigen drommel, on enkele momenten
zelfs een lastigen duivel.
In elk geval, lastig was ie. Daar wa
ren ze het over eens. Altijd had hij
wat te praten of te zeuren als het niet
te pas kwam, als pa en moe 's mid
dags aan tafel samen praatten, of
Zondags als er groote-menschen-visi-
te was. In het eerste geval maakte pa j
zich alléén kwaad, in het tweede ge-1
neerde het ouderpaar zich en com- j
pagnie.
Zooals gezegd, het kwam niet ie
pas. vooral niet voor een kind van zijn
jaren. Daarenboven Van Puffelen was
een door en door goeie man, je kon
om zoo te zeggen over Item loopen,
maar hij wilde gerespecteerd worden; j
in de allereerste plaats door zijn zoon-j
tje.
Men wordt verzocht deze twee hoogst
merkwaardige karakterbesclirijvïn-1
gen wel goed in zich te willen opne-1
men, daar zij met cn henevens een be
vroren waterleiding, de kern van dit
dit schoone verhaal uitmaken.
't Was een paar dagen na nieuw
jaar, dus midden in den winter. Da
gen, neen, weken, had het al met
groote hardnekkigheid gevroren, als
of de menschen niets anders te doen
hadden clan schaatsenrijden. Van Puf
felen, die hier geen liefhebber van was
en er veel en vroeg uit moest, begon
het al knapjes te vervelen, evenals de
klachten van zijn vrouw over de be
vroren waterleiding.
Maar nu kwam de dooi; milde,
zachte regen, deed de koeken sneeuw
die al jaar en dag aan dc straat gebak
ken zaten, zoetjes aan smelten, en de
ijspegels dropen van de dakgoten neer
op de voorbijgangers.
Van Puffelen had van 's morgens 9
uur tot 's middags 4 uur moeten bag
geren door straten vol chocolade-ijs.
en was tegen het eten vrijwel „op" of
„af", al naar je het noemen wil. Hij
kon haast niet meer van de natte voe
ten en dampende kleeren.
Afin, hij zou 't zich thuis eens pri
ma lekker maken. Eerst droge sokken
en pantoffels aantrekken, clan een bit
tertje en een goede sigaar, een beetje
stevig eten van den doorgestoofden
pot en dan, als de tafel was afgeno
men, dommelen in z'n leunstoel voor
het haardkacheltje, warm, droog en
veilig geborgen. En hij zag' al voor
zich de lichte, vriendelijke huiskamer,
liij hoorde'het zingen van het theewa
ter, zag zijn vrouw, zijn goeie, beste
vrouw- tegenover hem zitten
Zoo zou het ook gegaan zijn, als die
kwaaie aan van 'n jongen niet -hoe j
wel, het kind kon 't niet helpen; 't
kwam eigenlijk door de vasté door-1
voering van zijn principes, al kon je
ook op rn dergelijken samenloop van
omstandigheden niet rekenen.
In elk geval. Van Puffelen lcwam
thuis, had zijn bittertje en zijn sigaar,
en men ging tot het eten over.
Van Puffelen gevoelde zich gezel
lig en genoegeiijk. Tot hij opmerkte,
dat Pietje waarempel alweer niet op
tijd aan tafel was, net als gisteren.
Wat drommel, moest hij daar nou
voor uit zijn humeur raken, kon het
kind niet even goed zorgen op tijd aan
tafel te zijn als hij?
Mevrouw Van Puffelen suste hem
wat, terwijl zij het vleesch ronddeel
de. Ilïj was even met Jantje van hier
naast een boodschap doen, hij zou zoo
dadelijk wel terugkomen!
Goed, Van Puffelen zette er zich
overheen. Hij bedwong zich tot kalm
te, bedaardheid, vriendelijkheid, eai
hij begon zijn vrouw te vertellen, hoe
ze er "s middags op de Beurs weer een
tje lusschen hadden genomen. Juist
was hij gevorderd tot het hoogtepunt
van zijn verhaal; hij schetste in le
vendige kleuren hoe de man in quaes-
tie langzamerhand, haast onmerk
baar, der af was gedrongen, toen Piet
je binnen kwam stormen.
Hij had niet ongelukkiger oogen-
hlik kunnen kiezen. Vooreerst wensch-
te Van Puffelen op dit moment niet
gestoord te worden, om den draacl van
zijn verhaal niet kwijt te raken, en
hij wist, dat hij" werkelijk goed aan
hei vertellen was. Ten tweede zag hij
er zich door genoodzaakt, zijn goede
stemming op te bergen tot een nadere
gelegenheid, want als hij goed tegen
den jongen had uitgevaren, was hij
heelemaal van de kook af en voor het
overige gedeelte van den avond Voor
zïchzelven en anderen ongenietbaar.
Ten dei-de maakte Pietje in de genoeg
lijke kamer een allerongelukkigste
figuur, met zijn buisje, doornat van
het sneeuwballen gooien.
Op het voorhoofd van den vertoorn
den vader pakten zich dreigende wol
ken, in den vorm van diepe rimpels,
samen, vooral toenPietje de maat
i zijner zonden geheel vulde, door met
roekeloos negeeren van het vaderlijk
gezag, en trotseeren van de donkere
blikken, een aanvang ging maken met
een blijkbaar (natuurlijk alleen in
zijn oogen) allerbelangrijkst verhaal.
Van .Puffelen liet-er hem de gelegen
heid niet toe; met een „zwijg, zeg ik
je. en nu cle kamer uit', schoot hij op
zijn tegenstribbelend zoontje toe,
greep hem bij een oor, en sloot hem
on in de mooie kamer, waar hij hem
achterliet in de kilte, tot het eten was
afgeloopen.
Kleine Piet schreeuwde nog voort
door het sleutelgat, maar Van Puffe
len vond het niet. noodig, daar verde
re opmerkzaamheid aan te geven, ver
moedend dat liet een protest was te
gen de onrechtvaardige behandeling
en bedreiging met wraak of anders
zins.
't Duurde lang voor hij binnen zijn
evenwicht had teruggekregen. De
eerste heten werden zwijgend genut
tigd. tot mevrouw Van Puffelen, met
cle tact aan haar geslacht eigen, het
gesprek weer op de Beurs bracht. Eerst
was.hij van plan geweest er maar ver
der over te zwijgen, zijn aardigheid
was er nu toch af, maar toen ze hem er
zoo lieftallig om vroeg, zag hij van
dat wanhopig besluit af, en ging weer
aan het vertellen, tot hij er weer zelf
schik in kreeg. De maaltijd liep zeer
gezellig af, onderbroken door Pietje
die zoo hard tegen de verf van de voor-1
kamerdeur schopte, dat mevrouw
haar hart vasthield, èn voor cle .verf,
èn voor liet geduld van haa man. I
Maar cleze deed of hij cle geluiden in I
de gang niet hoorde.
„Man", vroeg mevrouw, toen de ser-
vetten weer in de ringen waren, en 1
Van Puffelen zich achterover in z'n
leunstoeltje had laten vallen, „man, j
zouden we Pietje nu maar niet aan
tafel laten komen, als hij zoet is?" Nu j
is Van Puffelen niet haatdragend, hij j
heeft een hekel aan rancune, en clus
stemde hij er gewillig in toe.
Pietje werd binnengeleid aan do
hand zijner moeder. Huilen deed hij
niet meer, om zijn lippen was een
vastberaden trek. Toen mevrouw Van
Puffelen hern vroeg of hij wat aardap-
pelen wilde hebben, antwoordde hij
met cleze raadselachtige wóórden, dat
hij het nu toch niet meer zeide. In het I
eerst werd daar niet op gelet, maar j
toen deze mededeeling gedurende liet
geheele cliner van den kleinen man,
geregeld bij tussclrenpoozen werd her-
haald. bij wijze van noodschoten van j
een. ^zinkend schip, begon mevrouw
ernstig ongerust te worden dat het j
verstand van haar zoontje geleden
had onder cle hardhandige bestraf
fing Aran haar echtgenoot.
Toen hij clus genoeg gegeten had en
liet
iree
end
ro m
afv
rchi
peet
,.S7Ï
£oo'
pa een beetje was ingedruild, nStaa
hem mee naar de canapé, vertr
lijk en moederlijk, zooals ze dat
goed verstond, en vroeg hem w±>ree
op z'n hartje had. wat hij nu tocl
meer wou zeggen.
Eerst mokte liij nog wat, kw
een snikje uit zijn keel bij de hei'
ring aan het aangedane onrecht,
voelde zij dat zij terrein won, z
hem een kus en vroeg nog eens:
„Nu wat was er nu, Pietje, waijnoe
je nu vertellen, zeg het maar aan voo
der!" 't
Toen hoog li ij zich zorgvuldig
haar toe, en heel zachtjes, op da lat
vader liet niet vernemen zou,
tei'de hij zijn geheim
Een akelige gil van zijn vrouw
te mijnheer Van Puffelen uit zij
te sluimering.
„Mensch, wat is er
Ze antwoordde niet, maar. s
Slaapdronken volgde hij haar, t
in zijn loop gestuit werd bij de
gang der echtelijke slaapkamei
het flauwe licht'van een straa
taarn voor het huis, zag li ij een
te watervlakte, waarin eenig
huisraad dreef.
De waterleiding was gesprong
Dat was cle belangrijke meel
ling, die Pietje op z'n hart hacl
ten houden, tegen zijn wil, daai
gij alen getuigen .van.
rlakl
:eggi
Wel
oort
oort
Wi
1 zi
tiqu
•eeld
pk
1(1
zi;
clioi
re cl
naar