i Haarlem's Musea. FEUILLETON. Licht en Schaduw. men slechts van naai tot paal, van een hoop zand af die als een tuit was gemaakt, waarvan nog afkomstig is het gezegde: „het balletje op het tuit je zetten' (een flinken slag wagen.) Volgens Witkamp is er een tijd ge weest, dat er te Amsterdam niet min der dan 76 kolfbanen waren en in de naaste omgeving 136. Ook Haarlem had daarvan haar deel. Binnen onze singels waren er niet minder dan vijf: een in de Ooijevaar in de Zijlstraat, twee in de Keizers kroon en twee in het Zwarte La ken. Beide laatste uitspanningen waren gevestigd op de Raaks. Buiten de eigenlijke stad waren er niet min der dan zeven: een aan 't Blauwbrug- getje. twee in 't Wapen van Amster dam en in 't Verbrande Huis, een in de Bok en een in 't Congres van Flora, een gelegenheid,'die gevestigd was aan het Geldeloozenpad en waarin tal van Haarlemmers boven de vijftig jaar vroeger menig aangenaam uur hebben doorgebracht. Die bloei van Tt sclioone kolfspel is lang voorbij. In de kleine steden en op de dorpen mag het spel nog beoefe naars vinden, in de grootste gemeen ten van het land stelt men er geen be lang meer in. Dat blijkt uit het pro gramma van dezen wedstrijd. Behal ve Haarlem vindt men er in vermeld: Goes. Koog aan de Zaan, Zuidsehar- woude, Alkmaar, Schiedam. Kromme nie, Gouda, Bolsward, Nieuwe Nie- dorp, Schellinkhout, Boskoop en Spanbroek. Amsterdam bezit niet eens een kolfbaan meer en Haarlem hpeft er nog maar twee: die in de so ciëteit Vereênïging en die in de socië teit „de Kroon". Waaraan deze verminderde belang stelling te wijten is, mag een raadsel besten. Zeker niet omdat bet spel al te gemakkelijk was. Het schijnt wel zoo, maar wee den leek, die te mid den van bekwame spelers zijn kun sten eens vertoonen wil. Hij kan er zeker van wezen, dat zijn slag van de i kolf tegen de bal een geheel anderen j mislas heeft, dan hij er van verwacht-1 te en dat het gelach der geoefende spelers hem herinneren zal aan de wijze spreuk: „Oefening maakt den meester." Een enkel woord ten slotte over liet, spel zelf. De kolf, zooals die thans ge bruikt wordt, bestaat uit een breeden en korten steel, aan het ondereind voorzien van een holle metalen kolf. I Hiermee wordt de bal voortgeslagen, die (vroeger van haar gemaakt) later van sajet of katoeu werd vervaar digd, met fijn koperdraad ineenge werkt en met leer of zijde overtrok ken. Tegenwoordig worden veelal ook gomballen gebruikt, zoogenaam de hardloopers, die» nogal kostbaar zijn. In de baan (tegenwoordig veelal van cement gemaakt) staan twee pa len of „stukken". In hoofdzaak geldt liet nu deze beide palen te raken. Wit kamp beschrijft liet spel als volgt: Wanneer twee spelers met elkander in liet worstelperk traden, plaatsen zij zich bij den uitslag- of trekpaal en slaan van daar hunne ballen die over den grond moeten rollen en niet mogen opspringen naar den ande ren (den opslag-)paal. welke zij daar mede pogen te raken. Hebben zij dit doel bereikt, zoo slaan zij den bal op dezelfde wijze naar den uitslagpaal terug. Doch was door hen den opslag- paal bij liet uitslaan niet getroffen, zoo moeten zij dien met den tweeden slag pogen in zoodanige raaklijn te treffen, dat de bal naar den eersten paal wordt teruggedreven, en daarbij zoodanig komt te liggen, dat een goe de trek mogelijk wordt gemaakt. Wie op deze wijze den uïtslagpaal in dier voege weet te raken, dat zijn bal daar van afstuit en het dichtst bij het ra bat komt, verwerft den voorrang. Min stens tweemalen moet men dien er langen om het spel te winnen. Tal \an moeilijkheden ook door het manoeuvreeren der tegenspelers zijn daarbij te overwinnen. Ecni- germate toch is het spel eene wiskun stige oefening, althans de speler dient tot een aanmerkelijken trap eiwaren te zijn in het afperken der lijnen dia de bal zal loopen, in het berekenen der botsingen en bet afmeten der kracht bij het rabatteeren, opdat de bal aan het einde zoo weinig mogelijk achteruit stuift. Wij voegen hierij liet portret van den heer H. F. van Tliiel, voorzitter van den Nederlandschen Kolfbonden van de Ilaarlemsche vereeniging Keer Niet. De heer Van Thiel is een van de beste kolvers uit den lande en heeft op menigen wedstrijd den eerepalm weggedragen. Wanneer men hem op de oefenings- dagen van Keer Niet den kolf ziét vat ten in de beide handen, de baan ziet meten met zijn blik, hem den voet vooruiizettende de goede houding ziet aannemen; alles met. kalme, vast beraden bewegingen, en dan ten slot te ziet, hoe hij de bal den slag toe brengt, zeker van zijn zaak en met zelfvertrouwen, dan kan men begrij pen, dat kolven niet allemans werk is en dat er zelfvertrouwen, kracht, be daardheid, een goed oog en een vaste hand noodig zijn, om in deze tak van sport uit te blinken. Juist omdat dit zoo is omdat het spel zoovele eigenschappen bij den speler vordert en dus een mooi spel is juist daarom is het niet waar schijnlijk, dat het kolfspel ooit geheel j zou kunnen verdwijnen. Integendeel i zou het ons niet verwonderen, wan-1 neer men zich weer meer tot het kol- ven ging wenden en het naast biljar ten en kegelen de plaats teruggaf, waarop het rechtens aanspraak ma ken mag. KRONIEK. Herfsttinten en Ooiiogsgedruisch. De Transvanl-oorlog en han delsmerken. De gevreesde ziekte Het laatste bedrijf van de Yredeskluelit, We leven in de dagen van grauwe luchten, van vallende blaren; dagen waarin het loof der hoornen rood bruin wordt, waarin dat geheimzin nige, clroefstemmende waas in "t ver schiet, het stadsgezicht of landschap hult in de nevelen van geheimzinni ge bekoorlijkheid. I-Iet is de langza me doodslaap van de natuur, die ons menschen zoo weemoedig stemt, maar die toch ook weer dat onverklaarbare verlangen wekt, naar wat komen zal. We zien het voor onze oogen afspe len, elk jaar weer, het proces van ont waken, tot vollen bloei komen, en langzaam in trage dagen versterven, en toch altijd heeft het voor ons de^ zelfde bekoring, en altoos weer mij- I meren wij mee in den herfst, met het droomend, donkergeel-groene land schap, met die nevelige verschieten, I met die grauwheid en kille matheid, I die den tijd kenmerkt. Het is de overgang van het leven tot den dood. En als om in de mensclienwereld, nu we te midden van dien overgang leven, iets gelijksoortigs te doen zien, schijnt daar in Zuid-Afrika de reu zenstrijd ook te verloopen van het le ven tot den dood. Het is nu ongeveer een jaar geleden dat de roofoorlog begon, en wie herinnert zich niet het aanvankelijk succes van de Boeren. Wie herinnert zich niet met hoeveel blijdschap, met hoeveel innige vreug de, in ons land de telegrammen, die als bulletins vliegensvlug de mare van blijde overwinningen brachten, gele zen werden. Dat was de blijde lentetijd voor de bewoners der Boeien-republieken, voor de dappere strijders voor vrij heid en recht. Kort ziin ze maar in hun zomertijd geweesï en nu* in den herfst, nu in de natuur alles wijst op den langen slaap die komen gaat, nu heeft de op perbevelhebber .vaa roovend Albion zijn proclamatie uitgevaardigd, waar bij de tweede der vrije, onafhankelij ke republieken ingelijfd wordt bij zijn roofstaat. In het land waar de schroe- venfabrikant Chamberlain heerscht en een pers, die haar naam oneer aan doet, met leugen en bedrog hem in zijn schandelijk werk steunt, waar zeld zaam zijn de stemmen, die luid tegen het onrecht protesteeren en dan nog door weinigen worden gehoord, daar verheerlijkt men Rhodes en Jameson met hun kliek, daar wordt het recht vertrapt en dorst men naar het goud en grijpt reeds met begeerige vang armen naar de diamanten. En hoe schandelijk is die oorlog zelf gevoerd. Heeft Roberts niet, strijdend met alle volkenrecht, alle burgers van de .door hem veroverde of half veroverde streken laten zweren, dat zij zier niet tegen hem zouden verzetten, hoewel ze daartoe als burgers verplicrt waren; heeft hij niet hoeven laten verbranden en bezittingen vernield van ons'chul- dige menschen: hebben we niet gele zen hoe schandelijk de Engelschon hun bondgenooten, deAustraliërs be handelden, of liever mishandelden; in één woord, hoe ze het recht aller- wege met voeten trapten en hoonden en spotten met de wetten der men- schelijkheid. We weten het allen, maar 't is goed het nog eens in herinnering te bren gen, en nu we hij 'de vallende blade ren en bij de herfsttinten en grijze geheimzinnige nevelen denken aan den aanstaanden doodslaap der natuur, maarmaar ook tevens aan hot herleven, dat daarop weer volgen al, dan zullen we, hoezeer te Pretoria cn Bloemfontein nu ook de gehate J-n- gelsche vlag wappert, de dappere I'ij- gers, de Boeren, toeroepen: „Uit de neev'len zal de dag Zeker eenmaal rijzen." Dat hopen we allemaal,, dat de blijde dag, de dag van triomfgezang en victorie uit de droeve dagen dei- nevelen rijzen zal. We willen over den Boeren-oorlog nu niets meer zeggen, want veel, veel wordt er reeds over gezegd, groot zijn de kolommen, die de nieuwsbladen er aan wijden, zoo groot zelfs, dat het schijnt dat de belangstelling verflau wen gaat. De belangstelling, verflauwen, dat denkt niet de Nederlandsche sigaren fabrikant, die op een voor een Neder lander wel wat eigenaardige manier gebruik maakt van den oorlog tot het kiezen van handelsmerken in den geest van den tijd en dan kiest... de beeltenissen van Baden Powell en lord Roberts. Nu, we gunnen hem de pret! Ik wil in mijn kroniek niet vergeten 't groote gevaar van het zwarte spook, dat te Glasgow reeds vele slachtoffers heeft gemaakt. Vooral verwekt de om standigheid, dat aan verschillende zij den de gevreesde ziekte uitbrak, angst, maar aan den anderen kant staat, ook weer de verklaring van geleerden, dat. men zich vooralsnog niet beviteesd behoeft te maken, omdat in Europa de hygiënische toestanden van dien aard zijn, dat de ziekte er toch geen uitbreiding kan krijgen als in Ooster- sclie landen. Tiet laatste bedrijf van de Vredes comedie is in de Trèves-zaal te 's-Gra- venhage afgespeeld en minister De Beaufort heeft er daar volkomen voor gezorgd in de rol te blijven van 't arm zalige figuur, dat ons land gedurende de gansche klucht geslagen heeft. „Gij allen zult," zei de minister o.a.. „evenals ik, den wensch koesteren dat haar toekomstige geschiedschrijver eenmaal zal kunnen getuigen, dat de arbeid van de conferentie duurzaam en wektadjg! voor de menschheid zal zijn geweest, en ik meen te mogen re kenen opuw aller instemming, door u voor te Stellen den wensch, die oris aller harte vervult, uit te spréken te genover den verheven Souverein, die het initiatief tot de conferentie heeft genomen. Ik stel u dus voor aan Zijne Majesteit den Keizer aller Russen een telegram te richten." Dat is diezelfde Keizer, die het recht der Finnen verdrukt (ze mogen nu zelfs geen eigen postzegels meer heb ben, zcoals men weet) en dat is de zelfde Keizeif, die de Transvaalsche deputatie niet ontvangen wil en dr. Leyds met een kluitje in het riet. stuurt. Men moet maar de noodige bruta liteit oezitten om, te zamen met vre- delieve-.vl Engeland, nadat de i ren de deelneming aan de ber; gingen geweigerd was over de; I te kletsen en de zegeningen val comedie op te hemelen. Prosit! 1 Engeland heeft de verdragej de vreedzame beslechting en fende de wetten en gebruiken v] oorlog te land en de toepassii Geneefsche conventie op zee-ooj met een schijnheilig gezicht bi telijk onderteekend, maar toe) kwam tot de verklaringen hoi verbod om ontplofbare en andei fen uit hallons, enz. te werpej het gebruik van projectielen sluitend ten doel hebben verst de of vergiftige gassen te vers) en van het gébruik van kogel: makkelijk in bet menschelijk lii zich uitzetten of platdrukkend! werd het den veinzaard te nu si toen grinnikte hij valsch, dat Cf te mooi voor hem was om aan g( doen JOF Nieuw middel om varkens te drijven. Het Hareorama op de Pnrijsche Wereldtentoonstelling. De grondgedachte, waarop deze cu riositeit berust, is eenvoudig en bij iedereen bekend. We kunnen opmer ken, dat als we zelf in een trein of boot ons voortbewegen, het ons toeschijnt, alsof de omgeving langs ons heen snelt, in tegengestelde ■dichting. Het Mareorama bestaat in hoofdzaak uit de nabootsing van een grooten Zee- stoomer, die zich in het midden van twee panovamadoeken bevindt, die rich links en rechts in tegengestelde rub ling afrollen. Het schip rust op p?n 1c odrechte as, en wordt door vier slangen zoo bewogen, dat het de na tuurlijke slingeringen krijgt als cp een vaart hij stormachtig weer. Overi gens blijft het volkomen op zijn plaats Door kunstmatigen golfslag van In t omgevende water moet. de indrii"h een zeetocht volkomen verkregen* .den. Do bezoekers of passagiers^6 nen op het de.-: heen en weer ui schommelstoelen liggen luPlei terwijl onder commando van e$10( pitein de equipage allerlei ma?1^ vres uitvoert. Het schilderwerk |10C Hugo d'Al et, is en verbeeldt de lo1 van Marseille, die de stoomboo f laat. Tri on.!. Chateau d'If en vissone booten passeert men: het schip ine: in volle zee, stuurt langs de kuien Algiers en Tunis en stoomt Apen naar Constantinopel. De beschianei doeken zijn ongeveer een kilojinc lang. filei TEYLER S ('MUSEUM. Gebrek aan ruimte en de heerlijke zomer waren oorzaak dat wij een tijd lang de koude knekels in Teyler's ver zameling' van véi'steeningen ontvlucht ten, maar nu wij door ons Zaterdag avond-bijvoegsel in de gelegenheid worden gesteld onzen lezers alles te geven, wat wij zoo graag en reeiPis lang wenschten, mi de avondenp'- te snel haast, lengen, en de geesten verschillende lectuur vraagt, k}216 wij zonder verdere verontschul|aill gen weer tot u om onzen tocht tfen vatten, langs de kasten en vifclii vol overblijfselen van een ons onl#en de flora en fauna. |slo De vleugelvingerige dieren <pik ons de vorige maal op het gebomln het Spaarne uitgeleide; da.ai'tyi#an men wij hen weder tot uitgangsfus' Eerst, passeeren we een paar sint platen vol voetsporen. Het blijkt! Schetsen van DEKA. hi Lastig Ki n cl. Pietje van Puffelen was thuis 'n las tig kind. Mevrouw zei een bést kind. maar 'n lastig kind, en mijnheer heet te hem minder parlementair een las- tigen drommel, on enkele momenten zelfs een lastigen duivel. In elk geval, lastig was ie. Daar wa ren ze het over eens. Altijd had hij wat te praten of te zeuren als het niet te pas kwam, als pa en moe 's mid dags aan tafel samen praatten, of Zondags als er groote-menschen-visi- te was. In het eerste geval maakte pa j zich alléén kwaad, in het tweede ge-1 neerde het ouderpaar zich en com- j pagnie. Zooals gezegd, het kwam niet ie pas. vooral niet voor een kind van zijn jaren. Daarenboven Van Puffelen was een door en door goeie man, je kon om zoo te zeggen over Item loopen, maar hij wilde gerespecteerd worden; j in de allereerste plaats door zijn zoon-j tje. Men wordt verzocht deze twee hoogst merkwaardige karakterbesclirijvïn-1 gen wel goed in zich te willen opne-1 men, daar zij met cn henevens een be vroren waterleiding, de kern van dit dit schoone verhaal uitmaken. 't Was een paar dagen na nieuw jaar, dus midden in den winter. Da gen, neen, weken, had het al met groote hardnekkigheid gevroren, als of de menschen niets anders te doen hadden clan schaatsenrijden. Van Puf felen, die hier geen liefhebber van was en er veel en vroeg uit moest, begon het al knapjes te vervelen, evenals de klachten van zijn vrouw over de be vroren waterleiding. Maar nu kwam de dooi; milde, zachte regen, deed de koeken sneeuw die al jaar en dag aan dc straat gebak ken zaten, zoetjes aan smelten, en de ijspegels dropen van de dakgoten neer op de voorbijgangers. Van Puffelen had van 's morgens 9 uur tot 's middags 4 uur moeten bag geren door straten vol chocolade-ijs. en was tegen het eten vrijwel „op" of „af", al naar je het noemen wil. Hij kon haast niet meer van de natte voe ten en dampende kleeren. Afin, hij zou 't zich thuis eens pri ma lekker maken. Eerst droge sokken en pantoffels aantrekken, clan een bit tertje en een goede sigaar, een beetje stevig eten van den doorgestoofden pot en dan, als de tafel was afgeno men, dommelen in z'n leunstoel voor het haardkacheltje, warm, droog en veilig geborgen. En hij zag' al voor zich de lichte, vriendelijke huiskamer, liij hoorde'het zingen van het theewa ter, zag zijn vrouw, zijn goeie, beste vrouw- tegenover hem zitten Zoo zou het ook gegaan zijn, als die kwaaie aan van 'n jongen niet -hoe j wel, het kind kon 't niet helpen; 't kwam eigenlijk door de vasté door-1 voering van zijn principes, al kon je ook op rn dergelijken samenloop van omstandigheden niet rekenen. In elk geval. Van Puffelen lcwam thuis, had zijn bittertje en zijn sigaar, en men ging tot het eten over. Van Puffelen gevoelde zich gezel lig en genoegeiijk. Tot hij opmerkte, dat Pietje waarempel alweer niet op tijd aan tafel was, net als gisteren. Wat drommel, moest hij daar nou voor uit zijn humeur raken, kon het kind niet even goed zorgen op tijd aan tafel te zijn als hij? Mevrouw Van Puffelen suste hem wat, terwijl zij het vleesch ronddeel de. Ilïj was even met Jantje van hier naast een boodschap doen, hij zou zoo dadelijk wel terugkomen! Goed, Van Puffelen zette er zich overheen. Hij bedwong zich tot kalm te, bedaardheid, vriendelijkheid, eai hij begon zijn vrouw te vertellen, hoe ze er "s middags op de Beurs weer een tje lusschen hadden genomen. Juist was hij gevorderd tot het hoogtepunt van zijn verhaal; hij schetste in le vendige kleuren hoe de man in quaes- tie langzamerhand, haast onmerk baar, der af was gedrongen, toen Piet je binnen kwam stormen. Hij had niet ongelukkiger oogen- hlik kunnen kiezen. Vooreerst wensch- te Van Puffelen op dit moment niet gestoord te worden, om den draacl van zijn verhaal niet kwijt te raken, en hij wist, dat hij" werkelijk goed aan hei vertellen was. Ten tweede zag hij er zich door genoodzaakt, zijn goede stemming op te bergen tot een nadere gelegenheid, want als hij goed tegen den jongen had uitgevaren, was hij heelemaal van de kook af en voor het overige gedeelte van den avond Voor zïchzelven en anderen ongenietbaar. Ten dei-de maakte Pietje in de genoeg lijke kamer een allerongelukkigste figuur, met zijn buisje, doornat van het sneeuwballen gooien. Op het voorhoofd van den vertoorn den vader pakten zich dreigende wol ken, in den vorm van diepe rimpels, samen, vooral toenPietje de maat i zijner zonden geheel vulde, door met roekeloos negeeren van het vaderlijk gezag, en trotseeren van de donkere blikken, een aanvang ging maken met een blijkbaar (natuurlijk alleen in zijn oogen) allerbelangrijkst verhaal. Van .Puffelen liet-er hem de gelegen heid niet toe; met een „zwijg, zeg ik je. en nu cle kamer uit', schoot hij op zijn tegenstribbelend zoontje toe, greep hem bij een oor, en sloot hem on in de mooie kamer, waar hij hem achterliet in de kilte, tot het eten was afgeloopen. Kleine Piet schreeuwde nog voort door het sleutelgat, maar Van Puffe len vond het niet. noodig, daar verde re opmerkzaamheid aan te geven, ver moedend dat liet een protest was te gen de onrechtvaardige behandeling en bedreiging met wraak of anders zins. 't Duurde lang voor hij binnen zijn evenwicht had teruggekregen. De eerste heten werden zwijgend genut tigd. tot mevrouw Van Puffelen, met cle tact aan haar geslacht eigen, het gesprek weer op de Beurs bracht. Eerst was.hij van plan geweest er maar ver der over te zwijgen, zijn aardigheid was er nu toch af, maar toen ze hem er zoo lieftallig om vroeg, zag hij van dat wanhopig besluit af, en ging weer aan het vertellen, tot hij er weer zelf schik in kreeg. De maaltijd liep zeer gezellig af, onderbroken door Pietje die zoo hard tegen de verf van de voor-1 kamerdeur schopte, dat mevrouw haar hart vasthield, èn voor cle .verf, èn voor liet geduld van haa man. I Maar cleze deed of hij cle geluiden in I de gang niet hoorde. „Man", vroeg mevrouw, toen de ser- vetten weer in de ringen waren, en 1 Van Puffelen zich achterover in z'n leunstoeltje had laten vallen, „man, j zouden we Pietje nu maar niet aan tafel laten komen, als hij zoet is?" Nu j is Van Puffelen niet haatdragend, hij j heeft een hekel aan rancune, en clus stemde hij er gewillig in toe. Pietje werd binnengeleid aan do hand zijner moeder. Huilen deed hij niet meer, om zijn lippen was een vastberaden trek. Toen mevrouw Van Puffelen hern vroeg of hij wat aardap- pelen wilde hebben, antwoordde hij met cleze raadselachtige wóórden, dat hij het nu toch niet meer zeide. In het I eerst werd daar niet op gelet, maar j toen deze mededeeling gedurende liet geheele cliner van den kleinen man, geregeld bij tussclrenpoozen werd her- haald. bij wijze van noodschoten van j een. ^zinkend schip, begon mevrouw ernstig ongerust te worden dat het j verstand van haar zoontje geleden had onder cle hardhandige bestraf fing Aran haar echtgenoot. Toen hij clus genoeg gegeten had en liet iree end ro m afv rchi peet ,.S7Ï £oo' pa een beetje was ingedruild, nStaa hem mee naar de canapé, vertr lijk en moederlijk, zooals ze dat goed verstond, en vroeg hem w±>ree op z'n hartje had. wat hij nu tocl meer wou zeggen. Eerst mokte liij nog wat, kw een snikje uit zijn keel bij de hei' ring aan het aangedane onrecht, voelde zij dat zij terrein won, z hem een kus en vroeg nog eens: „Nu wat was er nu, Pietje, waijnoe je nu vertellen, zeg het maar aan voo der!" 't Toen hoog li ij zich zorgvuldig haar toe, en heel zachtjes, op da lat vader liet niet vernemen zou, tei'de hij zijn geheim Een akelige gil van zijn vrouw te mijnheer Van Puffelen uit zij te sluimering. „Mensch, wat is er Ze antwoordde niet, maar. s Slaapdronken volgde hij haar, t in zijn loop gestuit werd bij de gang der echtelijke slaapkamei het flauwe licht'van een straa taarn voor het huis, zag li ij een te watervlakte, waarin eenig huisraad dreef. De waterleiding was gesprong Dat was cle belangrijke meel ling, die Pietje op z'n hart hacl ten houden, tegen zijn wil, daai gij alen getuigen .van. rlakl :eggi Wel oort oort Wi 1 zi tiqu •eeld pk 1(1 zi; clioi re cl naar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 6