De bekende geestige teekenaar uit i king naar Tientsin te leiden. Een koets Dan, als beschermer der Europee- Figaro", Caran d'Ache, lieeft een. voorde gezanten op vierkante wielen,sche levens, een oude, invalide Chi i! spotprent geteekend op het Chineesche opdat zij niet te snel vooruit komen, noes, die kreupel is, en niet in staat, escorte, dat door de Chineezen aan- getrokken door knollen, wier haren op ook maar een vlieg weerstand te bie- gebodeh was om de gezanten van Pe-1 Methusalemachtigen leeftijd wijzen. den. Een door Boksers vernield Spoorwegstation. Een door Bokseis vermeide Spööl'ffegbfüg. duidelijk uit den -.stand der sporen in paren, en de eene steeds naast de an dere, dat het dier zich springende door het leven bewoog, ongeveer als onze goedei musschen, tip, tip, tip. met twee poot en tegelijk. Een staart vond bet/' jdier blijkbaar overtollige weelde of liet hield er een heel kleine op na, want men ziet geen spoor van üit uitsteeksel, in den vorm van een overlangsche groef of kras tusschen de paren voetsporen. Echter is ook mogelijk dat het dezelfde slimmig heid in praktijk bracht als het eek hoorntje, dat zijn staart zelfs onder jhet springen zeer triomfantelijk om gericht houdt. Intusschen staart geen staart, springen deed ie. Het volgende paar platen is nog merkwaardiger; niet slechts omdat er inderdaad de indruksels van staart, en nog wel van een slee op waarnemen kan, maar men kan zelfs verschillende verrich opmerken van den sinjeur die indertijd voorbijkwam. Het dier op zijn gewone wijze aange sprongen, heeft zich toen over den grond gerold, na deze kuur eenige genomen, en op de hielen zitten- uitgeblazen. Doch zijn rust is niet /an langen duur geweest, het heeft zich zes of zevenmaal verplaatst en angzamerhand zich zoodoende in balven kring omgewend, mis- ichien wel om het oog te houden op ien vijand, die om hem heen rond sloop, en eindelijk, /zich niet meer geloovende, nam het de vlucht n een richting, die het verwijderde :an de plaats waar het had gemeend of misschien wel een prooi te De -uitnemende! viterhoekschub," 3 slechts vertegenwoordigd door een maar dit visitekaartje zegt De vin heeft een lengte va a iet minder dan 25 centimeter en een reedie van -49 centimeter. Onderstel- dat ide staartvin in rechte ver stond tot het overige, hier afwezige, deel van het reusachtige ichaam, dan zal het vischje de res- lengte hebben gehad van M. bij een breedte van 1.05 M. -oo'n vischje op je bord te 'krijgen ïoet meer dan overtuigend zijn, zelfs 'de grootste visch liefhebbers, 't. Is zonderling te 'hooren, maar is het, want de natuur liegt niet, at Zwitserland eens een klimaat ïeeft gehad als Florida, 'Louisana, George of de omstreken van ew Orleans (Amerika). De fossiele planten in kast 12 en de vitrines toonen aan dat hooge bosschefi waren van laxi- eren, eiken, escbdoorns en noteboo- :en. dat daar groeiden wilgen, krüis- gagel en hulst, dat de lage akten bedekt waren met grassen en en de oevers der moerassen waren omzoomd griet verscheidene /van bies en 'riet en andere van oevejr- en waterplanten. Wij waren dezen zomer te Parijs i zagen daar in bet Palais de l'Op- ique verschillende tafereelen afge- uit de geschiedenis der aarde, j uit den tijd toen deze veronder- j eld werd nog niet door menschen zijn bewoond. Iemand baalde de j houders op en vroeg lachend, boe dat, dan wisten'? Wij lachten ook, aarom zijn. stomheid. En zij dié ze artikelen hebben gevolgd, zullen begrijpen waarom. Neen, 'domoor, naverteld heeft het niemand, en in een boekje opgeschreven ook niet, maar er is zooiets als wetenschap, die vorseht en. vindt. Snap je? Uit den Moppentrommel, EEN SPAARZAME HUISVROUW. Wel, Lize, heb je. wat ik je ver zocht heb, deze maand wat bespaard? Zeker, ik heb met den slager af gesproken, dat hij een maand met zijn rekening zou wachten. jOE EINDER-KOEKOEK. Wat weet je-van. den koekoek te vertellen? vroeg de juffrouw op school aan kleine Mariet-je. Hij legt zijne eieren niet zelf, juf frouw, antwoordde het kind. EEN KNAPPE KEREL. Is die Snapper heusch zoo'n knap pe kerel? Of hij! Er is maar één ding, dat hij niet weet. En dat is? Hoe weinig hij weet. ADVERTENTIE. „Gevraagd een flinke boekbinder om beschadigde bankbiljetten te plakken. Vast werk. Bluffer, rentenier." VERZAMEL-MANIE. Vind je 't niet ongezellig, dat je aanstaande handelsreiziger is? Neen. ,Hij kan mij nu uit alle plaatsen geïllustreerde briefkaarten sturen. De geheimzinnige Kattengeschiedenis. „Het is geen verzinsel van mij." zei kapitein Gubson, terwijl hij iet wat. knorrig naar 'n grijzen papegaai keek, wiens .kooi laan de fokkemast hing, „maar mijn oude oom was er zoo op gesteld. Hij beweerde, dat een zeereis goed voor 't beest z'n gezond heid zou wezen." „Hij ziet er goed uit," zei de boots man, die op zijn voorsten vinger zoog. „Guitig genoeg." „Hij is speelziek," zei de kapitein, „de oude man is er dol op. Ik ben hier altijd zoo weinig in de buurt, let dus een beetje op den passagier." Polly kopje-krauw." riep de pape gaai, met' zijn kop over zijn stokje strijkend, „arme Polly, kopje-krauw." 1-Iij bracht zijn kopje voor de tra lies en wachte ,af tot dat gebeuren zou, hetgeen voor zijn papegaaien-, verstand, het gelukkigste was, wat hem overkomen kon. Maar de eerste twijfel aan het hooge genot rees op, toen de bootsman naderkwam en ge hoorzaam met de steel van zijn pijp dc zoo vriendelijk gevraagde han deling verrichtte. Dat was een gansch onverwachte en ongekende manier van kopje-krauw en de papegaai reti reerde langzaam, met overeind staan de veeren, naar 't uiterste eindje van zijn kooi. De algemeene opinie voor de mast was tegen de nieuw-aangekomene. Want men was het. er volkomen over eens, dat dc wilde jalouzie, die in den boezem van de scheepskat zou wor den opgewekt, groot onheil veroorz. ken zoü. „De oude Satan houdt er niet van," zei de kok, hoofdschuddend. ,,'t Zal nog een .lieele boel last ge ven," voorspelde de oude Sam, die de. speciale beschermer van de kat was, „let op mijn woorden, en als je de kat een dienst wil doen. geef hem dan tel kens een mep, als je hem in de buurt van de kooi ziet." De bemanning, die zeer aan de kat gehecht was 't.beest was heel klein als geschenk van de bootmansvrouw aan boord gebracht, volgde dezen raad met zoo buitengewoon veel ijver op, dat gedurende de eerstvolgende dagen het goede dier bijna dood gegaan was aon overmaat van vriendschappelijk heid. Den derden dag echter, toen de ko >i op de kajuittafel stond, sloop poes stiekempjes nader, en schuurde, op de dringende uitnoodiging van den bewoner zelf, er haar kop tegenaan De kapitem vas de eerste, die dc misdaaci ge vaar werd, hij liep n in dek en verkondigde het nieuws ïrrt een stem, die den schrik om aller hart deed slaan. „Waar is die zwarte duivel heenge- stoven?" schreeuwde hij. „Wat is er aan de hand, kapitein?" vroeg Sain verschrikt. „Kijk hier," zei zijn chef. Hij bracht hem naar de kajuit,waar de bootsm tn en een matroos reeds waren, die met hun hoofd gebult over de pape- saaie-kooi stonden. „Wat zeg je daarvan?" vroeg de ka pitein triomfantelijk. „Te veel droog voedsel", zei Sam, na voor z'n fatsoen eerst een behoor lijken tijd te hebben nagedacht. „Te veel wat?" bulkte de kapitein. „Te veel droog voedsel", herhaalde Sam, die zich niet uit het veld liet slaan. ..Een papegaai, een grijze pa pegaai heeft veel gesopt eten noodig. als ie dat niet krijgt gaat ie ruien." „Hij heeft te veel kat gehad," zei de kapitein nijdig, „en jij weet het drom mels goed, en over boord gaat-ie." „Ik geloof niet dat het de kat ge weest is", opperde een ander, „die is daar veel te zachtzinnig voor." „Hou je snavel, wie heeft je gezegd hier heneden te komen," grauwde de kapitein, rood van woede. „Niemand heeft gezien dat de kat hét gedaan heeft", pleitte de boots man. De kapitein zei niets, maar raapte een veer van de vloer en legde die op tafel, toen ging hij op dek. door de anderen gevolgd, waar hij met ver leidelijke M'iendelijkheid poes riep. Maar 't wijze dier hield zich stilletjes verborgen en gaf geen antwoord, zoo dat Sam bevolen werd haar te halen. „Neen, kapitein, ik wil er de hand niet in hebben," zei de oude man. „nog afgescheiden van mijn zwak voor 't beest, ik zal mij er wel voor wachten een' zwarte kat te helpen doodmaken." „Onzin," beweerde de kapitein. I „Heel goed," zei Sam schouderop- i halend, „u weet !t natuurlijk het bes-1 te. U kan lezen en schrijven, en ik niet, en u lacht met. zulke dingen. Ik weet iemand, die een zwarte kat ge-1 dood heeft, en die daarna gek werd. j Daar is iets heel bijzonders aan 'die kat van ons." „Die-kat weèt 'meer dan wij," mom- j oe.'de een van de bemanning. „Die nacht, toen we zoo'n vreeselijken storm gehad hebben, had-ie 't al van te vo-1 ren gezien, en toen was -ie al beze ten." „Kijk eens wat voor weer we gehad J hebben en hoe voordeelig we hebben gezeild sinds ie aan boord is," zei een 1 oud man. „Dat is toeval zal je zeggen, maar ik weet het beter." De schipper aarzelde. Hij was zeer bij- geloovig, zelfs voor een zeeman, zijn hersens waren een vergaderbak voor alle mogelijke spookgeschiedenissen, die door de al te groote onwaarschijn lijkheid of gebrek aan samenhang, door andere deskundigen waren ver- worpen. Hij was een wandelende ver klaring voor alle voorteekens en ge noot een wijdverbreide reputatie als droomuitlegger. „Dat is allemaal nonsens," zei hij onrustig, „ik wil alleen rechtvaardig en niet wraakgierig zijn. Ik zal er zelf dejiand ook niet in hebben. Joe, bind een stuk steen om den nek van die kat en gooi haar over boord." „Ik niet,".zei de kok, Sam's voor beeld volgend, „voor geen honderd gulden. Ik wil niet bespookt worden." „De papegaai is een beetje beter, kapitein," zei -een van de mannen, profiteerend van de algemeene verle genheid, „hij heeft één oog openge daan." „Nu, ik zal strikt rechtvaadig zijn," herhaalde de bevelvoerder^ ik zal niets overhaast doen, maar denk er aan, als de papegaai sterft, gaat de kat over boord." Buiten verwachting was 'de vogel nog in t land der levenden toen men Londen bereikte, hoewel de kok, die, vanwege zijn connectie met de kooi plotseling een zeer gewichtig man geworden was, verval van krachten en verbittering /van humeur consta teerde. Het beest leefde nog, maar t was een kwijnend bestaan, en de be manning, het ergste verwachtend, verdonkeremaande hun lieveling, de poes, en bespraken breedvoerig den toestand. Dd beraadslagingen werden afge broken door het geheimzinnig gedoe van den kok, die aan wal geweest was om de voorraad brood in te slaan en nu terug kwam, meer als lid van een geheim genootschap, dan als een ne derig, maar nuttig lid van de beman ning. „Waar is de kapitein?" vroeg hij fluisterend, en ging op een kastje zit ten, niet de broodzak tusschen zijn heenen. „In de kajtiit," zei Sam, die hem ietwat wantrouwend aanzag,j „wat is er kokkie?" „Wat denken jullie 'dat ik hierin heb?" vroeg de kok, terwijl hij op de zak tikte. Het gewone antwoord hierop moest natuurlijk luiden: brood; maar aan gezien, zooals bekend was, de kok juist was uitgegaan om dat artikel in te slaan, kon men moeilijk aanne men dat zulk een eenvoudig antwoord op de vraag passen zou. en heel wijse lijk gaf niemand het dan ook. „Het kwam zoo in eens bij me op," zei de kok, trillend van ontroering, „ik had juist mijn brood gekocht en was den winkel al uit, toen ik 'n groo te zwarte kat, het sprekend evenbeeld van de onze, op een stoep zag zitten. Ik boog mij om hem te aaien, toen ie uit zich zelf naar me toekwam. Ik zeg in mezelf: „Jij zou wel voor een broertji van Satan kunnen doorgaan en als de kapitein dan toch een kat wil doodmaken, laat hij het jou dan doen." zeg ik. En toen, voor ik tot tien kon tellen, nam ik hem bij zijn nek en stopte hem in de zak." „Wat, bij ons brood?" zei iemand met benauwde stem. „Ja er zijn altijd menschen, die moeilijk te voldoen zijn," zei de kok, diep beleedigd. „Let er niet op, kokkie," zei Sam, die vol bewondering was, „jij bent een branie, dat ben je." „Natuurlijk, als een van jelui iets beters weet....,.", zei de kok edelmoe dig en bescheiden. „Praat geen onzin, kok." zei Sam. „Zet de twee katten eens naast mekaar." „Doe 't niet waarschuwde de kok dringend, „want waarachtig je zult ze niet meer uit mekaar kennen." Voorzichtig maakte hij een puntje van de zak open en vertoonde zijn ge vangene, terwijl Satan, eveneens uit zijn gevangenschap verlost, met- 't dier vergeleken werd. „Twee" druppels water," zei Sam langzaam. „Wat een blijdschap voor den ouden man, ik moet het den bootsman vertellen." ..Heel goed en wel, als de papegaai niet sterft," zei een pessimist, „maar anders dan is al ons brood bedorven en gaan er twee katten over boord." „Luister niet naar hem," zei Sam, „je bent een mannetjes-kerel, versta je. Ik zal twee gaten maken in de kist van den kajuitsjongen,en ouwe Satan er in stoppen. Daar geef je toch zeker niet om, Bily?" „Natuurlijk niet," riepen allen ver ontwaardigd. Nadat de zttkeii aldus gerégeld wé' ren. hoordé Sam twee gaten in de be doelde kist en maakte alles gereed voor de ontvangst van de nieuwe be woonster, die, meenende dat zij uit den weg geruimd moest worden, om voor een mededingster plaats te ma ken, begon met op de vlucht te slaan Toen ze gepakt was en weggestopt, zei de oude Sam: „zet nu wat zwaars op het deksel en Billy, houd de nieu we kat achterbaks tot we uitzeilen; 't beest heeft heimwee.' De jongen gehoorzaamde en de on- derschuiveling werd tot het uitzeilen weggehouden, waarna zij op dek kwam en daar bijna haar carrière droevig eindigde met pogingen om over de verschansing te springen en toen hoe langer zoo akeliger miauw de, naarmate haar vaderstad verder uit haar oog verdween. „Wat scheelt Satan toch?' vroeg de bootsman, die in 't geheim was. „Hij schijnt te tobben, hij heeft wat in z'n hoofd." „Hij zal dadelijk wat om z'n nek hebben," bromde de kapitein. Deze voorspelling werd drie uur la ter bewaarheid, toen de kapitein op dek kwam, duistere blikken werpend op het rampzalig overschot van de vogel, wiens woordenschat eens de trots van zijn vaderstad geweest was. Hij wierp het, zonder een woord te zeggen over boord, en toen greep hij de onschuldige poes, die hem, in de meening dat 't tijd voor de lunch was, was gevolgd, deed een zwaren steen om zijn nek en gooide hem in zee. De bemanning, die in 't geheim ontzagge lijk veel plezier in 't geval scheen te hebben, deed een storm van veront waardigde protesten opgaan. ..De „Skylark" zal nooit zoo'n prachtbeest meer hebben," zei Sam plechtig, „die kat bracht bet schip ge luk aan." ,,Jk vraag je niet naar je oude-wij- ven-praatjes," zeide de kapitein ruw, „als je de kat terug wilt hebben, ga hem dan zelf maar halen." „Die zwarte kat is niet ongestraft gedood let- op mijn woorden," zei de oude zeeman hoofdschuddend. De kapitein, die driftig was, lette er toen heelemaal niet op, maar ze kwa- j men hem den volgenden dag levendig in herinnering. De wind was opgesïo- j ken en het regende bij stroomen. Het volk was op dek, terwijl beneden de kajuitsjongen in zijn nieuw beroep van gevangenbewaarder, zorgde voor j de belangen van een lastige gevange ne. De kok, die een oogje in 't zeil I hield, móest juist tot zijn hevigen J schrik gewaar worden, hoe het beest- aan z'n bewaker ontsnapte en daarna I kalmpjes liet dek opwandelde, waar hij Sam tegenkwam en toen, ondanks hevig geuitauw, gegrepen werd, Óp dat- oogenhlik was de kapitein in druk gesprek met den bootsman: hij keert zich éöïlskiüps om, als was hij gescho ten en staarde VêrwiUlét-d om zich heen. „Dick," zeide hij, „hoor je een kat?" ..Wat?"' zei de bootsman, met groo te verbazing, „een kat?" „Ik dacht tocli, dat ik er een hoor de." stamelde de kapitein verlegen. ..Verbeelding, kapitein," zei Dick beslist, toen een heel eigenaardig ge- Chineesche Troepen. (Bij de plaat. Daar in de schaduw der hooge mas sieve gebouwen, bij de zware muren. waarmede zij hunne steden, ja heel hun land afsluiten (de Chineesche muur) zijn ze gelegerd, de gele strij ders. Het zijn niet meer de onschade lijke soldaatjes, niet bogen en lont geweren gewapend, van eenige jaren geleden. Neen, Europeesche instruc teurs, voornamelijk Duitschers, heb ben hen geoefend, hebben hen onder wezen in de krijgskunst der gehate vreemdelingen, der roofgierige indrin- gers; de Duitsche kanonnenkoning, Krupp, bezorgde hun kanonnen, ge pantserde schepen, torpedo's en der gelijke Europeesche vernielingswerk- tuigen van de nieuwste soort, zoodat ze zich niet langer uitsluitend behoef den te behelpen met hunne plompe oorlogsjonken, die in een zeegevecht niet veel te beteekenen,hebben. Toen sloeg voor hen het uur dei vergeldingAllerwege werden door bet genootschap der Boksers opstan den verwekt, vreemdelingen en Chinee sche Christenen vermoord, werd ver nield en verwoest. Overal bloed en vuur! Is het niet een wonde: iijke speling van bet toeval dat de Duitsche gezant onder de vermoorde» j behoort? Voor het oogenhlik ja, heb- i ben de internationale troenen over- j wonnen," maar door den oorlóg zul len de Chineezen meer en meer ver trouwd raken niet de Europeesche wa- penen. En bovendien, waar de rao- gendheden door onderlingen naijver langzamerhand elk krachtig optre- I den onmogelijk maken, is daar één ding dat heel de bevolking van scheef- oogen met een vasten band verbindt, J en dat is hun doodelijke haat aan de I vreemdelingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 7