DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD'?:
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
-ekerjde g©»
5tadgenooten-
'istiaan Piater Willem Kriens.
aarlemmer Halletjes.
0S.
Zaterdag IS September.
1900.
Meest gelezen Dagblad In Haarlem en Omstreken.
Dr. L. C. PROOT.
IN W. KKIENS.
NIEUWE REEKS,
man, wiens welgelijkend por-
hier boven staat, is sedert elf
.n een van de meest op den voor-
nel behoorende muzikale krachten
onze stad.
kiens werd in 1853 geboren te
•ravenhage en kwam reeds op zijn
ide jaar aan de Koninklijke Mu-
ischool aldaar, waar hij studeerde
r klarinet en viool. Reeds op 17-
•gen leeftijd werd hij soló-klarinet-
1 in een groot orkest ..te' Londen
Ier Ar ban, waarmee hij een con-
.reis maakte door Engeland. Latei-
akte hij deel uit van een kapel te
za onder Muller Berghausen reisde
rmee door Italië en Frankrijk, om
1877 over te gaan naar het orkest
het Paleis voor Volksvlijt.
)ooh ook hier bleef hij niet lang.
17 sollicitanten werd hij gekozen
Kammermusiker van den Koning
Saksen. Een jaar later maakte
deel uit van Bilse's beroemde
iel en deed daarmee driejaar lang
ïstreizen door Duitscbland en
sland.
lindelij k het zwerven moede, werd
tot directeur van het gemeentelijk
ziekkorps in den Boseh benoemd,
waar hij in 1889 naar Haarlem
iuisde.
Vel mag men dus spreken van een
imopolitisch bestaan. Maar tevens
het ook zeker hieraan toe te schrij
dat de heer Kriens de algemeene
izikale kennis en ervaring heeft
kregen, die hem in staat hebben i
I
gesteld te Haarlem een geheel nieuw
muziekkorps te vormen en in stand
te houden, een korps dat zich zoowel
voor symphonie als harmonie met de
j besten kan melen.
Sedert 1891 is dc heer Kriens tevens
leeraar aan deKoninkl. muziekschool
i te 's-Gravenhage en ongeveer een jaar
j leider van de klasse voor ensemble-
spel voor blaasinstrumenten. Opmu-
j zikaal gebied zit hij ook te Haarlem
j niet stil. Met waardeering is inder
tijd de oprichting van zijn matinees
en populaire concerten voor strijk-
muziek begroet.
Over de uitstekende qualiteit van
zijn harmonie-muziek behoeven wij
niet uit te wijden. Er is wel geen
j Haarlemmer, die deze niet meermalen
met genot heeft aangehoord en zij
heeft zonder twijfel' veel bijgedragen
tot verhooging der sympathie voor
harmonie- en fanfaremuziek en tot
de oprichting van de talrijke lief
hebberijkorpsen van denlaatsten tijd.
Sedert eenige jaren doet het korps
des zomers een tournée door ons land
en wordt overal met enthousiasme
ontvangen. De beste nummers van de
concerten, die op de laatste tournée
van dezen zomer zijn gegeven, zullen
ook ten gehoore worden gebracht op
een concert dat de heer Kriens zich
voorstelt Zondag a. s. in het park van
het Brongebouw te geven en waartoe
het publiek toegang hebben zal.
Dit concert zal zeker veel belang
stelling vinden bij allen, die Kriens
en zijn korps weten te waardeeren.
En bij gelegenheid van dit, zijn laatste
zomereoncert, hebben wij het gepast
geacht, een en ander over hem zeiven
en zijn levensloop mede te deelen.
Maandag 17 dezer herdenkt naar
wij reeds vroeger mededeelden, Dr.
L. C. Proot den dag, waarop hij 25
jaar geleden tot doctor in de medi-
cïjnen promoveerde. Ongeveer twee-
en-twintig jaar daarvan heeft Dr.
Proot in Haarlem gewoond en ge-
werkt en mocht gedurende die reeks
van jaren de steun en hulp, de troost
van talloos velen zijn.
Toen hij zich te Haarlem vestigde,
oefende ook zijn vader hier nog de
geneeskunde uit. Allengs evenwel
trok deze zich terug, de praktijk van
'zijn zoon breidde zich meer en meer
uit en is thans een der belangrijkste
j van de gemeente geworden.
Wanneer men de verdiensten van
I iemand zou willen afmeten naar het
aantal colleges waarin hij zitting heeft,
j en eenigszins is dit toch wel een
j maatstaf, dan moet men tot de con
clusie komen, dat de talenten van den
(heer Proot vele zijn, want in tal van
j vereenigingen en colleges heeft hij
j zitting en daar wordt steeds aan zijn
oordeel groot gewicht gehecht.
We zouden ze in twee categorieën
kunnen verdeelen.
Met het oog op zijn ambt willen we
allereerst in herinnering brengen, dat
Dr. Proot indertijd voorzitter van
i den geneeskundigen kring is geweest,
jen thans lid van den geneeskundigen
raad is, wel een bewijs dat hij als
j geneeskundige zeer hoog staat aan-1
I geschreven. Verder is de heer Proot j
'commissaris van de stads-apotheek,
en wat gedeeltelijk zijn vak, gedeelte
lijk het maatschappelijk leven raakt,!
hij is bestuurslid der Afd. Haarlem
j en Omstreken van de vereeniging tot
het verleenen van hulp aan zieke en
j gewonde krijgslieden in tijd van
I oorlog en van cle sub-commissie Haar
lem en Omstreken der vereeniging tut j
S oprichting en exploitatie van sanato-1
ria voor borstlijders in Nederland.
Door dezen overgang zijn we van
zelf op maatschappelijk terrein ge-'
komen en daar is de heer Proot op
't gebied der weldadigheid werkzaam.
Hij is bestuurslid van Weldadigheid
naar Vermogen," hij is in 't bestuur,1
i der ITaarlemsche afdeeling van de
Vereeniging tot bevordering van het
j herstel van drankzuchtigen", en van j
j de commissie van spijsuitdeeling.
Een plaats van groote beteekenis;
neemt dus de heer Proot in het j
Haarlemsche leven in.
Gaarne spreken wij den wensch
j uit, dat hij die plaats nog lang moge
j bekleeden, en nog lang zijn veelzijdige I
talenten moge dienstbaar maken aan 1
de verlichting van 't lijden der
menschen.
Dr. L. C. PROOT.
De Veiligheidsdienst bij
de Hollandsche Spoor,
noon
II. M. P. v
E.
De Rotonde te Blaricum,
waar een troep Huizers zoo schandelijk heeft huisgehouden. Rechts bij den
ingang ligt het lijk van den neergeschotene, die bij de bestorming het gelag
heeft moeten betalen, en reeds meermalen met de justitie in aanraking is
geweest.
Onder de vele reizigers die zich
dagelijks tussehen Haarlem en Am
sterdam bewegen, zijn er maar wei
nigen die volmaakt begrijpen welke
maatregelen er genomen worden om
hun dierbaar lichaam met de grootst
mogelijke snelheid en het minst
mogelijke gevaar te verplaatsen. Men
komt op het perron, rookt zijn sigaar,
moppert wanneer men te vroeg,
moppert ook wanneer men te laat is,
leest zijn courant en wanneer eindelijk
de trein daar is, zoekt men zich een
gemakkelijk plaatsje uit en vertrouwt
zich toeaan wie aan wat?
in en weet het niet, geeft er zich geen
rekenschap van, men gevoelt zich
veilig en dat heerlijke gevoel van
veiligheid wordt zelfs met wegge
nomen door de meest griezelige ge
sprekken over spoorwegongelukken
enz. enz. Waaruit dat behagelijke
gevoel ontstaat? De totale ontsten
tenis van ongevallen, de bijzondere
regelmatigheid en de schijnbare ge
makkelijkheid waarmede alles in zijn
werk gaat, dragen zeer zeker veel
daartoe bij. Maar meer nog wordt
men tot dat gevoel van veiligheid
gedreven door de wetenschap, dat de
Hollandsche spoorwegmaatschappij
geen kosten ontziet om te voorzien
in (le eischen van het vervoer over
het drukst traject van heel Neder
land. Welke maatregelen daartoe
genomen zijn is voor velen echter een
onoplosbaar raadsel en daarom meenen
wij onze lezers te verplichten door
voor een klein gedeelte den sluier
van geheimzinnigheid op te lichten
Een Zaterdagavondpraatje
ifet blijdschap heb ik gezien, dat
Vereeniging tegen het mishandelen
Dieren, zich aan den Raad- ge-
esseerd heeft om te verkrijgen dat
van de drinkfonteinen, die op den
weg zullen worden opge-
ook worden ingericht voor paar-
i en honden. De heer Beijnes heelt
ir in een vorige Raadsvergadering
een balletje van opgegooid, maar
,rvan werd niet veel notitie geno-
n. Alleen werd er door verschil
Raadsleden gegrinnikt.
is op zichzelf volstrekt niet ver-
ingwekkend. Er zijn ook wel an-
menschen dan Raadsleden, die
wanneer er overeen goede
d tegenover dieren of over het
mgaan van mishandeling van de
sten gesproken wordt, 't Is soms
alsof 't een zeer belachelijk ge-
is, dat er menschen zijn, die
ihten een betere bespanning voor
en aan hondenwagens te ver
gen, die zorgen wil left dat een
rd geen te zware lasten trekt of
een koe op de minst pijnlijke
wordt geslacht. Ik heb eens
and gevraagd om lid te worden
de vereeniging tegen het mishan-
ïn van dieren, voor dè somma van
gulden. „Neen", zei hij, „zoolang
nog zooveel voor de menschen te
n is, kan ik mij met de bescher
ming van de dieren niet bemoeieu".
En denk nu niet, dat dit een hard
vochtig, gevoelloos man was. O neen,
ik geloof niet. dat hij een hond een
schop zou kunnen geven, en ik ben
er zeker van, dat hij flauw zou val
len wanneer hij een koe moest zien
slachten. Toch wil hij tot aan zijn
dood toe niets voor de dieren doen
want het spreekt wel vanzelf, dat
er altijd nog wel veel voor de men
sehen zal kunnen worden gedaan.
Dat de menschen grinniken, wan
neer er over dierenbescherming ge
sproken wordt, was verklaarbaar, maar
is het niet meer. Er is een tijd ge
weest, toen de dierenbescherming een
soort van ziekelijke dieren vertroeteling
scheen te gaan worden, maar die tijd
is voorbij. De dierenvrienden van
dezen tijd hebben tot lijfspreuk ge
kozen „doe den dieren nooit opzet
telijk leed en maak hun het bestaan
zoo aangenaam mogelijk." Is daar iets
in om te lachen Ik kan het er niet
in vinden. Nog sterkerik geloof niet,
dat iemand er iets dwaas in vinden
kan, wanneer hij maar even de moeite
wil doen, zich in de zaak in te denken.
Wat is er beier: dat een paard of
hond dorstig rondloopt, of dat het.
dier zijn dorst kan lesschen aan.een
geschikte drinkfontein. Niemand zal
zeggenlaat 3t beest maar liever
dorstig rondloopen. Welnu, dan zijn
we het immers samen eens. Maar als
er een sentimenteels juffrouw komt,
die vraagt„zou dat kille water het j
paard niet te koud in de maag val
len dan begrijp ik, dat u lacht en
dan lach ik graag met u mee.
Laat ons dus trachten, dat de
dieren het zoo goed mogelijk bij ons
hebben en mishandeling tegengaan
waar we kunnen. Wij menschen heb
ben immers op onze beurt personen
die er tegen waken, dat wij mis
handeld worden. Ik denk daarbij
aan de Commissarissen en Hoofd
commissarissen van politie die deze
week onze stad hebben bezocht. Toen
ik die deftig zwartgejaste, hoogge-
hoede heeren over straat zag
gaan, dacht ik zoo aan het oude
versje uit onze kinderdagen
Zou ik voor den klepper vreezen?
O, die lieve, brave man,
Maakt dat ik gerust kan wezen,
En ook veilig slapen kan.
Yan mijn leven heb ik mij niet
zoo gerust gevoeld als dezen Woens
dag toen we zooveel hoofden van
politie bij ons op bezoek hadden.
„En dat mocht je wel wezen," zei
Wouter, aan wien ik dit zei, „want
hier en in den omtrek hebben de
dieven, inbrekers, stroopers en andere
rekels Woensdag gesidderd als espen
bladeren. Er moet dien dag een heele
uittocht van boosdoeners uit Haarlem
zijn geweest. Lamme Hein en schele
Piet en Kees de rooie en hoe al die
menschen verder meer mogen heeten,
trokken bij troepjes de Amsterdam sche
poort uit, quasi om te gaan visschen,
maar in werkelijkheid omdat ze het
niet veilig vonden te Haarlem."
De lezer kent Wouter en weet, dat
hij van een klein beetje overdrijving
niet vies valt. Het spijt me, dat ik
de heeren in tussehen zelt niet ge
sproken heb, want ik had hun graag
een vraag willen doen. „Hoe komt
het. o vroede mannen," had ik willen
zeggen, „dat wij, die te Haarlem alle
misdadigers wel weten te vinden, maar
nooit of bijna nooit, een inbreker bij
de kladden kunnen krijgen
Als een jongen met een katte-
pul door een ruit schiet, zien we
een rapport daarover voor den
dag komen van wat ben je me,
met zijn naam en zijn voornaam en
zijn leeftijd en zijn vader en zijn
moeder en desnoods zijn ooms en zijn
tantes allemaal er op vermeld. Als
een inbreker op het Spaarne of op
den Schotersingel of in de Groote
Houtstraat (nota bene) naar binnen
komt en, wat er van waarde te vin
den is, meekaapt, dan worden er ook
lange rapporten van opgemaakt, maar
de naam en de voornaam en de woon
plaats ontbreken, om van de ooms en
de tantes, nog maar niet eens te
reppen."
Hoe komt dat? had ik aan de
Hoold- en andere Commissarissen
willen vragen. Maar 't is me niet
mogelijk geweest, want onze Commis
saris heeft zijn gasten zoo zorgvuldig
voor ons weg gehouden, alsof ze su-
cadekoeken waren, waar wij kranten-
menschen 1 zelfs niet maar even van
mochten proeven.
Ik heb dus op mijn vraag geen ant
woord kunnen krijgen en dat weer
houdt me bijna om een andere vraag
te stellen, ditmaal niet aan de chefs
van politie, maar aan iedereen die 't
weten kan. Ik heb namelijk gelezen,
dat er met een inwoner van Haarlem,
wiens voorletter in de tweede "helft
van :t alphabet thuis behoort en die
voormalig officier is, wordt onderhan
deld over het aanvaarden van den
post van Majoor-Commandant bij de
Schutterij alhier.
Nu wil ik maar vragenwaarvoor I
hebben we eigenlijk of» het oogenblik
een Majoor-Commandant noodig? De
heer van der Steur, die de functie van I
waarnemend Commandant vervullen I
redenen heeft waarom hij geen defi- j
nitieve benoeming aanvaarden wil,
vervult deze taak, naar mij door men- j
sehen die het weten kunnen is ver- j
zekerd, op de meest loffelijke wijze.1
En wanneer binnenkort de legerwet
mocht aangenomen worden dan komt
de heele Schutterij te vervallen. Waar
voor zoekt men dus op ditoogenblik
nog naar een nieuwen Commandant?
Ik begrijp dat niet best, maar Wou-
ter verzekert me, dat daarvoor een i
heel goede reden is. Wanneer iedereen
zegt hij, de redenen van de daden j
van een gemeentebestuur begreep, dan j
zou het wel schijnen alsof er in 't
geheel geen kunst aan is om' een I
gemeente te besturen. Voor die ver-
klaring buig ik het hoofd, want gezag 1
moet er wezen en zal er ook wel altijd
blijven. Alleen veranderen de vormen,
waaronder dat gezag zich voordoet, j
Tegenwoordig bijvoorbeeld bepalen de
onderwijzers zich tot de zorg voor de
hersenen van de kinderen, vroeger
I strekten hunne bemoeiingen zich uit
tot de haren. Men kan in Haarlems
j straten nog dagelijks een hoog be
jaarden heer zien( rondwandelen, die
toen hij nog aan 't hoofd van zijn
school stond er volstrekt geen bezwaar
in zag, om wanneer een van zijn leer-
lingen een eenigszins haveloozen krul-
I lebol kreeg, hem een briefje op den rug
1 te spelden met de woorden: „het haar
moet geknipt" als een besliste wenk
aan de ouders.
In den tegen woordigen tijd zou dat
niet meer g an. De ouders zouden het
de onderwijzers niet weinig kwalijk
nemen, wanneer dezen zich een oor
deel permitteerden over den meerde
ren of minderen wasdom van hunner
kinderen kuiven. Vergeleken bij vroe
ger is de taak van ieder, die een soort
van openbare taak heeft te vervullen,
veel meer afgepast. Daar weten de
agenten van politie van mee te spre
ken, die vroeger een kwajongen, als
hij kattekwaad uithaalde, een flinke
vermaning gaven met den stok, maar
tegen woor Jig met een rapport en, zoo
noodig, met een proces-ver baal, de
orde er moeten zien in te houden. In
theorie is de lij fs traf afk e u rens waardigst
en iii de praktijk is de straatschenderij
tegenwoordig veel brutaler dan vroeger.
Zoo gaat het ook met de nummering
van deze, mijn Zaterdagavondpraatjes.
In theorie moet die nummering in
orde wezen, maar in de praktijk is
de zetter er mee in de war geraakt
en heelt al die C's en L's en X zoo
door elkaar gehaspeld, dat ze in 't
geheel niet meer aan de werkelijk
heid beantwoorden. Ik zal ze cïus
van nu af aan maar weglaten, omdat
het er feitelijk weinig toe doet of
we aan de driehonderdste of aan de
vierhonderdste toe zijn. Als ik .nu
No. in (lol) nog eens halen kon
maar daar is a raison van 52 per
jaar, al bitter weinig kans op.
Fidklio.