Licht en Schaduw,
KRONIEK.
Na de Overwinning.
Haarle m's Muse a.
FEUILLETON.
op „onveilig" terug en brengt in 't toe
stel dat hem met 't station verbindt, de
roode schijf weer te voorschijn. Aan het
station., waar tegelijkertijd de roode
schijf valt, weet men nu dat het baan
vak tot aan de werkplaats vrij is en
kan men de noodige voorbereidingen
maken, om den volgenden trein af
te zenden.
De sluitblokwacliter heeft intusschen
van te voren aan de blokpost „overweg
Haarlemmerliede" de komst van den
trein aangekondigd door het wekker-
sein. De normalev stand van dit tus-
schenblok is wit; wij willen aannemen
dat er geene enkele belemmering is.
het signaal kan dus op „veilig worden
getrokken. De trein, zich weinig be
kommerende om hetgeen achter hem
ligt, door den veiligen stand van den
blokpaal tot grootere vaart geprikkeld,
gaat door. Ook hier weder dezelfde op
lettendheid op het in zijn geheel pas
seeren van den trein en daarna het in
onveiligen stand brengen van het sig
naal; de roode schijf wordt te voor
schijn gebracht en door dezelfde be
werking krijgt het voorgaande blok in
zijn toestel de witte schijf terug, waar
door de blokpaal aldaar op veilig kan
worden getrokken. Een volgende trein
kan dus nu reeds doorrijden tot Haar
lemmerliede, doch blijft daar onher
roepelijk staan, wanneer niet de voor
afgaande trein het sluitblok van Half
weg, aan de Vinkebrug gepasseerd is.
Eerst dan toch wordt de witte schijf
terug ontvangen en de blokpaal op
„veilig" gesteld.
De handels van de signalen zit
ten onder de bloktoestellen; met deze
kan men geen signaal op veilig stellen
wanneer de schijf rood is. En altijd
stoomt de trein maar voort. De wachter
van het sluitblok Vinkebrug, eveneens
voor de komst gewekt door zijn
ambtgenoot aan de Haarlemmerliede.
vraagt vergunning aan stationHalf
weg om den trein te doen doorrijden.
Deze geeft, na zich overtuigd te heb
ben dat niets het binnenkomen van
den trein op zijn station belet, veilig,
door het roode schijfje in zijn toestel,
en daardoor ook dat in liet toestel van
den sluitblokwacliter aan Vinkebrug,
wit te maken. De sluitblokwacliter kan
daardoor zijn signaal veilig trekken.
De trein stoomt Halfweg binnen. Te
Halfweg zijn de wissels niet geënclen-
cheerd; de wissels liggen daar op recht
spoor dit is normaal gesloten en
worden alleen gebruikt bij eene ran-
geernuuioeuvre. De schijven in
de toestellen aan station en slu.it-
blokpost zijn rood gemaakt en
het baanvak is geblokkeerd. Onze trein
kan desnoods.dagen blijven staan, de
reizigers in de achterste wagens kun
nen veilig hun hoofd neerleggen; geen
trein zal de onze achterop rijden. Dat
wij den trein zijn weg naarAmseterdam
nu verder alleen laten volgen, is om
dat de signalen, enz. op dat traject vóL-
komen overeenstemmen, en wij dus
slechts eene herhaling zouden krijgen
van liet voorgaande. Wij verlaten dus
hier den trein en zien hern even later
met flinken vaart doorstooinen, als
had hij geen besef van het vele dat ge
beurt om hem rustig te laten cloorloo-
pen.
Mijn onderwerpen staan in !t
blijde licht veSS een mooien
herfstdag. Oom Paul te gast:.
Nu zijn we gastvrij Neder
land. De troonrede. Mam
mon's lach.
Om mijn kroniek te schrijven, heb
ik mij neergezet op een zonnig plekje
in herfstloof bruin. Dan komt er wij
ding over je en stemming, en al zou ik
nu niet durven beweren, dat mijn we-
kelijksch praatje van die stemming
den weerslag zal geven, toch kan ik
dit wel zeggen, dat ik, zoo genietend
van den vollen rijkdom en de zoete
weelde dier natuurpracht, geenszins
critisch gestemd ben, en me liever laat
gaan in genieten, en geneigd ben al
les mooi en goed te vinden, omdat de
wereld toch zoo mooi is en alles wat ik
hoor en zie komt te staan in liet
blijde licht van de herfstzon, die straalt
over een oneindig sclioone kleuren
pracht.
In die stemming hen ik dus geneigd
om vóór alles te jubelen over het mooie
aanbod van onze regeering, om Oom
Paul uit te noodigen op een Neder-
landsclien oorlogsbodem naar ons gast
vrije land te komen. Wat klinkt dat
fier, wat klinkt dat goed! Is het niet
als een uittarting aan Engeland, dat
o, zoo graag, den krachtigen, moedigen,
zich opofferenden grijsaard, zou heb
ben gevangen genomen en naar St.
Helena gevoerd! Wat klinkt dat lieer-
lijk schoon, die daad van onze regee-
rnig, naast de vermelding van hare
houding bij de vredesconferentie. Ja,
niet altijd lieeft onze regeering zich
zoo kranig gehouden. Toen onze ambu
lances in beslag, en onze doctoren ge
vangen genomen werden, toen bijna
al wat Hollander was, van
den kleinen koopman tot den
lioogsten ambtenaar, zonder eenigen
schijn van recht, zonder vorm van pro
ces het land werd uitgezet, in beesten
wagens naar de kust gevoerd, en, aan
boord ergerlijk slecht gehuisvest en
gevoed, zonder eenige schadevergoe
ding te Vlissingen aan wal werd gezet,
had ik een vraag om inlichtingen al
lereerst, en zoo nooclig een later woord
van. protest, zeker niet ongepast ge
vonden
Nu is Nederland weer gastvrij Ne
derland. Dat is óók wel eens anders
geweest. We herinneren ons allen nog
heel best, hoe de minister de Beaufort
het den Jong-Turlcen onmogelijk heeft
gemaakt, hier hun grieven te komen
zeggen voor het front der openbare
meening, en hoe ze zijn achtervolgd
en bemoeilijkt. Dat was allesbehalve
gastvrij; toen was de Nederlandsche
gastvrijheid een spotklank.
De eer van een gastvrij land en van
een fier land te zijn, is hierdoor weer
eenigszins gered. Ik houd lieeletnaal
niet. van ..leeuwerigheid". De Neder
landsche leeuw laat ik maar liefst niet
brullen of andere buitensporigheden
doen, doch, met dit besluit van de Ne
derlandsche regeering voor oogen
dat, bet zij terloops opgemerkt, door
den grijzen staats-presi'dent is aan
vaard, zeg ik toch gaarne den dichter
na:
Het teekenstift van Caran d'Acbe verschillende mogendheden, voorge-
brengt in de „Figaro" de tweedracht steld door soldaten, als volgt spreken-
onder de mogendheden, na de bezet- de in:
ting in Peking, in beeld en voert de
De Franse hen: Geef je oogen
den kost, hoor! Want die Engelschen...
De Duit.schers: Pas op Men
weet van die Russen nooit, wat ze
denken
De Engelschen: Let goed op
men weet nooit, waaraan men zich
met die Fransclien te houden heeft.
De Russen: Goed opletten, hoor!
Wij kennen zc, die Duit,sellers!
De Japan ne r s Laten we op on
ze hoede zijn. Het zijn allen Europea
nen!
De gewaande medeminnares.
Blijf wat ge waart, toen go blonkt
(als een bloem,
Zorg dat Europa de zetel der orde,
Dat de verdrukte zijn schuilplaats
(u noem.
Land mijner vad'ren, mijn lust en mijn
(roem.
Of we met Engeland geen last kun
nen krijgen? Of we die fierheid al niet
lang eer hadden moeten betoonen?
Ik zou immers alleen den mooien
kant der dingen beschouwen?
Ook de lichtzijde van de troonrede
wil ik vermelden. Die is in de aller
eerste plaats de aankondiging der wets
ontwerpen ou 't arbeidscontract tot be
tere voorzien mg omtrent 't armwezen
en tot staats-exploit. van steenkolen
mijnen in Limburg. Vooral de aankon
diging van dit laatste wetsontwerp zal
velen in den lande.verheugd hebben.
En dat de regeling van het arbeidscon
tract voorziening behoeft, en we drin
gend behoefte hebben aan een wet op
bet armwezen, wie zal het tegenspre
ken?
Aan de buitenlandsche aangelegen
heden wordt in de Troonrede een groo-
te plaats ingeruimd. Men heeft de Ko
ningin laten zeggen:
„Twee betreurenswaardige gebeurte
nissen, de oorlog in Zuicl-Afrika en de
onlusten in China, maakten het wen-
schelijk, dat de zeemacht zich in de
aangrenzende wateren vertoonde, ten
einde aan landgenooten hulp of be
scherming te verleenen als noodig zou
blijken."
Is dat niet wat heel povertjes uitge
drukt, „die betreurenswaardige ge
beurtenissen" in Zuid-Afrika.
En over de aangekondigde wetsont
werpen gesproken, zal er in de korte
zittingsperiode die ons parlement nog
rest, en in aanmerking nemende al
het werk, dat nog onafgedaan bleef,
wel veel van terecht komen?
Maarik zou immers alleen den
mooien kant der dingen beschouwen?
De Londensche. correspondent van
het „Bert. Tageblatt" stelde zich dezer
dagen de vraag, of het gaan van Oom
Paul naar Europa, nu het einde van
den oorlog beteekende, en hij gelooft
dit niet; hij gelooft niet clat.de mogend
heden intervenieeren zullen, en laat
leelijk in cle kaart kijken, wat, bij alle
mooie woorden van sympathie en me
delijden, door cle mogendheden ten
gunste van Transvaal gesproken, toch
de eigenlijke basis is, waarop hunne
houding in de Transvaalsche kwestie
is gebouwd.
De Europeesche staten worden bet
moe, zegt hij, dien ordeloozen toe
stand, vooral nu door de Chineesche
moeilijkheden de handel en industrie
zulke belemmeringen ondervinden.
Naar de'hei-opening van de Zuid-
Afrikaansche markt wordt door allen
met. smart en verlangen uitgezien.
Vooral in Duitsehland, waar de Trans
vaalsche sympathieën niet de gering
ste zijn, kan men dagelijks hooren, dat
cle oorlog op cle een of andere wijze be
ëindigd moet worden, en dus, aange
zien er geen andere is, op Engelsche.
Het taaie volharden moet eindelijk
wrevel wekken, zegt deze nobele schrij
ver, en de sympathie voor de Boeren
aanmerkelijk verzwakken. Want per
slot van rekening is het hemel nader
dan cle rok, en willen wij, Duitschers
dus liever met de Engelschen zaken
do en, dan. met de Boeren gebrek lijden.
Hoe komt zulke taal als een koud
stortbad over den idealist, die nog ge-
looven wil aan sympathie en medelij
den, die nog gelooft dat zulke facto
ren inderdaad de houding der regee
ring kunnen beheerschen. Wij zien
het hier nu duidelijk en klaar uitge
sproken, en dat het „Berl. Tageblatt"
het een eereplaats in 't blad geeft, is
wel een bewijs, clat het in de
toongevende kringen de heer-
schende meening is. En niet alleen
Duitsehland, ook de andere mogend
heden denken er zoo over.. Het is het
eeuwige droeve, monotone liedje dat
al alle eeuwen door over de wereld ge
klonken heeft, lrard en geweldig en re
gelmatig als een met stoom gedreven
hamer op een aanbeeld: het hemd is
nader dan cle rak; zaken-doen i,s bet
eerste en eenige noodige in de wereld.
O, hoe wil de peri het leed in
zinnen van diepe smart, en de woede,
in gillende verontwaardiging neer
schrijven, als we de van zorg en smart
gebogen figuur van den grijzen staats
president zien, die, geloovig man als
hij is, nog met vertrouwen kan denken
dat inderdaad ideëele overwegingen
zullen beheerschen de houding der mo
gendheden. en dat zijn eerbiedwaar
dige, trieste figuur, het schreeuwen
der geldmakers zal dempen.
Het vrije Boerenvolk; het dappere-
Boerenvolk: hulde aan clie edele strij
ders; adressen op Paul Kruger's ver
jaardag; gebouw der Transvaalsche
Republiek, met bloemen omkransde
buste van den (presidentde geest-
der eeuw, de gedrochtelijke Mammon,
schalt zijn duivelschen lach boven al
dat kleine, ellendig laffe en leugen
achtige gedoe uit, en alle adressen ver
stuiven in den wind, de bloemenhulde
verdort onder zijn adem, en cle warrel
winden brengen het goud naar boven,
waarvan he^ klaterend klinkgeluid
samensmelt met den valschen nagalm
van zijn lach.
JOFIER.
at
'n
ig
XXI..
TEYLER'S MUSEUM.
Niet alleen cle koppootige, zuignap-
jes dragende weekdieren kunnen op een
aantal armen prat gaan. De slang-zee-
sterren hadden rondom het schijfvor
mige lichaam met de ingewanden, ook
verschillende dunne, buigzame armen
en bij de z. g. vrije haarsterren zinkt
die schijf geheel in het niet, omdat de
ze lichaamsdeelen. enorm ontwikkeld
en diep gespleten zijn. Daar klemden
zij zich mede vast aan de onderzeesche
rotsen, diep beneden de wateropper
vlakte.
De buikpootige weekdieren bedien
den zich, als zij hun schelp woning ver
lieten om wat roncl te kuieren, van een
vleezige schijf, onder den buik ge-
plaats, en die voet genoemd wordt.
Nu komen wij aan een mooie verza
meling versteeningen, door ons land
zelf geleverd. De St. Pietersberg bij
Maastricht, die aan cle wetenschap
reeds zulke onschatbare diensten be
wees, zorgde voor bijdragen. Deze berg
bestaat uit krijtlagen, een geel krijt-
mergel, dat. zoolang het niet met de
buitenlucht in aanraking komt, zacht
en week is, en dus gemakkelijk te be
werken en te ontleden. Het gesteente
bestaat bijna uitsluitend uit overblijf
selen of brokjes van weekdierscbelpen,
zeeëgels, sponsdieren. koralen, mi
dieren, polypen, enz.
De z.g. weekstaart van Fanujas is
parenteerd aan Bernard de hermii
een brutalen kreeft, die zich verschu
of woont iii schelpen, waarvan hij d
rechtmatigen bewoner, het weekdii
even met zijn tweevingerige knijpe
of scharen uit liuis en erf verdrev
heeft.
De haarsterdieren zijn ook door
natuur zeer mild met armen bedeel
maar bovendien zijn ze merkwaard 1"
doordat ze als een plant aan den t'®'
clem der zee bevestigd zijn door e
stengel. Men onderscheidt bij hen e
wortel, een stengel en een kroon, vi
gelijkend op een bloem (de lelie-vorr
ge haarster.) In de voorwereldlij
zeeën namen zij zelfs de plaats in vi
planten, ze kwamen in heele bossch'
voor.
1-Iet. verblijf der reclithoorns bestol'a
uit een schelp in den vorm van ei
langen kegel, vaak zeer groot. Er zl
er gevonden die waarschijnlijk
lengte hadden van ongeveer drie n
ter. Het dier woonde in de voorste 1
mer.
Als wij van de koeken van Ster,"
berg spreken behoeven lekkerbek!
zich niet den mond af te likken; 1
zijn slechts gerolde en samengeper
klonters weekdierscbelpen.
Over eenige fossiele voorwerpen,
vitrine 55, zijn de geleerden het n m
eens, vandaar dat zij den zeer vag
naam dragen van „ongeplooid",
naam zonder kop of staart. Acht
kende mannen der wetenschap, hebt
er acht verschillende meeningen ov
Hier vlak bij ligt een colectie kiez
om van te rijen. Sommige zijn
groot als de gebalde vuist van een v
wassen man. De Dinotherium giga
teum, anders gezegd het reusachti
vreeselijke beest, of te wel schrikdi
had ze inzij n mondje.
Het dier is slechts door zijn kol
salen kop bekend, waarvan de ond
kaak uitloopt in twee ontzaglijke slf
tanden, die naar beneden gericht
ren. Het schrikdier was waarschi
lijk een soort van „water-oliphan
Vastgesteld kan vrijwel word
dat het nader verwant was aan d< ;k<
snuitdragers dan aan de tegenwo
dige zeekoeien, hoewel ze tot dezell
orde als deze laatsten moesten hebb
behoord.
Ze leefden, naar men meent, aan
monden der rivieren en gebruikten
groote slagtanden om wortels van i
verplanten en waterplanten los te wr
ten, en zich zoo aan de vleezige gedf
ten daarvan te goed te doen. Smakel
eten en tevens „wel te rusten" voor
tijd.
De geheele vitrine heeft het aanzie
van een reclame-kastje van een vo
wereldlijken dentist. De haaietand lu
zijn ook niet mis. Een ervan is het ov
schot van een zeehoncl-achtig dier,
op een goeden morgen in de omstrek
van Winterswijk of van Twickel,
Gelderland, het leven liet.
De onvriendelijke verzameling woi
gecompleteerd door twee kaken ret
verscheidene tanden van een nei
hoorndier. Het woonde eens in
noorden van onze aarde, tot zelfs in
streken, die nu bi jna onafgebroken n
sneeuw en ijs bedekt zijn. De Russisc
natuur-onderzoeker Pallas vond in 1!
een geheelen rhinoceros, wel gecons
veerd, met huid en haar, in 't zand
den oever der Lena, op 64 gr. noord
"breedte.
lt;
IJ'
Schetsen van DEKA.
Baby.
's Winters was bun kindje gestor
ven.
Nu was het weer voorjaar; pralend
spreidden de boonien hun jong groen
uit, bloemen ontplooiden zich zoet
jes; het .zag er buiten feestelijk en blij
uit natuur-dood was maar slapen
geweest.
Hij trachtte zich te verdiepen in
drukke zaken, dwong zichzelf tot be
langstelling voor koude dingen van
den dag, iiep rond met een harden,
onwilligen trek op z'n knap gelaat.
En de vroolijke kenissen, die hij nog
over had uit zijn prettige, gelukkige
jaren, schudden het, hoofd als hij het
niet kon zien, en zeiden elkaar dat hij
nooit meer de oude werd: de slag- was
te hevig en te wreed geweest. En dan
nog zijn vrouw
Zij miste elke afleiding, elke ver
strooiing, zat alleen in de hoorbare
stilte, de geluidvolle eenzaamheid
van het .groote, rijke huis, waar iets
was weggenomen, iets ontbrak. Schijn
baar koud en ongevoelig, met regel
maat .en kalmte haar kleine zaken
doende, als vroger vóór baby er was;
uitgaande zooals zij steeds deed, om
dat bet zoo hoorde in de wereld; visi
tes makend in 'n mooi, coquet rouw-toi-
let ielicitatie-visites en rouw-visi-
tes, al naar het uitkwam. De mensclien
betreurden het, dat ze elkaar zoo wei
nig tot steun waren in hun leed. Ze
begrepen niet dat de groote pijn hem
had verbitterd, haar verbijsterd.
't Was een rnooi, lachend kindje ge
weest, met zijig, blond haar. en melk
wit, teer vleesch.
Toen het was gekomen en hij liet
op de armen nam en zachtjes wiegde,
hadden zij het beiden in hun heerlijk,
volkomen geluk uitgeschreid, dicht,
bii elkaar, hand in hand.
Baby was een wonderkind, clat ver
zekerden ze elkaar nadrukkelijk en bij
herhaling, dat, moesten ook alle fami
lieleden en vrienden met ernstige ge
zichten aanhooren. Het, zou een won-
dermensch worden, vereenigend in
zich alle uitstekende eigenschappen,
die gewoonlijk over een aantal men
sclien verdeeld zijn.
's Zomersmiddags zat ze niet het
wagentje ergens in het bosch, en na
kantoortijd kwam hij bij haar op een
vaste plaats. Baby's bankje noemden
ze bet.
Maar de lierfstnevels blauwden wel-
I dra en daarna kwam winterkoude,
harde, wreede koude, afsnijdend als
een mes veel teer leven
J Baby werd. ziek doch de jonge
dokter zag liet geval niet ernstig in.
Het was wel een zwak kindje, maar
men liacl zóó weer de lente, en als de
zoele dagen kwamen zou de buiten
lucht liet. wel opknappen.
Maar de lente kwam niet. De kalen
der lxad baar wel aangewezen, maar
ze bleef tóch uit. dagen, weken lang.
De sneeuw bleef maar vallen, tartend,
j sarrend, met groote, triomfantelijke
vlokken, die alles vochtig en klam
maakten. En als dat voor eeil oogen-
blik ophield, druilde trieste regen,
I neer, traag, maar hardnekkig-aanhou-
dencl, avond en ochtend, of stak de
schrale wind op en gierde met, hoogen
spotlach. Het weer was als een kwade
duivel, die het kind wilde hebben, en
waartegen de jonge vader zou willen
vechten met wanhoop en verbittering.
En lxij kon niets doen. Wrevelig en
moedeloos kon hij voor het raam der
zorgvuldig op temperatuur gehouden
kamer staan, met donkeren blik naar
buiten ziende, als zocht hij een tast
baar iets, een vijand, waaraan hij zijn
woede kon koelen. Juist het gevoel van
machteloosheid en van ondergeschikt
heid aan datzelfde onbarmhartige weer
dreef hem vaak tot vertwijfeling, deed
hem soms vloeken en tandenknarsen,
ook tegen de wetenschap.
Baby werd vertroeteld en gekoesterd
in warme hoekjes, door bevende, trou
we handen, maar de dokter schudde
ontevreden het hoofd dat ging zoo
niet goed. Zacht voorjaar was noo
dig voor liet tep.re kindje, brood- cv
broodnoodig. Als ze hem angstig vroe
gen wat hij er van dacht, clan beurde
hij beu op met een vroolijk, opwekkend
woorcl. maar ontweek 'n rechtstreeksch
antwoord. Het eenige geneesmiddel
was voor geen geld en geen opofferin
gen te koop. En toen hij zag dat het ein
de naderde, dat het laatste strijdje
haast afgestreden was in het zorgvul
dig en rijk getooide wiegje, schrikte bij
er voor terug hun dat, te zeggen, om
dat het zoo plotseling, zoo op eens
moest, stelde hij het uit van den eenen
dag op den anderen het ging hem
zoo aan zijn hart, hij wist dat het als
een vonnis zou klinken, een onherstel
baar, vreeselijk vonnis. Tot het niet
meer noodig was de slag geheel on
voorbereid viel cle gruwelijke waar
heid plotseling grijnsde.
In een harden, lievigen gil had zij
hare ontzetting uitgeschreeuwd. Zij
zag haar man voorover op de tafel val
len, mot de handen voor het gelaat.
Groote tranen drupten tusschen de tril
lende vingers, de schouders schokten
woest van het snikken; maar zij kon
hem niet sterken, niet mèt, hem weenen,
zooals zij ook tezamen gelukkig waren
geweest. Wilde schrik, verbijstering
dat zóó iets gebeuren kon, hadden haar
in het hart gegrepen, deden haar neer
zitten in starre verstijving, zonder ui
terlijk vertoon van droefheid, zonder
weenen en klagen, geen troost vragend
maar evenmin gevend.
Als zij in huilen was losgebarsten,
als zij zich in wanhoop aan hem had
vastgeklemd, had het zijn smart ver
licht want dan zou hij eigen ziele-
pijn hebben vergeten om den hare te
stillen, dan was 't hun beiden ten
goede geweest. Maar toen hij het hoofd
opbeurde, de handen wegnam van de
roodbeschreide oogen, die zoo zonder
ling stonden in het mannelijk gelaat,
en zorgelijk naar haar keek. zag hij
haar rustig en nadenkend zitten op
de canapé met even 'n trekje van pijn
om den mond, en dacht hij haar smart
kleiner dan de zijne. Dat werkte ver
killend tusschen hen. Toen hij zijn
eerste, volslagen moedeloosheid had
overwonnen, weer eenigszins zichzelf
was geworden, voelde hij zich alléén
staan, sprak hij weinig of nooit met
baar over het doode kindje.
Stil gingen zij naast elkaar over den
buitenweg. Het kwetterde in de pas ge
tooide boomeh van jolig vogelleven.
De zon stond warm in een vrije lucht,
deed den slappen grand opdrogen
lichtte door de dunne, transparal
blaadjes. Hij ging wat vooruit, de ht
den op den rug, met gefronsde wei
brauwen, nadenkend voor zich turei
De landweg liep in het bosch uit,
een laan, hoog en kalm als liet scl
van een kerk, waarin de stilte als
spannen hangt, van beuk tot bei
Slechts één vogel jodelde wat, hoog
een wuivenden boomtop, en troepen
secten dansten in regelmatige cada
boven een plasje regenwater, waai
de blauwe lucht kaatste.
Hij zei wat tegen haar, een gewoi
dagelijlcsche opmerking, maar zij a
woordde niet. Hij herhaalde het v
harder en scherper, zonder resulta
Driftig wendde hij zich om zij v
er niet. Maar in de verte, bij bet bef
van bet bosch, waar een eenvoud
geel bankje stond, zag hij haar zitti
de jonge, zwarte gestalte, diep vo(
over gebogen, uitsnikkend voor de e
ste maal na Baby's dood baar gro
leed.
Liefste
't Was het bankje van Baby.