Licht en Schaduw, KRONIEK. Na de Overwinning. Haarle m's Muse a. FEUILLETON. op „onveilig" terug en brengt in 't toe stel dat hem met 't station verbindt, de roode schijf weer te voorschijn. Aan het station., waar tegelijkertijd de roode schijf valt, weet men nu dat het baan vak tot aan de werkplaats vrij is en kan men de noodige voorbereidingen maken, om den volgenden trein af te zenden. De sluitblokwacliter heeft intusschen van te voren aan de blokpost „overweg Haarlemmerliede" de komst van den trein aangekondigd door het wekker- sein. De normalev stand van dit tus- schenblok is wit; wij willen aannemen dat er geene enkele belemmering is. het signaal kan dus op „veilig worden getrokken. De trein, zich weinig be kommerende om hetgeen achter hem ligt, door den veiligen stand van den blokpaal tot grootere vaart geprikkeld, gaat door. Ook hier weder dezelfde op lettendheid op het in zijn geheel pas seeren van den trein en daarna het in onveiligen stand brengen van het sig naal; de roode schijf wordt te voor schijn gebracht en door dezelfde be werking krijgt het voorgaande blok in zijn toestel de witte schijf terug, waar door de blokpaal aldaar op veilig kan worden getrokken. Een volgende trein kan dus nu reeds doorrijden tot Haar lemmerliede, doch blijft daar onher roepelijk staan, wanneer niet de voor afgaande trein het sluitblok van Half weg, aan de Vinkebrug gepasseerd is. Eerst dan toch wordt de witte schijf terug ontvangen en de blokpaal op „veilig" gesteld. De handels van de signalen zit ten onder de bloktoestellen; met deze kan men geen signaal op veilig stellen wanneer de schijf rood is. En altijd stoomt de trein maar voort. De wachter van het sluitblok Vinkebrug, eveneens voor de komst gewekt door zijn ambtgenoot aan de Haarlemmerliede. vraagt vergunning aan stationHalf weg om den trein te doen doorrijden. Deze geeft, na zich overtuigd te heb ben dat niets het binnenkomen van den trein op zijn station belet, veilig, door het roode schijfje in zijn toestel, en daardoor ook dat in liet toestel van den sluitblokwacliter aan Vinkebrug, wit te maken. De sluitblokwacliter kan daardoor zijn signaal veilig trekken. De trein stoomt Halfweg binnen. Te Halfweg zijn de wissels niet geënclen- cheerd; de wissels liggen daar op recht spoor dit is normaal gesloten en worden alleen gebruikt bij eene ran- geernuuioeuvre. De schijven in de toestellen aan station en slu.it- blokpost zijn rood gemaakt en het baanvak is geblokkeerd. Onze trein kan desnoods.dagen blijven staan, de reizigers in de achterste wagens kun nen veilig hun hoofd neerleggen; geen trein zal de onze achterop rijden. Dat wij den trein zijn weg naarAmseterdam nu verder alleen laten volgen, is om dat de signalen, enz. op dat traject vóL- komen overeenstemmen, en wij dus slechts eene herhaling zouden krijgen van liet voorgaande. Wij verlaten dus hier den trein en zien hern even later met flinken vaart doorstooinen, als had hij geen besef van het vele dat ge beurt om hem rustig te laten cloorloo- pen. Mijn onderwerpen staan in !t blijde licht veSS een mooien herfstdag. Oom Paul te gast:. Nu zijn we gastvrij Neder land. De troonrede. Mam mon's lach. Om mijn kroniek te schrijven, heb ik mij neergezet op een zonnig plekje in herfstloof bruin. Dan komt er wij ding over je en stemming, en al zou ik nu niet durven beweren, dat mijn we- kelijksch praatje van die stemming den weerslag zal geven, toch kan ik dit wel zeggen, dat ik, zoo genietend van den vollen rijkdom en de zoete weelde dier natuurpracht, geenszins critisch gestemd ben, en me liever laat gaan in genieten, en geneigd ben al les mooi en goed te vinden, omdat de wereld toch zoo mooi is en alles wat ik hoor en zie komt te staan in liet blijde licht van de herfstzon, die straalt over een oneindig sclioone kleuren pracht. In die stemming hen ik dus geneigd om vóór alles te jubelen over het mooie aanbod van onze regeering, om Oom Paul uit te noodigen op een Neder- landsclien oorlogsbodem naar ons gast vrije land te komen. Wat klinkt dat fier, wat klinkt dat goed! Is het niet als een uittarting aan Engeland, dat o, zoo graag, den krachtigen, moedigen, zich opofferenden grijsaard, zou heb ben gevangen genomen en naar St. Helena gevoerd! Wat klinkt dat lieer- lijk schoon, die daad van onze regee- rnig, naast de vermelding van hare houding bij de vredesconferentie. Ja, niet altijd lieeft onze regeering zich zoo kranig gehouden. Toen onze ambu lances in beslag, en onze doctoren ge vangen genomen werden, toen bijna al wat Hollander was, van den kleinen koopman tot den lioogsten ambtenaar, zonder eenigen schijn van recht, zonder vorm van pro ces het land werd uitgezet, in beesten wagens naar de kust gevoerd, en, aan boord ergerlijk slecht gehuisvest en gevoed, zonder eenige schadevergoe ding te Vlissingen aan wal werd gezet, had ik een vraag om inlichtingen al lereerst, en zoo nooclig een later woord van. protest, zeker niet ongepast ge vonden Nu is Nederland weer gastvrij Ne derland. Dat is óók wel eens anders geweest. We herinneren ons allen nog heel best, hoe de minister de Beaufort het den Jong-Turlcen onmogelijk heeft gemaakt, hier hun grieven te komen zeggen voor het front der openbare meening, en hoe ze zijn achtervolgd en bemoeilijkt. Dat was allesbehalve gastvrij; toen was de Nederlandsche gastvrijheid een spotklank. De eer van een gastvrij land en van een fier land te zijn, is hierdoor weer eenigszins gered. Ik houd lieeletnaal niet. van ..leeuwerigheid". De Neder landsche leeuw laat ik maar liefst niet brullen of andere buitensporigheden doen, doch, met dit besluit van de Ne derlandsche regeering voor oogen dat, bet zij terloops opgemerkt, door den grijzen staats-presi'dent is aan vaard, zeg ik toch gaarne den dichter na: Het teekenstift van Caran d'Acbe verschillende mogendheden, voorge- brengt in de „Figaro" de tweedracht steld door soldaten, als volgt spreken- onder de mogendheden, na de bezet- de in: ting in Peking, in beeld en voert de De Franse hen: Geef je oogen den kost, hoor! Want die Engelschen... De Duit.schers: Pas op Men weet van die Russen nooit, wat ze denken De Engelschen: Let goed op men weet nooit, waaraan men zich met die Fransclien te houden heeft. De Russen: Goed opletten, hoor! Wij kennen zc, die Duit,sellers! De Japan ne r s Laten we op on ze hoede zijn. Het zijn allen Europea nen! De gewaande medeminnares. Blijf wat ge waart, toen go blonkt (als een bloem, Zorg dat Europa de zetel der orde, Dat de verdrukte zijn schuilplaats (u noem. Land mijner vad'ren, mijn lust en mijn (roem. Of we met Engeland geen last kun nen krijgen? Of we die fierheid al niet lang eer hadden moeten betoonen? Ik zou immers alleen den mooien kant der dingen beschouwen? Ook de lichtzijde van de troonrede wil ik vermelden. Die is in de aller eerste plaats de aankondiging der wets ontwerpen ou 't arbeidscontract tot be tere voorzien mg omtrent 't armwezen en tot staats-exploit. van steenkolen mijnen in Limburg. Vooral de aankon diging van dit laatste wetsontwerp zal velen in den lande.verheugd hebben. En dat de regeling van het arbeidscon tract voorziening behoeft, en we drin gend behoefte hebben aan een wet op bet armwezen, wie zal het tegenspre ken? Aan de buitenlandsche aangelegen heden wordt in de Troonrede een groo- te plaats ingeruimd. Men heeft de Ko ningin laten zeggen: „Twee betreurenswaardige gebeurte nissen, de oorlog in Zuicl-Afrika en de onlusten in China, maakten het wen- schelijk, dat de zeemacht zich in de aangrenzende wateren vertoonde, ten einde aan landgenooten hulp of be scherming te verleenen als noodig zou blijken." Is dat niet wat heel povertjes uitge drukt, „die betreurenswaardige ge beurtenissen" in Zuid-Afrika. En over de aangekondigde wetsont werpen gesproken, zal er in de korte zittingsperiode die ons parlement nog rest, en in aanmerking nemende al het werk, dat nog onafgedaan bleef, wel veel van terecht komen? Maarik zou immers alleen den mooien kant der dingen beschouwen? De Londensche. correspondent van het „Bert. Tageblatt" stelde zich dezer dagen de vraag, of het gaan van Oom Paul naar Europa, nu het einde van den oorlog beteekende, en hij gelooft dit niet; hij gelooft niet clat.de mogend heden intervenieeren zullen, en laat leelijk in cle kaart kijken, wat, bij alle mooie woorden van sympathie en me delijden, door cle mogendheden ten gunste van Transvaal gesproken, toch de eigenlijke basis is, waarop hunne houding in de Transvaalsche kwestie is gebouwd. De Europeesche staten worden bet moe, zegt hij, dien ordeloozen toe stand, vooral nu door de Chineesche moeilijkheden de handel en industrie zulke belemmeringen ondervinden. Naar de'hei-opening van de Zuid- Afrikaansche markt wordt door allen met. smart en verlangen uitgezien. Vooral in Duitsehland, waar de Trans vaalsche sympathieën niet de gering ste zijn, kan men dagelijks hooren, dat cle oorlog op cle een of andere wijze be ëindigd moet worden, en dus, aange zien er geen andere is, op Engelsche. Het taaie volharden moet eindelijk wrevel wekken, zegt deze nobele schrij ver, en de sympathie voor de Boeren aanmerkelijk verzwakken. Want per slot van rekening is het hemel nader dan cle rok, en willen wij, Duitschers dus liever met de Engelschen zaken do en, dan. met de Boeren gebrek lijden. Hoe komt zulke taal als een koud stortbad over den idealist, die nog ge- looven wil aan sympathie en medelij den, die nog gelooft dat zulke facto ren inderdaad de houding der regee ring kunnen beheerschen. Wij zien het hier nu duidelijk en klaar uitge sproken, en dat het „Berl. Tageblatt" het een eereplaats in 't blad geeft, is wel een bewijs, clat het in de toongevende kringen de heer- schende meening is. En niet alleen Duitsehland, ook de andere mogend heden denken er zoo over.. Het is het eeuwige droeve, monotone liedje dat al alle eeuwen door over de wereld ge klonken heeft, lrard en geweldig en re gelmatig als een met stoom gedreven hamer op een aanbeeld: het hemd is nader dan cle rak; zaken-doen i,s bet eerste en eenige noodige in de wereld. O, hoe wil de peri het leed in zinnen van diepe smart, en de woede, in gillende verontwaardiging neer schrijven, als we de van zorg en smart gebogen figuur van den grijzen staats president zien, die, geloovig man als hij is, nog met vertrouwen kan denken dat inderdaad ideëele overwegingen zullen beheerschen de houding der mo gendheden. en dat zijn eerbiedwaar dige, trieste figuur, het schreeuwen der geldmakers zal dempen. Het vrije Boerenvolk; het dappere- Boerenvolk: hulde aan clie edele strij ders; adressen op Paul Kruger's ver jaardag; gebouw der Transvaalsche Republiek, met bloemen omkransde buste van den (presidentde geest- der eeuw, de gedrochtelijke Mammon, schalt zijn duivelschen lach boven al dat kleine, ellendig laffe en leugen achtige gedoe uit, en alle adressen ver stuiven in den wind, de bloemenhulde verdort onder zijn adem, en cle warrel winden brengen het goud naar boven, waarvan he^ klaterend klinkgeluid samensmelt met den valschen nagalm van zijn lach. JOFIER. at 'n ig XXI.. TEYLER'S MUSEUM. Niet alleen cle koppootige, zuignap- jes dragende weekdieren kunnen op een aantal armen prat gaan. De slang-zee- sterren hadden rondom het schijfvor mige lichaam met de ingewanden, ook verschillende dunne, buigzame armen en bij de z. g. vrije haarsterren zinkt die schijf geheel in het niet, omdat de ze lichaamsdeelen. enorm ontwikkeld en diep gespleten zijn. Daar klemden zij zich mede vast aan de onderzeesche rotsen, diep beneden de wateropper vlakte. De buikpootige weekdieren bedien den zich, als zij hun schelp woning ver lieten om wat roncl te kuieren, van een vleezige schijf, onder den buik ge- plaats, en die voet genoemd wordt. Nu komen wij aan een mooie verza meling versteeningen, door ons land zelf geleverd. De St. Pietersberg bij Maastricht, die aan cle wetenschap reeds zulke onschatbare diensten be wees, zorgde voor bijdragen. Deze berg bestaat uit krijtlagen, een geel krijt- mergel, dat. zoolang het niet met de buitenlucht in aanraking komt, zacht en week is, en dus gemakkelijk te be werken en te ontleden. Het gesteente bestaat bijna uitsluitend uit overblijf selen of brokjes van weekdierscbelpen, zeeëgels, sponsdieren. koralen, mi dieren, polypen, enz. De z.g. weekstaart van Fanujas is parenteerd aan Bernard de hermii een brutalen kreeft, die zich verschu of woont iii schelpen, waarvan hij d rechtmatigen bewoner, het weekdii even met zijn tweevingerige knijpe of scharen uit liuis en erf verdrev heeft. De haarsterdieren zijn ook door natuur zeer mild met armen bedeel maar bovendien zijn ze merkwaard 1" doordat ze als een plant aan den t'®' clem der zee bevestigd zijn door e stengel. Men onderscheidt bij hen e wortel, een stengel en een kroon, vi gelijkend op een bloem (de lelie-vorr ge haarster.) In de voorwereldlij zeeën namen zij zelfs de plaats in vi planten, ze kwamen in heele bossch' voor. 1-Iet. verblijf der reclithoorns bestol'a uit een schelp in den vorm van ei langen kegel, vaak zeer groot. Er zl er gevonden die waarschijnlijk lengte hadden van ongeveer drie n ter. Het dier woonde in de voorste 1 mer. Als wij van de koeken van Ster," berg spreken behoeven lekkerbek! zich niet den mond af te likken; 1 zijn slechts gerolde en samengeper klonters weekdierscbelpen. Over eenige fossiele voorwerpen, vitrine 55, zijn de geleerden het n m eens, vandaar dat zij den zeer vag naam dragen van „ongeplooid", naam zonder kop of staart. Acht kende mannen der wetenschap, hebt er acht verschillende meeningen ov Hier vlak bij ligt een colectie kiez om van te rijen. Sommige zijn groot als de gebalde vuist van een v wassen man. De Dinotherium giga teum, anders gezegd het reusachti vreeselijke beest, of te wel schrikdi had ze inzij n mondje. Het dier is slechts door zijn kol salen kop bekend, waarvan de ond kaak uitloopt in twee ontzaglijke slf tanden, die naar beneden gericht ren. Het schrikdier was waarschi lijk een soort van „water-oliphan Vastgesteld kan vrijwel word dat het nader verwant was aan d< ;k< snuitdragers dan aan de tegenwo dige zeekoeien, hoewel ze tot dezell orde als deze laatsten moesten hebb behoord. Ze leefden, naar men meent, aan monden der rivieren en gebruikten groote slagtanden om wortels van i verplanten en waterplanten los te wr ten, en zich zoo aan de vleezige gedf ten daarvan te goed te doen. Smakel eten en tevens „wel te rusten" voor tijd. De geheele vitrine heeft het aanzie van een reclame-kastje van een vo wereldlijken dentist. De haaietand lu zijn ook niet mis. Een ervan is het ov schot van een zeehoncl-achtig dier, op een goeden morgen in de omstrek van Winterswijk of van Twickel, Gelderland, het leven liet. De onvriendelijke verzameling woi gecompleteerd door twee kaken ret verscheidene tanden van een nei hoorndier. Het woonde eens in noorden van onze aarde, tot zelfs in streken, die nu bi jna onafgebroken n sneeuw en ijs bedekt zijn. De Russisc natuur-onderzoeker Pallas vond in 1! een geheelen rhinoceros, wel gecons veerd, met huid en haar, in 't zand den oever der Lena, op 64 gr. noord "breedte. lt; IJ' Schetsen van DEKA. Baby. 's Winters was bun kindje gestor ven. Nu was het weer voorjaar; pralend spreidden de boonien hun jong groen uit, bloemen ontplooiden zich zoet jes; het .zag er buiten feestelijk en blij uit natuur-dood was maar slapen geweest. Hij trachtte zich te verdiepen in drukke zaken, dwong zichzelf tot be langstelling voor koude dingen van den dag, iiep rond met een harden, onwilligen trek op z'n knap gelaat. En de vroolijke kenissen, die hij nog over had uit zijn prettige, gelukkige jaren, schudden het, hoofd als hij het niet kon zien, en zeiden elkaar dat hij nooit meer de oude werd: de slag- was te hevig en te wreed geweest. En dan nog zijn vrouw Zij miste elke afleiding, elke ver strooiing, zat alleen in de hoorbare stilte, de geluidvolle eenzaamheid van het .groote, rijke huis, waar iets was weggenomen, iets ontbrak. Schijn baar koud en ongevoelig, met regel maat .en kalmte haar kleine zaken doende, als vroger vóór baby er was; uitgaande zooals zij steeds deed, om dat bet zoo hoorde in de wereld; visi tes makend in 'n mooi, coquet rouw-toi- let ielicitatie-visites en rouw-visi- tes, al naar het uitkwam. De mensclien betreurden het, dat ze elkaar zoo wei nig tot steun waren in hun leed. Ze begrepen niet dat de groote pijn hem had verbitterd, haar verbijsterd. 't Was een rnooi, lachend kindje ge weest, met zijig, blond haar. en melk wit, teer vleesch. Toen het was gekomen en hij liet op de armen nam en zachtjes wiegde, hadden zij het beiden in hun heerlijk, volkomen geluk uitgeschreid, dicht, bii elkaar, hand in hand. Baby was een wonderkind, clat ver zekerden ze elkaar nadrukkelijk en bij herhaling, dat, moesten ook alle fami lieleden en vrienden met ernstige ge zichten aanhooren. Het, zou een won- dermensch worden, vereenigend in zich alle uitstekende eigenschappen, die gewoonlijk over een aantal men sclien verdeeld zijn. 's Zomersmiddags zat ze niet het wagentje ergens in het bosch, en na kantoortijd kwam hij bij haar op een vaste plaats. Baby's bankje noemden ze bet. Maar de lierfstnevels blauwden wel- I dra en daarna kwam winterkoude, harde, wreede koude, afsnijdend als een mes veel teer leven J Baby werd. ziek doch de jonge dokter zag liet geval niet ernstig in. Het was wel een zwak kindje, maar men liacl zóó weer de lente, en als de zoele dagen kwamen zou de buiten lucht liet. wel opknappen. Maar de lente kwam niet. De kalen der lxad baar wel aangewezen, maar ze bleef tóch uit. dagen, weken lang. De sneeuw bleef maar vallen, tartend, j sarrend, met groote, triomfantelijke vlokken, die alles vochtig en klam maakten. En als dat voor eeil oogen- blik ophield, druilde trieste regen, I neer, traag, maar hardnekkig-aanhou- dencl, avond en ochtend, of stak de schrale wind op en gierde met, hoogen spotlach. Het weer was als een kwade duivel, die het kind wilde hebben, en waartegen de jonge vader zou willen vechten met wanhoop en verbittering. En lxij kon niets doen. Wrevelig en moedeloos kon hij voor het raam der zorgvuldig op temperatuur gehouden kamer staan, met donkeren blik naar buiten ziende, als zocht hij een tast baar iets, een vijand, waaraan hij zijn woede kon koelen. Juist het gevoel van machteloosheid en van ondergeschikt heid aan datzelfde onbarmhartige weer dreef hem vaak tot vertwijfeling, deed hem soms vloeken en tandenknarsen, ook tegen de wetenschap. Baby werd vertroeteld en gekoesterd in warme hoekjes, door bevende, trou we handen, maar de dokter schudde ontevreden het hoofd dat ging zoo niet goed. Zacht voorjaar was noo dig voor liet tep.re kindje, brood- cv broodnoodig. Als ze hem angstig vroe gen wat hij er van dacht, clan beurde hij beu op met een vroolijk, opwekkend woorcl. maar ontweek 'n rechtstreeksch antwoord. Het eenige geneesmiddel was voor geen geld en geen opofferin gen te koop. En toen hij zag dat het ein de naderde, dat het laatste strijdje haast afgestreden was in het zorgvul dig en rijk getooide wiegje, schrikte bij er voor terug hun dat, te zeggen, om dat het zoo plotseling, zoo op eens moest, stelde hij het uit van den eenen dag op den anderen het ging hem zoo aan zijn hart, hij wist dat het als een vonnis zou klinken, een onherstel baar, vreeselijk vonnis. Tot het niet meer noodig was de slag geheel on voorbereid viel cle gruwelijke waar heid plotseling grijnsde. In een harden, lievigen gil had zij hare ontzetting uitgeschreeuwd. Zij zag haar man voorover op de tafel val len, mot de handen voor het gelaat. Groote tranen drupten tusschen de tril lende vingers, de schouders schokten woest van het snikken; maar zij kon hem niet sterken, niet mèt, hem weenen, zooals zij ook tezamen gelukkig waren geweest. Wilde schrik, verbijstering dat zóó iets gebeuren kon, hadden haar in het hart gegrepen, deden haar neer zitten in starre verstijving, zonder ui terlijk vertoon van droefheid, zonder weenen en klagen, geen troost vragend maar evenmin gevend. Als zij in huilen was losgebarsten, als zij zich in wanhoop aan hem had vastgeklemd, had het zijn smart ver licht want dan zou hij eigen ziele- pijn hebben vergeten om den hare te stillen, dan was 't hun beiden ten goede geweest. Maar toen hij het hoofd opbeurde, de handen wegnam van de roodbeschreide oogen, die zoo zonder ling stonden in het mannelijk gelaat, en zorgelijk naar haar keek. zag hij haar rustig en nadenkend zitten op de canapé met even 'n trekje van pijn om den mond, en dacht hij haar smart kleiner dan de zijne. Dat werkte ver killend tusschen hen. Toen hij zijn eerste, volslagen moedeloosheid had overwonnen, weer eenigszins zichzelf was geworden, voelde hij zich alléén staan, sprak hij weinig of nooit met baar over het doode kindje. Stil gingen zij naast elkaar over den buitenweg. Het kwetterde in de pas ge tooide boomeh van jolig vogelleven. De zon stond warm in een vrije lucht, deed den slappen grand opdrogen lichtte door de dunne, transparal blaadjes. Hij ging wat vooruit, de ht den op den rug, met gefronsde wei brauwen, nadenkend voor zich turei De landweg liep in het bosch uit, een laan, hoog en kalm als liet scl van een kerk, waarin de stilte als spannen hangt, van beuk tot bei Slechts één vogel jodelde wat, hoog een wuivenden boomtop, en troepen secten dansten in regelmatige cada boven een plasje regenwater, waai de blauwe lucht kaatste. Hij zei wat tegen haar, een gewoi dagelijlcsche opmerking, maar zij a woordde niet. Hij herhaalde het v harder en scherper, zonder resulta Driftig wendde hij zich om zij v er niet. Maar in de verte, bij bet bef van bet bosch, waar een eenvoud geel bankje stond, zag hij haar zitti de jonge, zwarte gestalte, diep vo( over gebogen, uitsnikkend voor de e ste maal na Baby's dood baar gro leed. Liefste 't Was het bankje van Baby.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 6