Prijsraadsel.
men van het groote leger. „Het is met
mij gedaan!" roept nu de gelukkige
echtgenoot der schoone Margaretha.
Maar eene opkomende gedachte geeft
hem moed. Hij loopt naar huis, trekt
zijn uniform aan, grijpt zijne wape
nen en komt aan den oever terug, op
hetzelfde oogenblik dat de Franschen
zich ontschepen. „Werda!" roept hij
met donderende stem. „Werda gij
zelf?" antwoordt men hem van het
schip; wie zijt gij?" De schild
wacht!" ,,Hoe lang staat gij daar
reeds op wacht?" Vijf jaar!" Da^
voüst, die de grap begreep, lachte har
telijk om dit (gezegde en gaf den on-
willekeurigen deserteur op 'welwil-
lenden toon zijn ontslag.
KINDERJALOEZIE.
Ach, maatje, verbied u Jantje eens.
Hij trapt al de wormen in den tuin
dood.
Hoe leelijk!
Ja, en hij wou er mij niet een la
ten doodtrappen.
De spin als troosteres.
zen trek voldoenden om de inborst van
den gouverneur te teekenen en aan
stonds ontnam hij hem zijn post.
Zooals men weet kreeg Pelisson, na
vijf jaar opsluiting, zijne vrijheid te
rug en trachtte de koning hem al zijn
ondervonden- leed te vergoeden, door
hem met posten en gelden te overla
den.
Pelisson stierf te Versailles in 1863.
betreurd als een der uitstekendste
rechtsgeleerden van zijn tijd.
In de Bastille gevangen gezet, zag
Pelisson, die tegelijk met Fouquet in
ongenade viel, zich van alle hulpmid
delen verstoken om zijne rechtsge
leerde studiën voort te zetten. Daar
men hem boeken, papier en inkt ont
nomen had, was hij wel verplicht zich
met het gezelschap van een domrnen,
zwaarmoedigen muzikant tevreden te
stellen, wiens eenige kunst in het be
spelen van den doedelzak bestond.
Maar hij wist een hulpmiddel tegen
de verveling te vinden. Een spin, die
haar web spon vóór een raampje, dat
licht in de gevangenis gaf, beproefde
hij ,tam te maken. Om dit doel te be
reiken, zette hij vliegen op den rand
van het venster, terwijl de muzikant
op den doedelzak speelde. Allengs
werd de spin, door het geluid van dit
instrument als het ware tam geworden,
gewoon, het raampje te verlaten en
toe te loopen op de prooi, die men haar
aanbood.
Zoo ging Pelisson voort haar steeds
met hetzelfde geluid op te roepen en
kwam, door de prooi hoe langer hoe
meer te verwijderen, eindelijk zoo ver,
dat hij, na eene oefening van eenige
maanden, het insect zóo zeer onder
zijn bedwang had, dat de spin altijd
op het eerste teeken het venstertje
verliet en een vlieg, zelfs in het mid
den der kamer, tot bij de knieën der
gevangenen kwam vangen. Toen de
gouverneur der Bastille 'Pelisson
eens kwam bezoeken em hem met een
spottenden glimlach vroeg, waar
mede hij zich wel bezighield, zei Pe
lisson met een opgeruimd gelaat, dat
hij zich een groot genoegen had we
ten te verschaffen en liet, na even
een teeken te hebben gegeven, de spin
op zijne hand komen. Nauwelijks had
de gouverneur dit gezien, of hij wierp
haar op den grond en vertrapte haar
met den voet. ,,Ach, mijnheer," riep
Pelisson toen droevig uit, ,,ik had lie
ver gewild, dat gij mijn eigen arm
hadt gebroken."
De daad was werkelijk wreed en
kon slechts bedreven worden door
iemand, die gewoon was ongelukki-
gen te zien lijden. Toén Lodewijk XIV
hiervan bericht kreeg, achtte hij de-
Van hongersnood gered.
De stad Rennes werd in 13Ï>9 door-
de Engelschen, onder aanvoering van
den bekenden 'hertog van Lancaster,
met veel beleid belegerd. De stede
lingen en de bezetting wisten zich
echter zoo dapper te verdedigen, dat
de belegeraars, in het eind de hoop
opgevende van de sterke veste met
kracht en geweld te zullen innemen,
haar van alle zijden insloten, tenein
de de belegerden aldus, zoo mogelijk,
te doen uithongeren.
Alras begon men binnen de stads
muren dan ook al het nijpende te ge
voelen van den hongersnood, te meer
nog daar de Engelschen hunne kud
den, die zeer talrijk waren, dagelijks
nabij de wallen der stad, en dus voor
het oog der arme hongerlijdenden,
lieten weiden. Een troep varkens, die
zeer dicht onder de stadsmuren kwa
men, wekte vooral hunne vurige be
geerten op. Maar hoe deze in hunne
macht te krijgen? Met geweld was ze
ker niets uit te richten; slimheid moest
te hulp komen.
De beroemde Duguesclin, die zich
juist te Rennes bevond, wist raad.
Eerst verzocht hij, dat men een wijf
jesvarken zou halen, hetgeen aanvan-
i kelijk wel niet zoo gemakkelijk ging.
j maar waarin men eindelijk toch
slaagde. Dit dier werd nu, op zijn be-
vel, naar eene der stadspoorten ge-
bracht, in welke nabijheid de varkens
I van den vijand graasden, en, nadat
de poort geopend was, gedurig aan
i staart en ooren getrokken, om het tot
I schreeuwen te brengen.
Het plan gelukte. Nauwelijks klonk
J het vreeselijk gegil, waarmede het
I arme dier onder deze pijniging geen
seconde bijna ophield, of met pijl-
I snelle vaart, door geen wachters of
hoeders te keeren, stormde de gan-
I sche Engelsche kudde op het ge
schreeuw af, de poort in en den blij
den burgers in de open armen.
Zóo veel kracht heeft de liefde tot
het schoone geslacht, ook onder de
I varkens!
„Ja, sire," was het antwoord. ,,En
zijt gij die kunst meester?" luidde de
vraag weêr. „Ja, sire." „Welnu,"
hernam de koning, „ik wil de proef
eens nemen. Zeg mij dan waar gij met
kersttijd zijn zult." De verraste snaak
bedacht zich eenige oogenblikken en
eindigde met de verklaring, dat hij het
niet wist. „Domoor," sprak de koning
toen lachend, „dan weet ik meer van
de kunst dan gij; want ik voorspel u,
dat gij met kersttijd achter de tralies
zult zitten." En de waarzegger werd
onmiddellijk naar de gevangenis ge
bracht, waar hij bleef tot dat jaar uit
was.
Napoleon op weg naar Elba.
De brik „lTnconstarrit", die keizer
Napoleon I in 1815 naar het eiland El-
ba vervoerde, was met ongeveer vijf
honderd manschappen bezwaard, eene
menigte, die het vaartuig zeer in zijn
gang belemmerde. De kommandant
Sari, kapitein van de brik, zeide dan
ook tot den keizer, dat hij niet voor
den wind draaien kon, zonder degenen,
die zich op het dek verdrongen in ge
vaar tebrengen. De keizer, die gedu
rende de reis reeds zoo dikwerf door-
zijne vlugheid en gevatheid had uitge
blonken, begaf zich naar de troepen,
met het voornemen om de officieren en
andere personen van rang te verwijde
ren. „Komaan, komaan, mijnheeren,
vertrekt," spralc hij, terwijl hij ben
driftig voortstiet. Toen wendde hij zich
naar zijne oude grompotten en sprak
tot elk hunner afzonderlijk op zacliten
toon: „Kom, vriend, ga van hier, gij
staat hier niet goed, gij loopt gevaar
uwe beenen te breken." En tegelijk
keerde hij zich tot een ander, dien
hij even vriendelijk verzocht naar be
neden te gaan.
Toen men den keizer de aanmerking
maakte, dat hij zeer verschillend met
zijne officieren en zijne soldaten om
ging," antwoordde hij: „Dat ik dit on
derscheid maak is billijk; hun, die voor-
vier stuivers per dag hun leven wagen,
ben ik veel meer- verschuldigd dan hun
die het tegen eerbewijzingen en geld in
wisselen."
Cromwell als Politie-
handliaver.
Hoeveel loopt een Trampaard?
I Een lezer vraagt ons, hoeveel kilo
meter een paard van de Haarlemsche
I tram jaarlijksch aflegt.
Ieder trampaard doet per dag acht
ritten heen en terug (vier 's morgens en
i vier 's namiddags). Het legt dus zes-
j tien maal het traject Stationden
I Hout af, dat 2300 meter lang is. Per
dag loopt het dier dus 36800 M.
I Van de 10 dagen heeft het beest zeven
dagen dienst. Het loopt dus van de 365
I dagen 255J dag, vermenigvuldigd met
i 36800 M. maakt dit 9402 kilometer en
i 400 meter.
Een mensch zou, als hij dezen af
stand l-oopen moest, daarvoor ruim
1880 uur noodig hebben, aannemende
dat hij 5 K.M. per uur gaat.
Neemt men nu aan, dat een mensch
zonder zijn gezondheid te benadeelen
gemakkelijk geregeld 5 uur daags loo
pen kan, dan zou hij iets meer dan een
jaar over dien afstand loopen.
Waaruit volgt... dat een Haarlemscb
trampaard het nog niet zoo kwaad
heeft.
Hendrik VII als Planeetlezer.
Een bedrieger, zooals er nog enke
len gevonden worden, wilde eens in
Engeland de menigte wijsmaken, dat
hij uit den stand der planeten toe
komstige gebeurtenissen kon voorspel
len. Onder anderen voorzeide hij, dat
koning Hendrik VII, die toen regeer
de, in den loop van dat jaar ster-ven
zou. Nauwelijks had de koning dit ver
nomen, of hij liet den „profeet" bij zich
ontbieden. „Zeg eens", sprak de mo
narch toen, „kan men uit den loop dei-
sterren de toekomst voorspellen?"
Ten gevolge van schralen oogst, had
zich eens, onder de regeering van
Cromwell, ongemeene duurte geopen
baard, hoewel van vroegere jaren
nog groote voorraad in alle schuren
voorhanden was. Te Urbridge zag men,
op een marktdag, een deftig, achtbaar
man rondkuieren, die schier al het
graan opkocht.. De pachters hielden
hem voor een makelaar, voor een op-
kooper, door kooplieden daartoe ge- i
machtigd. Hij had betaald wat zij eisch-i
ten, en toen zij hem des middags ont-
haalden, zeide hij hun, elk in vertrou-
wen, dat hij voor den volgenden markt- L
dag wederom op groote hoeveelheden
commissie had; wie dus de grootste
aanbracht, kon boven den bedongen
prijs nog op eene aanzienlijke premie
rekenen. Thans werd Urbridge met
graan overladen. 1-Iij verscheen, een
groote zak met goudstukken volgde hem
en hij kocht alles. op. Hem, die de groot
ste hoeveelheid had ter markt gebracht,
telde hij de toegezegde premie uit, en
reeds wilde deze dankbaar zich ver
wijderen, toen hem de rijke koopman
toeriep: „Geef mij twee stuivers terug!"
Met een glimlach van onderdrukte
scherts werden, deze hem door den
pachter ter hand gesteld. „Weet gij,
waartoe gij die betaald hebt?" klonk
nu de vraag. „Neen!" „Nu, zoo
hoor! U houd ik voor den grootsten
van al de schurken die hier bijeen zijn,
en die twee stuivers zijn bestemd om
een strop voor u te koopen! Kor
poraal Stubbs!" riep Cromwell want
het was de groote veldheer zelf een
van hem, die hem vergezelden, toe:
„haal een strop en knoop mij dien
schurk voor dit huis op, dat hij alle
vervloekte Achans tot toonbeeld strek-
ke; want vervloekt zij hij die den ar
men het brood onttrekt!" En korporaal
Stubbs deed, gelijk hem bevolen was.
tigen lichaamsbouw liepen. Deze was
echter, naar 't getuigenis van hen die
hem gezien hebben, niet zoo verschrik
kelijk, en toen hij later Amsterdam,
's-Gravenhage en andere steden van
ons land bezocht, begroette men hem
algemeen zelfs niet als een gevreesden
reus, maar als een „aardig ventje."
Pitt's lierinneringsvermogen.
In eene zijner redevoeringen, dooi
den grooten staatsman Pitt in het Huis
der gemeenten gehouden, noemde hij
den roemvollen krijg, die aan den
rampspoedigen oorlog, waardoor En
geland zijne koloniën verloor, was
voorafgegaan naar men meende in
vergissing „den laatsten oorlog."
„Den laatsten op één nariepen
hein aanstonds eenige leden toe. Pitt
gaf hierop evenwel geen acht totdat
hij, een oogenblik daarna weder in de
zelfde fout vervallende, door het een
parig geroep van „Den laatsten oor
log op één na den laatsten op één
na in de rede gevallen werd. „Ik be
doel, mijnheer de voorzitter," zeide Pitt
toen, zijne welluidende stem verhef
fende, „ik bedoel den laatsten oorlog,
dien de Britten zich wenschen te her
inneren." En aanstonds werden de af
keurende kreten van zoo even door
eene schier eindelooze toejuiching ver
vangen.
Uit 1830.
Terwijl alom inzamelingen gedaan
werden tot onderhoud van het leger
dat Napoleon den laatsten slag zou
toebrengen, veisden drie aanzienlijke
dames naar haar landgoed terug en in
gezelschap bevond zich de arme Freule
van S". Onderweg hield het rijtuig stil
en kwamen zij in een herberg; waar zij
op tafel eene gedrukte uitnoodiging
vonden tot het geven van bijdragen
voor de verdedigers des vaderlands.
De drie dames ledigden niet alleen
hunne beurzen, maar legden ook hun
ne ringen, oorhangers en armbanden
op de schaal. Freule van S" sloop naar
een raam om bare tranen te verbergen
en toen hare vriendinnen haar wilden
troosten zeide zij „Nog nimmer heeft
mij mijne armoede zoo gekweld als
thans. Ik "heb geld noch kostbaarheden
en zou toch zoo gaarne iets op het al
taar des vaderlands willen nederleg-
gem" Plotseling verhelderde haar ge
laat en met verheugden blik riep zij
uit„Ja ik heb toch nog iets Dadelijk
liet zij een pruikemaker komen, zij liet
haar lang, blond haar afsnijden en
kreeg daar eenige guldens voor, die zij
met innige vreugde op de schaal legde.
Geroerd vernam de beambte, met de
inzameling der gelden belast, deze
schoone daad. Hij kocht het haar we
der in, liet er kleine gouden ringen
mede bewerken en alles verdrong zich
om deze ringen te koopen als herinne
ringen aan de schoone daad van een
vaderlandslievend meisje. Hoe geluk
kig gevoelde zij zich toen zij vernam
dat hare lokken meer dan 1000 gulden
ten voordeele van het vaderland had
den opgebracht
Mevrouw: Dien je al lang?
Dienstmeisje: Twee jaar, mevrouw.
Mevrouw: Heb je getuigen?'
Dienstmeisje: O, ja .mevrouw, ne-
g'en-en-clertig!
Een oorlog om twee afge
sneden ooren.
In het jaar 1740 werd de kapitein van
een Engelsch koopvaardijschip, Jen
kins, door Spaansche smokkelaars aan
de Amerikaansche kust overvallen. In
weerwil van den dappersten tegenstand
kwam hij sechts mot gekloven neus en
afgesneden ooren uit het strijdperk.
In dien toestand verscheen h" voor
het Engelsche parlement, vertelde in
eenvoudige taal zijne ongelukkige ge
schiedenis en besloot zijn verslag met-
deze woorden: „Nadat de Spaansche
barbaren mij zoo verminkt hadden,
wachtte ik zonder vrees den dood af.
Ik beval mijne1 ziel aan God en aan
de wraak van mijn grootmoedig vader
land!"
Deze woorden maakten grooten in
druk. Het bloedige gewaad van Cesar,
dat Antonius het Romeinsche volk ver
toonde, kon geen gloeiender haat, geen
vuriger dorst naar wraak opwekken,
dan het wijzen op zijne afgesneden
ooren.
Beide parlementshuizen besloten
eenparig, van Spanje een aanzienlijke
schadevergoeding te vorderen of dit
land dadelijk den oorlog te verklaren.
Hierdoor ontstond alsnu de welbeken
de lange en hevige oorlog tusschen
Engeland en Spanje, welke duizende
menschen deed sneuvelen en onge
hoorde sommen verslond, en dit alles
om twee afgesneden ooren.
Eten door den neus.
Dezer dagen werd te New-York een
zevenjarige knaap door een paard zoo
hevig tegen den rnond geschopt, dat
niet alleen al zijn tanden werden uit
geslagen, maar ook zijn mond zooda
nig werd gehavend, dat het hem onmo
gelijk was, op de gewone wijze voed
sel tot zich te nemen.
De doctoren pasten daarop een me
thode op hem toe, waarbij met geweld
voedsel door de neusgaten en de keel
naar de maag wordt gebracht. Het toe
stel, dat daarvoor gebruikt wordt, be
staat uit een stuk gutta-percha slang,
ongeveer ter lengte van 15 centimeter,
aan bet eene uiteinde waarvan een
harde caoutchouc trechter is beves
tigd. Het vloeibare voedsel wordt in
den trechter gedaan, de slang wordt,
door den neus gestoken en in de keel
gebracht.
1-Iet, is geen prettige manier van eten,
maar liet resultaat is bevredigend.
„Daer komt Pon wel Jo
nas aan."
Wie van ons beeft, in zijn kinder
jaren, niet dikwijls, uit den mond van
moeder of kindermeid, bet liedje ge
hoord, waarvan wij den eersten regel
hierboven afschreven. Weinigen even
wel zullen weten wie die Pouwel Jo
nas, met wiens naam zij reeds zoo
vroeg kennis maakten, wel geweest is.
Was hij een pronker van naam, gelijk
de tweede regel van het liedje: ,,'t is
zoo'n. aardig ventje" schijnt aan te
duiden?
Neen, hij was een alom gevreesd
man, een Amerikaansch kaperkapitein,
die zijn onverschrokkene strooptochten
ook tot ons land uitstrekte.
Door zijn handelwijze met Engel
sche schepen, die door hem buit ge
maakt waren, gaf hij aan de grieven,
door Engeland tegen ons land gevoed,
eenigen, zij het dan ook schijnbaren
grond.
Pouwel Jonas landde in het jaar 1779
met zijn kaperschip, benevens twee
Fransche en twee Engelsche schepen,
door hem veroverd, op het eiland
Texel. Zoodra de Engelsche regeering
dit vernam, eïschte zij de uitlevering
der schepen. Doch men zag hier de ge
grondheid van dien eisch niet in en
gaf alleen aan den op Texel bevelvoe
renden officier den last, zich met den
vrijbuiter volstrekt niet in te laten.
Alras was Pouwel Jonas' naam op al
ler lippen, terwijl iedereen.verlangend
was om hem te zien, vooral daar aller
lei geruchten betreffende zijn reusach-
De tweede eervolle vermelding komt
toe aan Mej. M. GERMERAAD—FLA-
MEL1NG. Ook zij voelde het dichtvuur
in zich blaken.
Aardig zong zij:
Of 't zonnetje fel scheen het bier
soms wat zwaar,
De dagtaak vermoeiend... ik weet niet
zoo waar,
Maar wijl 't zachte windje, het blader
dak kust,
Biedt hij ons het beeld van een ..dien
der in rust."
Zijn sabel en helmhoed, ze drukten
zoo zeer,
Hij legde ze daarom op de bank naast
hem neer.
Ze blikk'ren in 't zonlicht, in vreedza
me pracht,
Ontnemend hun meester, 't symbool
zijner' macht.
Want, ocli! het geluk is zóó wuft hier
beneên,
Men waant het te grijpen, maar, phut!
vliegt het heen.
Zoo gaat het ook hier nu, wijl 't dien
dertje rust,
Daar nadert een kaper, zoet-zachtjes
de kust.
Bestoven, en warm van zijn moeielij-
ke reis
Verklaart hij 't verkoelende bier tot
zijn prijs
En prevelt bij 't heengaan met spot
tenden lach,
,,'k Wou dat "k bij 't ontwaken, jou
oogen eens zag."
En eindelijkfde vierde, ingezonden
door den heer N. VAN AMSTEL, Zand-
vaart C. 79, Heemstede. Hij zal voorze
ker aan de andere drie den volgenden
keer den prijs betwisten.
Want hij vertelt heel leuk:
Zeker dorp niet ver van de stad,
Kon er op bogen,
Dat het een' braven veldwachter had,
Ja, zonder logen
Hein, zoo heet hij, moest voor den bur
gervader
Eens naar de stad,
Omdat hij daar tegen een' dader
Van een misdrijf, getuigenis had
De weg is stoffig,
En 't weder zeer heet,
Zoo komt Hein, al sloff'rig
Terug, nat. van 't zweet.
Onze Hein komt bij „De gouden leeuw"
Hij roept de waardin, en met een geeuw
Vraagt hij om bier.
De helm weegt hem taam'lijk zwaar,
Dus met den riem legt hij hem daar,
Op de bank, onder den boom.
En zet zich, erg loom
Er naast, en valt, met de handen te
zaam.
Spoedig in slaap, van vermoeidheid in
't gaan.
't Bier zet de deern
Naast hem neer
En gaat nu weer
In de taveern.
Daar komt Huibert, uit het dorp.
Hij ontdekt op een steenworp
Vanaf de herberg, ras
Het voor Hein gebrachte glas.
Hij is naderbij gekomen,
En, daar hij 't niet nauw neemt met
't mijn en dijn,
Drinkt hij, zooals men ziet, 't bier op
van Hein.
Wij verzoeken aan den winner zijn
prijs in ontvangst te komen nemen.
PRIJSVRAAG.
Niet minder dan 26 goede inzen
dingen mochten wij ontvangen als hij-
schrift van de plaat, voorkomende in
„De Zaterdagavond" van 15 Septem
ber. Maar bij een opgave als deze is
de eigenschap „goed" niet het eenig
noodige, gelijk bij een prijsraadsel.
Nog allerlei andere factoren komen
hierbij in aanmerking, in de eerste
plaats o. i. om geestig te wezen bet
zij door woordspeling of anderszins
in het kortst mogelijke bestek.
Dat is o. i. aan
Den I-Ieer A. C. H. CALKOEN,
wonende Leidschevaart 86, het beste
gelukt.
Hij zond het volgende aardige bij
schrift:
De macht van den slaap, ongewa
pend zegevierende over de gewapende
maclit, ontwapent onwetend de
macht van 't Geweten.
Zie, daar zit wat in, dat is welover-
dacht, en wij aarzelden dan ook niet
hem den prijs toe te kennen.
Drie anderen staken hem naai' de
kroon, en wel in de allereerste plaats
de heer BOGAARD, Rozenprieelstraat
no. 8. Zijn inzending heet:
„De Gelegenheid maakt den dief."
Dat de gelegenheid de dieven maakt,
Ziet men in deze leuke plaat,
Terwijl de eene de gelegenheid heeft
Te stelen van den dag,
Vindt de andere de gelegenheid schoon
Te stelen diens gelag.
Inderdaad een geestige woordpeling.
LAATSTE MIDDEL.
Medisch Student. Wat doe je toch
Studiemakker. Ik fotografeerde 1
geraamte, dat ik van je leende. Ik zei
de fotografie naar den oude, maar
zet er onder Zoo zie ik er uit, daar
zoo lang op een postwissel heb moei
wachten.
ZELFBEWUST.
Dus, u wilt mijn dochter hebber
Kunt gij dan een gezin onderhouder
Onderhouden Vetmesten zou
het kunnen
BEMIDDELD.
Fietje, wat verstaat gij onder ea
bemiddelde dame
Eene dame, juffrouw, denk ik.
een heel lange ceintuur noodig heel
NU ASJEBLIEF.
- Bakker, is je brood versch?
- Ja natuurlijk, dat was het gist
TWEE REDENEN.
Waarom groet jij Wilman n
meer?
Ten eerste vind ik hem een gem
nen kerel en ik ben hem no.
rijksdaal der schuldig.
INSTRUCTIE.
Luitenant. Hoe schrijft men signaf
Recruut. Signaal wordt niet geschi
ven, maar geblazen-.
DRESSUUR.
Mijn jachthond is goed gedr
seerd
Zoo? Kan hij al in zijn eentje
haas bij den poelier halen?
LOGICA.
Logica van een jongmenscli
to date".
Als ik zooveel geld had als ik v
teer, zou ik een rijke kerel zijn!
Hij én zij.
Hé, wat kunnen die mannen t(
vreeselijk zeuren. Willem heeft z
eindelijk gedeclareerd, en raad ei
hoe lang hij er voor noodig had? Ti
uur.
En hoe lang had jij noodig
hem 't jawoord te.geven?
Twee seconden maar.
VERZUCHTING.
Beroemde virtuoos (zijn kaal w
dend hoofd in den spiegel bekijkenc
O weenu eischt ook de tijd i
lokken van mij
Mijn geheel bestaat uit 4 woorden
en 38 letters, en is de naam van een in
stelling hier ter stede, die ons dezen
winter veel kunstgenot zal verschaf
fen.
De 7, 35, 10, 2, 1, 27 is een smakelijke
visch.
21, 21, 13, 37, 9, 4, 11 zal een welkome
gast in Nederland zijn.
De 14, 19, 1 29, 33, 20 is een rijk Oos-
tersch vorst.
Een 36, 38 wordt door de monniken
KATHEDERSTIJL.
„Toen Cieei'o zijn beulen niet m
ontgaan kon, stak hij zijn hoofd
den draagstoel, dat hem den '7 Dece
ber 43 voor Christus afgeslagen wei
HET LIED BIJ DE ZEE.
Een jong dichter zit met zijn mei
in den laten zomeravond aan 't stra
en is droomend en dweepend vera
ken in de stille pracht van de zet
Alles om zieh heen schijnt hij i
geten, verzonken als hij is, in
diehterlij ke mijmeringen.
Het meisje, die dat stil-zijn vei
len gaat, zal een list te baat nem
om hem aan 't, spreken" te krijgei
Smachtend fluistert ze hem toe,
ze zoo'n heel mooi lied op de
heeft gemaakt, 't is er ook zoo mt
en zoo zalig, en dan komt er van h
rozenlipjes
Een zeehond zat aan 't strand,
En schuurde z'n bek met zand.
O, mocht uw hart zoo rein,
Als de bek van dien zeehond zij
Verdwenen, voor den ganse
avond, was de dichterlijke stemm
van den jeugdigen poeet.
Niets is zoo veranderlijk als het 5, 3,
6, 26.
Een 34, 8, 28, 12, 26 is timmermans
gereedschap.
31, 26, 22, 25, 32 is een meisjesnaam.
23, 17, 18, 31 is een windstreek.
Het 30, 24, 15 leert men op de kinder
school.
Inzendingen worden ingewacht tot
uiterlijk Woensdagavond. Onder de
goede oplossers zal een
FRAAIE KOP MET SCHOTEL
worden verloot.
Uit den Moppentrommel.
ZIJN WENSCH.
Kleine jongen (naar het venster van
MERKWAARDIGE OPVATTING,
Jan: Zeg, Mietje, onze heer, die
schandalig veel eet, denkt van nn
aan nog veel meer te eten.
Mietje: Hoe zoo?
Jan: Ik heb gehoord, dat hij met
dokter reeds over maagverwijd
heeft gesproken.