Licht en Schaduw.
daardoor in woede ontstoken is. j deling te aanvaarden en de Engelsche
Febr. 25 1664. 's Middags naar de i regeering, onder den drang van het pas
beurs waar even te voren de Zweed,
die hekendlieeft gelogen te hebben om
trent de I-Iollandsche wreedheden, in
de hoop iets te verdienen, de beurs
rondgeranscld is. Maar de menschen
gelooven toch dat er eenig plan in
Frankrijk of Holland moet bestaan,
w ant het is niet waarschijnlijk dat de
Zweed om der wille van geld de Hol
landers zou belasteren. Eerder zou hij
dan goeds van ons vertellen.
KRONIEK.
geopende Parlement, aanvaardde die
bemiddeling.
Ernstig en nauwgezet werden Kru
ger's documenten onderzocht en werd
besloten dat Engeland tegen vergoe
ding van eenige voorrechten den Boe
ren de vrijheid en onafhankelijkheid
laten zou.
't Was juist Kerstdag toen dit heuge
lijk nieuws door de wereld op de ba
zuinen dei- faam naar alle oorden wérd
rondge sell aid.
De Vredes-Engel had in de harten
der menschen haar heilig werk ver
richt en cfoor den Stillen Nacht, den
Heiligen Nacht ruischten de dankbare
jubelzangen van een gelukkige
I menschheid, die het kostbaarst ge
schenk. liet dierste goed ontvangen
hadden, den Heiligen Vrede.
Dat wilde ik droomen, en ik droomde
het. Toen ik ontwaakte
JOFIER.
Hoe hij den trein redde.
Kruger en de poëzie.
Kruger heeft toch altijd nog hoop,
en die schijnt voornamelijk ge
vestigd te zijn op een ontmoe
ting met den Czaar, wanneer
die te Nice of te Mentone vertoeven
zal tot herstel zijner gezondheid.
Liever dan mij te verdiepen in de
vraag of die hoop gerechtvaardigd is
en welke verwikkelingen uit Kruger's
komst zouden kunnen voortvloeien en Het is een mooie namiddag in de
het weerspel daarvan, wil ik nu eens maand Augustus. Voor de herberg van
fantaseeren over Kruger's komst in een dorp in liet noorden van Idaho zit-
verband met den tijd, waarin die komst j ten eenige mannen te rooken en te pra-
plaats vindt. ten. Daar komt een vreemdeling aan-
De energieke grijsaard is recht ko- gereden een koopman of handels-
men vragen voor zijn volk in den agent naar het schijnt en bindt zijn
poëtischen tijd bij uitnemendheid. I twee paarden voor de herberg vast.
't Is al zweven de poëtische verhalen Het zijn prachtige dieren, én de man-
door de lucht. St. Nicolaas is geweest,
dc tijd van wonderbare ontroering voor
de teere kinderzielen, die in hun rijke
verbeelding den goeden Heilige" ovei
nen, die voor de herberg zitten, stooten
elkaar aan en fluisteren Een mooi
span, hoor
Luister eens, vriend, zegt een der
de daken zien rijden met z'n zwarte I IxW*» tot pas aangekomene, ik
knecht. Er straalt een gloed vat, liefde 1 zou W* Tjn ^immel. die daar
door den tijd, een gloed van heerlijke aal\ <le" anderen kan van de straat
liefde en weldadige menschenniin. AYas siaal, tegen dat paard van» willen
de Sint niet de Heilige die daar den i «mgoed passen taj den an-
nood lenigde, waar ze het hoogst was,1
cn die ook wel de roe voei'de, maar
toch gaf en schonk en rijk bedeelde,
waar behoefte was en die den zoeten jI
kinderkens" in het mysterie-volle nacht-
dere, dien ik op stal lieb staan.
Neen, antwoordt de ander bedaard
ik ruil niet.
Nu goed. zeg dan wat moet ge er
zoe en VOQr
Ik wil ze 'ook geen van twee ver
uur zijn gaven schonk, door dc schoor- jotieu
steen heen, en het de haver voor zijn G)j sc]lijm aan de dieren gehech(_
paard meenam. ze hebben je zeker eens uit de handen
Maar er is nog andere poëzie van jndianen 0f straalroovevs gered
in de Decembermaand, de poëzie 1 nu jujs^ nje(
die zoo teer en fijn. is, dat haast geen Voor den dag met die geschiede-
pen haar beschrijven durft. Dat is hetnis zeat nummer twee, een semoede- j
stille, zachte verhaal van den vrede, die lijke oude heerj die zicll in een dikke
op aarde eens wezen zal en het welbe-rookwolk hult
behagen der menschen. De stoelen worden dichter bij de ta-
„Vrede op aarde als Kruger in Eu- I fel-geschoven. de vreemdeling zet zich 1
ropa verwijlt ten tijde dat duizenden in hun midden en ,ladat hij zich door
en duizenden in hun hart voelen tril-f,.isschen dronk verkoeld heeft,
len de ontroering van dien engelen-1
zang. hoe droef zal het hem dan te 1eSir>1- lnJ
moede moeten zijn, hem den geloovige, l'le*was 111 Maart 1882. Ik woonde
die met zijn Bijbel steeds bij zich Euro-1 in D.. aan den oost-oever van de rivier,
pa doortrekt, zijn Bijbel die hem Het had in den winter ontzettend ge-
spreekt van den vrede en de liefde der vroren, het ijs was nog nooit zoo dik
menschen onder elkaar. geweest, en men vreesde, dat, als het
Wat een ontgoocheling, als hij overal j |5 loskwam het de voetbrusr zou mee-
het hoofd vol idealen van steun en de sp00rvregbrllg Weld men
hulp stoot tegen den harden muur cler
berekenende politiek en fijn egoïstische "voor\eiiig.
diplomatie Mijn vrouw was met haar kind voor
Ik sprak over den poëtischen tijd en eenige dagen naar haar ouders ver-
daarom wil ik niet hitter worden, en trokken, die ongeveer honderd mijlen
eens een sprookje fahtiseerv». Ik J westelijk woonden. Zij had mij juist
eens droomen, dat de eerbiedwaardige geschreven, des namiddags met. trein
balling in ons klein land overal en al- 33 te willen terugkeeren. Reeds 's mor-
i t gens stonden menschen aan den oever-,
die op den ijsgang wachtten, en hun
lerwege met nooit gekende geestdrift
werd begroet, en dat hij te "s 'irnven-
hage, de stad der Vredes-conferentie,
een beroep deed op Rusland. De Czaar
was onmiddellijk bereid, en trad in
overleg met Frankrijk, dat. eveneens
bereid gevonden werd. Die twee te za-
men stelden Engeland voor hun bemid-
getal werd met het uur grooter. Kort
na den middag werd het duidelijk, dat
het ijs het. niet lang meer kon uithou
den en de spanning werd hoe langer
hoe heviger. Daar kwam een berg van
ijsschollen aandrijven, recht op de
voetbrug aan. De brug weerstond eeni
ge oogenblikken den vreeselijken
-schok, opnieuw hervatte de ijskolossus
den aanval en de pilaren der brug wer-
den als waren ze van was, doorgesne-
den. Met donderend geraas stortte de
brug in, de toegang was vrij en voort
stevende de ijsberg naar de spoorbrug,
die eenige seconden later van haar
1 massieve pijlers vloog als een eier-
schaal over een snelstroomend water.
Eerst nu viel het ons in, dat niemand
zich aan den anderen kant bevond, die
den aankomenden trein had kunnen
waarschuwen en de telegraafdraden
waren met de brug meegesleept. Het
was halftwee en een uur later moest
I de trein komen. Dicht bij de brug
maakt de spoorweg een sterke bocht,
zoodat de machinist het onheil niet tij-
dig genoeg kon opmerken om nog vóór
j de brug te remmen. Werd hij dus niet
op de een of andere manier gewaar
schuwd, dan zouden allen zeer waar
schijnlijk een droevig graf vinden in
de gapende diepte.
I Men kon zich niet met de hoop vlei
en, dat van den anderen kant de rivier
een waarschuwing zou worden gege-
1 ven, daar aan die zijde ver in den om-
I trek geeri levend wezen woonde. Een
poging om bij dezen verschirkkelijken
ijsgang de rivier over te steken, stond
gelijk met zelfmoord, en de naastbijge-
legen brug lag tien mijlen verder. En
toch was die brug de eenige hoop.
Naast mij stond een man met een vu
rig paard. Ik verzocht hem het te mo
gen. gebruiken om den trein te redden.
Een oogenblik later zat ik in den zadel
en voort ging het als de wind.
Vele menschen, die aan den oever
stonden kenden mij, en velen wisten
ook, welke vertwijfelende gedachte mij
aanzette.
De trein, de trein riepen zij, hij
rijdt naar de andere brug om den trein
te redden, zijn vrouw en kind zitten
daarin.
De gansche menigte brak in een luid
gejuich los, en mijn prachtig ros
stormde voort alsof het die aanmoedi
ging had verstaan. Vooruit ging het,
hoornen en huizen vlogen ons voorbij.
Het schuim vliegt in witte vlokken van
mijn dier en toch galoppeert het geen
stap langzamer dan in de eerste mi
nuut. Een blik op het horloge ik heb
voor de eerste vijf mijlen nauwelijks
dertien minuten gebruikt. Indien ik nu
op tijd te M. aan gene zijde der brug
kom, dan kan ik daar gemakkelijk een
versch paard krijgen, dacht ik bij mij
zelf. Maar het scheen mij niet mogelijk 1
toe, dat mijn moedig paard het nog
maals vijf mijlen in deze. woeste vaart
kon uithouden.
Zes, zeven acht mijlen, nog slechts
twee mijlen, en mijn edel dier rent
nog steeds met dezelfde snelheid. Zoo 1
rent het voortplotseling staan wij
voor een water, de brug is door den
stroom meegseleurd. In gewone tijden
voert zij over een beekje, thans is het
een onstuimig meer gelijk, twaalf of j
vijftien voet breed. Er is geen tijd om
te overleggen ik geef mijn ros de spo
ren, aan den oever van het water ge-
komen, verzamelt het al zijn krachten
en doet een koenen sprong, de zadel-
riem springt, ik voel den zadel weg
zakken en we liggen heiden in den wil
den stroom. Ik klamp mij wanhopig
aan den nek van het paard vast, 'k
hoor dén zadel in het water plonzen, I
maar we zijn reeds aan den anderen
oever, en voort gaat het weer in ontem- j
bare vaart. Nog een mijl daar zie ik
Kruger op reis in zijn salon-rijtuig.
President Kruger in Europa.
President Kruger's «aankomst te Marseille: de laatste toebereidselen.
de brug al het paard zal het uithou
den
Voor de brug was een groot plakkaat
opgehangen: „Verboden op boete van
vijftig dollars hard te rijden." Ik be
kommerde mij daar niet om, we vlogen
er over keen. Aan den anderen kant
stond een hoop volk naar den ijsgang-
te kijken, die elk oogenblik kon los
gaan. Zoo hard ik kon riep ik hun toe:
De beide bruggen bij D. zijn weg
geslagen. Om Godswil, uw beste paard,
om den trein op te houden, anders zijn
mijn vrouw en mijn kind en God weet
hoeveel menschen verloren
Zij zien mij en mijn paard en weten
genoeg. Als een electrische schok gaat
het door de menigte, en honderden
stemmen roepen Woodlake's ras
paard Woodlake's raspaax*d Ja, ik
kan het aan de menschen zien, velen
hunner verwachten ook bloedverwan
ten met dien trein.
Woodlake's raspaard was in.heel den.
omtrek beroemd, en zijn eigenaar, een
speler van beroep, stelde er fabelach
tig-veel prijs op. Woodlake zat er juist,
op midden in de menigte. Nauwelijks
had hij den erbarmelijken toestand
van mijn paard gezien en den uitroep
van het volk gehoord, of hij wendde
den teugel om en wilde zich uit de voe-
ten maken. Tegelijk sprongen echter
I een dozijn krachtige mannen op hem
j los, trokken hem juist niet heel zacht
uit den zadel, ofschoon hij vloekte en
tierde, en in minder tijd clan ik het u
kan verhalen, zat ik op het versche
paard en vloog vooruit onder het hoe-
rageroep van het opgewonden volk.
I Toen ik even omkeek, zag ik verschei
dene mannen om mijn ros staan, die
het afdroogden en liefkoosden, ande
ren sleepten den onbarmhartigen
j Woodlake naar de rivier om hem een
I koud bad te geven, dat hem hij alge-
meen besluit als dringend noodig was
j voorgeschreven.
j Ik was weldra buiten de stad. Weer j
een blik op mijn horloge, ik had juist1
j 28 minuten gereden op zulk een paard
1 wist ik, dat ik den trein met zijn kost
bare lading van menschenlevens zou
redden.
Mijn paarcl raakte bijna den grond
niet, liet was alsof het vleugelen had
gekregen. Daar hoor ik het schril ger
fluit der locomotief op het zeven mijlen
I westelijk van D. gelegen station. Nog
i vier mijlen, de straat maakt een bocht
en D. komt in zicht. De mannen staan
op de daken der huizen, de jongens in
de toppen der hoornen. Thans hebben
1 zij mij gezien en een luid gejuich stijgt
I uit cle menigte op.
I Mijn paard scheen de beteekenis van
het geroep te verstaan het rende ten
i minste nog woester voort. Een kwart
mijl van de brug bereikte ik den spoor-
j weg, juist op het oogenblik dat de
trein achter een groep hoornen, onge-
1 veer een mijl verwijderd, te voorschijn
kwam. Ik reed nu cle spoorstaven
I langs, met ihijnTooden zakdoek wui-
vend. De machinist bemerkte mij en
bracht den trein snel tot staan. Toen
de menschen aan de andere zijde der
rivier den trein hoorden stilstaan,
brak het vreugdegejuich opnieuw las
tot halverwege M. moet men het ge
hoord hebben.
Hiermee is de geschiedenis eigenlijk
uit, jongens. Maar gij wilt zeker nog
weten, waarom ik mij van de twee
paarden niet wil scheiden en moet er
dus nog wat bijvoegen.
Woodlake's paard was den volgen
den dag zoo stijf, dat hij aanstonds een
klacht indiende om schadevergoeding.
De rechter benoemde deskundigen 0111
te schatten hoeveel hij voor mijn rit
waard was geweest en zij schatten het
natuurlijk zoo laag als zij het met hun
geweten konden overeenbrengen. Bin
nen tien minuten waren in het ge
rechtshof cle 1800 dollars bijeenge
bracht. Ze werden den onbarmhartigen
Woodlake overhandigd, maar hij kreeg
gelijktijdig een wenk, zich niet meer
in den omtrek te laten zien, zoo hij
geen tweede bad in de rivier wenschte.
Een week later was Woodlake's
paard weer frisch en gezond als voor
heen. Natuurlijk behoorde, het aan de
menschen, die het betaald hadden,
maar de goede lieden, van wie menig
een vrouw en kind in trein 33 had ge
had, bleven halsstarrig bij de meening
dat ik het moest behouden. Nu wilden
ook de andere passagiers zich niet in
edelmoedigheid laten overtreffen en
kochten voor mij het andere paard. Nu
weet gij, waarom ik mijn paarden niet
wil verkpopen.
Aardig is ook cle machine, clie in
I bewerking de behangersspijke
klaar maakt. Zij slikt een reep k[).(
in, snijdt het in rondjes, voert die
een tang, die ze aan een spijker
j maakt, en ziedaar: de behangers
|lcer ligt reeds in het mandje, eer
nog recht gezien heeft, hoe het in
werk is gegaan.
Niet minder amusant om er naia
kijken, is de machinale vervaardi ic
Ivan kurkentrekkers van ijzer draad i
heeft vier gereedschappen: een to
I overbrengen van het ijzerdraad,
j tot het maken van de punt, een
j den ring en een voor de schroef e
1 spiraal. Het ijzerdraad wordt voo4
rend 111 de machine gevoerd, het
I draait, en zoo vaak de spiraalvordg
schroef zich samentrekt, is er -
I kurkentrekker gereed. Natuurlijk
I deze kurkentrekkers geen kunst
j werpen. Niemand zal ze houden
kostbare erfstukken, die van het
geslacht op het andere overgaan
J ontkurken van fijne flesschen oj
denkclagen. Maar dat is de bedo
ook niet. De Amerikaansciie kur
trekker is bestemd, om in het. j
mogelijke aantal verspreid te w
rP
Hoe het cijferblad van onze
klokken ontstond.
Men weet, dat het eigenaardige voor
trekken der getallen 5, 12 en 60 afkom
stig is van de Bahyloniërs. Over het
ontstaan dier tijd sin deeling lag nog
veel in het donker, dat nu opgehelderd
is door den oriëtalist Hugo Winckler.
I11 oucl-mesopotanische opschriften
vond Ir ij het woord „chamuschtu". Dit
beteekende, vond hij, een tijdsruiime
van 5 dagen. De dag werd verdeeld in
12 dubbele uren. 12 en 5 waren cle hei
lige getallen der Babyoniërs. 60 dezer
„dubbele uren" gaven de „chamusch
tu". Deze 60 werd verkregen door ver
menigvuldiging van 5 en 12. Nu
moest de eerstvolgende tijd zijn 12
chamuschtu. 60 dagen is 30 „dubbel
dag-en". Evenzoo voerden ze voor de
dagverdeeling in 12 dubbeluren, 12
voor clen dag en 12 voor den nacht..
-7.
Fabricatie van bakent spijkers
en kurkentrekkers.
De liakenfabricatie is verbijsterend,
liet spreken alleen ontbreekt aan cle
machines. Men brengt een rol ijzer- of
koperdraad: de werkman biedt het aan
de machine aan, die het als een hon
gerig monster verslindt. Onmiddellijk
worden de stukjes afgesneden, gebo
gen, platgemaakt en afgerond. Aan
den anderen kant der machine regent
het haken, die geheel klaar en onbe
rispelijk zijn. Met de honderden kilo
grammen, die er in een dag gemaakt
worden, kan er in de wereld heel wat
aangehaakt worden!
ei
De genezende kracht der
I Mensch en dier, bloem en
1 hebben behoefte aan zonnelicht
I zon alleen geeft ons de noodige
wektheicl voor ons werk; het is of
wamte en licht de activiteit bevorc
j van al onze organen, het hart, de
gen, de maag enz. Niemand onder
dit zeker beter dan de reizigers
aan cle poolstreken overwinterde,
een eindeloozen nacht, gedm
I welken zij terneergeslagen, weini
ergielc, moede en loom waren, om
i hun oiide levenskracht en leven
j terug te krijgen, als de zon 11a maa
j weer aan clen horizon verscheel
het te verwonderen, clat de zon
I halve deze indirecte genezende ki
j nog direct met gunstig resultaa
werkt, op cle ziekelijke stoornissi
het menschelijk lichaam?
j Het is eerst in de laatste jaren g n
aan de geleerden om dezen dir
invloed van cle zonnestralen
I stellen. Deze zonnegeneeswijze
I wetenschappelijk opzicht, dus ni c
haar kinderjaren en wie weet.,
gewichtige ontdekkingen in den
cler jaren no grnet betrekking t<
onderwerp zullen worden get
J Maar zooveel is zeker, clat de z
stralen, opgevangen en geconcent
pp een bepaald punt der mensch
huid, in staat zijn allerlei liuidzi
te genezen, die de doctoren tot n( ly
voor ongeneeslijk hielden, zei
kwaadaardige lupus, die als een
ker het gelaat wegvreet.
Zeemeeuwen als [arendf
jagers. ke
Op Toula, een cler Shetlandsc!
landen, hebben cle bewoners de J'l
zeemeeuwen, welke op die eili L°
inheemsch zijn, afgericht tot de
FEUILLETON.
Schetsen van DEKA.
Hun trouwdag.
Op 'n verjaarpartijtje leerde ik ze
kennen, den kleinen muzikant en z'n
aanstaand vrouwtje. Het gezegende
toeval had mij ditmaal gelukkig eens
niet geplaatst naast dikke, met goud
behangen tantes, die het altijd hebben
over „wijlen mijn man zaliger" of over
cle stuipies van haar kanarievogeltjé
't stomme dier! Ook niet naast luid
ruchtige weergaasch goed.-lachsche
oomes, die telkens vervallen in heftige
hoest- en lachbuien, 'k Kwam naast
hen te zitten, in een heerlijk, vergeten
hoekje, waar het stil en rustig was
buiten den storm van babbelklanken.
en ik mocht met hen klinken! Want ze
waren pas geengagcerd.
Zij was zoo'11 echt gelukkig meisje:
wat bleekjes misschien door de groote
ontroering; wat schuchtertjes om het
teere geluk, dat zij zoo lang daarbin
nen had gekoesterd, mee 1c deelen aan
'cle menschen, aan cle.oomes en tantes.
I Hij voelde zich zoo sterk en groot;
zoo trolsch op liet meisje dat hem het
ja-woord had gegeven, zoo tevreden
I omdat hij haar had. kunnen winnen.
Want voor 'n muzikantje, clat z'n brood-
1 je bij elkaar moet scharrelen uit cle
levrantie van dans- en feestmuziek
hier, van lessen-tegen-het-minimum-
I loon daar, is clat een heel ding. Maar
nou had hij een vaste plaats gekregen
hij een orkest, wel '11 klein orkest,
maar clan toch bij een vast schouw
burg-muziekkorps, en nou kon het cv
van komen.
j Heel dicht zat ze tegen hem aange
drukt, zacht meisje in het bruin japon
netje. en streelde zoetjes zijn hand,
I streek, liefkozend over den dunnen,
gladgouden ring, dien ze hem gege-
I ven had, keek naar hem op met de
groote,. ernstig-gelukkige oogen, als
hij zich dc snorretjes opdraaide, en
vertelde van zijn schitterende toe
komstplannen. Want nou het zóóver
I was. begon er een nieuw tijdperk in
jz'n leven de fortuin zou voortgaan
'hem le.begunstigen, al was het alleen
maar om haar. 't Was of hij al de ojide
jen nieuwe meesters zou gaan verslaan.
Mozart en Bach, Wagner, Beethoven
en Richard Strauss verdwenen voor
Imij in den dichten tabaksrook, dien
het gezelschap van verderop uit dikke
sigaren zat op te zuigen en weg te bla-
I zen, zonder ophouden. En het klate-
•end stemmengeluid leek mij mijlen
'er, en vreemd.'
Op '11 dag kwam ik hem tegen, heel
ontroerd en met een bos chrysanthe
mums in de hand; want het was herfst
een jaar later.
„Halloh- Jan, hoe gaat het er mee!"
„Dank je, mij goed, maar thuis kon
het wel beter."
„En die bloemen dan
„Wol, '1 is vandaag mijn trouwdag,
zei li ij plechtig, met éven 'n lichte ont
roering.
„Mag ik meegaan?"
Hij aarzelde even en toen... „Ze is
ziek, Wim, maar ze mocht je altijd
zoo graag lijden, ja kom, ga mee, dat
zal haar opfleuren."
!t Was een goed eind loopen, want
ze woonden heel aan het einde der
stad, waar de on-affe huizen der groo
te stad zoo brokkelig staan in het be
smeurde weiland, en mijn kameraad
sprak niet veel. Hij keek voor zich heen,
op de straatsteen en, met droomerig-
starenden blik als zag hij ver de toe
komst. inLeek het mij zoo, of
was hij inderdaad mager geworden?
I Eindelijk waren wij er en gingen
binnen door de wijdopenstaande deur
der kazerne-woning, door liet donkere,-
1 vieze portaal, waar smerige kinderen
I lagen te vechten, langs de trap, met
I draperieën van nat waschgoed, waar
leen benauwde reuk van veel-menschen
J hing.
Binnen trof het me als een steek,
I heftig-pijnlijk. O, die gruwzame ver
andering, clat teere, weemoedige ge
zichtje, die blijde ontroering toen ze
mij zag; die gretige, magere handen
waarmede ze greep naar de groote,
I kleurige bloemen.
Toen zonk ze weer terug in clen mat
ten stoel, den eenigen gemakkelijken
van het vertrek. Maar 11a haar fleschje
I stout gebruikt te hebben, dat hij haar
'zoo driftig bracht en dat hij toch zoo
I duur moest betalen,, kwam ze weer wat
bij, en praatten we, uitziende over de
i verre groene velden, weer over clen ou
den tijd, over 't verleden. De toekomst
iwerd ditmaal niet aangeroerd. Instinct
matig vermeden wij liet alle drie.
Nu is het spoedig weer hun trouw-
dag, en liet is nacht nacht ook voor
1 hem, clen armen jongen. Hij zit hij
haar, houdt nu haar hand vast, die
I machteloos gaat nederliggen. In de
benauwdheid der ziekenkamer streept
de harcl-tikkende klok regelmatig den
tijd af. Een, twee, een, tweekomen
en gaan, komen en gaan. Hoe lang zal
het hier nog duren."
I Zacht draait zij het hoofd om, in de
schaduw der bedgordijnen.
I „Jan!".
„Ja,;.liefste, wat. is er?"
I „Je inoet niet builen, arme jongen.
I Ik kan niet sterker worden, dat weet.
jewel...
„Och, Tine, zwijg toch, zóó moet je
niet praten, als 't maar weer zomer
I wordt, dan zoek ik een engagement, op
l'n badplaats, en dan kun jij weer op
I krachten komen. Zou je wel naar een
badplaats toe willen, hé?" en zijn stem
sterkt weer wat aan, zijn oogen glin
steren blij-op, nu hij zich vleit met ijde-
I le hoop wel is waar, maar dan toch met
hoop. E11 men gelooft zoo graag wat
1 men wenseht
„Jan, weet je wat voor dag het van
daag is, heb je er wel aan gedacht?"
„Dat weet je toch wel, Tinc!"
„En wil je me morgen een heel groot
pleizier doen?"
..Ns+uurlijk, ik wil alles voor je doen,
wat wil je hebben, iets lekkers lié? of
1 „Neen, Jan, maar je moest eens
dominé toe gaan, en hem vragen
I hier komt. Je weet wel dat hij mij 'r
aangenomen en ons heeft getr
Ik zou hem zoo graag morgen
hebben.",
I „Maar kindje, dat wind je veel
op. Laten we morgen nu maar
gezelligjes alleen blijven, clat is"1
beter voor je."
I „Och neen, Jan; toe, héél
graag."
Meer dan een uur bleef hij bov
I goede oude man, sympathiek e
I trouwelijk. Hij had gedacht lia 1
moeten troosten, maar ze was e
komen op voorbereid, ze wist
komen moest, hoe jong ze ook
[toch verliet het geloof haar niet
I het goede, toch bleef ze vol v
kalmte, vol zegenende troost, voc
die daar verslagen nederzat.
En samen spraken ze hem to
I oude voorganger en de jonge vo
ge, trachten'hem vertrouwd te
met hét denkbeeld, het harde,
en toch onvermijdelijke, en t«
wegging legde hij hunne handL
men, als op den dag van hun Ir
Zoo moot zij ingeslapen zijn.