Licht en Schaduw. daardoor in woede ontstoken is. j deling te aanvaarden en de Engelsche Febr. 25 1664. 's Middags naar de i regeering, onder den drang van het pas beurs waar even te voren de Zweed, die hekendlieeft gelogen te hebben om trent de I-Iollandsche wreedheden, in de hoop iets te verdienen, de beurs rondgeranscld is. Maar de menschen gelooven toch dat er eenig plan in Frankrijk of Holland moet bestaan, w ant het is niet waarschijnlijk dat de Zweed om der wille van geld de Hol landers zou belasteren. Eerder zou hij dan goeds van ons vertellen. KRONIEK. geopende Parlement, aanvaardde die bemiddeling. Ernstig en nauwgezet werden Kru ger's documenten onderzocht en werd besloten dat Engeland tegen vergoe ding van eenige voorrechten den Boe ren de vrijheid en onafhankelijkheid laten zou. 't Was juist Kerstdag toen dit heuge lijk nieuws door de wereld op de ba zuinen dei- faam naar alle oorden wérd rondge sell aid. De Vredes-Engel had in de harten der menschen haar heilig werk ver richt en cfoor den Stillen Nacht, den Heiligen Nacht ruischten de dankbare jubelzangen van een gelukkige I menschheid, die het kostbaarst ge schenk. liet dierste goed ontvangen hadden, den Heiligen Vrede. Dat wilde ik droomen, en ik droomde het. Toen ik ontwaakte JOFIER. Hoe hij den trein redde. Kruger en de poëzie. Kruger heeft toch altijd nog hoop, en die schijnt voornamelijk ge vestigd te zijn op een ontmoe ting met den Czaar, wanneer die te Nice of te Mentone vertoeven zal tot herstel zijner gezondheid. Liever dan mij te verdiepen in de vraag of die hoop gerechtvaardigd is en welke verwikkelingen uit Kruger's komst zouden kunnen voortvloeien en Het is een mooie namiddag in de het weerspel daarvan, wil ik nu eens maand Augustus. Voor de herberg van fantaseeren over Kruger's komst in een dorp in liet noorden van Idaho zit- verband met den tijd, waarin die komst j ten eenige mannen te rooken en te pra- plaats vindt. ten. Daar komt een vreemdeling aan- De energieke grijsaard is recht ko- gereden een koopman of handels- men vragen voor zijn volk in den agent naar het schijnt en bindt zijn poëtischen tijd bij uitnemendheid. I twee paarden voor de herberg vast. 't Is al zweven de poëtische verhalen Het zijn prachtige dieren, én de man- door de lucht. St. Nicolaas is geweest, dc tijd van wonderbare ontroering voor de teere kinderzielen, die in hun rijke verbeelding den goeden Heilige" ovei nen, die voor de herberg zitten, stooten elkaar aan en fluisteren Een mooi span, hoor Luister eens, vriend, zegt een der de daken zien rijden met z'n zwarte I IxW*» tot pas aangekomene, ik knecht. Er straalt een gloed vat, liefde 1 zou W* Tjn ^immel. die daar door den tijd, een gloed van heerlijke aal\ <le" anderen kan van de straat liefde en weldadige menschenniin. AYas siaal, tegen dat paard van» willen de Sint niet de Heilige die daar den i «mgoed passen taj den an- nood lenigde, waar ze het hoogst was,1 cn die ook wel de roe voei'de, maar toch gaf en schonk en rijk bedeelde, waar behoefte was en die den zoeten jI kinderkens" in het mysterie-volle nacht- dere, dien ik op stal lieb staan. Neen, antwoordt de ander bedaard ik ruil niet. Nu goed. zeg dan wat moet ge er zoe en VOQr Ik wil ze 'ook geen van twee ver uur zijn gaven schonk, door dc schoor- jotieu steen heen, en het de haver voor zijn G)j sc]lijm aan de dieren gehech(_ paard meenam. ze hebben je zeker eens uit de handen Maar er is nog andere poëzie van jndianen 0f straalroovevs gered in de Decembermaand, de poëzie 1 nu jujs^ nje( die zoo teer en fijn. is, dat haast geen Voor den dag met die geschiede- pen haar beschrijven durft. Dat is hetnis zeat nummer twee, een semoede- j stille, zachte verhaal van den vrede, die lijke oude heerj die zicll in een dikke op aarde eens wezen zal en het welbe-rookwolk hult behagen der menschen. De stoelen worden dichter bij de ta- „Vrede op aarde als Kruger in Eu- I fel-geschoven. de vreemdeling zet zich 1 ropa verwijlt ten tijde dat duizenden in hun midden en ,ladat hij zich door en duizenden in hun hart voelen tril-f,.isschen dronk verkoeld heeft, len de ontroering van dien engelen-1 zang. hoe droef zal het hem dan te 1eSir>1- lnJ moede moeten zijn, hem den geloovige, l'le*was 111 Maart 1882. Ik woonde die met zijn Bijbel steeds bij zich Euro-1 in D.. aan den oost-oever van de rivier, pa doortrekt, zijn Bijbel die hem Het had in den winter ontzettend ge- spreekt van den vrede en de liefde der vroren, het ijs was nog nooit zoo dik menschen onder elkaar. geweest, en men vreesde, dat, als het Wat een ontgoocheling, als hij overal j |5 loskwam het de voetbrusr zou mee- het hoofd vol idealen van steun en de sp00rvregbrllg Weld men hulp stoot tegen den harden muur cler berekenende politiek en fijn egoïstische "voor\eiiig. diplomatie Mijn vrouw was met haar kind voor Ik sprak over den poëtischen tijd en eenige dagen naar haar ouders ver- daarom wil ik niet hitter worden, en trokken, die ongeveer honderd mijlen eens een sprookje fahtiseerv». Ik J westelijk woonden. Zij had mij juist eens droomen, dat de eerbiedwaardige geschreven, des namiddags met. trein balling in ons klein land overal en al- 33 te willen terugkeeren. Reeds 's mor- i t gens stonden menschen aan den oever-, die op den ijsgang wachtten, en hun lerwege met nooit gekende geestdrift werd begroet, en dat hij te "s 'irnven- hage, de stad der Vredes-conferentie, een beroep deed op Rusland. De Czaar was onmiddellijk bereid, en trad in overleg met Frankrijk, dat. eveneens bereid gevonden werd. Die twee te za- men stelden Engeland voor hun bemid- getal werd met het uur grooter. Kort na den middag werd het duidelijk, dat het ijs het. niet lang meer kon uithou den en de spanning werd hoe langer hoe heviger. Daar kwam een berg van ijsschollen aandrijven, recht op de voetbrug aan. De brug weerstond eeni ge oogenblikken den vreeselijken -schok, opnieuw hervatte de ijskolossus den aanval en de pilaren der brug wer- den als waren ze van was, doorgesne- den. Met donderend geraas stortte de brug in, de toegang was vrij en voort stevende de ijsberg naar de spoorbrug, die eenige seconden later van haar 1 massieve pijlers vloog als een eier- schaal over een snelstroomend water. Eerst nu viel het ons in, dat niemand zich aan den anderen kant bevond, die den aankomenden trein had kunnen waarschuwen en de telegraafdraden waren met de brug meegesleept. Het was halftwee en een uur later moest I de trein komen. Dicht bij de brug maakt de spoorweg een sterke bocht, zoodat de machinist het onheil niet tij- dig genoeg kon opmerken om nog vóór j de brug te remmen. Werd hij dus niet op de een of andere manier gewaar schuwd, dan zouden allen zeer waar schijnlijk een droevig graf vinden in de gapende diepte. I Men kon zich niet met de hoop vlei en, dat van den anderen kant de rivier een waarschuwing zou worden gege- 1 ven, daar aan die zijde ver in den om- I trek geeri levend wezen woonde. Een poging om bij dezen verschirkkelijken ijsgang de rivier over te steken, stond gelijk met zelfmoord, en de naastbijge- legen brug lag tien mijlen verder. En toch was die brug de eenige hoop. Naast mij stond een man met een vu rig paard. Ik verzocht hem het te mo gen. gebruiken om den trein te redden. Een oogenblik later zat ik in den zadel en voort ging het als de wind. Vele menschen, die aan den oever stonden kenden mij, en velen wisten ook, welke vertwijfelende gedachte mij aanzette. De trein, de trein riepen zij, hij rijdt naar de andere brug om den trein te redden, zijn vrouw en kind zitten daarin. De gansche menigte brak in een luid gejuich los, en mijn prachtig ros stormde voort alsof het die aanmoedi ging had verstaan. Vooruit ging het, hoornen en huizen vlogen ons voorbij. Het schuim vliegt in witte vlokken van mijn dier en toch galoppeert het geen stap langzamer dan in de eerste mi nuut. Een blik op het horloge ik heb voor de eerste vijf mijlen nauwelijks dertien minuten gebruikt. Indien ik nu op tijd te M. aan gene zijde der brug kom, dan kan ik daar gemakkelijk een versch paard krijgen, dacht ik bij mij zelf. Maar het scheen mij niet mogelijk 1 toe, dat mijn moedig paard het nog maals vijf mijlen in deze. woeste vaart kon uithouden. Zes, zeven acht mijlen, nog slechts twee mijlen, en mijn edel dier rent nog steeds met dezelfde snelheid. Zoo 1 rent het voortplotseling staan wij voor een water, de brug is door den stroom meegseleurd. In gewone tijden voert zij over een beekje, thans is het een onstuimig meer gelijk, twaalf of j vijftien voet breed. Er is geen tijd om te overleggen ik geef mijn ros de spo ren, aan den oever van het water ge- komen, verzamelt het al zijn krachten en doet een koenen sprong, de zadel- riem springt, ik voel den zadel weg zakken en we liggen heiden in den wil den stroom. Ik klamp mij wanhopig aan den nek van het paard vast, 'k hoor dén zadel in het water plonzen, I maar we zijn reeds aan den anderen oever, en voort gaat het weer in ontem- j bare vaart. Nog een mijl daar zie ik Kruger op reis in zijn salon-rijtuig. President Kruger in Europa. President Kruger's «aankomst te Marseille: de laatste toebereidselen. de brug al het paard zal het uithou den Voor de brug was een groot plakkaat opgehangen: „Verboden op boete van vijftig dollars hard te rijden." Ik be kommerde mij daar niet om, we vlogen er over keen. Aan den anderen kant stond een hoop volk naar den ijsgang- te kijken, die elk oogenblik kon los gaan. Zoo hard ik kon riep ik hun toe: De beide bruggen bij D. zijn weg geslagen. Om Godswil, uw beste paard, om den trein op te houden, anders zijn mijn vrouw en mijn kind en God weet hoeveel menschen verloren Zij zien mij en mijn paard en weten genoeg. Als een electrische schok gaat het door de menigte, en honderden stemmen roepen Woodlake's ras paard Woodlake's raspaax*d Ja, ik kan het aan de menschen zien, velen hunner verwachten ook bloedverwan ten met dien trein. Woodlake's raspaard was in.heel den. omtrek beroemd, en zijn eigenaar, een speler van beroep, stelde er fabelach tig-veel prijs op. Woodlake zat er juist, op midden in de menigte. Nauwelijks had hij den erbarmelijken toestand van mijn paard gezien en den uitroep van het volk gehoord, of hij wendde den teugel om en wilde zich uit de voe- ten maken. Tegelijk sprongen echter I een dozijn krachtige mannen op hem j los, trokken hem juist niet heel zacht uit den zadel, ofschoon hij vloekte en tierde, en in minder tijd clan ik het u kan verhalen, zat ik op het versche paard en vloog vooruit onder het hoe- rageroep van het opgewonden volk. I Toen ik even omkeek, zag ik verschei dene mannen om mijn ros staan, die het afdroogden en liefkoosden, ande ren sleepten den onbarmhartigen j Woodlake naar de rivier om hem een I koud bad te geven, dat hem hij alge- meen besluit als dringend noodig was j voorgeschreven. j Ik was weldra buiten de stad. Weer j een blik op mijn horloge, ik had juist1 j 28 minuten gereden op zulk een paard 1 wist ik, dat ik den trein met zijn kost bare lading van menschenlevens zou redden. Mijn paarcl raakte bijna den grond niet, liet was alsof het vleugelen had gekregen. Daar hoor ik het schril ger fluit der locomotief op het zeven mijlen I westelijk van D. gelegen station. Nog i vier mijlen, de straat maakt een bocht en D. komt in zicht. De mannen staan op de daken der huizen, de jongens in de toppen der hoornen. Thans hebben 1 zij mij gezien en een luid gejuich stijgt I uit cle menigte op. I Mijn paard scheen de beteekenis van het geroep te verstaan het rende ten i minste nog woester voort. Een kwart mijl van de brug bereikte ik den spoor- j weg, juist op het oogenblik dat de trein achter een groep hoornen, onge- 1 veer een mijl verwijderd, te voorschijn kwam. Ik reed nu cle spoorstaven I langs, met ihijnTooden zakdoek wui- vend. De machinist bemerkte mij en bracht den trein snel tot staan. Toen de menschen aan de andere zijde der rivier den trein hoorden stilstaan, brak het vreugdegejuich opnieuw las tot halverwege M. moet men het ge hoord hebben. Hiermee is de geschiedenis eigenlijk uit, jongens. Maar gij wilt zeker nog weten, waarom ik mij van de twee paarden niet wil scheiden en moet er dus nog wat bijvoegen. Woodlake's paard was den volgen den dag zoo stijf, dat hij aanstonds een klacht indiende om schadevergoeding. De rechter benoemde deskundigen 0111 te schatten hoeveel hij voor mijn rit waard was geweest en zij schatten het natuurlijk zoo laag als zij het met hun geweten konden overeenbrengen. Bin nen tien minuten waren in het ge rechtshof cle 1800 dollars bijeenge bracht. Ze werden den onbarmhartigen Woodlake overhandigd, maar hij kreeg gelijktijdig een wenk, zich niet meer in den omtrek te laten zien, zoo hij geen tweede bad in de rivier wenschte. Een week later was Woodlake's paard weer frisch en gezond als voor heen. Natuurlijk behoorde, het aan de menschen, die het betaald hadden, maar de goede lieden, van wie menig een vrouw en kind in trein 33 had ge had, bleven halsstarrig bij de meening dat ik het moest behouden. Nu wilden ook de andere passagiers zich niet in edelmoedigheid laten overtreffen en kochten voor mij het andere paard. Nu weet gij, waarom ik mijn paarden niet wil verkpopen. Aardig is ook cle machine, clie in I bewerking de behangersspijke klaar maakt. Zij slikt een reep k[).( in, snijdt het in rondjes, voert die een tang, die ze aan een spijker j maakt, en ziedaar: de behangers |lcer ligt reeds in het mandje, eer nog recht gezien heeft, hoe het in werk is gegaan. Niet minder amusant om er naia kijken, is de machinale vervaardi ic Ivan kurkentrekkers van ijzer draad i heeft vier gereedschappen: een to I overbrengen van het ijzerdraad, j tot het maken van de punt, een j den ring en een voor de schroef e 1 spiraal. Het ijzerdraad wordt voo4 rend 111 de machine gevoerd, het I draait, en zoo vaak de spiraalvordg schroef zich samentrekt, is er - I kurkentrekker gereed. Natuurlijk I deze kurkentrekkers geen kunst j werpen. Niemand zal ze houden kostbare erfstukken, die van het geslacht op het andere overgaan J ontkurken van fijne flesschen oj denkclagen. Maar dat is de bedo ook niet. De Amerikaansciie kur trekker is bestemd, om in het. j mogelijke aantal verspreid te w rP Hoe het cijferblad van onze klokken ontstond. Men weet, dat het eigenaardige voor trekken der getallen 5, 12 en 60 afkom stig is van de Bahyloniërs. Over het ontstaan dier tijd sin deeling lag nog veel in het donker, dat nu opgehelderd is door den oriëtalist Hugo Winckler. I11 oucl-mesopotanische opschriften vond Ir ij het woord „chamuschtu". Dit beteekende, vond hij, een tijdsruiime van 5 dagen. De dag werd verdeeld in 12 dubbele uren. 12 en 5 waren cle hei lige getallen der Babyoniërs. 60 dezer „dubbele uren" gaven de „chamusch tu". Deze 60 werd verkregen door ver menigvuldiging van 5 en 12. Nu moest de eerstvolgende tijd zijn 12 chamuschtu. 60 dagen is 30 „dubbel dag-en". Evenzoo voerden ze voor de dagverdeeling in 12 dubbeluren, 12 voor clen dag en 12 voor den nacht.. -7. Fabricatie van bakent spijkers en kurkentrekkers. De liakenfabricatie is verbijsterend, liet spreken alleen ontbreekt aan cle machines. Men brengt een rol ijzer- of koperdraad: de werkman biedt het aan de machine aan, die het als een hon gerig monster verslindt. Onmiddellijk worden de stukjes afgesneden, gebo gen, platgemaakt en afgerond. Aan den anderen kant der machine regent het haken, die geheel klaar en onbe rispelijk zijn. Met de honderden kilo grammen, die er in een dag gemaakt worden, kan er in de wereld heel wat aangehaakt worden! ei De genezende kracht der I Mensch en dier, bloem en 1 hebben behoefte aan zonnelicht I zon alleen geeft ons de noodige wektheicl voor ons werk; het is of wamte en licht de activiteit bevorc j van al onze organen, het hart, de gen, de maag enz. Niemand onder dit zeker beter dan de reizigers aan cle poolstreken overwinterde, een eindeloozen nacht, gedm I welken zij terneergeslagen, weini ergielc, moede en loom waren, om i hun oiide levenskracht en leven j terug te krijgen, als de zon 11a maa j weer aan clen horizon verscheel het te verwonderen, clat de zon I halve deze indirecte genezende ki j nog direct met gunstig resultaa werkt, op cle ziekelijke stoornissi het menschelijk lichaam? j Het is eerst in de laatste jaren g n aan de geleerden om dezen dir invloed van cle zonnestralen I stellen. Deze zonnegeneeswijze I wetenschappelijk opzicht, dus ni c haar kinderjaren en wie weet., gewichtige ontdekkingen in den cler jaren no grnet betrekking t< onderwerp zullen worden get J Maar zooveel is zeker, clat de z stralen, opgevangen en geconcent pp een bepaald punt der mensch huid, in staat zijn allerlei liuidzi te genezen, die de doctoren tot n( ly voor ongeneeslijk hielden, zei kwaadaardige lupus, die als een ker het gelaat wegvreet. Zeemeeuwen als [arendf jagers. ke Op Toula, een cler Shetlandsc! landen, hebben cle bewoners de J'l zeemeeuwen, welke op die eili L° inheemsch zijn, afgericht tot de FEUILLETON. Schetsen van DEKA. Hun trouwdag. Op 'n verjaarpartijtje leerde ik ze kennen, den kleinen muzikant en z'n aanstaand vrouwtje. Het gezegende toeval had mij ditmaal gelukkig eens niet geplaatst naast dikke, met goud behangen tantes, die het altijd hebben over „wijlen mijn man zaliger" of over cle stuipies van haar kanarievogeltjé 't stomme dier! Ook niet naast luid ruchtige weergaasch goed.-lachsche oomes, die telkens vervallen in heftige hoest- en lachbuien, 'k Kwam naast hen te zitten, in een heerlijk, vergeten hoekje, waar het stil en rustig was buiten den storm van babbelklanken. en ik mocht met hen klinken! Want ze waren pas geengagcerd. Zij was zoo'11 echt gelukkig meisje: wat bleekjes misschien door de groote ontroering; wat schuchtertjes om het teere geluk, dat zij zoo lang daarbin nen had gekoesterd, mee 1c deelen aan 'cle menschen, aan cle.oomes en tantes. I Hij voelde zich zoo sterk en groot; zoo trolsch op liet meisje dat hem het ja-woord had gegeven, zoo tevreden I omdat hij haar had. kunnen winnen. Want voor 'n muzikantje, clat z'n brood- 1 je bij elkaar moet scharrelen uit cle levrantie van dans- en feestmuziek hier, van lessen-tegen-het-minimum- I loon daar, is clat een heel ding. Maar nou had hij een vaste plaats gekregen hij een orkest, wel '11 klein orkest, maar clan toch bij een vast schouw burg-muziekkorps, en nou kon het cv van komen. j Heel dicht zat ze tegen hem aange drukt, zacht meisje in het bruin japon netje. en streelde zoetjes zijn hand, I streek, liefkozend over den dunnen, gladgouden ring, dien ze hem gege- I ven had, keek naar hem op met de groote,. ernstig-gelukkige oogen, als hij zich dc snorretjes opdraaide, en vertelde van zijn schitterende toe komstplannen. Want nou het zóóver I was. begon er een nieuw tijdperk in jz'n leven de fortuin zou voortgaan 'hem le.begunstigen, al was het alleen maar om haar. 't Was of hij al de ojide jen nieuwe meesters zou gaan verslaan. Mozart en Bach, Wagner, Beethoven en Richard Strauss verdwenen voor Imij in den dichten tabaksrook, dien het gezelschap van verderop uit dikke sigaren zat op te zuigen en weg te bla- I zen, zonder ophouden. En het klate- •end stemmengeluid leek mij mijlen 'er, en vreemd.' Op '11 dag kwam ik hem tegen, heel ontroerd en met een bos chrysanthe mums in de hand; want het was herfst een jaar later. „Halloh- Jan, hoe gaat het er mee!" „Dank je, mij goed, maar thuis kon het wel beter." „En die bloemen dan „Wol, '1 is vandaag mijn trouwdag, zei li ij plechtig, met éven 'n lichte ont roering. „Mag ik meegaan?" Hij aarzelde even en toen... „Ze is ziek, Wim, maar ze mocht je altijd zoo graag lijden, ja kom, ga mee, dat zal haar opfleuren." !t Was een goed eind loopen, want ze woonden heel aan het einde der stad, waar de on-affe huizen der groo te stad zoo brokkelig staan in het be smeurde weiland, en mijn kameraad sprak niet veel. Hij keek voor zich heen, op de straatsteen en, met droomerig- starenden blik als zag hij ver de toe komst. inLeek het mij zoo, of was hij inderdaad mager geworden? I Eindelijk waren wij er en gingen binnen door de wijdopenstaande deur der kazerne-woning, door liet donkere,- 1 vieze portaal, waar smerige kinderen I lagen te vechten, langs de trap, met I draperieën van nat waschgoed, waar leen benauwde reuk van veel-menschen J hing. Binnen trof het me als een steek, I heftig-pijnlijk. O, die gruwzame ver andering, clat teere, weemoedige ge zichtje, die blijde ontroering toen ze mij zag; die gretige, magere handen waarmede ze greep naar de groote, I kleurige bloemen. Toen zonk ze weer terug in clen mat ten stoel, den eenigen gemakkelijken van het vertrek. Maar 11a haar fleschje I stout gebruikt te hebben, dat hij haar 'zoo driftig bracht en dat hij toch zoo I duur moest betalen,, kwam ze weer wat bij, en praatten we, uitziende over de i verre groene velden, weer over clen ou den tijd, over 't verleden. De toekomst iwerd ditmaal niet aangeroerd. Instinct matig vermeden wij liet alle drie. Nu is het spoedig weer hun trouw- dag, en liet is nacht nacht ook voor 1 hem, clen armen jongen. Hij zit hij haar, houdt nu haar hand vast, die I machteloos gaat nederliggen. In de benauwdheid der ziekenkamer streept de harcl-tikkende klok regelmatig den tijd af. Een, twee, een, tweekomen en gaan, komen en gaan. Hoe lang zal het hier nog duren." I Zacht draait zij het hoofd om, in de schaduw der bedgordijnen. I „Jan!". „Ja,;.liefste, wat. is er?" I „Je inoet niet builen, arme jongen. I Ik kan niet sterker worden, dat weet. jewel... „Och, Tine, zwijg toch, zóó moet je niet praten, als 't maar weer zomer I wordt, dan zoek ik een engagement, op l'n badplaats, en dan kun jij weer op I krachten komen. Zou je wel naar een badplaats toe willen, hé?" en zijn stem sterkt weer wat aan, zijn oogen glin steren blij-op, nu hij zich vleit met ijde- I le hoop wel is waar, maar dan toch met hoop. E11 men gelooft zoo graag wat 1 men wenseht „Jan, weet je wat voor dag het van daag is, heb je er wel aan gedacht?" „Dat weet je toch wel, Tinc!" „En wil je me morgen een heel groot pleizier doen?" ..Ns+uurlijk, ik wil alles voor je doen, wat wil je hebben, iets lekkers lié? of 1 „Neen, Jan, maar je moest eens dominé toe gaan, en hem vragen I hier komt. Je weet wel dat hij mij 'r aangenomen en ons heeft getr Ik zou hem zoo graag morgen hebben.", I „Maar kindje, dat wind je veel op. Laten we morgen nu maar gezelligjes alleen blijven, clat is"1 beter voor je." I „Och neen, Jan; toe, héél graag." Meer dan een uur bleef hij bov I goede oude man, sympathiek e I trouwelijk. Hij had gedacht lia 1 moeten troosten, maar ze was e komen op voorbereid, ze wist komen moest, hoe jong ze ook [toch verliet het geloof haar niet I het goede, toch bleef ze vol v kalmte, vol zegenende troost, voc die daar verslagen nederzat. En samen spraken ze hem to I oude voorganger en de jonge vo ge, trachten'hem vertrouwd te met hét denkbeeld, het harde, en toch onvermijdelijke, en t« wegging legde hij hunne handL men, als op den dag van hun Ir Zoo moot zij ingeslapen zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 6