DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD".
f)m
UyjhiT\ tv
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Twee Liederen
Haarlemmer Halletjes.
No. 18.
Zaterdag 5 Januari.
1901.
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
ter gelegenheid van het Huwelijk
van
H. M. WILHELMINA
Koningin van Nederland
Z. H. HERTOG HENDRIK VAN
MECKLENBURG—SCHWERIX.
Komt landgenooten, stemt mêe in het
lied,
Dat vroolijk weerklinkt door het land!
Wij dempen ons zingen en jubelen niet.
De vreugd dring' langs beemden en
strand!
De huwelijkskiokken, zij klinken zoo
schoon,
Maar klepelen nu in bijzonderen toon!
Zij spreken, met vol en ons treffend ge
luid:
„Juich Nederland! Uw Koninginne
is Bruid!"
Feestvierend vragen wij, God! dat Uw
Geest
Uw zegen deez' echtbond bestraal'
Uw licht beschijn© dit. Koninklijk feest!
Sterk Haar, en Haar Hoogen Gemaal!
Het lied van ons volk zij een vader-
landsch koor
En dring' tot Uw Hemel als volksgebed
door:
„Gedenk Gij dit echtpaar in huis en
in land;
„Houdt Oranje en Nederland's éénheid
in stand!"
Zóó klinkt luid ons hoezee! En Vic
torie!
Wordt zwellend ons jubelgezang
Tot een feestgi-oet een heilkreet:
„Vol glorie
Leev' Wilhelmina en Hendrik, leev'
lang!"
Zóó scharen wij ons om het Koninklijk
Paar,
Van één zin bezield! Zóó willen wij
daar
Herdenkend aan al wat Oranje steeds
deed,
Feestvierend hernieuwen der vaderen
eed.
G. J. K. Jr.
Stemt landgenooten allen in!
Sluit allen wanklank uit,
Nu onze dierbTe Koningin
Zich feestTijk tooit als bruid!
Stemt mee het lied uit 't hart geweld
Biedt 't als Uw gift Haar aan:
In lederen klank die tot Haar snelt
Moog' Zij Haai";volk"verstaan!
Wij bidden, God, van Uw gena
Heil op dit echtverbond!
Sla Gij dit dierbaar tweetal ga
In 's levens schoonsten stond!
Schenk zegen in Haar huisgezin,
Met milde, ruime hand!
En zij Haar huwelijk tot gewin
O God, voor 't Vaderland!
Dan zingen wij vereend van geest
En juichen om Haai- troon,
En wordt dit Koninklijke feest
Een lichtstraal om Haar kroon.
Leev' Wilhelmien en Hendrik lang
Voor Vrijheid en voor Recht!
Dan zingen w'U als schoonsten zang:
Aan U blijft 't volk gehecht!
G. J. K. Jr.
Iets over handschoenen.
Handschoenen werden reeds in de
grijze oudheid gebruikt, Homerus ver
haalt, dat, toen Ulysses zijn vader te
rugzag, deze bezig was eene doornen
haag, rondom zijn boomgaard te snoei
en. Om zijne handen tegen de doornen
te bevrijden droeg hij handschoenen.
Tuinhandschoenen dus.
Xenophon liaalt, handschoenen aan,
als bewijs van de verwijfdheid der
Perzen. Ook Plinius spreekt er van.
In het begin der dertiende eeuw wer
den de handschoenen pas een artikel
van weelde. Men maakte ze van lams-,,
konijne- of vossevellen, en de mitaines
of handschoenen zonder vingers voor
dames werden vervaardigd van ka
toen. 't.Verkoonen van handschoenen
op straat was, verboden. Om de beurt
verkocht een winkelier in handschoe
nen ook op Zondag.
Al spoedig maakte men ze met tal
van knoopjes, zooals ten tijde van Ko
ning Karei VI, toen men op eene reke
ning vond: 48 gouden knoopjes voor
twee paar gemslederen handschoenen.
Iets later kwam het gebruik ze te
parfumeeren.
De wetten der beleefdheid schreven
reeds spoedig voor om buitenshuis
handschoenen te dragen. Maar den
rechters waren, ze bij de uitoefening
van hun ambt verboden. Ook voor een
Koning verscheen men met- bloote han
den.
Bij het doen van een eed trok men
de handschoen uit. Dit doen wij trou
wens ook thans. In de kerk kwam men
vroeger met bloote handen. Als vrien
den en bloedverwanten elkander ont
moetten, behoorde men de hand te ont-
blooten. eer men die drukte. Dit. na te
laten was een bewijs van onwellevend
heid en ging soms door voor eene be-
leediging.
Wie iemand een blijde boodschap
bracht, werd daarvoor met een ge
schenk in den vorm van handschoe
nen beloond.
In de vijftiende eeuw staken de fat
jes de handschoenen in de ceintuur.
Verwijfde lieden en dames uit den
voornamen stand droegen in dien tijd
des nachts handschoenen en overdag
twee paar over elkander.
Een gevaarlijke boom.
De Noorweegsche reiziger, Karl Lum-
holz, bekend door zijn onderzoekingen
onder de grotbewoners van Mexico,
maakt melding van een zonderlingen
boom, dien hij op zijne reis over de
„Siërra Colienta" heeft aangetroffen.
Het is de „palo bravo", welks sap zóó
vergiftigd is, dat het geheele lijf van
iemand, die er door gewond wordt, op
zwelt.
(De geheele beschrijving herinnert
aan den giftboom of Upasboom van Ja
va, waarvan iets dergelijks verhaald
wordt als het volgende.)
Men beweert, dat personen, die in de
schaduw van dien boom gezeten heb
ben, zonder hem zelfs aan te raken
den volgenden dag tot een misvormde
massa opgezwollen waren. Gelukkig
kan men in zes of zeven dagen van de
gevolgen daarvan genezen worden door
liét. geheele lichaam met eene sioort
pleister, van mais bereid, in te sme
ren.
Daarentegen is het. wel voorgekomen
als de ziekte niet op de aangegeven
wijze bestreden wordt, dat zij maan
denlang duurt, groote wonden veroor
zaakt en zelfs een doodelijken afloop
heeft.
Op velen heeft de boom zulk eenen
invloed, dat zij reeds, na een kox-t op
onthoud onder zijne takken, ziek.wor
den en hem dus schxxwen als de pest,
terwijl hij daarentegen op anderen gee-
ne uitwerking heeft, zoodat zij hem
kunnen vellen zonder er het minste
letsel van te hebben. Lumholz's knecht
kreeg door den rook van een blok hout
dat, bij vergissing onder het overige
hout was geraakt, een gezwollen ge
zicht.
De reiziger maakt nog melding van
eene huidziekte, waaraan bijna de
helft der bevolking van het door hem
bereisde kustlaxxd van zuidwestelijk
Mexico liid't. Deze huidziekte kleurt
soms het geheele lijf blauw; die toestand
blijft tot den dood, en de kinderen ver
toonexx dezelfde kleui\ Zij worden „Pin-
tos", dat wil zeggen de gekleurden, ge
noemd.
Een reuzen wijn vat.
Een wijnvat van ontzaglijke afme
tingen is index-tijd voor de St.-George-
wijnbergen ixx Fresno, in Californië,
gemaakt. ITet groote, wereldberoemde
Heidelbex-ger vat houdt 283.200 fles-
schen in, maar zijn Amerikaansche
navolger houdt 3590 hectoliter, dus
bijna eexxs zooveel. Twee wagenvrach
ten stalen handen waren noodig om
dit vat van hoepels te voorzien, en van
de duigen zou men een goed huis kun
nen bouwen.
We geven hierbij onzen lezers een i
typisch Zaansch schetsje, ontleend
aan een schetsje van G. Pekelharing,
opgenomen in een boekje „Ernst en
Luim".
De Kinematograaf in de Heelkunde.
Dr. DOYEN.
Sedert eenigexx tijd hebben in Frank-
i'ijk de.door een dr. Doyen uitgevoerde
chirurgische operatiën groot opzien ge-
baard. Doyen werkt volgens zijn eigen
methode en met nieuwe, door hem uit-
gevondeix instrumenten, die een zeer
aanmerkelijke verkorting van den
duur der opei*atie mogelijk maken exx j
ook uit andere oogpunten uitstékend
zijn in hun werking. Zoo bijv. de
hierbij afgebeelde tang, die door een
eigenaardige mechanische overbren
ging de hand van den operateur in staat
stelt een druk van 2000 kilogram en
meer xiit te oefenen.
Het groote voordeel in de snelheid
an chirurgische behandelingen springt
v.n.l. in het oog bij operaties, die met
narcose moeten geschieden, als men
bedenkt, dat met den langeren duur
van een operatie het gevaar voor een
„zenuwschok" wast en dat het gebruik
van een groötere dosis chloroform voor
een langdurige narcose ook altijd zeke
re risico voor den patient beduidt.
Doyen voert zeer moeilijke operaties
uit met een sxxelheid, welke het moge
lijk maakt, den geheelen gang van za
ken op te nemen door middel van de
kinematograaf, een toestel dat hij den
tegenwoordigen stand der techniek al
leen die gebeurtenissen, welke 4 of
hoogstens 5 minuten duren, volledig
opnemen en weergeven kan.
Operatie aan het been.
Voor het houden vaxx demonstraties
op chirurgisch gebied is het kineniato-
grafeeren van een operatieve behande
ling vaxx zeer groot gewicht. Doyeix
gaat daarbij van de gedachte uit, dat
in de leerboeken der chirurgie eeix ope
ratie altijd slechts gebrekkig geschil
derd en in de collegezaal niet allen stu
denten evengoed duidelijk gemaakt
worden kan. De kinematograaf, die de
Fransche cliirurg voor zijn doeleinden
eenigszins heeft gewijzigd, is ixx staat
een geheele operatie herhaaldelijk ver
groot exx in verlangzaamd tempo te re-
produceeren.
De tang.
Operatie aaix den arm.
Het zetten van een elleboog.
Tiet hout, dat er voor gebruikt is,
heeft eene x'oode kleur en komt uit
Humbold Land: vaxx de tien stammen,
die aangebx-acht wei-den, was er nau
welijks één te gebruiken, want geen
ander, dan volkomen glad hout kon
dienen.
Nadat, het roode hout eindelijk uit
gezocht was, wex-d het nog twee jaar
gedroogd.
Dit reuzenvat is 9.14 meter hoog en
7.92 meter breed.
Het kan dertig „voeder" of wagen
vrachten wijn inhouden.
De kracht van. een tijger.
Een tijger is veel sterker dan een
leeuw. Vijf mannen kunnen gemakke
lijk een leeuw vasthouden, maar, om
een tijger vast te houden zijn er negen
noodig.
Het ergste van het geval.
In een Engelsch blad las men eens
het treurig bericht, dat een man, die
schipbx-euk leed, op een onbewoond
eiland werd geworpen zonder een shil
ling in zijn zak.
De verkeerde helft.
Een kind, doodelijk vex-schrikt door
een grooten hond, die tegen hem op
springt, begint te schreien en ont
vangt van den „haas" van het onge
temde dier de gewone troostrijke vex--
zëkering:
„Hij doet je niets, hoor! liet is alleen
maar speelsiglxeid, het is een heelo
goeje hond. kijk ie maar eens met zijn
staart kwispelen!"
Waarop het kind er snikkend uit
brengt: „O ja, maar voor die helft van
heni ben ik ook niet bang!"
Eene weelderige dame.
Van de Markiezin Li-Hung-Chang,
de rijkste vrouw in China, wordt ver
teld, dat zij vijftig manieren heeft van
zich het haar te laten kappen. Zij heeft
Een Zaterdagavondpraatje.
Nieuwjaax-sdag zette bij het aanbre
ken van den morgen zoo waax-lijk een
zongezicht. Ze was er dus nog, de
zonneschijf! De voorafgegane weken
van mist en kille duisternis zouden het
vermoeden al hebben gewettigd, dat
ze niet meer bestond en dat we het
voortaan maar zonder zon zouden
moeten doen.
Ze scheen dus des morgens. Even
wel besefte zij klaarblijkelijk om
streeks twaalf uur het ongerijmde van
een zon in een hollandschen nieuw
jaarsdag, verdween op eens achter de
wolken en kwam niet meer te voor
schijn. We werden weer aan ons zei
ven overgelaten.
Een wonderlijke dag is die eerste
Januari toch. 't Is een rustdag, maar
vooi- velen die zaken doen feitelijk
meer een werkdag. Deze maakt zijn
inventax-is op, gene sluit zijn boeken
af, een derde begint al aan de bewer
king van zijn balans. Andere men-
schen hebben het ook druk, zij het dan
op een andere manier: zij maken visi
tes, twaalf in een uur, adresseeren
kaartjes aan menschen van wie zij
zelf zooeven kaartjes ontvangen heb
ben, of ontvangen zelf menschen bij
zich.
Ja, we wenschen elkaar allen het
beste. Ik voel mij zelfs zachtmoedig
gestemd tegenover X, die mij in April
1900 zoo'n brutaal briefje schreef en
dien ik sedert dien tijd niet meer aan
kijk. Als ik hem nu ontmoette, zou ik
in staat wezen hem een hand te geven
en te zeggen: „laat het weer goed
zijn!" Maar ik weet niet, of die vrien
delijke stemming tot den vijftienden
Januari duren zalals X dus vrede
wil, moet hij zich haasten, want naar
hem toegaan doe ik niet!
Intusschen heb ik op den Nieuwjaars
dag soorten van heilwenschen gezien.
Daar was in de eei*ste plaats een klein
kind, een meisje van drie jaar, dat al
zoowat. praten kon. Ze zou grootvader,
die aanstond^ verwacht werd:, veel
heil en zegen in het Nieuwe jaar toe-
wenschen. Moeder had haar met veel
moeite en zorg haar rol ingestudeerd.
„Grootpa, ik wensch u veel heil en
zegen in het Nieuwe jaax\" En de
kleine- meid met. een ernstig gezicht,
waarop de inspanning duidelijk te
lezen was, trachtte het zoo keurig mo
gelijk na.te zeggen: ..Opa, ik wensch
u veel zegen...." (heil en zegen" zei de
moeder meft teedereüi nadruk) „veel
heil en zegen in het nieuw jaar." Bij
stukjes en brokjes was het er eindelijk
ingekomen en de liefhebbende moeder
keek met verlangen uit naar de komst
van grootvader, die wel verbaasd zou
staan over de knapheid van zijn klein
dochter. Daar ging de deur open.
grootpa kwam binnen exx de kleine
meid spx-ong hem tegemoet. Ze wou
haar les opzeggen, maar helaas.... ze
was alles op eens vergeten. En toen
grootvader zich glimlachend naar
haar overboog, sloeg ze de armpjes om
zi;n hals en kuste hem met hare fris-
sche, roode lipjes dat het klapte. „Maar
zusje", zei moedei-, en ze keek er wel
wat telexxx-gesteld bij, „je hebt toch zoo
goed geweten wat je tegen gi-ootvader
zeggen zou."' „Laat maar blijven",
zei grootvader, met een glimlach vol
welbehagen neex-ziende op het kleine
meisje, dat hem zoo vriendelijk met
haar heldere oogjes aankeek „ik
Heb bij zoo'n hartelijke omhelzing geen
woorden noodig. Dat was een Nieuw-
jaarswensch zonder woox-den, maar
hij is er niet minder om."
Een half uur later was ik ex-
op straafb getuige van dat Van
Puffelen en Hupstra, die el
kaar niet goed kunnen lijden, een
Nieuwjaarsgroet wisselden. ,,IIé, bon-
jour," zei Van Puffelen, die met mij
stond te praten toen Hupstra er aan
kwam. ..Bonjour Fidelio, het beste ge-
wenscht," zei Hupstra, „prosit Neu-
jahr, Van Puffelen", en ze gaven me
kaar zoo'n slap handje, dat de Gene-
stet zich erover geschaamd zou heb
ben. Waarom, zoo dacht ik, moet een
Nederlander een anderen Nederlander
in het Duitsch een gelukkig Nieuwjaar
wenschen? Maar Van Puffelen, die er
zich wat op laat voorstaan, dat hij
een neef in zijn familie heeft die de
klassieke talen doceei*t, maakte, het nog
erger door te antwoox-den: „Omnia
faxxsta", alsof zijn wieg onder den
blauwen hemel der Latijnen had ge
staan, tex-wijl we toch allemaal weten
dat. hij het levenslicht heeft gezien in
een huis op de Kro.cht.
Dit was een Nieuwjaarswensch met
woorden, maar zonder gevoel. Ik
vond die van het kleine meisje hon
derdmaal aantrekkelijker.
's Middags, toen we thuis nauwelijks
onzen boterham door de keel hadden,
kwam Hopma met zijn vrouw een vi
site maken. „Wel het beste geweuscht,
hooi-," zeiden ze, „gezondheid in het
gezin en in de zaken!" „Dank je
wel," zeiden we, „gaat. zitten, doet je
oed wat af. 't is hier nogal warm eri
buiten is het frisch." „Nu een oogen
blikje willen we wel gaan zitten," zei
Hopma, „maar we zullen ons goed
maar niet afdoen, daarvoor hebben we
geen tijd, niet waar vrouw?" Me
vrouw Hopma stemde daarmee in: „We
hebben zooveel kennissen, zie je, we
moeten nog veel visites maken: hoe
veel waren het er ook weer? een en
twintig, geloof ik, was het niet?"
„Overdrijf nu niet," zei Hopma, „het
waren er px-ecies twintig." „Neen.
jij bent in de war", zei zijn vrouw,
„weet je wel. dat we Jansen eerst ver
geten hadden? die was de een en twin
tigste." Hopma gaf zich gewonnen, ja
zoo was het: er stonden er 21 op het
lijstje.
We praatten wat over het weer, heel
belangrijk, over de kans op vorst en
op ijs en hoe ongerust je was, niet
waar, als de kinderen weer uit schaat
senrijden gingen. En mevrouw Hopma
keek om de halve minuut op de pen
dule, daarbij telkens haar hals een
kwartslag omdraaiende, omdat ze de
wijzere anders niet in 't oog kon krij
gen.
Ze waren er precies zeven en een
halve minuut geweest, toen mevrouw
Hopma kuchte en haar man veelbetee-
kenend aanzag met den welbekenden
blik: „ga je mee?" Hopma rees alsof
hij door een springveer bewogen werd,
overeind. Wij, mijn vrouw en ik, zei
den beleefdelijk: „kom, blijft nog wat,
zooveel haast heb je toch niet," waarop
hij. naar mij dacht met een eenigszins
ziekelijk glimlachje, antwoordde: „Ik
zou niets liever willen, maar je weet:
we hebben een en twintig visites te
maken!"
Ze namen afscheid en gingen heen.
Ik zag ze met snelle stappen uit de
straat verdwijnen en den hoek om
slaan. Twintig maal zeven en een hal-
ze minuut is honderd vijftig minuten,
dat is twee en een half uur, reken
daarbij nog een uur voor heen en weer
loopen, op stoepen wachten, binnen
komen, weer heengaan, maakt te za
nten drie exx een half uur.
„Ze zullen er wel verscheidene niet
thuis treffen," zei mijne vrouw, aan
wie ik deze becijfering mededeelde. Ik
keek haar aan, om te zien of ze in ernst
sprak, maar haar gezicht stond strak
als een ijskegel. Medelijden bekroop
me, medelijden met Hopma en zijn
vrouw, die plichtmatig visites gingen
maken bij menschen die hun onver
schillig waren.
's Middags had ik de gelegenheid,
nog een anderen Nieuwjaarswenscher
op te merken. 1-lij was gekleed op zijn
Zondagsch, had een pakje kaartjes in
de eene hand en een lijstje in de an
dere. Voort-durend keek hij op zijn
lijstje, belde dan ergens aan en reikte
aan degene die opendeed, een kaai-tje
over, waarna ze naar binnen ging.
Wanneer ze weg was, leunde hij zoo
wat tegen de deurpost en keek eenigs
zins glazig voor zich heen: brandschoon
was hij niet. Toen ik omkeek zag ik
hem juist een café binnengaan, cn
dacht: je zult het zoodoende wel gauw
te kwaad krijgen met je evenwicht!"
Een paar uur later zag ik hem in
een andere straat aan 't werk Zijn
Zondagsche hoed! stond toen scheef,
de hand waax-mee hij zijn kaartje over
reikte. beefde zichtbaar en hij leunde
veel beslister tegen de deurpost, dan
dien morgen. Toen het dienstmeisje
terugkeerde en hem haastig, met af
gewend hoofd, iets in de hand gaf,
kostte het hem vrijwat moeite om zich
van' de deurpost los te maken en de
straat weer op te gaan, waarbij hij
allerlei schuine lijnen beschreef.
Geen uur later zou hij ergens op een
stoep liggen of, wanneer zijn goed ge
sternte een medelijdend vriend op zijn
pad mocht voeren, in zijn. bed liggen.
Toen ik thuiskwam vond ik Wouter
Hij feliciteerde mij met Nieuwjaar en
zei toen; „Heb je nu iets gemerkt van
de wisseling van 't jaar? Heb jij een
gewaarwording alsof je gisteren er
gens bent uitgestapt en vandaag weer
ergens ingescheept? Heb jij een ge
waarwording alsof je een mijlpaal
bent voorbijgeloopen? Ik niet."
Ik dacht aan het kleine meisje en
haar hartelijke omhelzing en ik zei:
„Neen, de dag is als ieder andere dag,
maar het moet toch wel een goed ding
zijn om het nieuwe jaar te beginnen
met een vriendelijk hart, zonder aan
stellerij, zonder opschroeverij, zoo
goed mogelijk als je wezen kunt. Dat
moet wel aangenaam wezen, Wouter!"