FEUILLETON.
Licht en Schaduw.
Beroemde en beruchte tijdgenooten
in earieatuur.
Mr. JOE.
deelgenoot in alle zaken, waarin wat
te halen is; pleitbezorger van
kwade zaken.
gestadig 2000 kameniers tot haar
dienst. In hare garderobe zijn 2000
kostumes, wat al een zeer ruime voor
raad is, in aanmerking genomen, dat
de Markiezin maar kort achtereen kan
loopen. Merkwaardig is 't, dat zij
nooit in gebreke blijft van hare ont
zaglijke huishoudelijke uitgaven
nauwkeurig boek te houden.
Eerste Werkman: Ik heb nu een goede
plaats tn een kruitfabriek.
Tweede werkman: Zoo dan heb je
dus veel kans nog eens hooger op te
komen.
KRONIEK.
De mogendheden in China.
De beschavers. Henri ltoche-
fort aan 't werk. Een nieuwe
sport.
Zou er nu eindelijk een klein licht
straaltje doordringen in den duisteren
warboel in China? Er is al weken lang
gezeurd over de nota, die bijna door
alle gezanten op last hunner mogend
heden geteekend was, toen heel bijna,
en toen.... ja, daar had je het. Getee
kend was zij.
Ik heb hier ter plaatse reeds medege
deeld, dat de eischen niet heel veel on
der deden voor die der reeks vorige no
ta's en zeer ongemotiveerd en onrecht
vaardig waren.
Maar daar is het heuchelijk bericht
gekomen dat de Chineesche onderhan
delaars uit naam van den Keizer heb
ben verklaard de nota te zullen teeke
nen! Mooi zoo, maai-, jawel, zoo gauw
zijn we er nog niet. De Chineesche re
geering heeft een kink in den kabel ge
legd, zeggen hare beschavers. Ze heb
ben nl. een paar eenvoudige vraagjes
gesteld, heel eenvoudige, maar die toch
de zaak weer op de lange baan schui
ven.
Kunnen de vestingwerken niet ge
spaard blijven? vraagt de Chineesche
regeering. En al dadelijk hierover zul
len mogelijk geducht lange onderhan
delingen gevoerd worden. Het is niet
te verwachten dat de mogendheden
dezen eisch spoedig zullen laten val
len en evenmin te denken dat de Chi
neesche regeering maar zoo heel gauw
hun sterke vestingwerken, die ze ter
bescherming en eigen beveiliging tegen
vreemde indringers noodig heeft, zal
laten vernietigen.
Dan vraagt de Chineesche regeering
of de prinsen evenals alle gewone ster
velingen onthoofd zullen moeten wor
den. Over die prinsen is al heel wat te
doen geweest, en op dit punt zijn de
eerste concessies door de mogendheden
gedaan. Enfin, ook in de landen der
beschaving wordt met prinsen een bee
tje anders omgegaan dan met onprinse
lijke poorters, zoodat men 't misschien
hieromtrent wel eens zal kunnen wor
den.
Dan vraagt de Chineesche regeering
of, wanneer de eischen worden inge
willigd, de mogendheden geen troepen
meer zullen zenden, welke plaatsen zij
denken te bezetten en hoe lang die be
zetting zal duren. Allemaal vragen,
men ziet het, waarover lang en breed
te-redeneeren, en te correspondeeren en
te onderhandelen valt, zoodat men zoo
spoedig nog wel niet klaar zal zijn. Dit
js dan ook het algemeen gevoelen en
helaas, kunnen we dus niet zeggen dat;
de Chineesche kwestie veel verder is.
De Boksers gaan ondertusschen ijverig
door, naar het schijnt, zich weer tot
verweer gereed te maken. Zou de Chi
neesche regeering daar niet de hand
in hebben en opzettelijk den loop dei-
onderhandelingen vertragen? De be
schavers hebben 't zichzelf te wijten dat
door hun voortdurend onderling ge
harrewar zij maai- niet verder op streek
komen, en ten slotte op hen van toe
passing zal worden de bewering van 't
gestolen goed dat niet gedijt.
De beschavers zijn weer danig aan
den gang geweest.
Zoowel de correspondent van de
„Morning Post" als die van de „Times"
brengen klachten te berde* tegen de
Duitsche troepen in China, welke be
schuldigd worden van roof, plundering
en doodslag. De „Times"man, clr. Mo-
risson noemt- een geval bij Tsjangtsjau.
waar de Duitschers zeer eigenmachtig
optraden en bij Yoeng-tsing waar de
Duitsche soldaten vrouwen mishandel
den en zij weerlooze boeren, vermoord
den na hen eerst krijgsbelasting te
hebben doen. storten.
De Londensche correspondent van het
Berl. Tageblatt"merkt op, dat de
schoen hem waarschijnlijk juist wringt
in deze krijgsbelasting, die in Duitsche
zakken inplaats van in Engelsche
vloeiden. Niettemin wordt aangedron
gen op een onderzoek.
Een Laf fan" seint uit Peking, dat de
hooggeplaatste Chineezen zeer veront
waardigd zijn over een smoking-con
cert, dat door Engelsche officieren is
georganiseerd in het Chineesche heilig,
der heiligen, den Tempel des Hemels. De
optredenden hadden in de opgevoerde
burlesciue de leden der keizerlijke fa
milie belachelijk voorgesteld.
Henri Rochefort, die niets voelde
voor 't onrecht dat Drevfus werd aan
gedaan, schijnt des te heviger te ge
voelen voor 't onrecht dat Engeland
den Boeren aandoet. Gevoeligheid Aran
dien kant is verdacht, zou men kunnen
zeggen, maar hij schijnt het te meenen,
al is 't idee dat hij aan de hand doet
nog al erg vaag.
1-Iij heeft aan de redacties der dag
bladen een schrijven gericht in de taal
van 't land, waarin ze verschijnen,
waarin hij o.a. zegt:
,Daar de groote mogendheden
slechts sterk schijnen te zijn door het
verdrukken der zwakken, zou het on
wijs zijn zich de geringste illusie te
scheppen omtrent den niateriëelen of
moreelen steun, dien zij geneigd zijn
an de heldhaftige Boeren te verlee-
nen.
Een bestuurbare Ballon.
De pogigen om het vraagstuk der
luchtscheepvaart door middel van be
stuurbare ballons op te lossen, hebben
geleid tot de constructie van een lucht
ballon, die vooral merkwaardig is,
doordat hij in een hoofdzaak afwijkt
van de tot dusver uitgevondene. Een
werktuigkundige te Limonsin (Frank
rijk) Portié genaamd, heeft nl. een
ballon saamgesteld, met een motor
van bijzondere lichtheid en groot ver
mogen en waarbij de tot dusver ge
bruikte schroef vervangen is door een
nieuw stelsel voortdrijvers, zooals op
de plaat is te zien. Iedere voortdrijver
bestaat uit een holle, metalen stang,
die aan ieder uiteinde eindigt in een
metalen blad, dat gespannen is op een
licht raam en dat in een halven cirkel
samenklapt, als het geen weerstand
in de lucht mag opwekken. Het aantal
dier voortdrijvers kan worden vermeer
derd, zonder dat het gewicht van het
geheel er merkbaar door toeneemt.
Dan zitten de voortdrijvers niet op
gelijke hoogte met het schuitje, maar
met den ballon zelf. Reeds zijn in be
perkten kring met. den ballon Portié
proeven genomen, die een gunstig re
sultaat hebben opgeleverd.
„Het staat daarom aan de volken,
die weigeren, met gekruiste armen toe
te blijven zien bij de uitmoording van
een ander volk, dat volk den steun te
verleenen, dien de Regeeringen het
zekerlijk zullen onthouden. Te dien
einde heb ik in het te Parijs verschij
nend dagblad „lTntransigeant", waar
van ik hoofdredacteur ben, een denk
beeld verkondigd, dat in Frankrij
reeds tallooze bewijzen van goedkeu
ring en aanmoediging heeft verkregen,
Het betreft de vorming van een Euro-
peesch Comité, of beter van een Uni
verseel Comité, samengesteld uit de
voornaamste schrijvers in de pers van
de geheele wereld en buitendien uit de
presidenten van alle groepen, gevormd
om de' zaak te steunen, die de bewon
derenswaardige Kruger is komen be
pleiten.
„Nadat hooggeachte Confrère, uwe
toestemming is verkregen, zullen wij
ons allen in een stad van centraal-
Europa^vereenigen en daar beraadsla
gen over de middelen om in alle landen
int'eekenlijsten open te stellen, welker
opbrengst zal dienen om den strijden
den Boeren aan de zegepraal hunner
onafhankelijkheid te helpen."
Ik verwacht niet veel van 't plan van
Rochefort, hoe mooi het bok klinken
moge. De Boeren moeten alleen hun
hoop en verwachting bouwen op het
self-lielp", geloof ik. Daarbij komt. dat
het nog zeer problematisch is of de re
geeringen dat steun-zenden goed zul
len keuren.
Uit mijn prille jeugd herinner ik me
nog best dat er eens een tijd geweest is
van stempel-manie. Dat begrijpen mijn
lezers niet allemaal. Ik bedoel dan
maar, dat korten tijd nadat de india-
rubber stempels zulk een opgang maak
ten, de lieve jeugd bij zwermen de deu
ren der winkeliers platliep, met fraai
gebonden cahiers, zakboekjes van al
lerlei slag, velletjes papier, van het
maagdelijk reine, door alle trappen
van zindelijkheid heen, tot de vuilste
modder-kattebelletjes toe ,om stempel
afdrukken te verzamelen.
't Heeft gelukkig kort geduurd. Der
gelijke vlagen zijn gewoonlijk gauw
voorbij. Maar deze dwaasheid der
jeugd kwam me in de gedachten toen
ik de circulaire onder de oogen kreeg
van de vereeniging „Wilheltnina, N.
V. A. V.", hetgeen zeggen wilNeder-
landsche Vereeniging voor Ansicht
kaarten-Verzamelaars".
't Is „mode" redeneert deze vereeni
ging, en d u s in onze vereeniging noo
dig en nuttig en goed. Dat is een kos
telijke redeneering, want de vereeni
ging stelt zich ten doel
a. Haar leden door ruil en koop van
Ansichtskaarten, een goedkoope en
eenige verzameling te verschaffen.
b. Door het uitgeven van het sport
blad de leden te helpen op elk gebied
van het Ansichtkaartenwezen.
c. De leden voor oneerlijke personen
en firma's te waarschuwen.
d. Het Ansichtskaartenwezen in Hol
land te bevorderen.
Heel aardig, als je niets beters te
doen hebt, nietwaar. Een aanwinst
voor hofjes van oude juffrouwen, die
een spaarduitje hebben, van bakvisch-
jes, en ziekelijke jongelingen.
Welk een inzicht deze Ansichtkaart-
jagers in 't reglement maken mag blij
ken uit deze nuchtere bepaling van 't
reglement
„Het bestuur heeft ten allen tijde het
recht de bepalingen naar hun goed
vinden te wijzigen, wanneer het blijkt,
dat enkele bepalingen niet juist zijn."
Da's je ware. Hiermee neem ik af
scheid van deze prentjes-vereeniging
en van mijn lezers.
JOFIER.
HEIMWEE.
Een verhaal uit Siberië
naar ADAM SZYMANSKI.
't Was in...... maar wat doet er het
jaar toe Genoeg is 't, dat het gebeur
de, en dat het gebeurde te Jakoetsk, in
Siberië, eenige maanden na mijne
aankomst in die hoofdplaats van het
land der sneeuw- en ijsvelden.
De alcohol-thermometer van Réau-
mur wees 35 graden koude, en met
schrik dacht ik aan de toekomst, die
mijn neus en ooren te wachten stond,
welke, eerst kortelings uit het Westen
ingevoerd, zich met geweld tegen die
gedwongen verandering van klimaat
verzetten. Dien dag juist zou ik ze op
eene ruwe proef stellen. Een voor
staatkundige misdrijven gedeporteer
de onzer kolonie was eenige dagen te
voren in het hospitaal der stad over
leden. Het was een Koerlandsche boer,
van de oevers der Narva, Piotr Bal-
dijga, en wij zouden hem dien mor
gen de laatste eer gaan bewijzen, dat
wil zeggen, zijne uitgeputte ledema
ten onder den hardbevroren grond
wegstoppen.
Een kameraad zou mij van het uur
der begrafenis komen verwittigen. Ik
behoefde niet lang op hem te wach
ten, en na neus en ooren zorgvuldig
omhuld te hebben, volgde ik den stoet.,
die zich naar het hospitaal richtte.
Het gebouw was buiten de stad gele
gen. Op eene binnenplaats, een wei
nig van de andere huizingen afge
scheiden, verhief zich eene kleine,
ruw opgetrokken schuur: de „morgue".
Daar rustte Baldijga's lijk. De deur
werd geopend en wij traden binnen
doch hetgeen wij zagen, deed ons
van ontzetting verstijven. Wij waren
met ons vijftienen ongeveer, en als bij
instinct zochten onze blikken, elkan
der. Het tooneel namelijk, dat zich
aan onze oogen voordeed, was van
zulk een vreemd, zulk een koud realis
me, dat hier geene menschelijke ver
beelding meer mogelijk was
In de schuur zag men noch tafel,
noch stoelen, niets dan de vier naakte
wanden, wit van de rijp.
Op den eveneens witten bodem lag,
in eene soort van lijkwa of hemd ge
huld, een zeer groot lijk, welks kne
vels onder de sneeuw uitstaken het
was Baldijga.
Het lijk was bevroren. Om het ge
makkelijker op de baar te leggen,
moest men het dicht bij de deur bren
gen, want door deze alleen drong
eenig licht. Nooit zal ik het gezicht
van Baldijga vergeten, toen ik het,
ontdaan van de sneeuw, die het be
dekte, in het daglicht zag verschij
nen. Zijn ernstig gelaat droeg den
stempel van een buitengewoon en on
beschrijfelijk lijden en zijne openge
spalkte oogen schenen verwijtend
naar den doodschen, ijslcouden hemel
gekeerd.
't Was een flinke kerel mom
pelde een mijner gezellen, die den in
druk had opgemerkt, welken Baldijga
op mij gemaakt had een goed werk
man, met eene uitstekende gezond
heid, en altijd met een nog armer
makker, dien hij voorthielp, bij zich
maar daarbij koppig als een Koer. Hij
had zich in het hoofd gepraat, dat hij
ten slotte toch nog aan de oevers der
Narva zou wederkeeren. We zullen
evenwel maar aannemen, dat hij vóór
zijn* dood begrepen heeft, dat dit noo
zou gebeuren."
Middelerwijl was het verstijfde lij
in de doodkist gelegd en veiwolgens o
eene van die kleine sleden, met
paard er voor, geplaatst, welke te J;
koetsk gebruikelijk zijn. Daarna hi<
de naaister der kolonie, die wegen
hare kennis van de godsdienstige g<
bruiken bij gelegenheid den dienst va
priester verrichtte, den lofzang aan
„Gegroet, Koningin des Hemels, i:
bitterheid en blijdschap 1" Wij vei
mengden onze bibberende stemmej
met de hare, en onze kleine stoet tooi
op weg naar de begraafplaats.
Door de koude geprikkeld, liepen wi
snel. Weldra bereikten wij den rusi
akker. Inderhaast wierpen wij eenigi
schoppen bevroren aarde in de groe
veeen twintigtal spaden vol voltooi
den het werk, en weinige oogenblik
ken later getuigde een versch opge
worpen heuveltje van Baldijga's ver
leden tegenwoordigheid in dit onder
inaansche. Dit getuigenis zou, wel i:
waar, van korten duur zijn, eenige
maanden op zijn hoogstde lente zou
komenverwarmd door de zonnestra
len, zou het heuveltje week worden,
de grond effen de bodem zou mei
groen en kruiden gaan prijken na
verloop van één of twee jaar zouden
de getuigen der begrafenis overleden
of over de wijde, wijde wereld ver
strooid zijn en zoo uwp eigen moe
der zelvë u kwam zoeken, mijn arme
Baldijga, zou zij niet het minste spoor
van uw graf vinden! Doch kom!...
wie toch komt hier naar de gedachte
nis van een gedeporteerde zoeken
Niemand
Baldijga had het wel begrepenwij
wisten het ook, en zwijgend betrok
ken wij weer onze woningen.
Den dag na de teraardebestelling
werd de koude nog vinniger. Ik woon
de in eene nauwe straat, en deson
danks was het onmogelijk de tegen
overliggende huizen te onderscheiden.
Een, dikke mist, uit kleine ijskristal
len gevormd, zweefde als een ondoor
dringbare sluier over de stad, en het
licht der zon zelfs bleek machteloos
dien gedachtenmuur te doorboren.
De dichtheid der lucht was zóóda-
ig, dat mijne ooren, in de stilte der
straten, de verst verwijderde geluiden
onderscheidden. Nu eens was 't het
metaalachtig geknetter der sneeuw,
dan weer het kraken der binten, door
de vorst veroorzaakt, of wel het doffe
•ammelen van den grond, die, al open
splijtende, sombere, nare geluiden
voortbracht, niet ongelijk aan het kla
gend gezang van een bewoner des
lands.
De strenge koude en vorst van Ja
koetsk begon. Eene vorst, zóó ver-
President PAUL KRUGER,
kampioen voor vrijheid en onafhanke
lijkheid.
Schetsen van DEKA.
KukeleJeuuuuh
Eerbiedig opgedragen aan
m i j n vriend Her m anus.
Stadsmenschen die buiten gaan wo
nen of een tuintje krijgen, zijn altijd
eigenwijs. Dat is nou geen wijsheid,
die ik van mezelf heb, ik heb haar van
hooren zeggen, maar tegelijkertijd „van
bevoegde zijde." Een buitenmensch zal
niet buiten gaan zitten tenzij hij het in
huis doodsbenauwd van de warmte
krijgt meestal blijft hij begrijpen,dat
het binnen de vier muren altijd koeler
is dan daarbuiten maar z'n broeders
uit de steenen bouwdoozen zie je in de
open lucht zoowel in het voorjaar als
in het najaar. En als ze dan ziek wor
den heeft 't ruwe weer, of hun délicaat
gestel het gedaan, alsof het weer in
Maart of October ooit milder was, en
terwijl zelfs een oliphant, rhinoceros
of een ander dikhuidig monster er niet
tegen zou kunnen. Maar ga nooit met
dat soort van menschen redeneeren, je
overtuigt ze toch nooit, en je misbruikt
er bovendien maar je stembanden en
je gezichtsspieren en zenuwen mee.
Hetzelfde is van toepassing op hun
liefhebberijen. Als het ongeluk hun
een tuin heeft gegeven, dan beproeven
zij er allerlei culturen in. Ze hebben wel
eens ergens boekweit zien staan en ze
vonden dat zoo aardig, dat ze het ook
willen teelen. Ze zoeken ergens een
volkomen ongeschikt hoekje, zoo wat
grond als ligging betreft, en zaaien op
den meest ongunstigen tijd van 't jaar,
op de meest ondoeltreffende manier,
het zaad uit. Als er dan niets komt zijn
ze nog beleedigd ook, tegen de zon en
den wind en den regen, ja tegen ons
heele kikkerland. Ik kende eens een
man, z'n naam wil ik niet noemen, die
het kostte wat het wilde, boerenkool
wilde verbouwen. Goed, het was hem
toegestaan. Zijn melkboer, die een
kennis in de Haarlemmermeer had,
bracht op 'n goeden morgen de noodi-
ge plantjes mede. Arme dingen, ze wa
ren voorbestemd om te crepeeren in
het benauwde tuintje, waar het 's zo
mers alleen frisch was, als alle ramen
aan de achterzijde van het huis open
stonden. Ik was er bij tegenwoordig
toen ze ter slachtbank geleid werden.
In den natten, vasten grond, zelfs door
onkruid en paddestoelen gemeden,
maakte mijn vriend met z'n hak een
lijntje om het bed aan te geven. Toen
zette hij op vaste afstanden zijn wan-,
delstok in de aarde, liet de aardige,
groene plantjes een voor een in die
huiverig-koude gevangenis verzakken
en trapte ze zóo vast, dat ze recht over
eind stonden als suikerriet. Een paar
dagen gingen voorbij. Toen geschiedde
er iets wonderlijks. De jonge boeren
koolstruikjes werden al maar kleiner.
Ze verslapten niet, maar ze groeiden
om zoo te zeggen naar binnen. Tot het
laatst toe bleven ze met de kracht dei-
wanhoop fleuren, maar op een goeden
morgen waren ze verdwenen. Ze had
den als een hongerig mensch zichzelf
opgegeten.
Datzelfde lid hield ook kippen. Na
tuurlijk wist hij een zeer bijzonder en
goed adres, bij geen ander, vakman
noch leek, bekend. In het straatje ach
ter de groote Kerk zijner inwoning zat
geregeld op marktdagen een oud boer
tje, met o zoo'n dom gezicht. Dezelve
werd door mijn vriend uitverkoren voor
de levering van het gewenschte pluim
vee. Dat deed hij heel diplomatiek. Hij
liep er niet in eens naar toe met het
geld in z'n hand, maar bezocht drie
vier weken achter elkaar de markt,
drentelde achteloos langs de manden,
met 'n gezicht van ik-heb-niets-noodig-
dat-zie-je-wel, en liet zich eindelijk
door den koopman paaien om eens
naar de mooie kuikentjes te zien. Het
gevolg was dat een uur later mijn
vriend thuis kwam in gezelschap van
'n jongen, die in een mand 10 exem
plaren van het jonge gebroed had. Ze
waren wel wat duur betaald, maar
superfijn, en omdat het ook in den
handel uit de lengte of uit de breedte
moet, waren kooper en koopman het
ten slotte eens geworden.
De kleintjes groeiden in tegenstel
ling met hunne voorgangers, de boeren
koolstruikjes uitstekend in 't tuin
tje. Trouwens het zelfgetimmerde hok
je was ook een paradijs. Het was van
buiten groen geverfd met een wit rand
je, en vanbinnen met echte Zandvoort-
sehe schulpies belegd. Bovendien be
hoorde bij deze wandeling in de buiten
lucht, nog een nacht- of winterhok,
ten einde het veege lijf bij alle soorten
van ontij te bergen. Voorloopig was
de eenige zorg van den eigenaar van
deze menagerie, om uit te maken wat
nou eigenlijk de haan en wat de hen
netjes waren. Als hij uit was, of er
gens in huis in alle gevallen ver van
het kippenhok dan kraaide er tot
aller verrukking plotseling ergens een
haantje, en dan nog eens, en nog eens,
maar wie het deed was niet uit te ma
ken, ook omdat de veelgeprezen hane-
kam of de daarbij behoorende luister
rijke vederbos, zich nog aan geen der
hokbewoners deed, onderscheiden.
Op 'n avond, het liep al aardig tegen
donker, had de eigenaar der beestjes
zich verdekt opgesteld in het nacht- en
tegelijk winterhok. Zijn loerend oog
blikte door den nauwen doorgangnaar
buiten, naar de argelooze haan(tjes?) i
en henuetjes, die liepen te genieten van
een bleeken zonneweerscliijn, die danlï
zii het terugkaatsingsvermogen van
een zoldervenster aan de overzijde,
voor de eerste maal op dien gedenk-
waardigen dag, in het tuintje lichtte.
Geduldig zat hij in de eenigszins troc
hele atmosfeer te wachten. Zijn blijde
verwachting werd voortdurend leven
dig gehouden. Nu eens was het een
licht veergestuif of een zeurend kip-
pengezang, dat hem snel uit zijn
bogen houding deed oprijzen, dan we
der zag hij een. der hoenders zich op
richten op de punten van hare pooten.
Maar dan bleef het toch bij de krari-
beweging. Het geluid werd niet gel»-
ren.
Om halfacht kwamen de kippen bin
nen, met schrikachtige trekpasjes, oin
hare plaatsen op stok in te nemen, en
juist wilde hun bezoeker eveneens naar
betere oorden verhuizen, toen de dear
van het hok met geweld werd dichtge-
worpen, een sleutel in het slot knarste
en het voor de eerste uren duister cm
hem heen werd.
Niettegenstaande zijne minder benij
denswaardige positie bleef hij de tegen
woordigheid zijns geestes behoudea.
Hij wachtte geduldig en zonder alann
te maken ten einde de dieren die lo
ven en naast hem zaten niet te ver
schrikken, in de hoop dat men ten slot
te de vergissing zou bemerken en hen
uit z'n gevangenschap zou verlossai.
Maar de tijd vlood henen, zonder de
gewenschte gebeurtenis. Hij hoorde
daarbuiten een torenklok zeer traag
achtereenvolgens alle uren slaan, maar
die in huis waren, bleven doof voor het
benauwde hulpgeroep, dat hij nu van
tijd tot tijd deed weerklinken. Want
het huis was nog naar ouden trant, d.
w. z. zeer soliede gebouwd, met stevige,
dikke muren. Ten slotte moest hij zich
neerleggen bij het onfrissche idee een
ganschen nacht in deze ongeplukte
veeren te blijven. Zittend op een mand,
de panden zijner slipjas zorgvuldig
onder zijn armen geklemd, sliep hij
in een hoek van het vertrek in, bijwij
len klappertandend van de .koude
nachtlucht.
Een schetterend koor ontrukte hem
reeds vroeg in den morgen aan zijn
schoone droom en. Zóó oorverscheurend
hard was deze wekker dat hij met 'n
gil opsprong, daarbij met kracht tegen
de lage zoldering bonsend. Maar dat
was niet het ergste, dat was slechts
de lichamelijke pijn. Een enkele blik
naar buiten geworpen, bezorgde hem
ook de dito zedelijke.
Want buiten in de schullepies ston-
m de hoenders op een rijtje geschaard,
luid kraaiend, elk op z'n beurt.
Kukele-ku-uuuh
Kukele-ku-u-u-uuuuuhü!
Het waren allemaal haantjes!