EMILE LOUBET.
President der Fransche Republiek
specialiteit in het organiseeren van
burgemeester-bankets.
schrikkelijk, dat de bevriezende ster
velingen aan de Noordpool er bij ver-
bleeken.*) Dan grijpt de angst elk le
vend wezen aan mensch of dier, hij
wordt zijn nietigheid bewust, hij kruipt
ineen, duikt in elkaar, vreesachtig als
een ongelukkige hond, die, door reus
achtige doggen besprongen, weet, dat
de worsteling ongelijk is en dat hij
vroeg of laat het onderspit zal moeten
delven. En in die oogenblikken ver
hief zich de gestalte van Baldijga als
eene levende schim vóór mij, met
grooter duidelijkheid dan anders. Se
dert een uur zat ik aan tafel vóór mijn
arbeid, doch het werk vorderde wei
nig ongemerkt had mijne hand de
pen weer laten vallen, en mijn weer
spannige geest trachtte ver weg te
vliegen, zeer ver, naar gene zijde der
sneeuwgrenzen en ijsvelden.
Tevergeefs sprak ik mij zeiven toe,
tevergeefs riep ik den raad van mij
nen geneesheer ter hulp, die mij be
zwoer, mij niet aan moedeloosheid
over te geven ik was niet bij machte
mij te overwinnenik werd ver
scheurd door het verdriet van mijn
land verwijderd te zijn. Hoeveel ma
len had ik, in dagen van strijd, vruch
teloos geworsteld tegen niet te verwe
zenlijken hersenschimmenThans
keerde de bekoring met meer aan
drang terug ,en mijne kloekheid was
verdwenen.
Ik verjoeg dus het opwindende
droomgezicht der eeuwige sneeuw- en
ijsstreken, mijne pen werd in een hoek
geworpen, en, mij in een rookwolk
hullende, gaf ik mij aan de koorts dei-
verbeelding over. Nu liet ik, als met
zevenmijls-laarzen, mijne ontembare
gedachten mij medevoeren over wou
den, bergen, steppen en rivieren. Ik
doortrok tallooze landen, en op mijn
dooltocht zag ik voor mijne oogen on
gekende wonderen opdoemen geen
ellende, geen menschelijke boosheid
meer, niets dan de natuur in al den
glans harer schoonheid en den vrede,
heerschende aan de oevers van de ri
vier in mijn vaderland. Doch hoe zal
ik de betoovering dezer tooneelen be
schrijven
Ik zag gulden korenvelden, over-
sc-hoone weiden, en bosschen met-
eeuwenheugende boomen, die mij
over oude legenden spraken. Ik hoor
de golvende korenaren ruischen, vo
gels lcwinkeleeren en reusachtige
eiken, die met de stormen den spot
dreven, onder elkaar fluisteren. Ik
werd dronken van den geur dier wel-
Te Jakoetsk wéés de thermometer in
de maand Januari 1883 52 gr. Réau-
mur of 65 centigraden (65 gr. C.) onder
nul
riekende wouden, dier weiden, dier
akkers, welke als bloemenmozaïk glin
sterden.
Allengskens werd ik als doordron
gen van de lucht mijns geboortelands,
al mijne zenuwen 'trilden, de warme
zonnestralen wekten mij weer ten le
ven, en ofschoon daarbuiten de koude
al grimmiger werd en mij hare ont
zaglijke tanden liet zien, voelde ik
mijn bloed krachtiger door de aderen
stroomen, mijn hoofd stond in vuur,
en als 't ware gehypnotiseerd, zag ik
uit zonder te zien, luisterde ik zonder
te hoor en...
Ik zag dus niet, dat de deur van
mijne kamer openging en een man
binnentrad. Ik merkte dus den dich
ten, witten rijm niet op, die, als men
de deur slechts even opent, in zóó
groote hoeveelheid de huizen binnen
dringt, dat het onmogelijk is den aan
komende te onderscheiden. Ilc bibber
de niet onder den ruwen beet der kou
de, die onbeschaamd eene mensche
lijke woning binnensluipt.
Eerst toen ik een levend wezen naast
mij gewaar werd, riep ik hem werk
tuigelijk deze vraag toe, welke men te
Jakoetsk gewoonlijk doet
Ioch nado (Wat moet je in Ja-
koetskschen tongval).
Vergeving, heer, ik ben het, z mie.
lotchein targuju (ik ben bezig met
venten), Werd mij geantwoord.
Ik sloeg de oogen op.
Ik behoefde er niet aan te twijfelen,
j ik had een Poolschen Jood vóór mij,
en ondanks de verschillende kleeding-
stukken van ossen- en elandsleer,
waarmee hij zich had toegetakeld,
zou ik hem onder duizend herkend
hebben aan die houding, welke den
Israëlieten onzer kleine steden zoo
eigen is.
Doch, om de waarheid te zeggen,
zijne aanwezigheid had den draad
mijner gedachten zoo goed als niet
doorgesneden, om de eenvoudige -re
den, dat, wel verre van eene schreeu
wende tegenstelling ermede te vormen,
het vertrouwelijke schaduwbeeld van
een man uit mijn vaderland zich in
tegendeel met mijne gedachten ver
eenzelvigde. En ik beschouwde met
eene zekere voldoening zijne zoo be
kende gelaatstrekken, terwijl de en
kele woorden Poolsch, die hij had uit
gesproken, mijn oor aangenaam streel
den en de illusie gaande hielden.
De man keek mij een oogenblik aan
zonder te spreken, daarna liep hij
naar de deur en begon zich vlug van
zijne omhulsels te ontdoen.
Toen eerst kwam ik weer geheel tot
mijzelf, en meenende, dat mijn scherp
zinnige landgenoot mijn stilzwijgen
voor toestemming had gehouden en
mij zijne koopwaren wilde laten zien,
haastte ik mij hem uit den droom te
helpen.
Om Gods wilwat doe-je, vriend
je Maar ik koop niets, ik heb niets
noodig trek je goed niet vruchteloos
uit, en dat God je verder leide
De man dacht een oogenblik na,
hing zijne docha 1) weer om en sprak,
naar mij toekomende, op snellen en
toch eenigszins aarzelenden toon
Ik weet, dat gij niets zu.lt koopen,
heer maar ziet u, ik woon sedert lan
gen, langen tijd in dit land... Tot op
dezen dag had ik niet geweten, dat gij
aangekomen waart, want ziet u, u
komt van Warschau, niet waar, heer
Gisteren eerst heb ik vernomen, dat
gij sedert, vier maanden hier zijt. Vier
maanden Hoe jammer, clat men het
mij zoo laat gezegd, heeftIk zou dade
lijk gekomen zijn. Vandaag ben ik aan
't andere einde der stad geweest, en
dat bij eene kou... die de duivel moge
halen Als u me slechts wilde toe
staan, u eenige woorden te zeggen,
heer Ik zal u niet lang ophouden.
Wat wil-je dan van mij
Ik zou graag... een poosje met u
willen praten, heer.
Dat verwonderde mij niet erg. Ik
had er zoovelen aangetroffen, van die
menschen uit alle standen, die „een
poosje wilden praten" met een man,
die uit het vaderland kwam. Zij stel
den belang in de meest onderscheiden
dingen er bevonden zich onder ge
wone nieuwsgierigen en babbelaars,
zij, die slechts tijding van hunne fa
milie verlangden, en dan de mannen
der politiek maar onder dezen wa
ren de denkbeelden reeds te veel ver
ward. Toch oefende over 't algemeen
de staatkunde op allen eene bijzon
dere aantrekkelijkheid uit.
Het verzoek van. den pas aangeko
mene verwonderde mij dus geenszins,
en ik verzocht hem vriendschappelijk
zijn pelswerk af te leggen en te gaan
zitten.
Het gezicht van den man straalde
van genoegen. Hij zat weldra naast
mij, en ik kon hem op mijn gemak
gadeslaan. Zonderlingerwijze. werd
dit bleeke gelaat, waaruit de ellende
zichtbaar sprak, door eene zóó vrij
moedige, zóó openhartige uitdrukking
verhelderd, dat ik mij tot hem aange
trokken gevoelde.
- Zeg mij eerst je naam, wat je hier
doet en waarover je mij wilt vragen.
- Ik heet Sroel, heer, Sroel, geboor
tig van Lubartoff, om u te dienen. Uwe
edelheid weet zeker wel, dat Lubartoff
eene kleine stad is, heel dicht bij Lu
blin. Ik zeg heel dicht bij, ofschoon bij
ons iedereen denkt, dat het heel ver
is, en eertijds dacht ik het ookmaar
nu voegde hij er met overtuiging
bij nu ken ik lange afstanden, en
ik weet ,dat Lubartoff heel dicht, heel
dicht bij/Lublin ligt, ernaast om zoo
te zeggen.
Ben-je al lang hier?
O. zeer, zeer lang Bijna drie
jaar. heer
Drie jaarMaar dat is nog
maar kort. Er zijn gedeporteerden
hier al wel sedert twintig jaar, en op
mijne reis heb ik er een aangetroffen
uit Wilna, die sedert vijftig jaar in
Siberië is. Die kunnen van eene lan
ge ballingschap spreken
Leef je dan alleen, dat de tijd je
zoo lang schijnt?
Ik ben hier met mijne vrouw en
mijn kind eène dochter. Ik had vier
kinderen, toen ik op weg ging maar
zulk eene lange reis!... Moge de goe
de God er mijn vijand voor bewaren
Een heel jaar lang te voetU weet,
heer, dat er voor ons geene pleister
plaatsen zijn Onderweg zijn drie van
mijne kinderen gestorven... in dezelf
de week, om zoo te zeggen allen te
gelijk... Drie kinderen, dat is gauw
gezegd En niet eens te weten, waar
men ze begraven zou, want er was
geen Jodenkerkhof. Ik ben chasyd
heeren hij voegde er zachter bij
u weet wel, wat dat beteekent ik be
oefen naar de letter de grondstellin
gen van mijn godsdienst, en desniet
temin... strafte God mij
Zeer bewogen zweeg hij stil.
Komaan, mijn vriend, men moet
niet alles van de' donkere zijde be
schouwen, en dan, wat komt 't er op
aan, waar wij begraven worden: be
hoort de aarde niet overal aan Onzen
Lieven Heer?
De man sprong op als eene kat in
kokend water.
Pf! pf!... En hij begon in 't rond op den
vloer te spuwen, terwijl hij stampvoe
tende zijne lippen dichtkneep, vreese-
lijke vervloekingen uitbraakte en met
zijne gebalde vuisten den onschuldi-
gen bodem van Jakoetsk bedreigde.
Ten laatste viel hij, van aandoening
overstelpt, naast mij achterover in den
stoel neer.
Over 't algemeen houden alle gede
porteerden. zonder onderscheid van
godsdienst of nationalities, volstrekt
niet van Siberië, maar deze dweepzieke
chasyd" kon niet. ten halve haten. Ik
wachtte dus, tot hij weer kalm werd,
hetgeen niet lang duurde, want hij
was in eene ruwe school opgevoed.
Ziende, dat hij er in geslaagd was
zijne ontroering te bedwingen, wierp
ik een oogenblik daarna een onderzoe
kenden blik op hem.
U moet mij vergeven, zei hij
dadelijk tot mij maar dat komt, om
dat ik over alles nooit met iemand
spreek; want met wien zou ik hier
spreken?
Er is toch geen gebrek aan geloofs-
genooten?
Zijn het nog wel Joden, heer? Wel,
het zijn lieden, precies als de menschen
MAC KINLEY,
grootmeester van het imperialisme,
bijgenaamd de Schrik der democraten.
1) Een wintergewaad van dubbele
elandshuiden gemaakt, welker haren
naar binnen en naar buiten zijn ge
keerd. Arme menschen gebruiken voor
hunne docha's ossenvellen.
hier! Zij nemen niet eens hun Gods
dienst waar!
Vreezende eene nieuwe uitbarsting
uit te lokken, viel ik hem in de rede.
door hern te vragen, waarover hij me
had wenschen te spreken.
Ik wilde alleen maar weten, wat
daar ginds gebeurt, heer. Ik ben reeds
zooveel jaren hier, en geen enkele maal
sedert mijne aankomst heb ik gelegen
heid geheid over mijn vaderland te j
spreken.
Allemaal goed en wel! Maai' je
stelt je vragen een beetje vreemd. Ik
kan je in één adem niet alles zeggen,
wat daar ginds gebeurt. Waar stel je
belang in? De politiek-
De man zweeg.
In de meening, dat de beteekenis van
het woord „politiek" hem niet duidelijk
was (want hij drukte zich met moeite
in 't Poolsch uit) begon ik hem wijd en
breed den toestand van Europa en den
onzen uit te leggen, eene uitlegging,
die ik woordelijk van buiten kende,
want ik had ze herhaalde malen aan
anderen gegeven.
Maar hij schudde ongeduldig het
hoofd.
Dat alles boezemt u dus geen be
lang in?
Ik heb er.nooit over gedacht, ant
woordde hij mij openhartig.
.Je wilt zeker weten, hoe uwe col
lega's met hunne zaken staan en hoe
't met den handel is.
Hunne zaken gaan bepaald beter
dan de mijne.
Dat is waar... Misschien zou je
dan willen weten, of het leven daar
ginds duurder is geworden, sedert je
vertrek Hoe hoog de prijs is van dé
eetwaren op de markt? Voor hoeveel
het meel en het vleesch verkocht wor
den?
Wel! wat bekommert mij dat alles?
Wanneer men hier niets kan koopen,
zelfs indien daarginds alles voor den
halven prijs gegeven werd!...
Je hebt volkomen gelijk. Maar nu
weet ik waarempel niet, wat je van mij
wilt weten!
Dat komt, heer, ziet u, omdat ik
zelf niet goed weet, hoe ik 't u moet uit
leggen. Dikwijls gebeurt het, dat ik zit
te denken, te denken, totdat Rufka
dat is de naam van mijne vrouw, moet
u weten zegt: „Sroel, wat scheelt er
aan?" En wat kan ik haar antwoorden,
wanneer ik zelf niet weet, wat mij
scheelt?... Misschien, als de menschen
mij zóó zagen, ze zouden er om lachen.
En terwijl hij deze woorden sprak,
keek hij mij vreesachtig aan om te
zien, of ook ik hem niet zou uitlachen.
Doch ik lachte volstrekt niet. Tk stel
de belang in dien man. Ik vermoedde,
dat hij gedrukt werd door een last,
waarvan hij zich niet bewust was. Om
hern zijne taak te verlichten, trachtte
ik hem op zijn gemak te zetten; ik ver
zocht hem zonder haast te spreken,hem
verzekerende, dat mijn werk best uit
gesteld kon worden en er niets bij zou
verliezen, zelfs niet, wanneer wij een
heel uur lang zouden praten.
Hij bedankte mij met zijne oogen.
dacht een oogenblik na en knoopte ver
volgens beschroomd het gesprek weder
aan.
Wanneer heeft u Warschau vér-
laten, heer?
Tegen het einde van April, Griek-
schen kalender.
Was het destijds warm of koud
daarginds?
Het was zeer warm, ik reisde in
mijn zomerjas.
O, ziet u wél, heer! en hier vroor
het
Maar heb je dan vergeten, mijn
vriend, dat men in April bij ons alles
reeds gezaaid heeft en de boomen groen
ziin?
De boomen al groen!
Een vlam schitterde in Sroels oogen.
Ja, ja, ze zijn groen, herhaalde hij
en hier vriest het!
Ik begon te begrijpen waar hij heen
wilde; maar om mij er beter van te
overtuigen, zweeg ik.
Hij werd zichtbaar levendiger.
Zeg mij nu eens, heer, of men hij
ons nog.... Maar, dat is nu toch gek,
nu weet ik niet eens meer, hoe het in 't
Poolsch heeten hij maakte heel ver
legen eene verontschuldiging, verzeke
rende, dat hij het vroeger zeer goed ge
weten had. 't Is iets wits, dat op
erwten gelijktmaar 't zijn geen
erwten, en 's zomers groeit het in de
tuinen, dicht bij de huizen, en het
kruipt als slingers langs groote stokken
Je bedoelt boonen?
Ja, juist! nu zijn we er!... boonen.
.boonen, herhaalde hij verscheidene
malen, alsof hij het woord goed ont
houden wilde.
Zeker, zeker, daar zijn er veel.
evenals altijd. En hier, worden er hier
geen gezaaid?
Hier? Sedert drie jaar, dat ik in
dit» lahd woon, heb ik er de kleur niet
van gezien. Op zijn best vindt men hier
eenige ellendige erwten, van de soort,
dïW menl met uw verlof, bij ons... bij
ons....
Aan de varkens geeft?
Precies. En dan verkoopt men ze
bij het pond, en men kan ze niet eens
altijd krijgen.
Hou je dan van boonen?
Ik? Volstrekt niet. Maar hoe zal
ik u dat zeggen? Soms begin ik er over
te denken, en dat vind ik dan zoo aar
dig. Net of ik een klein boschje zie,
dat naast de huizen is opgegroeid
Hier, hier is niets. En dan. heer. nog
iöts: :teg mij, als 't u belieft, of men
daar ginds in den winter nog van die
kleine beestjes ziet, niet grooter dan
zóó'- en hij toonde zijn pink een
soort van kleine, grijze vogeltjes... Ik
hen hun naam ook vergeten; maar in
■müjnj tijd waren er veel, en dikwijls,
wanneer ik, vóór het venster staande,
mijne gebeden verrichtte, zag ik ze bij
honderden voor mij heen fladderen en
WILHELM,
keizer-koning-dichter-componist-bouw-
kundige-schildet'-redenaar-predikant-
sportsman, enz. enz.
neerstrijken. Maar toen sloeg ik er geen
acht op!.... Neen, zietu, heer, nooit zou
ik gedroomd hebben, dat ik eens aan
die wezentjes zou beginnen te denken.
Hier ontvluchten de kraaien zelfs den
winter; hoe zouden zulke kleine dier
tjes hem weerstaan kunnen? Doch bij
ons, heer, zijn er zeker nog: Zeg, heer,
zeg.... zijn er daar nog?...
Ditmaal antwoordde ik hem niet.
want ik had eindelijk begrepen, dat do-
ze oude, dweepzieke „chasyd", evenals
ik, naar zijn vaderland verlangde, en
'dat' dezelfde kwaal ons beide verteer
de.
De onverwachte ontmoeting van de
zen lotgenoot trof mij in mijn hart, en
door aandoening verstikt, strekte ik
mijne armen naar hem uit.
Du!s, daarover wilde je mij spre
ken? Dus ook gij denkt aan degenen,
die je daarginds hebt achtergelaten? .Ie
vindt ije lot bitter en haakt naar de
zon, naar de lucht van je geboorteland.
Je droomt van de bosschen en weiden
©iV.van al die kleine wezens, die je in
je alledaagsche leven zelfs den tijd niet
gehad hebt goed te' leeren kennen. En
thans, nu die zoete beelden uit uw ge
heugen dreigen gewischt te worden,
wil je ze vasthouden want je.vreest de
ledige ruimte, die in uw hart ontstaan
zal, wanneer zij verdwenen zijn. Wil
je, dat ik over dat alles met je spreek,
wil je, dat ik je herinneringen oprake
len en je vertellen zal, hoe ons moeder
land is?
0, ja, heer, ja!... Daarvoor ben ix
.gekomen'.
En in zijn blijdschap drukte hij mijne
handen en begon te lachen als een
kind.
Luister dan naar mij, broeder!
En Sroel luisterde lang naar mij. Hij
was zóó opgewekt, dat het scheen, als
of alle zintuigen van zijn wezen in één
enkel werden opgelost: liet gehoor.
Met open mond hoorde hij mij aan,
terwijl hij mij met zijn oogen verslond
en die oogen staken mij, wekten mijn
dichtvuur op en ontlokten mij woor
den, die hij gretig indronk om ze in 't
diepste van zijn hart neer te leggen....
Daar legde hij ze ook neer ongetwijfeld
want aan 't slot van mijn verhaal mom
pelde hij smartelijk: „Wee mij, wee
mi;!....
Zijn rosse baard trilde, groote tra
nen rolden langs zijn vermagerde wan
gen,-en oude „chasyd" snikte een ge-
ruimen tijd.... en ik weende met hem.
Zeer veel menschelijke tranen zijn
sedert dat tijdstip vergoten; de kille
Lena heeft zeer veel ijskoude wateren
meegevoerd, en toch, als- de lange,
zwijgende en slapelooze nachten ko
men, zie ik de als !t ware gebeeldhouw
de gestalte van Baldijga vóór mij vér-
schijnen, op zijn voorhoofd den stem
pel der smart dragende. En steeds
verschijnt mij, naast hem, het geel -
geworden, gerimpelde en van tranen
doorgroefde" gelaat van den ouden
Sroel. En wanneer ik dat nachtelijk
droomgezicht aandachtiger beschouw,
schijnt het mij toe zijne bleeke lippen
te zien bewegen en hoor ik zijne kalme
stem mompelen:
O, Jehova, waarom zijt Gij zoo
hard jegens een Uwer getrouw-
ste zonen?"
Een journalistisch
meesterstuk.
In den Servischen oorlog van 1876
mocht Archibald Forbes terecht er
aanspraak op maken de Prins der oor
logscorrespondenten genoemd te wor
den. Het naaste telegraafstation, Sem-
lin, was op 120 mijlen afstands van
het tooneel van deri slag en de eenige
beschikbare paarden waren van da
slechtste soort. Zoodra Forbes den uit
slag van het gevecht wist, reed hij in
galop heen, den gelieelen nacht door;
om de vijftien mijlen wisselde liij van
paarden, die hij bijna doodreed. Den
volgenden ochtend te negen uur ga
loppeerde hij, zelf even doodaf als zijn
paard, over den straatweg van Belgra
do en hield den teugel niet in, voordat
hij aan de veerboot was. Te Semlin
dronk hij een stevig glas bier en ging
toen dadelijk aan het werk om uren
achtereen de berichten te schrijven,
waarvan hij de brenger was. Nadat
hij zijn verslag had laten telegrafee-
ren, legde hij zich gekleed, en al ter
ruste en sliep twintig uren zonder
wakker te worden. Hij was getuige van
den veldslag geweest, die zes uren had
geduurd, had 120 mijlen gereden, aan
„Daily News" een depêche van vier
kolommen geschreven en getelegra
feerd, alles in den tijd van dertig
uren.
Numero dertieu.
Voor degenen, die gelooven, dat der
tien een ongeluksnummer is, moet de
Amerikaansche „quarter-dollar" wel
het ongelukkigste artikel zijn, dat zij
bij zich kunnen hebben. Op die munt
zijn dertien sterren; dertien letters zijn
er in de rol, die de arend in zijne
klauwen houdt; zijn vleugel bestaat
uit dertien veeren; dertien veeren heeft
zijn staart; er zijn dertien evenwijdige
lijnen op het schild, dertien horizon
tale strepen, dertien pijlspitsen, en
dertien letters in de woorden „quarter-
dollar."
LI 1IOENG TSJANG,
de slimste Man op aarde leidt alle
diplomaten bij den neus.