bok op den schoot. Toen zij haar vroe gen, hoe zij haren Christian uit het water en van zijn kreeftenlichaam ver lossen konden, antwoordde deze u, dat is heel gemakkelijk. Evenals hij zich zelf betooverd heeft, kan hij zich ook zelf weer verlossen. Hij moet het in den volgenden Johannesnacnt maar hardop uitspreken, zoodat een nirn> h het hoortdan is dc betoovering gcoro- ken en dan loopt hij weer op het land. op twee mensclielijke beenen, zonder scharen. Dat zullen wij wel n orde maken komt maar weer hier, zoodra het tijd is." Dus gingen zij naar huis en wacht ten, vol ellende en verlangen, maar in eendracht, tot de jaarkring weer uit was, en toen gingen zij weer naar de heks. Toen het nu middernacht was en toch nog niet geheel donker, maar zoom schemerig licht, dat toch geen schaduwen wierp alles was sluime rend en huiveringwekkend toen bracht de heks haar bij een put op de binnenplaats en liet haar er in kijken. Die was echter zoo diep, dat zij eerst geen grond konden zien, maar alles pikzwart was. De heks murmelde al lerlei spreuken en streelde daarbij ha ren bok en dat moesten zij ook doen en tegelijk aljijd in de diepte kijken. En toen zagen zij eerst een blauw achtig vlammetje en daarna een ster ker lichtgloed en eindelijk werd het heelemaal licht. En zij zagen heneden steenen liggen met mos begroeid en allerlei waterplanten. En nu kwam er een kreeft van onder een sleen uitkruipen. Maar die was juist aan het ruien en had zijne schaal afgeworpen, zoodat hij er ellendig en kaal uitzag. Zij konden echter duide lijk zien, dat het hun Christian was, voornamelijk aan de oogen, hoewel die heelemaal schuin stonden, zooals bij kreeften gewoonlijk het geval is maar zoo hadden Christian's oogen er ook altijd uitgezien, als de vrouwen hem plaagden. Het duurde niet lang, of er kwamen twee andere kreeften aankrabbelen die hadden echter hun pantser nog en zagen er flink en sterk en grimmig uit. En die gingen nu op den armen kreeft- Christian los en hieuwen en knepen hem met hunne ellendig scherpe scha ren, de eene rechts en de andere links het was ontzettend om. aan te zien. De arme vrouwen schreeuwden luid van medelijden en erbarmen en de moeder sprak Lieve zoon, als gij boven wilt komen, Zoo wordt de betoovering van u ge nomen." En zijne vrouw, sprak „Kom toch naar boven, gij lieve man. Dat ik u kussen en liefkozen kan." En de heks. sprak „Domme kreeft, als ge een enkel woord maar wilt spreken, Dan is de betoovering van u geweken." Toen kwam kreeft-Christian een wei nig naar boven en toen hij de heks met hare tranende oogen en den akeligen zwarten bok zag, zétte hij een vroolijk gezicht en kroop nog hooger en wou al beginnen te spreken. Maar nu zag hij ook zijne moeder en zijne vrouw, die zich over den rand heenbogen, en hij merkte, dat zij altijd nog samen waren. En toen hij d&t zag, trok hij den staart in en kroop eensklaps neer in de diepte. En toen hij daar zat en de an dere kreeften hem weer vreeselijlc aan vielen, riep hij met duidelijk verstaan bare stem „Ik, arme kreeft-man, wat beklaagt gij mij nu Wel tieumaal erger had ik 't toch bij u." En hij liet zich geduldig verder knij pen en wilde niet weer boven komen. „Ja, hier valt niets uit te richten," zei de heks „als hij niet wil, kan men hem niet dwingen. Hij weet heel goed, dat het nog wel honderd jaar duren zal, vóór zijn pantser weer is aange groeid dan eerst, kan hij boven komen en zich laten verlossen. Zóó lang moet gij wachten." En daarbij is het gebleven. De moe der heeft haar zoon en de vrouw haar man van haar levensdagen niet weer gekregen. Het was eene droevige ge schiedenis. Maar kijkt nu nog dit dier eens aan, of het niet iets menschelijks in 't ge zicht heefthet is zeker de arme Chris tian. Ilij heeft wel een pantser, maar dat is misschien alleen voor de boven wereld, zoo'n soort dat voor beneden niet geldt. In alle geval is het maar het best, dat ik 'hem weer te water laat. En Gottlieb nam den vetten kreeft en wierp hem met een wijden zwaai ver in zee. En toen ging hij weer op zijne hank zitten en rookte kalmpjes door. „Nou kiek ik weer in zee," zei hij met volkomen zielsrust. De drie toehoorders zetten een vreemd gezicht en hadden vreemde ge dachten over den ouden Gottlieb. Maar den volgenden dag zat het paartje in de wittebroodsweken weer met hun beiden alleen in het prieel en straalden ze alle twee van uitbundige vroolijkheid. het beschavingsleven van een volk. Als een deel der beschaving is de Mode aan te merken. Aan het begin van onze tijdrekening stonden de Grieken en Ro meinen reeds in hun kleeding op de hoogte van hun beschaving. Wij, Ger manen, hulden ons toen nog in dieren huiden, voor zoover wij ouder dan 16 jaar waren. Maar door de eerste aan rakingen met de Romeinen werd de zucht tot nadoen gewekt en reeds in de eerste eeuwen na de geboorte van Christus huldigden de Germanen de Romeinsche kleederdrachten. Hoe een voudig die toen op zichzelf ook wa ren, toch was er reeds een zucht naar weelde in waar te nemen, zoodat de Fransche Keizer Karei de Groote bij voorbeeld zich er herhaaldelijk en na drukkelijk tegen uitsprak. Kostbare stoffen en duur pelswerk ontvouwden groote pracht; vorm en aard van de kleeding echter bleven eeuwen achter een onveranderd. De vooruitgang der beschaving en de Kruistochten veranderden niet alleen de begrippen over kleeding, doch ook over het garneer-materiaal. Oostersche pracht en kleurenrijkdom, kostbare zij den weefsels uit het Morgenland ver hoogden de weelde der kleedij zooda nig, dat de Duitsche Keizers zich her haaldelijk gedwongen zagen, voor schriften en verbodsbepalingen uit te vaardigen tegen het dragen van tè kostbare kleederen. De bontheid in de kleedij was bui tensporig groot. Men verkleedde zich bij feestelijke gelegenheden verschei dene malen op een dag en verscheen nu eens in Duitsche, dan weder in Spaasche, eenige uren later weer in Hongaarsche kleederdracht. fn deze veelkleurige kleedij vonden de adellijken aanleiding, zich te onder scheiden. Zij begonnen zich in het zwart te kleeden, welke gewoonte spoe dig overging voor de officieele cos- stuums van hooggeplaatste staatsdie naren. Purper was de eenige kleur, welke de ridder behalve zwart droeg; soms werd uitzondering gemaakt voor de kleuren van zijn wapen. De bontheid in de kleeding ging in de 16e eeuw langzamerhand verloren. Daarentegen werden meer fluweel en zijde gedragen, welke stoffen haar grootste verbreiding vonden in de Spaansche kleederdracht.De Spaansche kleederdracht werd aan het Duitsche en het Oostenrijksche hof nog lang ge handhaafd, nadat in de 17e eeuw een veel gemakkelijker kleeding ingang gevonden had. De snit van deze klee deren was veel natuurlijker én pas send 'voor iedere stof, zoodat de aan zienlijken begonnen, zich weder naar De vrouw van deze Eeuw. 1800—1810. 1810—1820. Voor Dames. De Dames-Mode in de 19e eeuw. Het wisselen van eeuw in eeuw is niet alleen een mijlpaal voor het poli tieke en het. sociale, maar ook voor de maatschappelijk lager geplaatsten te richten, in het bijzonder wat betrof, de huiskleeding. In het midden der 17e eeuw begon de invloed van de Fransche kleeder dracht in Midden- en Noord-Europa, ook in de Nederlanden merkbaar te worden, nadat te voren de Spaansche en in het begin dier eeuw de Italiaan- sche er toongevende factoren geweest waren. Met den invloed der Fransche kleederdracht verdween de stabiliteit in de kleeding, waarvan de snit zich eeuwen achtereen had gehandhaafd. Uit de fraaie en doelmatige kleeding ontstond de tirannie der Mode. De Mode was echter uitsluitend toegan kelijk voor de aanzienlijken en de rij ken omdat de mindere man nog onder controle stond van de van hooger hand uitgevaardigde voorschriften, al was het niet meer in dezelfde, mate als vroe ger. Gedurende de 18e eeuw lag de Mode mindér in de snit dan in het gar nituur, in de wijze, om de kleederen te versieren, en in de manier, van ze te dragen. Het jaar 1785 bracht voor de eerste maal Engelsche modes op den voor grond en deze hebben zich, tot op den huidigen dag, volkomen gehandhaafd nevens de Fransche. De Engelsche da mes bedienden zich bijna in het geheel niet van de Fransche manteau's. Zij droegen lange rokken met zakken, die aan de voorzijde van onderen met knoppen wérden gesloten. Ook hadden de Engelsche vrouwen de in-omvang- toeneming van den hoepelrok beslist afgewezen en tevens de voorkeur gege ven aan nauwe lange mouwen. De met de Engelsche kleeding gebrachte verbeteringen moestén van invloed zijn, wat zelfs in Frankrijk werd er kend. Het spreekt van zelf, dat de nieu we vorm in de kleeding niet dadelijk overheerschend werd, doch er waren nieuwe wegen geopend die voor uit breiding vatbaar waren. Hoezeer had zich de kleeding aan het einde der 18e eeuw veranderd ver geleken bij vroeger! De door baleinen verstijfde pantsertaille was verjaagd. Los en bevallig golfde het witte gewaad tot op de voeten neer en was om het lichaam door een gekleurden, met goud doorwerkten hand, waarvan de einden lang afhingen, saamgevat. In dien tijd begon de voorliefde voor de oude Grieken en Romeinen zich mach tig te roeren men praatte zich een roes aan hun groote daden en die voorliefde bereikte haar toppunt, toen de 19e eeuw haar intrede deed. De Ouden herleefden: gebouwen, meube len, kleederen, in Frankrijk zelfs de.... grondwet, werden naar hun voorbeeld gemaakt. Het antieke gold de geheele bewondering van den vrijheidszwijmei van dien tijd, waarbij echter een juiste kejinis van de oudhied ontbrak. Maar één ding wist men zeker: de Grieksche vrouwen bedekten haar lichaam slechts met een enkel, zeer lang gewaad, dat de armen en een groot deel van de borst vrijliet. In korten tijd zag men de modedames alleen met een dergelijk kleed prijken. Een gor del of een snoer wond zich rondom het kleed dicht onder de buste. Ons kli maat was echter niet geschikt voor de Grieksche modedwaasheid en warme kleedingstukken. kwamen bedekken, wat de natuurlijke aandrift en het ge zond verstand hadden behooren te doen Pelscostuums, die op onze moderne peignoirs leken, voorzien van lange slepen en kostbaar gevoerd, omhulden het lichaam zorgzaam. Het bovenste deel. van het bontcostuum, in den vorm van een jak, werd als echt Grieksch er kend en als beschutting tegen ruw we der bij de dunne, witte zomerkleederen gedragen. De jakvormige kleedingstuk ken van gekleurd atlas of fluweel, ge garneerd met band of bont, vertoonden een nieuwen snit. Met den vorm had zich ook de naam verandert van het gewaad; men noemde het tunica. De antieke vorm der kleederen bleef zich geruimen tijd in de sympathie der dames verheugen, reeds toen nieuwe modellen opdoken, welke de oudere trachtten te verdringen. De witte ltlee- deren begonnen zeldzamer te worden: de gekleurde stoffen traden op den voorgrond. Werd tot dusver het kleed uit één stuk gesneden in de lengte, nu, omstreeks 1810-1820, vervaardigde men lijf en rok afzonderlijk, waarna de i'ok aan het lijf werd genaaid. Ontelbaar waren de variaties waarin zich deze modellen ontwikkelden. De armen werden nu eens kort, dan weer lang, gedeeltelijk nauw en wijd, of wijd en poefig gedragen. De lange, nauwe mouwen kregen twee naden en werden „krom" gesneden, d. i. in den elleboogvorm. Reeds in de 18e eeuw hadden de rokken van hun lengte ver loren; omstreeks 1815 waren zij kort. van boven zoo nauw mogelijk, naar onder wijder wordend. Deze vorm werd verkregen door de zg. „klinken", zoo als men ze tegenwoordig nog bij da meshemden aantreft. De fantaisie van de coupeuse nam toe met de ontwikke ling der industrie en van de technische hulpmiddelen. Het aantal kleedermo dellen werd steeds grooter, zoodat be paalde typen slechts op het toppunt van haar mode-zijn werden opgemerkt. Als zulk een toppunt is het jaar 1820 te beschouwen. Korte rok, van boven nauw, van onderen wijd; een kort, glad lijfje. Een volslagen omwenteling begon, die tot 1830 duurde. Toen waren de korte lijfjes, de overdreven nauwe rokken verdwenen. Een gewatteerde of gestijfde onderrok spande het lxo- maakt en verdrongen ten slotte de an dere modellen geheel. De „ham"-indu wen werden bespottelijk gemaakt en een gruwel genoemd. Men keerde den snit om en maakte de mouwen van bo-1 ven nauw en van onderen wijd, terwijl de pols toch vast omsloten bleef. Ook j deze modellen konden zich niet hand- j haven en de gelijkmatig wijde mouw verscheen. De gai-neeringen van de taille, welke bestemd waren, om de fi- j guur breeder te maken, vielen weg en I het lijf'werd zoo plat mogelijk, doch bleef lang. De rokken werden langer, van boven en van onderen even wijd gesneden en door gelegde plooien aan het middel vernauwd. Vijf of zes ge watteerde onderrokken werden over el kaar gedragen, waax-aan nog dikke kussens werden toegevoegd, die op de heupen en aan de achtex-zijde werden verdeeld. Zoo kwam het volgende decennium, 1840, dat weder omwentelingen bracht, maar toch altijd den ouden beginselen trouw bleef. Nu werden ook de tailles gewatteerd, waardoor onregelmatighe den in de figuur gemakkelijk konden 1840—1850. 1850—1860. 1820—1830. 1830—1840. venkleed beter uit. Het lijf, of uitge sneden, of hoog gesloten, was recht af gesneden en door een breede ceintuur afgesloten. Tot de eigenaardigheden van het tijdperk van 18301840 behoorden de „ham"-mouwen. Van boven wijd, vaxi onderen nauw, vastgesloten om den pols; veex'eïi kussens vulden de boven wijdte aan. Nevens de vare achteren gesloten rokken, waren ook zoogenaam de overrokken zeer gewild. Deze wer den eveneens van achteren dichtge worden verborgen. De lange, wijd: rokken, de lxooge gesloten tailles, zijn tot op den huidigen dag het karakteris tieke in de mode gebleven en doen zich telkens opnieuw gelden. Het oog is ge-1 woon geraakt aan bepaalde omvangs- I lijnen, al boden deze ook gelegenheid' ■voor aanhechting van allex-lei gamee- ringen, of verlengingen (schootjestail les). De vele ondeiTokken werden las-1 tig en zoo werd tusschen 1820 en 1860 j de hoepelrok teruggeroepen en onder den naam van crinoline algemeen ge l dragen. Bij al de veranderingen, welke de i hoepelrok had doorgemaakt, was hij j voortdurend grooter geworden. De rok- wijdte bedroeg reeds 8 a 10 meter en zette zich altijd meer uit. De stoffexx werden nog slechts weinig gestreept, meestal geruit gedragen. Een over-i kleed dat de helft van den rok verdub belde, was zeer gewild. Het zg. Grieksche patroon werd in i lussen en fluweelen lint zoowel op de boven- als onderkleedinc uitgevoerd, j terwijl de vullingen versierd werden met fluweelen of zijden linten. Over- j rijk stofmateriaal werd nog weelderi ger gemaakt door het kwistig aanbx-en- gén van garneeringen. De mouwen, naxxw in het armsgat, ixaar onderen meer dan een meter breed, hingen over witte ondermouwen, wai*en versierd met kant en fijn boi'duursel en aan den pols gesloten. De stof- en garnituurmas sa's werden bovendien nog vermeer- derd met ceintuurs, die in breede strik ken op den rug eindigden. Tusschen 1860 en 1S70 verdwenen vele overdreven modellen en maakten plaats voor natuurlijker vormen. Men ging breedgestveepte stoffen zonder garneer in g dragen. De snit der tailles was er op berekend, de strepen op ver schillende wijzen aan de coupure aan te passen, waardoor fraaie en elegante effecten verkregen werden. De jakjes, mantels en doeken toon den variaties in het garnituur, die den rok ontbraken. Deze variaties bleven de kleeding ook in de jaren van 1870 tot 1880 trouw. Rijk gegarneerde mouwen, die van onderen wijd waren, wedijver den met even weelderige game er in gen op het achterste dexl van het lich-tun, die of vun gewone rokstof waren, of als extra-overrok vooi'kwamen van dikgeribde halfzijde, popeline genaamd. Kant erx bladeren vormden het gar- I neernxatcriaal. Tot dien tijd was de Fransc.xe keizt rï Eugénie de toongevende dame xn hef rijk der mode geweest. De gevolgen van deix Fransch-Duit- schen oorlog drongen haar uit lx xar po litieke positie. Tegelijkertijd verdween haar invloed op de rnode. De onP.r n de keizerin, de verwende modedame, moest niet haar kranken gemaal diois ballingschap deelen. In den overwinningsroes van i"7l, onder de van Frankrijk te vorderj) milliarden zegen, onder de vreugde over het ontstaan] van het opnieuw ééngeworden keizerrijk, wei*d nu in Duitschland een beweging merkbaar, om een eigen nationale mode te schep- pe. De particularistische stroomingen, welke Noord en Zuid gevormd hadden, waren in dien tijd volkomen verdwe nen. Het verlangen, om evenals de Engel- schen, een eigen mode te hebben, werd steeds sterker. En toexx nieuwe politiek? verwikkelingen met Fx-ankrijk dreigden, werd de afkeer van Fransche modes zeer hevig. Doch slechts schijnbaar. De toenma lige Duitsche mode-industrie was in de verste verte niet rijp, om de erfenis van den Parijschen smaakte aanvaar den, evenmin als zij dat tegenwoox-dig is. Nauwelijks waren de wolken van den politieken hemel weggetrokken eix was de vrede bevestigd, ook in de opgewon den gemoedérén, of de welgestelde Duitsche dames, die het hardst ge- schreeuwd hadden om een eigen xxxode, vielen weer in de armen der Paxijsch- mode. De handige Fransche couturier; trokken daarvan partij. Tal van Fransche firma's vestigden filialen in Duitschland en boden Fran sche wax-en; en de kunstvaardigheid Barer xuodistes te koop: zijden en wol len stoffen, garneermateriaal, kanten en linten, pailettes en gitten. Hoeden maaksters, costumiéres en friseuse prezen zichzelf aan op in het Fransen gestelde naamborden en circulaires. Het was voor de nation aal-voelende Duitschers om dol te worden. De per; toornde in heilige verontwaardiging 1-Iet hielp niets. Zij begon te spotten. Dat werkte althans ietsuit.De gegoede burgerstand en middelstand kwamen tot inkeer. De onderste volkslaag had in dezen natuurlijk geen aandeel, om dat. de dure Fransche mode-artikelen er onbex*eikbaar voor waren. Restten dus nog slechts de hoogste kringen, die vgn jaren her tot de beste afnemers der Fransche modeleveran ciers hadden behoord. Men maakt hen er op opmerkzaam dat de Fransche firma's in Duitschland voor de helft haar waren uit Duitschland zelf be trokken.; men geloofde het niet. liet viel niemand in, te denken, dat een bekwaam couturier xxiet naar Duitsch land behoefde te komen voor geringer whist, als in Frankrijk zelf voor hem iets te doen was. Men bestelde rustig voort. Intusschen poogde ook de Duitsche mode-industrie zich te verheffen. Veel werd verbéterd, maar zij nam niet de gehoopte vlucht. De oorzaken daarvan waren tweeërlei: De Duitsche industrie legde zich van den beginne af aan toe daarentegen betaalt men zulk een tee kenaar een bespottelijk laag loon. De Fransche teekenaar bereikt met énkele los heengeworpen streken groot effect. Ilij Dast zich daardoor aan lederen stijl aan. De Duitsche toekenaar werkt, meer plichtmatig dan artistiek. Dat was de eerste oorzaak en de tweede was de eigenwijsheid der Duii- sclxe vrouwen, die leden en lijden «aan hetzelfde gebrek als vele Nederland- sche: komt het costuum niet uit Parijs, dan kan het niet goed zijn. Het garneelmatei'iaal, dat van 1870 1880 de Mode beheerschte, bleef haar ook van 18801890 getrouw, doch ixx andere, aanwending^ De taille uit deze periode bleef lang en slank van hoofd lijn. Op straat, droeg men uitsluitend hooggesloten japonhen met lange mouwen. In de balzaal was mode het smalle, diep en viei'hoekige decolleté nevens het door de mode onverlet ge laten, cerenionieele hofdecolleté, dat de geheele buste vrijlaat. De rok en zijn garnituur van ver- schillexxden aard, met recht draperie genoemd, eischte de geheele fantaisie van den couturier. De stof werd in haar natuurlijke breedte uiteengeno men,en aan een achterkant beginnend, rondom den rok gedrapeerd. zonder eenige andere beperking dan deze, dat de onderste, zoogenaamd „valsche* rok, nergens te ziexx was, omdat hij uit andere stof werd vervaardigd. Aan de achterzijde stapelden de massa's stof zich hoog op. Om ze een steunen den houding te geven, kreeg de ach terbaan van den valschen rok twee of drie stalen hoepels als inhoud, die met den rok in vex*binding stonden door een ondei'genaaid kussen van veèren of paardenhaar. Het was de mode van den veelbespotten Cui de Paris. Van 18891890 begon eerst een in krimping van den rok. De gladde 1880—1890. 1900. 1860—1870. 1870—1880. ok verscheen. Met het plotseling ver dwijnen van den gegarneerden rok begon het wijder worden van de bo- venrnouw. De slanke arm van liet vorig decennium maakt plaats voor de lichtgeplooide bovenniouw, die zich steeds meer uitzette tot de balloremouw. Het toppunt van deze mouwenmode was 1895/ 96; sedert dien zijn de xnou- en ieder seizoen in omvang afgeno men. En reu herhaalde zich het pro cédé van het begin van het decenni um in omgekeerde richting; hoe be scheidener de mouwen werden, des te meer hield de Mode zich bezig met wijde rokken. De korte, nauwe rokken zetten zich tot een wijdte van 8 meter uit, de z.g. sex'pentireerokken. De wijdte was echter niet lastig, omdat de stof in zichzelf verwerkt werd, zonder eeni- gen stijfmakenden steun, wat van grooter invloed op de bevalligheid der bewegingen werd. De onbeduidende facon van lxet tijd perk 18801890 was eerst gegroeid tot de schootjestaille, waarvan de bewer king groote vaardigheid eischte. Uit de sexdeuze schootjestaille ontstond de ceintuurtaille, die thans nog. overheer schend is. Breede, halfbreede en zeer smalle ceintuurs wisselden af. Thans is de breede, corsetachtige ceintuur in zwang en doet prachtig, als zij maar aan de juiste figuur is aangebracht. Al beschrijvend hebben we den bo dem der. historie.verlaten en zijn aan geland in het naast verleden en van dit in het lieden. Het stempel der tegen woordige mode is een tweeledig. Het eene komt overeen met de steeds vooruitgaande ontwikkeling van alle technische hulpmiddelen, d. w. z. het negeert alle individualiteit, vormt en uniformeert. Het noemt datgene mo dern, wat juist in massa op de markt geworpen wordt. Terwijl de detailleur zijn best doet. eveneens in massa te verkoopen, produceert de fabricatie weer nieuws. De andere mode is die welke zich uit de aanduiding der indi vidualiteit omhoog gewerkt heeft tot kunst. Deze tot kunst geworden kleedij heeft zich aangesloten bij de secessio- nistische idée. De alles beheerschende bi'oderie toont niet alleen in haar patronen in stijl gehouden ornamenten maar de metalen sieraden, die onont beerlijk zijn voor het effect, wordt minder naar de waarde van het metaal en van de steenen, dan naar het pa troon en de bewerking? beoordeeld. Evenals honderd jaren geleden, dwe pen we ook nu weer met de Ouden. Maar met dit verschil, dat intusschen de Oudheid veel van haar geheimen onthuld heeft exx dat wij onze kennis en onze ontdekkingen in deze richting met de met onze tegenwoordige be schaving overeenkomende ideeen tot een nieuwen stijL hebben uitgewerkt. Over frisuren en dgl. is in deze re trospectieve beschouwing niet gespro ken; zij vormen evenals de hoeden een te klein onderdeel van de Mode, dan dat zij zelf deze ooit hebben kunnen beïnvloeden. Uit de bijgaande plaatjes is echter steeds het karakteristieks kapsel en hoofddeksel bij het costuuxu vastgehouden. op fabricatie in massa en stempelde de mode tot een handwerk. Dat was dom. De Fransche mode bleef zegevieren boven de Duitsche. Een eei'ste teeke naar in modefabrieken in Frankrijk j verdiende en verdient nog 30 k 40.000 francs jaarlijks. De Fransche fabri- 1 kant weet, dat vare diens kunst zijn eigen succes afhangt. In Duitschland Apenvleesch. Volgens berichten in Belgische bla den is een nieuw gerecht verschenen op de tafel der in Congp levende Euro peanen. nl. apenvleesch. Het wordt be schreven als smakelijk, sommigen noe men het zelfs een zeer lekker vloesch.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 7