De Rentmeester.
k
&;S&" l'. '{ÖfcS
HET SLOT HOHENZOLLERN.
der volgende lengteafmeting neer: en
zoo voorts. Aldus worden de planken
Werktuigelijk gerangschikt. En ook
dan rusten zij nog niet op' een vasten
vloer, maar wederom op i'oïlen. Van
deze kan de voorste rol door de' ma
chine worden gedraaid. Do.ch''.deze ra
ken zij voorshands nog niet aan. eerst
als de kar, welke de planken' verder
zal wegbrengen, met het ópen achter
eind tegen den stapel is "ge'schoven.
wordt die voorste rol van onderen tegen
de plankenmassa gedrukt; dan'"schuift
de houtstapel langzaam als ware
het éendoodkist 'plechtig "onhótirt
'haar op den wachtenden wagen.
Deze houtzaagmolen werd ter be
schrijving uitgekozen omdat de inrich
ting, hoe eenvoudig ook, juist door dien
eenvoud te beter doet uitkomen de
bijna volkomen afwezigheid van han
denarbeid. Zelfs de weinige, handen
arbeid die nog te verrichten valt, is
van zoo weinig ingewikkelden aard,
dat geenerlei opleiding noodig is.
De machine staat in Amerika niet in
den dienst van den mensch, maar de
mensch in den dienst der machine.
Waarde machines hersenen moeten
hebben, heeft men haar die gegeven.
Het zijn denkende machines gewórden:
den mensch is de wil afgenomen, al
leen het oordeel is hem overgelaten.
Dit is het geheim der Amerikaansche
fabriek: het hoofd is er als 't' ware van
den arbeider afgeschroefd en op de
machine geplaatst.
En toch is de mensch over 't algemeen
er niet minder óp geworden.
In geen land ter wereld wórden zoo
veel' uitvindingen gedaan en f3é 'Werk
man zóózeer .door', den "patroon aarige-
werktuigkunde zou worden voorgesteld,
klom hij van de locomotief af, met
bloote armen en het schootsvel voor....
Zijn Hooggeleerde!
Niet alleen onze werkmansstand moet
worden opgeheven, ook kapitalisten en
technici moeten mede de hoogte in.
De kapitalist, die naar Amerika gaat,
fleurt weer op; kan er weer in zichzelf
gaan gelooven. Want nergens wordt
ret zoo duidelijk hoe onontbeerlijk het
het kapitaal is en de kapitalist!
Wat,praat,men van egoïsme van-het
kapitaal, roept de heer Nolthenius uit.
Er.is geen land, waar de kapitalisten
zoo gaarne offeren voor het algemeen
welzijn. Doch van ziekelijke philantro-
pie vindt men daar weinig sporen; be
ter dan bij ons wordt daar het even
wicht tusschen egoïstische .en altruis-
tische neigingen bewaard.,
Geen wonder, dat wij den schrijver,
die waterstaats-ingenieur is, in., zijn
hare da hooien verklaren, dat het ver
blijf in Amerika voor hem een opefir
baring is geweest. Er is bijna geen dag
voorbij gegaan, of ik was een en al
verbazing, -zegt hij. Het is inderdaad
door de nieuwe denkbeelden, welke
een nieuwe wereld, nieuw, niet enkel
door de nieuwe denkbeelden, welke
men er in toepassing ziet brengén,
maar vooral door den durf, waarmede
dat ook gedaan wordt met ouden. En
dan dat werken, men werkt er met ge
noegen, met geestdriftniet. alleen
de technicus, maar evengoed de werk
man als de kapitalist. Daarom zou dé
heer Nolthenius ook zeer gaarne zien,
dat er meer Hollanders naar Amerika
gingen. Niet omdat onze kennis onvol?
doende is, maar om-te leeren inzien;
mpédig'd om verbeteringen fè béden- dat onze kennis geen macht is, ten hooj
met zijn torens en muren een schil
derachtig beeld, dat den toeschouwer
terugverplaatst in den tijd, toen dé
graven van Zollern, de voorouders van"
hét tegenwoordige Duitsche keizers
huis, hier de grenswachters waren van
hun keizers.
De plechtige officieele viering van
het jubileum geschiedde in het konink
lijk slot te Berlijn, waarvan wij hierbij
eveneens een afbeelding geven. Dit slot
is pl...m._ 197:.M.:lang, terwijl de hoogte
;32 M.. .bedraagt..Hepbevat: 600 kamers,
•zalen,, enz.; waaronder de beroemde
ridder- of troonzaal.
ken.
Er zijn fabrikanten die gaarne alle
onkosten van de proeven betalen, den
werkman helpen patent nemen,
ste: latente macht. Wij moeten onze ons gesloten.
Voor een der lage vensters van dé
kleine dorpspastorie, half achter de
donkere gordijnen verscholen, stond
Augusto, de eenige dochter van den
predikant.
De blauwe oogen staarden onbestemd
den weg op en er was iets lusteloos;
ongewoons in haar houding, in haar
geheele manier van doen, meende haar
vader.
Je bent. ongekend stil, kleintje, zei
de oude heer, zijn courant dichtvou
wende. Je werkt te hard, je spant je
veel té veel in voor je arme tobbers
ginds, gelóóf me, philantropie is goed,
'bést zélfs, maa,r meii kan het ook over?
drijven. Neem vandaag eens vacantie,
"t is goddelijk weer en niets belet je
thuis te blij'vefiV Maalv ééns' éeii' wan
deling dobr het Park, heel iéhg zal-het
nfèt'meèr' duren of de jonkheer këert
'terug en dan is hét onherroepelijk voor
macht leeren gebruiken: van de Ame
rikanen overnemen, hun -vlugheid van
inzicht, hun handigheid, hun talent;
enkel.,'als voorwhardéstéllen dót zij j'om' met de ininst mogelijke middelen
in liiüjhe fabriek de uitvmcli'n'g kóste- het meest'te praestëeren,
loos mogefi 'toepassen. Want- .'iets --
een heel klein beetje maar vóóruit te
zijn opéén ander, beteekent: fórtuin
malcen. (f
Vers^pmpéii'dóet dé machine dé menr
sclien, dus niét in' Amerika., Èer liét tè-
gendeel.
Bovendien waarborgt zij' hein een
hoog loon, dat hem in staat stélt aan
genaam te wonen, meestal buiten de
stad, in vi*ij staande aardige lióuteh
huisjes te midden van groen en bloe
men. Denk daarbij aan onze steden en
sloppen.
De Amerikaansche werkman woont
goed, eet goed en kleedt zich als een
heer. De schrijver zag machinisten ge-
handschoend op de locomotief staan,
teneinde na afloop der dagtaak heer te
kunnen zijn.
En toch, ondanks dien hoogen le
vensstandaard, is er evenmin een land
ter wereld waar men minder overtuigd
wordt van het axioma onzer volkslei
ders „dat de werkman de fabriek is"
en kapitaal en intellect eerst in de
tweede plaats komen.
Niet aan de' meerderheid van 1 den
Amerikaanschen boven den Europee-
schen werkman waaraan trouwens
bevoegden twijfelen maar dan het
intellect zijner leiders, aan hun durf,
hun vernuft en onvermoeid zoeken is
de overmacht van' de Amerikaansche
Nijverheid te danken, zegt 'de heer
Nolthenius. En daarnaast men spert
zijn oogen open als men dit weer- eens
gedrukt ziet aan de eftergie van het
kapitaal.
Maar de kapitalist daar ié óók iets
anders dan een couponknipper; hij is
■de primus, de stoutmoedigste', eveW&ls
de technicus niet is boek en mensch
maar voor alles practicus.
Toen de schrijver in de Columbia
University de hoogeschool der mil-
liardairs aan den professor in de
Het 200-jarig jubileum van
Pruisen als Koninkrijk.
(Bij dé platen,)'
18 Januari was het, 200 jaar geleden,
dat de toenmalige keurvorst van
Brandenburg, Frederik, in de stad Kö-
nigsberg zich liet kronen tot koning
van Pruissen, met welke plechtigheid
Pruisen verheven was tot koninkrijk.
Omgeven door de grooten zijns rijks
begaf de laatste keurvorst van Bran
denburg zich den 18n Januari 1701
naar de slotkerk, om ze na de plechtig
heid als koning Friedrich I van Prui
sen te verlaten. Een onzer platen geeft
een afbeelding van de' eenvoudige,
sober versierde Königsberger slotkerk,
die een vleugel vormt van. het konink
lijk kasteel.
Een ander merkwaardig gebouw,
aarvan de geschiedenis verband houdt
met die van het Pruisische koninkrijk.
Het is het kasteel,'dat de bakermat is
van het huis Hohenzollern, wier leden
over Pruisen regeeren. In het vorsten
dom Holienzollern-Hechingen, op den
855 meter hoogen berg Hohenzollern
gelegen, wordt voor het eerst van de
zen BlircbtgèWag'gemaakt in oórkonf
cVen uit de t)é "eéiiw, in 1423 wérd bet
slót dóór de ti-dêbéil ilea* Zwabische
rijkssteden veroverd éti verwoest, doch
in 1454 weder opgebouwd óp last van
keurvorst Albrecht Achilles 4-ètn Bran
denburg. Oostenrijk achtte1 het kasteel'
van zoo groot- strategisch belang', dat
het tegen betaling van 5000 gulden pér
jaar het recht kocht van de familie Ho
henzollern, een bezetting in het slot te
leggén. In 1798 werd dat recht opge
zegd. Strategische waarde bezit het
kasteel i¥u niet meer, doch het vormt
Ja. jammer genoeg, zei het mèisje.
Ik zelf heb er nu juist nooit veel van
geprofiteerd, ik ken er zelfs den weg
niet in,-maar-voor mijn arme vrienden
zal het een heel verlies zijn. Ik had al
In gedachten verzonken wandelde
Guste het Park door, een uitgestrekte!
fraaie wandelplaats, met tal van dicht
begroeide paden, fonteinen en grasvel
den.
Ze had niet op den weg gelet en be
vond zich plotseling op een vreemd,
écht idyllisch plekje, in het midden
een vijver met waterleliën en op den
achtergrond, tusschen hooge boomeu,
een kleine koepel, welke tot rusten, als
het ware, uitnoodigde.
Ze stond een oogehblik verlegen stil
e"h scheen verruimd toen uit een ande
re laan een heer inet een stroohoed op
en een stok in de hand zich aan haar
blik vertoonde.
- Verheugd ging ze hem tegemoet.
Zoudt u zoo beleefd willen zijn
mij even den weg te wijzen. Zoover ik
mij herinner ben ik hier nooit geweest.
Ik ben de dochter van den predikant
en. ik ben nog eens, wellicht voor het
laatst, een wandeling in het park ko
men.doen. Na den dood van den eige
naar was het Park voor, de dorpelin
gen geopend, maar als de. zoon terug
keert zal het wel voorgoed voor de ar
me stakkers gesloten zijn.
Dat denk ik ook, hernam de vreem-
dèling, de gedachte, dat maar elk een
in zijn Park rondwandelt, alsof hij
'daar recht op had, zal hem zeker niet
Aangenaam zijn.
1 Och, waarom niet. Ik ben er ech
ter zeker van', dat hij het den predikant
èn zijn dochter in het minst niet kwa
lijk zou nemén, dat wij hier wandelen
en......
HóeWeet ge dat? Heeft hij u of
A wén vader 'ooit bijzondëfé rechten
'.toegestaan?
Neen, zei het meisje, maar het
doet er ook niet toe. Wilt gij mij den
wég wijzen?
Ik moet zelf dien kant uit en zal
u dus wel geleiden, als ge dat wilt, zei
de. vreemdeling op niet bepaald beleef
den toon,- maar Guste nam gretig zijn
aanbod aan.
De jonkheer wordt spoedig thuis
verwacht, babbelde het meisje voort.
Aller hoop schijnt op hem gevestigd,
ho,ewel ik er niet heel veel idéé van heb.
Kent ge hem?
.-Ja, antwoordde de vreemdeling,
haar oprechten blik ontwijkende.
Zoo, kent ge hem? vroeg ze vol be-
langstelli"'"1Weet ge ook wanneer hij
thuiskomt?
Ik weet het wel, maar mag het
niet publiceeren.
Ik heb mijzelf voorgesteld, zei
liet meisje, en gij blijft in gebrekei Zijt
ge... familie... of...
Ik ben de rentmeester.
Zoo, zei het meisje teleurgesteld.
De vreemdeling zag haar even van
ter zijdei aan en keek toen weer snel
Voor zich.
Dan'kunt gé mij ook wérzeggen,
'zeker, of hij op'zijn vader gelijkt?
Ja, bijzónder.' - ■-•- i
Ach, hoe jammer! riep het meisje
uit. Als gij dat zegt, zal het zeker wel
waar zijn! Zijn vader was niet bemind.
-Hij was gierig en trotsch, ruw, wreed
(en ik weet niet wat meer! Men vrees
de-hem bepaald.
wilde den brief aan den rentmeester
ter 'hand stellen met het verzoek hem
op te zenden. Reeds in de verte zag ze
hem komen. Hij kwam recht op haar
af. Guste bloosde en haar hart begon
sneller te kloppen, 't Moet gezegd, dat
hij er niet onknap uitzag en een bijzon
deren indruk op Guste gemaakt had.
Goeden dag, zei hij, den hoed
even oplichtende en haar recht in de
oogen ziende. Ge schijnt weer van uw
„bijzonder recht" gebruik .te maken'.
Neen, dezen keer niet! zei ze tri
omfantelijk, hem den brief voorhou
dende. Ik kom met een boodschap voor
den jonkheer en die moogtgij voor mij
overbrengen!
Voor boodschappen liadt ge den
hoofdweg 'moeten nemen!
Die weg is-mij te lang en ik weet
zeker, dat de jonkheer er niet tegen
op zou hebben. Wanneer hij thuis was.
Gesteld, dat hij eens thuis was
vandaag?
Dan zou ik terstond rechtsomkeert
maken en u den brief meegeven.
En als ik er eens voor bedankte
om voor boodschappenjongen te fun-
ge'eren?
Guste beschouwde hem van het hoofd
tot aan de voeten.
Dali zou' ik denken, dat de rent
meester'van den jonkheer in een slech
te leerschool bij hem was geweest en
al wat men! hem toeschrijft, ook den
rentmeester toeschrijven... en dienten
gevolge nu juist niet, wat men noemt
een „hooge opinie" van hem hebben.
Wilt u den brief voor mij bezorgen?
Ze zag hem lachend aan en wachtte
zijn antwoord.
Stellig, mijn lieve beschermvrour
we, zei bij lachende, maar er lag .een
ongekende, diepe ernst in den blik,
dien hij op haar richtte. Maar zeg me
eens,-zijt ge bevreesd voor... den jonk
heer?
Bevreesd is niet het juiste woord.
Maar ikhen een weinig verbitterd
op hem. 't Komt door hein, mijn arme
Vrienden, Ik zelf heb er geen ondervin
ding-van.
Hij.antwoordde haar niet, maar zag
haar teleurgesteld aan.
Tot ziens, zei hij, zich snel omkee-
rende.
Dienzelfden dag nog kwam er een
schriftelijke boodschap van den jonk
heer, dat hij „thuis" was gekomen en
den volgenden dag een feest aanbood
in zijn Park aan alle dorpelingen, geen
enkele uitgezonderd. Hij verzocht „be
schermvrouwe Guste" zoo vriendelijk
te willen zijn al het hare te doen om
de dorpelingen te amuseeren.
De groote dag kwam, een schitteren
de, zonnige dag.
Guste zag er bekoorlijk uit in haar
wit neteldoeksch japonnetje met rose
halsboord en ceintuur. Zenuwachtig
volgde ze haar vader naar een klein
groepje bij den vijver, waarvan de jonk
heer het middelpunt vórmde. Hij stand
met den rug naar hen toegekeerd en
lachte vriendelijk en klopte een oud
manneke, dat gemoedelijk zijn pijpje
rookte, op den schoudei\
Güste! riep de oude predikant zijn
Reisongelukken.
rV 7ifjnraft'ww
HET KONINKLIJK SLOT TE BERLIJN
het plan gehad een verzoek bij' hem in
te dienen het Park voor het publiek
geopend te houden, maar hij moet al
even hard en onverbiddellijk zijn als
zijn overleden vader. Sommigen zeg
gen, dat hij nog erger is. Ik zal er me
dan ook maar niet aan wagen. Eeij
ding hoop ik, dat ik hem nooit ontmoe
ten zal, ik geloof, dat ik hem nu juist
niet erg hartelijk zou kunnen begroe-.
ten.
Toch moet je je op een mogeiykë
ontmoeting voorbereiden, sprak de;ouj
de heer.-- Wees niet al. te .zeer op hein
verbitterd, de. menschen hier hebben
eeii. onverzoenlijken haat tegen de. lui,'
toch is het nooit goed om vooroordee-
len te.
U hebt gelijk, vader. Maar eeö
feit is het, dat cle arine. luitjes volko
men in hun recht zijn, ik Zal steeds Mn
pairtij kiezen en bet Voor hen opnemfin,
als bét noodig blijkt te zijn. En üu,
goeden hiorgen, lieve, ik zal uw ra#d
opvolgen éW nog een laatste w&ndelirig
ondernemen! ginds.
DE SLOTKERK TE KONIGSBERG.
Wie is die „men?"
Wel, mijn arme vrienden hier. Er
is hier veel annoede. Wanhopig veel.
Ongezonde armoede en weinig steun.
En och, ze zijn het zoo nut, ze verdie
nen zoo ten volle gesteund te worden.
Ge kent geen armoede, sprak de
rentmeester, plotseling bitter. Anders
zoudt ge zóó niet spreken.
•Neen, zei het meisje stoutmoedig.
Gij kent geen armoede, ge geeft er de
duidelijkste bewijzen vaiir IK wilde,
dat ik den jóükhëêr 6 vér dé hutten koïl
spreken en over honderd andere din
gen meer. Ik denk, neen ik ben er ze
ker -vaA, dat hij beschaamd de oogen
zou neerslaan. Zijn me dat woningen
voor levende wezens... en...
De rentmeester zag haar in de ver
ontwaardigde" ogen.
.\Ve moeten dezen kant, zei hij.
Ge schijnt den weg goed te ken
nen,
Ja, ik kende het jarèri geleden,
hernam de rentmeester só'rnber. Het
herinnert, mij aan de dagen, toe# ik als
een ellendige nietsdoener in eenzaam
heid hier ronddwaalde...
Ge zult er met een gelukkigen blik
op terugzien zeker, zei het meisje vrien
delijk. 't Is altijd aangenaam om men
schen en plaatsen terug te zien.
Neen, de menschen, die ik er ont
moette, zijn allen dood, mijn moeder...
mijn broer, mijn vader... Hier heb ik
•met mijn moeder gespeeld en... 't doet
er niet toe... Zie, dezen weg moet ge
nemen en dan links af, dan komt ge
aan den hoofdweg.
i Dank, zei Guste, hem ongedwon
gen de hand toestekende. Een aange
name wandeling verder.
II.
Den volgenden dag wandelde Guste,
zeer tegen haar gewoonte in, wederom
in het Park. Ditmaal met een bijzon
der doel. Ze had een brief aan den jonk
heer geschreven, het verzoek bevatten
de haar den juisten datum van zijn
thuiskomst te wille n melden, Ze
dochter toe. Maar deze had het te druk
met de kleine meisjes, die met bloe
men in de hand op den jonkheer toe-
stapten en even in haar vaart gestuit
werden door „juffrouw Guste", die nog
eens even het versje wilde hooren, vóór
ze toetraden.
De jonkheer had den hoed afgeno
men en zich omgekeerd. In sprakelooze
bewondering staarde hij op het liefe
lijke tafereeltje in zijn onmiddellijke
nabijheid,
Móói Zóo, hoc\rdè-hij Guste zeg
gen, ga nu maar en je moét mijnheer
flink in de oogen zien.
Toen zag Guste op en naderde haar
vader.
Zoo, heer rentmeester
Guste; ik stel je onzen jonkheer
voor, mijn eenige dochterl
Plotseling, tot niet geringe verwon
dering van den predikant, proestten
beiden het uit en staken elkander de
hand toé.
O foei, mijnheer de' rentmeester!
zei Guste 't volgende oog'ènblik verle
gen.
Wees welkom, lieve bescherm
vrouwe, ik hoop u dikwijls hier te zien!
U en al uwe beschermelingen! Het park
zal voof ieder geopend blijven!
Een luid, driewerf hoera begroette
deze mededeeling.
Een jaar later op denzelfden dag,
want zoo had de beschermvrouwe het
gewild, werd weer een feest gegeven in
het Park, maar tienmaal schitterender
nog dan 't vorig jaar.
Guste was nu geen gast op het oude
slot, maar ontving als gastvrouw naast
haar bruidegom de arme bescherme
lingen.
v'c
In de vorige eeuw heeft de wijze van
reizen, tegevolge van de-enorme ver
betering der verplaatsmiddelen, reu
zenstappen voorwaarts .gedaan. Ter
wijl in de eerste jaren van 1800 het
eenige middel, om vrij groote afstan
den over land af te leggen, de post
koets was en men te water binnens
lands 'verplicht was te reizen per trek
schuit, buitengaats per zeilschip, reis
de men in het laatst der negentiende
eeuw per electrische of stoom-spoor—
trein, per stoomboot, enz.
Kleine afstanden legde men eertijds
af in een. draagkoets, als door sneeuw
of hevige regenbuien de-.primitieve
landwegen onbegaanbaar waren voor
rij tuigen: nu brengen automobielen in
vliegende vaart den reiziger naar het
doel en spotten met regèn en sneeuw.
De onvermijdelijke reisohgevallen heb
ben zich uitteraard met de verande
ring der reismiddeleii gewijzigd: op
de gladde: besneeuwde wegen, kon het
ernstigst incident met een draagkoets
zijn, dat één der dragers uitgleed en
de reilzigster in onzachte aanraking
kwam met de harde wanden der koets.
Nu kan men staan voor het geval, dat
de vlugge tuf-tuf op de barre heide in
brand vliegt en de chauffeur en zijn
reisgenoote verplicht zijn, de verdere
reis te voet af te leggen.
Het land van kleine menschen.
Deze naam komt met recht aan Japan
toe. D.e .mannenzijn daar maar 152,
hoogstens -165 ,cp.ntimeter groot, en de
vrouwen doorgaans nog. kleiner.
Hoewel zij door hare hooge sandalen
nog ,7i centimeter boven den grond
verhoogd worden, zou ieder Europeesch
meisje tegenover haar eene strijdbare
Amazone gelijken. Ook de Japansche
hoornen hebben een tot het dwergach
tige neigenden groei, en de geheele
natuur schijnt hier op miniatuur-
schaal te zijn. De hoenders zijn alle
zoogenaamde Bantams (kriellioenders)
en de katten met hare korte staarten
gelijken hoogstens onze jonge katjes,
terwijl de paarden maar ponies zijn.
De huizen van de armere klasse heb
ben slechts ééne verdieping en de ka
mers daarin zou men voor poppenka-
mers houden.
Het land zelf, hoewel .uitgestrekt
genoeg, is veeleer mooi dan g-rootsch
te noemen, en overal vindt men meer
aardige plekjes dat romantische land
schappen. Met ai liet overige is het
evenzoo gesteld.
Een rattpnvriend.
ïn het Witte liuis, bet' officieel ver
blijf van den President der V. S. van
Amerika, wemelt bet van ratten. Het
merkwaardigst is, dat de heer Cleve
land in de aanwezigheid, van dat heir
van ratten een goed voorteekep scheen
te zien. Do President was zeer "bijgeloo-
vig. Hij had een groot zilveren hoef
ijzer op zijn lessenaar, en een oud,
roestig ijzeren in zijne slaapkamer.
Toen hem over de ratten gesproken
werd, zeide hij slechts: ,,De ratten,
zegt men, verlaten het schip als hét
zinkt. Het verheugt, mij te zien, dat zij
dit schip van staat veilig achten en
vertrouwen, dat het een goede haven
zal binnenloopen. Dat voorspelt geluk;
dus moeten zij niet weggejaagd wor
den."
Middel tegen bevriezen van
bloemen.
Volgens een Fransch tijdschrift be
staat er een eenvoudig middel om
bloemen en andere planten, die in eene
koude, doch goed gesloten kas moetee
overwinteren, .zdl'fs bij de strengste
koude, tegen vorst te beveiligen. Men
verbrande nl. elke morgen en avond
eenige oude papièrfen, couranten of
zoo, en drage daarbij zorg, dat de rook
zich telkens door de geheele kas ver
spreidde. De planten zullen dan niet
door de koude te lijden hebben.
Men kan er licht de proef van nemen.