Moment-Opnamen. De beste waarzegger. Prijsraadsel. WETENSCHAP. BOMBARDEMENT VAN EEN KAARS MET LUCIFERS. Men kan op aardige wijze de onge lijkheid van temperatuur van de ver schillende deelen van een vlam aan- toonen, door schietoefeningen te hou den met, lucifers als schietmateriaal en de vlam van een kaars als doel. Men legt op den rand van een tafel twee lucifers, waarop men dwars een anderen plaatst, zoodat een soort stel ling ontstaat. Dan, ten slotte, legt men op den iaatsten, evenwijdig aan de bei de eerste lucifers, er nog een zoodanig, dat de kop gericht is op een kort stuk kaars, terwijl het andere uiteinde bui ten den rand van de tafel uitsteekt. De vierde lucifer moet zoo gericht zijn, dat zijn verlengde het donkere deel van de vlam snijdt. Dan zwiept men den lucifer weg met het lemmet van een mes bijv. De lucifer gaat door de vlam en valt onverlet aan den anderen kant neer. Herhaalt men hetzelfde door het bovenste, lichte deel van de vlam, dan valt de lucifer brandend achter de kaars op tafel. Beethoven's geboortehuis. Stil volgden we den babbelenden be waker door de kamers en kabinetjes waar de souvenirs van den groot en Meester als opgetast lagen. Stil voor de eerste maal op onze reis, want ernst en weemoed zijn on gekende reismakkers aan den blauwen, zonnigen Rijn. Hier de pianino's, die stonden te zwijgen, omdat zijn vingers de nu gele toetsen niet meer sloegen daar zijn correspondentie, tal van brieven met het groote, levendige handschriftdan schilderijen en afbeeldingen, tal van souvenirs, eindelijk zijn doodenmas- ker het breede, trotsche gezicht saamgeknepen in den Iaatsten strijd... als in een sterfhuis. Toen voerde de trap ons naar ho ven de laatste verdieping van het huis Voor liet zolderkamertje, een laag, eenvoudig ding, was een koord gespannen. Het was niet noodig, wij stonden toch al. 't Was het vertrekje waar Beethoven werd geboren! Fijngevoelige hulde om dit kamertje niet aan te kleeden in den stijl van dien tijd. Want Beethoven's ouders kenden geen stijl, daar waren ze te eenvoudig voor. Alleen bet wiegje en wat armzalige meubelen waren hier op hun plaats geweest. 't Raam stond open, en door de nau we opening viel naar binnen een volle baan zonnestralen, opklarend het lialf duister daarbinnen. Op den achter grond lichtte even op, zijn marmeren buste en daarvoor, op den grond, was losjes neergeworpen een simpele ver dorde krans. Buiten juichte een vogel in heerlij ke schatering van blij en overvloedig zomerleven, hier binnen heerschte breede zwijging om den Meester, die kwam, omringd met de zorgelijke lief de van een teeder ouderpaar, en daar na, te weinig begrepen, alleen door het leven ging. Maar nu weet de wereld hoe groot de Mensch was. die hier geboren werd. NICO. niets beteekent bij het hunne vergele ken; menschen, die zichzelf vervelen en anderen tegelijk, die door rampen wel minder, maar niet grooter en edeler worden. Daar zijn ook in het eerst ontroost baar, hartstochtelijk in hun droefenir maar die al spoedig afleiding en ve; strooiing zoeken in de wereld en ook al spoedig vinden, bij wie het leed alleen de oppervlakte der ziel bewoog,maar op het karakter geen den minsten heili- renden invloed uitoefende. N. „Trouw." O, kinderen, hoop en belofte der menschheid, zonnige oogjes en vriende lijke gezichtjes, gij zijt de poezie wereld, de voorjaarsbloemen van leven. Gij maakt het huis, dat ge gent, het geheele jaar door tot zonnigen tuin. Ge maakt de liefde die per; ge geeft tot werken moed; ge zielt met hoop. geloof en vast vertr wen. De omgang met kinderen is het eenige geluk, dat nooit verveelt en al tijd frisch blijft. Ze dwingen ons jong en vroolijk te blijven; dank zij hun, maken de jaren ons niet veel ouder, doch hen slechts grooter en sterker. De „Lebensglückseligkeit"van kinderen is onweerstaanbaar als de adem der lente. Men moet hopen en gelooveu en het oog omhoog slaan. Kinderhand jes strijken de rimpels glad van t fronzend voorhoofd, en als het klein dochtertje heur armen om uw hals slaat en, heur zachte blozende perzik wangen „moitié chair, xnoitié fruit tegen uw gezicht aanleggende, be gint te babbelen en te vertellen en ten slotte met een frisschen, lichten, ju belenden lach het verhaal besluit, dan is men gelukkig en ziet men zonnig en hoopvol de toekomst te geïnoet; want de lente bloeit het geheele jaar in ons huis, het nieuwe leven ontwik kelt zich in 't gezin. Charles Bossévain. Vriendelijkheid is de aangenaamste, der deugden; zij heeft van allen het liefelijkste aangezicht; zij is de sleutel tot alle harten, zoowel in het salon, als in de ziekenkamer. Het is van het grootste gewicht een opgewekte gemoedstemming aan te kweeken. Een opgeruimde geest heeft een heilzamen invloed op het gestel en vermeerdert de krachtshoeveelheid van het lichaam. Van alle tijden. Voor alle tijden. Niemand wordt slapende wijs; alleen door moeite, arbeid en inspanning be reiken wij den steilen top. Hier is de strijdplaats, niet de rustplaats. Geen maatschappelijke betrekking zoo hoog, of men kan. haar verlagen; maar ook geene zoo laag, of men kan haai- verheffen. Waarom wordt er toch zooveel meer neergezien op handenar beid dan op hoofdwerk? Mevr. Van WermeskerkenJunius. Daar zijn, die door diep leed getrof fen, allen levenslust verliezen, om an deren immer en altijd te onthalen op het verhaal van hunne ellende, en den indruk willeb geven, alsof zij eigenlijk de ongelukkigste wezens der wereld zijn en alsof anderer leed zoo goed als Gevaarlijke arbeid. (Met plaatjes.) Een der gevaarlijkste en vermoeiend ste beroepen is dat van den duiker, die op den bodem der zee- wrakken van schepen en dergelijke moet onderzoe ken. Petroleumlantaarn voor den duiker. Om den duiker mogelijk te maken, langen tijd onder water te blijven en er te kunnen werken, moet het water van hem verwijderd gehouden worden, terwijl men hem versche lucht voor het ademhalen moet toevoeren. Te dien einde wordt de duiker bekleed met een pak, dat bestaat uit een enkel stuk waterdichte stof, en aan de polsen vol komen sluit. Vanboven is een wijde opening voor het hoofd en den bals. Op deze opening wordt, nadat de dui ker in het pak zit, de groote metalen duikerhelm luchtdicht bevestigd. Deze lielm is voorzien van verscheidene dik ke glazen, om den duiker in staat te stellen vooruit, naar boven en naar beide zijden te zien. Zware looden zolen aan de voeten maken bet hem ge makkelijk rechtop in het water te blij ven staan, als het pak vol lucht ge pompt is, en een zwaar gewicht op de borst en rug vergemakkelijkt hem het voor- en achteruitgaan op den bodem der zee.. Door middel van een luchtpomp wordt door een gummi-slang den dui ker voortdurend versche lucht toege voerd en wel niet onmiddellijk in den helm, omdat dan bij iederen pompslag de verandering van den luchtdruk zich Duikerhelm met elect-risch licht. op zeer onaangename wijze voor den duiker voelbaar zou maken, doch langs een omweg, door een luchtreservoir met regelingsventiel, dat een geleide lijke vernieuwing der verbruikte lucht veroorzaakt en door den duiker op den ïg gedragen wordt als een ransel, De duiker ademt versche lucht !n door den neus en ademt de verbruikte lucht met den mond uit en wel door middel van eep korte slang, waarvan hij het einde in den mond heeft, terwijl het andere uiteinde buiten den helm loopt. Opstijgende luchtbelletjes wijzen dus altijd de plaats aan, waar de man zich bevindt. Door een telefooninrich ting is de duiker verbonden met het schip. Een zeer belangrijk deel van zijn uit rusting is de signaallijn, waarvan liet onderstë eind bevestigd is aan den bree den lederen gordel, terwijl het andere uiteinde wordt vastgehouden door een man, die. tevens liet opzicht heeft over de bezetting der luchtpomp. Met de signaallijn worden door korte trekken bepaalde teekens gegeven. Zoo betee kent 1 ruk: alles wel; 2 trekken is meer lucht: 3 trekken is te veel lucht; 4 haal mij op; 5 is ik wil telefoneeren. De sig naallijn dient tevens om den duiker op te halen. DAT KOMT NIET UIT. Politie-agent,,Gij zijt langs de spoor baan geloopen, daarvoor moet ge drie gulden boete' betalen." Boer: ..Kom. dat 's niet mogelijk. dat moet een misverstand zijn, voor een kwartje kan ik tot aan 't station rijden, dan kan het toch geen drie gulden kos ten als men eenvoudig loopt!" Een duiker in volle uitrusting. Koning Lodewijk XI van Frankrijk was vreeselijk bang voor den dood, en terwijl hij het met het leven zijner me- demenschen zoo nauw niet nam en menigeen ter dood liet brengen, waakte hij zelf met de uiterste zorg over zijn jezondheid, waarvan, naar hij meen de, niet alleen zijn eigen welzijn, maar ook het belang van het land afhing. Overeenkomstig het bijgeloof van zijn tijd hield hij er aan het hof een sterrenwichelaar en w eerprof eet op na. bij wien hij raad ging vragen om trent den invloed van hemellichamen en natuurverschijnselen op zijn aardsch bestaan. Eens wilde hij op een warmen na jaarsdag op jacht gaan en vroeg daar om aan den sterrenwichelaar of het weer goed zou blijven. De weerkundige voorspélde met veel beslistheid een prettigen, mooien dag. Nauwelijks was echter de koning met zijn gevolg in het bosch gekomen, waar de jacht zou plaats hebben, of hij ontmoette een kolenbrander, die een met houts kool beladen ezel tot den grootsten spoed aandreef en daarbij den stok niet spaarde. „Heidaar!" riep de koning, ..waarom heb je zoo n haast?" ..Mijnheer, ik moet mij haasten, indien ik droog thuis wil komen," ant woordde de kolenbrander. ,Maar er is geen wolkje aan den hemel te zien", zei de koning. .,Dat is wel zoo. maar voor het een uur verder is zal er- een vreeselijke •egenhui komen en een onweer er bij." „Hoor eens, ken je mij?" vroeg Lo- dewijk XI. „Neen. mijnheer." „Nu dan. ik ben de koning." De kolenbrander zag zijn ondervra- ;er angstig aan en viel uit verbauwe- reerdheid op zijn knieën. „Waar woon je vroeg de koning verder. „Daar ginds in het dorp, ongeveer een mijl van hier." „Ik zeg je, dat het vandaag mooi weer zal blijven: mijn sterrenwichelaar heeft het gezegd; je hoeft je dus niet te haasten en je ezel niet zoo te ranse len." „Majesteii," sprak de kolenbrander, .ik heb zelf ook een weerprofeet die mij het tegendeel voorspelde, en deze heeft zich nog nooit vergist." Diefman is gek," riep de koning en reed verder met zijn gevolg. Toen hij nog even omkeek, zag hij den kolen brander weer op zijn ezel loshakken om het beestje maar vlugger te doen loopen. De jacht begon, maar had nauwe lijks een half uur geduurd, toen de lucht, die tot dusver helder geweest was, plotseling begon te betrekken en er een vreeselijk onweer losbrak, ver gezeld van een regenhui, zooals de jagers er nog nooit een gezien hadden. Tot op de huid doornat moest Lodewijk XI een heel eind in de overstroomde vlakte door water en slijk rijden, tot dat hij ergens een onderkomen vond. De koning zag nu. dat de kolenbrander gelijk had gehad, en toen hij weer in zijn kasteel was aaoigeland, gaf hij bevel, dien man voor hem te brengen. Dat gebeurde. „Hoe heet je?" vroeg Lodewijk ge nadig. „Micliel Carlier, Majesteit," ant woordde de eenvoudige man. „Hoe komt het, Michel Carlier, dat je zoo zeker het onweer hebt kunnen voorspellen, terwijl de lucht nog hel der en onbewolkt was? Wie heeft je de waarzeggerij geleerd?" „Uwe Majesteit moet bet mij niet kwalijk nemen, ik ben maar een arme kolenbrander en huiten mijn ambacht heb ik heelemaal niets geleerd; lezen en schrijven kan ik niet, maar mijn waarzegger is bij me thuis." „Waar is hij? Hoe heet hij Hij moet in mijn dienst treden en ik zal hem koninklijk beloonen." „Majesteit, ik geloof, dat hem dat niet veel zal kunnen schelen." „Hoe zoo?" „Die waarzegger is.... mijn ezel." „Je ezel?" „Ja, Majesteit. Zoodra er onweer op til is, laat mijn ezel al twee uur van te voren, ooren en kop hangen; hij kreunt en ballet op eigenaardige ma nier en schuurt zich tegen de hoornen of tegen den muur. Dat deed hij laatst ook en nog opvallender dan gewoon lijk; daarom had ik zoo'n haast om thuis te komen en kon ik zoo beslist het onweer voorspellen, maar Uwe Majesteit wilde mij toen niet geloo veu." .Een ezel!" riep verwonderd de ko ning, die bij de jacht een leelijke ver koudheid had opgeloopen, „een ezel is dus nog slimmer dan mijn sterren- kijker, dien ik jaarlijks 600 livres be taal! Carlier, let goed op je ezel; als ik in 't vervolg wil weten wat voor weer het zal worden, dan laat ik het eerst bij jou vragen. Daarvoor krijg je een toelage van 120 livres 's jaars, lvier heb ik een quadrupel als bijzonder gesc.henk." De kolenbrander nam liet zware goudstuk aan, boog bijna tot den grond en ging heen, blij over het geluk, dat zijn ezel hem verschaft had. Spoe dig daarop kreeg de koning een ge weldige niesbui; hij was verkouden en alLes behalve vroolijk gestemd en dacht aan de mogelijkheid om van zijn verkoudheid dood te gaan. „Olivier!" riep hij woedend. Zijn barbier, een man van vertrou wen, met een valsch glimlachend ge zicht, trad binnen. „Öliyier, is die ellendigen sterren kijker al in den toren opgesloten, zoo als ik gisteren bevolen lieb?" „Tawele, sire, hij zit in het donker ste hok met de boeien aan." ,Goed, laat hem hier komen en denj scherprechter ook." „Heel goed, sire." De harbier ging heen om het konink lijk bevel uit te voeren. De in 't rood gekleede met de blinkende bijl gewa pende beul kwam het eerst en kreeg bevel in de voorkamer té wachten; daarna wérd de sterrenkiiker geboeid binnen gebracht. De geleerde man zag bleek en was niets op zijn gemak; in de voorkamer had hij den beul gezien en liii vermoedde zoo half en half, waarom die daar stond. „Zoo, meester Ambrosius!" riep dc koning grimmig. „Ingevolge je val- sche voorspelling ben ik op jacht ge gaan in 't woud en ben daar door een vreeselijk onweer overvallen. Iloe licht had niet de bliksem mijn koninklijk hoofd kunnen treffen! Maar de koude heeft mij toch ziek gemaakt en brengt, misschien mijn leven in gevaar. Jij bent er de schuld van. daar ik op je vertrouwde, ofschoon er een ezel is, die veel slimmer is dan jij. Weet je, wat degene verdient, die de oorzaak is dat de kroondrager van Frankrijk ziek wordt?" „Sire", sprak de sterrenwichelaar, „ik heb me' vergist, dat erken ik; bij zulke alledaagsche bespiegelingen van het weer kan dat den beste gebeuren. Anders is het in zake van mijn eigen lijk beroep, als het er om te doen is' uit de sterren de toekomst te lezen." Praatjes! Als je in de sterren lezen kunt, dan weet je ook, dat je laatste uur gekomen is en dat je sterven moet." Sire, dat is het algemeens lot der menschheid. dat ook Uwe. Majesteit niet kan ontgaan." Jawel, maar wanneer zal je ster ven? Je hebt daarbuiten den beul wel gezien? Hij waclit op mijn bevel. Zeg jij nu maar eens of je sterven zult." ,Sire, antwoordde de leepe astroö- loog, „in de sterren heb ik gelezen, dat ik sterven zal drie maanden, drie weken, drie dagen en drie uren voor dat Uwe Majesteit sterft. Mijn lot moge vervuld worden: aan den wil des hemels kan ik mij niet onttrekken." Daar had de koning niet op gere kend en verschrikt schoof hij zijn stoel achteruit. Nu kwam het hem toch be denkelijk voor. zijn sterrenkijker aan den scherprechter over te leveren. .Hola, Chariot!" riep hij tegen den beul in de voorkamer. „Ga maar heen, er is vandaag niets voor je te doen." Toen zei hij tegen den slim men ster renwichelaar: „Je zult aanstonds van je boeien bevrijd worden, meester Am brosius, je blijft in mijn dienst en je zal niets te kort komen. Maar wat liet weer betreft, daarin raadpleeg ik je niet meer; op dat punt is de ezel veel slimmer dan jij en die wordt voortaan je collega." Uit den Moppentrommel, KOLENPRIJZEN A.Vijftig gulden voor deze kooltee- kerung? Veel te duur." B...Ja, maar de kolenprijzen zijn tegenwoordig ook zoo hoog." AT, TE GEVOELIG. Hij (Op de huwelijksreis): Neen, dit uitzicht is werkelijk verrukkelijk, he- melsch bepaald onvergelijkelijk schoon! Zij (Uit haar humeur): Zoo! Na tuurlijk, aan mij denk je hierbij weer heelemaal niet! VADERLIJKE RAADGEVING. Vader tot zijn, trouwlustigen zoon- Jongen, neem je een vrouw met deze twee eigenschappen. Zij moet zóó mooi zijn, dat je haar ook zoudt nemen zon der geld, en zóó rijk, dat je haar ook zoudt nemen zonder haar schoonheid." ALTIJD MAN VAN ZAKEN. Wijnkooper tot zijn collega: „En wat deed ge wel, toen de zakkenroller in het gedrang uw jaszak doorvoelde?" Collega: „Ik greep zijn hand en stop te er gauw een prijscourant in." EEN KLEINE DIPLOMAAT. Kareltje: „Moeder, krijg ik nog een pannekoek?" Mama: „En je hebt deze nog niet eens op.' Kareltje: „Ja, maar ik wou weten, of ik deze langzaam of gauw op zal eten." AFGEWIMPELD. Hij: „Als u de mijne wilt worden, zal ik u heel mijn leven op de handen dragen." Zij: „Hebt u dan niets anders te doen." ADVERTENTIëN. Ik veroorloof mij hierbij het. ge- eerde publiek de opening van mijn nieuw magazijn mede te deelen, be leefd verzoekende mijn' etablissement niet met gelijksoortige zwendelinrich- tingen te verwarren. J. S., fabrikant." Terstond een keukenmeid gevraagd, die adellijk kan koken, bij barones van Harderwijk.", Hoe eene woordenwisseling tussehen twee wetenschappelijke mannen over een interessant onderwerp hen den tijd in de buitenwereld kan doen vergeten, daarvan levert het volgende een sterk bewijs. Toen de geleerde Wilhelm von Hum boldt voor de tweede maal in Parijs was, bezocht hij den graaf Von Schla- brendorf, met wien hij een kort onder houd wenschte te hebben. s Avonds bij het afscheid deed de graaf hem met een licht uitgeleide tot aan de voordeur, waar men hen den volgenden morgen bij klaarlichten dag nog in gesprek vond. GECOMPLICEERD. „Je vrouwtje schijnt niet erg in haar humeur, is het wel?" „Neen, daar mankeert veel aan. Eerst werd ze boos op de meid en toen werd zij boos op mij, omdat ik ook niet boos werd en nu is zij boos op zichzelve, dat zij zich zoo boos op de meid' gemaakt heeft.'" WAAROM MEN COPiëERT. „Waarom zou die man daar die schil derij nog eens schilderen, vraagt eene boerin aan haar man, als ze in 't mu seum een schilder een ouden meester zien copiëeren. „Nou, ik denk." is na eenige oogen- blikken het bescheid, „dat ze verschot willen hebben, als de oude boel uit mekaar valt en wordt weggesmeten!" GERUSTGESTELD. Man „Draag je portemónnaie toch niet zoo voortdurend in de hand, vrouwlief Vrouw: „Och zij is zoo zwaar niet!" NIETS ER IN. Hij „Ik begrijp niet, hoe je die be lachelijke wijde pofmouwen k-unt dra gen met zoowat niets er in Zij „En de ruimte in jou hoogen zijden hoed dan MERKBARE TEEKENEN. „Waarom was je er zoo zeker van, dat hij aanzoek om je zou doen?" werd aan een meisje gevraagd, toen zij over haar engagement sprak. „Wel," was het antwoord, „toen hij mij pas attenties begon te bewijzen, gaf hij mij bloemen. Later gaf hij mij handschoenen, en toen wist ik, dat hij er ernstig over begon te denken om mij te vragen. Eindelijk toen hij mij zakdoeken en verschillende andere nuttige artikelen meebracht, had ik de zekerheid, dat hij besloten had met mij te trouwen." OM GEEN ANTWOORD VERLEGEN. Eene Engelsche dame, die op zeke ren ochtend in de keuken kwam, zag daar een hord met vork en mes, en blijkbaar was er konijnenpastei op ge weest. Zij had een sterk vermoeden dat een soldaat, die de vrijer van de keukenmeid was, er zijn souper mee had gedaan en vroeg haar: J ane, waar heb je die overgeschoten konijnenpastei gelaten?" „O, ik dacht, dat u daarvan niet meer gediend bliefde, mevrouw," ant woordde Jane, „dus heb ik die maar aan den hond gegeven." „Gebruikt de hond dan vork en mes?" vroeg do dame hierop spottend. „Hij kon er wel niet best mee terecht, mevrouw", zei de keukenmeid zondei blikken of blozen, „maar ik leer het hem." NEDERIGE TROTS. A. „Je wilt me dus wel toestemmen, dat je zoon meer weet dan jij." B. „Natuurlijk. Ik kan toch niet er- kenen, clat mijn vader zijn zoon eene betere opvoeding heeft gegeven dan ik den mijne." ZELFSCHATTING. „Maar zeg mij dan toch eens, waarom gij er zoo onverzettelijk tegen hebt uw leven te laten verzekeren," zei de agent an een levensverzekering-maatschap pij- .Wel was het antwoord, „het denk beeld, dat ik na mijn dood meer waard zou zijn dan bij mijn leven, is mij on- verdragelijk." DISTANTIE. Onderofficier (na de instructie): „Dus,, wat wordt verstaan onder distantie?" (zwijgen). Nu, wat zou bet bij voorbeeld wezen, wanneer.jelui on zulk een afstand van mij stonden, dat ik jelui apenbakkes- sén niet zien kon?" Soldaat (snel)„Een opluchting, ser geant!" DEFINITIE VAN EEN VIERJARIGE Een aanspreker heeft aangescheld en kleine Constant loopt naar het raam om te zien wie er is. „Is 't visite?" vraagt Papa, die wat lang met Mama aan de koffietafel zat. „Neen" ,zegt de kleine vent, „'t is een stuk van een begrafenis!" De opólssing van ons vorig Prijs raadsel is IJSBREKER De onderdeelen waren rek, eb, rijk, kers. Ingekomen waren 75 goede oplos singen. Bij loting viel de prijs ten deel aan den jongeheer C. VERSTEEG. Lange Raamstraat no. 40, wien wij verzoeken zijn prijs Maandag a.s. tus sehen 2 en 3 uur te komen afhalen aan ons Bureau, Kampersingel 70. Ons nieuwe prijsraadsel luidt als volgt: Mijn geheel bestaat uit 16 letters en is een beroep dat zijn ontstaan heeft te danken aan een betrekkelijk nieuw middel van vervoer. In den winter is het 3, 8, 12, 16 zeer veranderlijk. De Zwitsers vereeren nog steeds 11, 15, 6, 13 als hun bevrijder van 't vreem de juk. De 7. 4, 5, 14 is een deel van den voet. 9, 2, 10. 11 is een voedingsmiddel. De 8. 12. 1 is het hoogste goed van den mensch. Oplossingen worden ingewacht tot en met Woensdag a. s. Als prijs loven wij uit een SIGARENKOKER. N.B. Vaak ontvangen wij oplossin gen. waarbij de inzenders verzuimd hebben hunne of hare woonplaatsen op te geven. Zoodanige oplossingen komen niet in aanmerking.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 8