Moment-Opnamen.
De beste waarzegger.
Prijsraadsel.
WETENSCHAP.
BOMBARDEMENT VAN EEN
KAARS MET LUCIFERS.
Men kan op aardige wijze de onge
lijkheid van temperatuur van de ver
schillende deelen van een vlam aan-
toonen, door schietoefeningen te hou
den met, lucifers als schietmateriaal
en de vlam van een kaars als doel.
Men legt op den rand van een tafel
twee lucifers, waarop men dwars een
anderen plaatst, zoodat een soort stel
ling ontstaat. Dan, ten slotte, legt men
op den iaatsten, evenwijdig aan de bei
de eerste lucifers, er nog een zoodanig,
dat de kop gericht is op een kort stuk
kaars, terwijl het andere uiteinde bui
ten den rand van de tafel uitsteekt. De
vierde lucifer moet zoo gericht zijn,
dat zijn verlengde het donkere deel
van de vlam snijdt. Dan zwiept men
den lucifer weg met het lemmet van
een mes bijv. De lucifer gaat door de
vlam en valt onverlet aan den anderen
kant neer. Herhaalt men hetzelfde door
het bovenste, lichte deel van de vlam,
dan valt de lucifer brandend achter
de kaars op tafel.
Beethoven's geboortehuis.
Stil volgden we den babbelenden be
waker door de kamers en kabinetjes
waar de souvenirs van den groot en
Meester als opgetast lagen.
Stil voor de eerste maal op onze
reis, want ernst en weemoed zijn on
gekende reismakkers aan den blauwen,
zonnigen Rijn.
Hier de pianino's, die stonden te
zwijgen, omdat zijn vingers de nu gele
toetsen niet meer sloegen daar zijn
correspondentie, tal van brieven met
het groote, levendige handschriftdan
schilderijen en afbeeldingen, tal van
souvenirs, eindelijk zijn doodenmas-
ker het breede, trotsche gezicht
saamgeknepen in den Iaatsten strijd...
als in een sterfhuis.
Toen voerde de trap ons naar ho
ven de laatste verdieping van het
huis Voor liet zolderkamertje, een
laag, eenvoudig ding, was een koord
gespannen. Het was niet noodig, wij
stonden toch al. 't Was het vertrekje
waar Beethoven werd geboren!
Fijngevoelige hulde om dit kamertje
niet aan te kleeden in den stijl van
dien tijd. Want Beethoven's ouders
kenden geen stijl, daar waren ze te
eenvoudig voor. Alleen bet wiegje en
wat armzalige meubelen waren hier
op hun plaats geweest.
't Raam stond open, en door de nau
we opening viel naar binnen een volle
baan zonnestralen, opklarend het lialf
duister daarbinnen. Op den achter
grond lichtte even op, zijn marmeren
buste en daarvoor, op den grond, was
losjes neergeworpen een simpele ver
dorde krans.
Buiten juichte een vogel in heerlij
ke schatering van blij en overvloedig
zomerleven, hier binnen heerschte
breede zwijging om den Meester, die
kwam, omringd met de zorgelijke lief
de van een teeder ouderpaar, en daar
na, te weinig begrepen, alleen door het
leven ging.
Maar nu weet de wereld hoe groot
de Mensch was. die hier geboren werd.
NICO.
niets beteekent bij het hunne vergele
ken; menschen, die zichzelf vervelen
en anderen tegelijk, die door rampen
wel minder, maar niet grooter en edeler
worden.
Daar zijn ook in het eerst ontroost
baar, hartstochtelijk in hun droefenir
maar die al spoedig afleiding en ve;
strooiing zoeken in de wereld en ook al
spoedig vinden, bij wie het leed alleen
de oppervlakte der ziel bewoog,maar op
het karakter geen den minsten heili-
renden invloed uitoefende.
N. „Trouw."
O, kinderen, hoop en belofte der
menschheid, zonnige oogjes en vriende
lijke gezichtjes, gij zijt de poezie
wereld, de voorjaarsbloemen van
leven. Gij maakt het huis, dat ge
gent, het geheele jaar door tot
zonnigen tuin. Ge maakt de liefde die
per; ge geeft tot werken moed; ge
zielt met hoop. geloof en vast vertr
wen. De omgang met kinderen is het
eenige geluk, dat nooit verveelt en al
tijd frisch blijft. Ze dwingen ons jong
en vroolijk te blijven; dank zij hun,
maken de jaren ons niet veel ouder,
doch hen slechts grooter en sterker.
De „Lebensglückseligkeit"van kinderen
is onweerstaanbaar als de adem der
lente. Men moet hopen en gelooveu
en het oog omhoog slaan. Kinderhand
jes strijken de rimpels glad van t
fronzend voorhoofd, en als het klein
dochtertje heur armen om uw hals
slaat en, heur zachte blozende perzik
wangen „moitié chair, xnoitié fruit
tegen uw gezicht aanleggende, be
gint te babbelen en te vertellen en ten
slotte met een frisschen, lichten, ju
belenden lach het verhaal besluit, dan
is men gelukkig en ziet men zonnig
en hoopvol de toekomst te geïnoet;
want de lente bloeit het geheele jaar
in ons huis, het nieuwe leven ontwik
kelt zich in 't gezin.
Charles Bossévain.
Vriendelijkheid is de aangenaamste,
der deugden; zij heeft van allen het
liefelijkste aangezicht; zij is de sleutel
tot alle harten, zoowel in het salon,
als in de ziekenkamer.
Het is van het grootste gewicht een
opgewekte gemoedstemming aan te
kweeken. Een opgeruimde geest heeft
een heilzamen invloed op het gestel en
vermeerdert de krachtshoeveelheid van
het lichaam.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
Niemand wordt slapende wijs; alleen
door moeite, arbeid en inspanning be
reiken wij den steilen top. Hier is de
strijdplaats, niet de rustplaats.
Geen maatschappelijke betrekking
zoo hoog, of men kan. haar verlagen;
maar ook geene zoo laag, of men kan
haai- verheffen. Waarom wordt er toch
zooveel meer neergezien op handenar
beid dan op hoofdwerk?
Mevr. Van WermeskerkenJunius.
Daar zijn, die door diep leed getrof
fen, allen levenslust verliezen, om an
deren immer en altijd te onthalen op
het verhaal van hunne ellende, en den
indruk willeb geven, alsof zij eigenlijk
de ongelukkigste wezens der wereld
zijn en alsof anderer leed zoo goed als
Gevaarlijke arbeid.
(Met plaatjes.)
Een der gevaarlijkste en vermoeiend
ste beroepen is dat van den duiker,
die op den bodem der zee- wrakken van
schepen en dergelijke moet onderzoe
ken.
Petroleumlantaarn voor den duiker.
Om den duiker mogelijk te maken,
langen tijd onder water te blijven en
er te kunnen werken, moet het water
van hem verwijderd gehouden worden,
terwijl men hem versche lucht voor het
ademhalen moet toevoeren. Te dien
einde wordt de duiker bekleed met een
pak, dat bestaat uit een enkel stuk
waterdichte stof, en aan de polsen vol
komen sluit. Vanboven is een wijde
opening voor het hoofd en den bals.
Op deze opening wordt, nadat de dui
ker in het pak zit, de groote metalen
duikerhelm luchtdicht bevestigd. Deze
lielm is voorzien van verscheidene dik
ke glazen, om den duiker in staat te
stellen vooruit, naar boven en naar
beide zijden te zien. Zware looden
zolen aan de voeten maken bet hem ge
makkelijk rechtop in het water te blij
ven staan, als het pak vol lucht ge
pompt is, en een zwaar gewicht op de
borst en rug vergemakkelijkt hem het
voor- en achteruitgaan op den bodem
der zee..
Door middel van een luchtpomp
wordt door een gummi-slang den dui
ker voortdurend versche lucht toege
voerd en wel niet onmiddellijk in den
helm, omdat dan bij iederen pompslag
de verandering van den luchtdruk zich
Duikerhelm met elect-risch licht.
op zeer onaangename wijze voor den
duiker voelbaar zou maken, doch langs
een omweg, door een luchtreservoir
met regelingsventiel, dat een geleide
lijke vernieuwing der verbruikte lucht
veroorzaakt en door den duiker op den
ïg gedragen wordt als een ransel,
De duiker ademt versche lucht !n
door den neus en ademt de verbruikte
lucht met den mond uit en wel door
middel van eep korte slang, waarvan
hij het einde in den mond heeft, terwijl
het andere uiteinde buiten den helm
loopt. Opstijgende luchtbelletjes wijzen
dus altijd de plaats aan, waar de man
zich bevindt. Door een telefooninrich
ting is de duiker verbonden met het
schip.
Een zeer belangrijk deel van zijn uit
rusting is de signaallijn, waarvan liet
onderstë eind bevestigd is aan den bree
den lederen gordel, terwijl het andere
uiteinde wordt vastgehouden door een
man, die. tevens liet opzicht heeft over
de bezetting der luchtpomp. Met de
signaallijn worden door korte trekken
bepaalde teekens gegeven. Zoo betee
kent 1 ruk: alles wel; 2 trekken is meer
lucht: 3 trekken is te veel lucht; 4 haal
mij op; 5 is ik wil telefoneeren. De sig
naallijn dient tevens om den duiker
op te halen.
DAT KOMT NIET UIT.
Politie-agent,,Gij zijt langs de spoor
baan geloopen, daarvoor moet ge drie
gulden boete' betalen."
Boer: ..Kom. dat 's niet mogelijk.
dat moet een misverstand zijn, voor een
kwartje kan ik tot aan 't station rijden,
dan kan het toch geen drie gulden kos
ten als men eenvoudig loopt!"
Een duiker in volle uitrusting.
Koning Lodewijk XI van Frankrijk
was vreeselijk bang voor den dood, en
terwijl hij het met het leven zijner me-
demenschen zoo nauw niet nam en
menigeen ter dood liet brengen, waakte
hij zelf met de uiterste zorg over zijn
jezondheid, waarvan, naar hij meen
de, niet alleen zijn eigen welzijn, maar
ook het belang van het land afhing.
Overeenkomstig het bijgeloof van
zijn tijd hield hij er aan het hof een
sterrenwichelaar en w eerprof eet op
na. bij wien hij raad ging vragen om
trent den invloed van hemellichamen
en natuurverschijnselen op zijn
aardsch bestaan.
Eens wilde hij op een warmen na
jaarsdag op jacht gaan en vroeg daar
om aan den sterrenwichelaar of het
weer goed zou blijven. De weerkundige
voorspélde met veel beslistheid een
prettigen, mooien dag. Nauwelijks
was echter de koning met zijn gevolg
in het bosch gekomen, waar de jacht
zou plaats hebben, of hij ontmoette
een kolenbrander, die een met houts
kool beladen ezel tot den grootsten
spoed aandreef en daarbij den stok
niet spaarde.
„Heidaar!" riep de koning, ..waarom
heb je zoo n haast?"
..Mijnheer, ik moet mij haasten,
indien ik droog thuis wil komen," ant
woordde de kolenbrander.
,Maar er is geen wolkje aan den
hemel te zien", zei de koning.
.,Dat is wel zoo. maar voor het een
uur verder is zal er- een vreeselijke
•egenhui komen en een onweer er bij."
„Hoor eens, ken je mij?" vroeg Lo-
dewijk XI.
„Neen. mijnheer."
„Nu dan. ik ben de koning."
De kolenbrander zag zijn ondervra-
;er angstig aan en viel uit verbauwe-
reerdheid op zijn knieën.
„Waar woon je vroeg de koning
verder.
„Daar ginds in het dorp, ongeveer
een mijl van hier."
„Ik zeg je, dat het vandaag mooi
weer zal blijven: mijn sterrenwichelaar
heeft het gezegd; je hoeft je dus niet
te haasten en je ezel niet zoo te ranse
len."
„Majesteii," sprak de kolenbrander,
.ik heb zelf ook een weerprofeet die
mij het tegendeel voorspelde, en deze
heeft zich nog nooit vergist."
Diefman is gek," riep de koning en
reed verder met zijn gevolg. Toen hij
nog even omkeek, zag hij den kolen
brander weer op zijn ezel loshakken
om het beestje maar vlugger te doen
loopen.
De jacht begon, maar had nauwe
lijks een half uur geduurd, toen de
lucht, die tot dusver helder geweest
was, plotseling begon te betrekken en
er een vreeselijk onweer losbrak, ver
gezeld van een regenhui, zooals de
jagers er nog nooit een gezien hadden.
Tot op de huid doornat moest Lodewijk
XI een heel eind in de overstroomde
vlakte door water en slijk rijden, tot
dat hij ergens een onderkomen vond.
De koning zag nu. dat de kolenbrander
gelijk had gehad, en toen hij weer in
zijn kasteel was aaoigeland, gaf hij
bevel, dien man voor hem te brengen.
Dat gebeurde.
„Hoe heet je?" vroeg Lodewijk ge
nadig.
„Micliel Carlier, Majesteit," ant
woordde de eenvoudige man.
„Hoe komt het, Michel Carlier, dat
je zoo zeker het onweer hebt kunnen
voorspellen, terwijl de lucht nog hel
der en onbewolkt was? Wie heeft je de
waarzeggerij geleerd?"
„Uwe Majesteit moet bet mij niet
kwalijk nemen, ik ben maar een arme
kolenbrander en huiten mijn ambacht
heb ik heelemaal niets geleerd; lezen
en schrijven kan ik niet, maar mijn
waarzegger is bij me thuis."
„Waar is hij? Hoe heet hij Hij moet
in mijn dienst treden en ik zal hem
koninklijk beloonen."
„Majesteit, ik geloof, dat hem dat
niet veel zal kunnen schelen."
„Hoe zoo?"
„Die waarzegger is.... mijn ezel."
„Je ezel?"
„Ja, Majesteit. Zoodra er onweer op
til is, laat mijn ezel al twee uur van
te voren, ooren en kop hangen; hij
kreunt en ballet op eigenaardige ma
nier en schuurt zich tegen de hoornen
of tegen den muur. Dat deed hij laatst
ook en nog opvallender dan gewoon
lijk; daarom had ik zoo'n haast om
thuis te komen en kon ik zoo beslist
het onweer voorspellen, maar Uwe
Majesteit wilde mij toen niet geloo
veu."
.Een ezel!" riep verwonderd de ko
ning, die bij de jacht een leelijke ver
koudheid had opgeloopen, „een ezel is
dus nog slimmer dan mijn sterren-
kijker, dien ik jaarlijks 600 livres be
taal! Carlier, let goed op je ezel; als
ik in 't vervolg wil weten wat voor
weer het zal worden, dan laat ik het
eerst bij jou vragen. Daarvoor krijg je
een toelage van 120 livres 's jaars,
lvier heb ik een quadrupel als bijzonder
gesc.henk."
De kolenbrander nam liet zware
goudstuk aan, boog bijna tot den
grond en ging heen, blij over het geluk,
dat zijn ezel hem verschaft had. Spoe
dig daarop kreeg de koning een ge
weldige niesbui; hij was verkouden en
alLes behalve vroolijk gestemd en
dacht aan de mogelijkheid om van
zijn verkoudheid dood te gaan.
„Olivier!" riep hij woedend.
Zijn barbier, een man van vertrou
wen, met een valsch glimlachend ge
zicht, trad binnen.
„Öliyier, is die ellendigen sterren
kijker al in den toren opgesloten, zoo
als ik gisteren bevolen lieb?"
„Tawele, sire, hij zit in het donker
ste hok met de boeien aan."
,Goed, laat hem hier komen en denj
scherprechter ook."
„Heel goed, sire."
De harbier ging heen om het konink
lijk bevel uit te voeren. De in 't rood
gekleede met de blinkende bijl gewa
pende beul kwam het eerst en kreeg
bevel in de voorkamer té wachten;
daarna wérd de sterrenkiiker geboeid
binnen gebracht. De geleerde man zag
bleek en was niets op zijn gemak; in
de voorkamer had hij den beul gezien
en liii vermoedde zoo half en half,
waarom die daar stond.
„Zoo, meester Ambrosius!" riep dc
koning grimmig. „Ingevolge je val-
sche voorspelling ben ik op jacht ge
gaan in 't woud en ben daar door een
vreeselijk onweer overvallen. Iloe licht
had niet de bliksem mijn koninklijk
hoofd kunnen treffen! Maar de koude
heeft mij toch ziek gemaakt en brengt,
misschien mijn leven in gevaar. Jij
bent er de schuld van. daar ik op je
vertrouwde, ofschoon er een ezel is,
die veel slimmer is dan jij. Weet je,
wat degene verdient, die de oorzaak
is dat de kroondrager van Frankrijk
ziek wordt?"
„Sire", sprak de sterrenwichelaar,
„ik heb me' vergist, dat erken ik; bij
zulke alledaagsche bespiegelingen van
het weer kan dat den beste gebeuren.
Anders is het in zake van mijn eigen
lijk beroep, als het er om te doen is'
uit de sterren de toekomst te lezen."
Praatjes! Als je in de sterren lezen
kunt, dan weet je ook, dat je laatste
uur gekomen is en dat je sterven
moet."
Sire, dat is het algemeens lot der
menschheid. dat ook Uwe. Majesteit
niet kan ontgaan."
Jawel, maar wanneer zal je ster
ven? Je hebt daarbuiten den beul wel
gezien? Hij waclit op mijn bevel. Zeg
jij nu maar eens of je sterven zult."
,Sire, antwoordde de leepe astroö-
loog, „in de sterren heb ik gelezen,
dat ik sterven zal drie maanden, drie
weken, drie dagen en drie uren voor
dat Uwe Majesteit sterft. Mijn lot moge
vervuld worden: aan den wil des
hemels kan ik mij niet onttrekken."
Daar had de koning niet op gere
kend en verschrikt schoof hij zijn stoel
achteruit. Nu kwam het hem toch be
denkelijk voor. zijn sterrenkijker aan
den scherprechter over te leveren.
.Hola, Chariot!" riep hij tegen den
beul in de voorkamer. „Ga maar heen,
er is vandaag niets voor je te doen."
Toen zei hij tegen den slim men ster
renwichelaar: „Je zult aanstonds van
je boeien bevrijd worden, meester Am
brosius, je blijft in mijn dienst en je
zal niets te kort komen. Maar wat liet
weer betreft, daarin raadpleeg ik je
niet meer; op dat punt is de ezel veel
slimmer dan jij en die wordt voortaan
je collega."
Uit den Moppentrommel,
KOLENPRIJZEN
A.Vijftig gulden voor deze kooltee-
kerung? Veel te duur."
B...Ja, maar de kolenprijzen zijn
tegenwoordig ook zoo hoog."
AT, TE GEVOELIG.
Hij (Op de huwelijksreis): Neen, dit
uitzicht is werkelijk verrukkelijk, he-
melsch bepaald onvergelijkelijk
schoon!
Zij (Uit haar humeur): Zoo! Na
tuurlijk, aan mij denk je hierbij weer
heelemaal niet!
VADERLIJKE RAADGEVING.
Vader tot zijn, trouwlustigen zoon-
Jongen, neem je een vrouw met deze
twee eigenschappen. Zij moet zóó mooi
zijn, dat je haar ook zoudt nemen zon
der geld, en zóó rijk, dat je haar ook
zoudt nemen zonder haar schoonheid."
ALTIJD MAN VAN ZAKEN.
Wijnkooper tot zijn collega: „En wat
deed ge wel, toen de zakkenroller in
het gedrang uw jaszak doorvoelde?"
Collega: „Ik greep zijn hand en stop
te er gauw een prijscourant in."
EEN KLEINE DIPLOMAAT.
Kareltje: „Moeder, krijg ik nog een
pannekoek?"
Mama: „En je hebt deze nog niet
eens op.'
Kareltje: „Ja, maar ik wou weten,
of ik deze langzaam of gauw op zal
eten."
AFGEWIMPELD.
Hij: „Als u de mijne wilt worden,
zal ik u heel mijn leven op de handen
dragen."
Zij: „Hebt u dan niets anders te
doen."
ADVERTENTIëN.
Ik veroorloof mij hierbij het. ge-
eerde publiek de opening van mijn
nieuw magazijn mede te deelen, be
leefd verzoekende mijn' etablissement
niet met gelijksoortige zwendelinrich-
tingen te verwarren.
J. S., fabrikant."
Terstond een keukenmeid gevraagd,
die adellijk kan koken, bij barones van
Harderwijk.",
Hoe eene woordenwisseling tussehen
twee wetenschappelijke mannen over
een interessant onderwerp hen den tijd
in de buitenwereld kan doen vergeten,
daarvan levert het volgende een sterk
bewijs.
Toen de geleerde Wilhelm von Hum
boldt voor de tweede maal in Parijs
was, bezocht hij den graaf Von Schla-
brendorf, met wien hij een kort onder
houd wenschte te hebben.
s Avonds bij het afscheid deed de
graaf hem met een licht uitgeleide tot
aan de voordeur, waar men hen den
volgenden morgen bij klaarlichten dag
nog in gesprek vond.
GECOMPLICEERD.
„Je vrouwtje schijnt niet erg in haar
humeur, is het wel?"
„Neen, daar mankeert veel aan. Eerst
werd ze boos op de meid en toen werd
zij boos op mij, omdat ik ook niet boos
werd en nu is zij boos op zichzelve, dat
zij zich zoo boos op de meid' gemaakt
heeft.'"
WAAROM MEN COPiëERT.
„Waarom zou die man daar die schil
derij nog eens schilderen, vraagt eene
boerin aan haar man, als ze in 't mu
seum een schilder een ouden meester
zien copiëeren.
„Nou, ik denk." is na eenige oogen-
blikken het bescheid, „dat ze verschot
willen hebben, als de oude boel uit
mekaar valt en wordt weggesmeten!"
GERUSTGESTELD.
Man „Draag je portemónnaie toch
niet zoo voortdurend in de hand,
vrouwlief
Vrouw: „Och zij is zoo zwaar niet!"
NIETS ER IN.
Hij „Ik begrijp niet, hoe je die be
lachelijke wijde pofmouwen k-unt dra
gen met zoowat niets er in
Zij „En de ruimte in jou hoogen
zijden hoed dan
MERKBARE TEEKENEN.
„Waarom was je er zoo zeker van,
dat hij aanzoek om je zou doen?" werd
aan een meisje gevraagd, toen zij over
haar engagement sprak.
„Wel," was het antwoord, „toen hij
mij pas attenties begon te bewijzen,
gaf hij mij bloemen. Later gaf hij mij
handschoenen, en toen wist ik, dat hij
er ernstig over begon te denken om
mij te vragen. Eindelijk toen hij mij
zakdoeken en verschillende andere
nuttige artikelen meebracht, had ik de
zekerheid, dat hij besloten had met
mij te trouwen."
OM GEEN ANTWOORD VERLEGEN.
Eene Engelsche dame, die op zeke
ren ochtend in de keuken kwam, zag
daar een hord met vork en mes, en
blijkbaar was er konijnenpastei op ge
weest. Zij had een sterk vermoeden
dat een soldaat, die de vrijer van de
keukenmeid was, er zijn souper mee
had gedaan en vroeg haar:
J ane, waar heb je die overgeschoten
konijnenpastei gelaten?"
„O, ik dacht, dat u daarvan niet
meer gediend bliefde, mevrouw," ant
woordde Jane, „dus heb ik die maar
aan den hond gegeven."
„Gebruikt de hond dan vork en mes?"
vroeg do dame hierop spottend.
„Hij kon er wel niet best mee terecht,
mevrouw", zei de keukenmeid zondei
blikken of blozen, „maar ik leer het
hem."
NEDERIGE TROTS.
A. „Je wilt me dus wel toestemmen,
dat je zoon meer weet dan jij."
B. „Natuurlijk. Ik kan toch niet er-
kenen, clat mijn vader zijn zoon eene
betere opvoeding heeft gegeven dan ik
den mijne."
ZELFSCHATTING.
„Maar zeg mij dan toch eens, waarom
gij er zoo onverzettelijk tegen hebt uw
leven te laten verzekeren," zei de agent
an een levensverzekering-maatschap
pij-
.Wel was het antwoord, „het denk
beeld, dat ik na mijn dood meer waard
zou zijn dan bij mijn leven, is mij on-
verdragelijk."
DISTANTIE.
Onderofficier (na de instructie): „Dus,,
wat wordt verstaan onder distantie?"
(zwijgen).
Nu, wat zou bet bij voorbeeld wezen,
wanneer.jelui on zulk een afstand van
mij stonden, dat ik jelui apenbakkes-
sén niet zien kon?"
Soldaat (snel)„Een opluchting, ser
geant!"
DEFINITIE VAN EEN VIERJARIGE
Een aanspreker heeft aangescheld en
kleine Constant loopt naar het raam
om te zien wie er is.
„Is 't visite?" vraagt Papa, die wat
lang met Mama aan de koffietafel zat.
„Neen" ,zegt de kleine vent, „'t is
een stuk van een begrafenis!"
De opólssing van ons vorig Prijs
raadsel is
IJSBREKER
De onderdeelen waren rek, eb, rijk,
kers.
Ingekomen waren 75 goede oplos
singen. Bij loting viel de prijs ten deel
aan den jongeheer C. VERSTEEG.
Lange Raamstraat no. 40, wien wij
verzoeken zijn prijs Maandag a.s. tus
sehen 2 en 3 uur te komen afhalen aan
ons Bureau, Kampersingel 70.
Ons nieuwe prijsraadsel luidt als
volgt:
Mijn geheel bestaat uit 16 letters en
is een beroep dat zijn ontstaan heeft
te danken aan een betrekkelijk nieuw
middel van vervoer.
In den winter is het 3, 8, 12, 16 zeer
veranderlijk.
De Zwitsers vereeren nog steeds 11,
15, 6, 13 als hun bevrijder van 't vreem
de juk.
De 7. 4, 5, 14 is een deel van den voet.
9, 2, 10. 11 is een voedingsmiddel.
De 8. 12. 1 is het hoogste goed van
den mensch.
Oplossingen worden ingewacht tot
en met Woensdag a. s.
Als prijs loven wij uit een
SIGARENKOKER.
N.B. Vaak ontvangen wij oplossin
gen. waarbij de inzenders verzuimd
hebben hunne of hare woonplaatsen
op te geven. Zoodanige oplossingen
komen niet in aanmerking.