Tweede Blad, behoorende bij „Hasrj-lleni's Dagblad" van Vrijdag 15 Febr. 1901. Mo. 5407 GEMEENTERAAD. Zitting- van V/oensdag 13 Februari, des namiddags te IJ uur. Voorzitter de Burgemeester. Afwezig bij den aanvang der zitting ie heer Loomeijer. Punt 1. Mededeelingen en ingekomen ukken. A dat is gesteld in handen van B. W. om advies: een schrijven van het Burgerlijk Arm bestuur waarbij machtiging gevraagd wordt tot het doen van eenige af- en overschrijvin&n op posten der begroo- ting, dienst 1900, wegens de huiszitten de armen in het Stads-Armen en Zie kenhuis. B. dat is ingekomen: le. een telegram van dankbetuiging van H. M. de Koningin en Z. K. II. Hertog Hendrik voor de aangeboden gelukwenschen alsmede een gelijk te legram van H. M. de Koningin-Moeder. 2e. Het verslag van het St. Elisabeths of Groote Gasthuis, dienst 1900; 3e. een adres van het Bestuur der Vereeniging tot Verfraaiing van Haar lem en omstreken, houdende het ver zoek het voorstel van B. en W. in zake de verandering der lijn van de Noord Zuid-Hollandsche Stoomtram-Maatij. niet aan te nemen. 4e een schrijven van G. ten Napel dankbetuigende voor zijne verplaat sing van de 5e naar de 3e Tusschen- school. 5e. een adres van den heer P. Goed koop, directeur der Naamlooze Ven nootschap „Werf Conrad", om terue- te kojnen op het raadsbesluit van 6 Fe bruari jl., no. 17, in zake het verzoek van aankoop van grond aan den Spaarn dammerweg. 6e. een schrijven van E. Kruisinga. waarbij hij intrekt zijne sollicitatie naar de betrekking van leeraar in het Nederlandsch en Engelsch aan de Hoo- gere Burgerschool alhier. PUNT 2. B. en W. stellen voor een adres van II. van der Vossen te Bennebroek, houdende verzoek tot het in huur vei- krijgen van grond aan de Leidsche Vaart, in te willigen. En dit voor een tijdvak van 5 jaien, tegen een huurprijs van 15 s jaars. Wordt goedgekeurd. PUNT 3. Nu de brug over de Oostersingel- gracht weldra voor het publiek ver keer opengesteld zal zijn, is het noo- dig, dat tot de benoeming van eenen brugwachter worde overgegaan, die met de bediening der brug wordt be last. Tevens zou hem de zorg voor de verlichting in de straten van den Veer- polder kunnen worden opgedragen. Voor eenigen tijd werd een zinker in de Oostersingelgracht gelegd voor den aanvoer van gas van de toekomstige lichtfabrieken naar de stad. Om het in den Veerpolder gelegen stadsgedeelte reeds thans van gaslicht te voorzien, zou het aanleggen van een tweeden zinker noodig zijn. wat met het oog op den korten tijd, dat deze dienst zou doen, te groote kosten zou vergen. Daarom achten B. en W. het ge- wenscht, dat voorloopig in de verlich ting worde voorzien door petroleum- lantaarns. Voor de zorgen hiervoor zou aan den brugwachter eene wekelijksche ver goeding van f 2 kunnen worden ver strekt, behalve zijn gewone weekloon van f 10, met vergoeding van uniform- klecding. De kosten van het aanschaffen é~r lantaarns worden door B. en W. ge raamd op f 75 en de wekelijksch daar aan verbonden onkosten op f 1. Zij doen een desbetreffend voorsteL De heer v. d. KAMP komt het voor, dat deze brug goedkooper kan bediend worden. Het is een brug, die slechts zelden behoeft te worden geopend. Spr. had gemeend dat er evenais aan de Zanderbrug een persoon werd aange steld, die een vak beoefende en als bij verdienste dit baantje waarnam. Bij deze brug zou hem dit ook wenschelijk voorkomen. Spr. stelt derhalve voor voorloopig nog geen persoon aan te stellen en de brug door een werkman der reiniging te doen bedienen. De heer HOFLAND maakt bezwaar, dat de smid der reiniging belast wordt met de bediening der brug. Spr. meent dat dit kostbaarder zal worden dan het aanstellen van een man. De heer v. d. KAMP deelt de tech nische bezwaren door den heer Hof land geopperd niet. Wanneer de smid een wielband in het vuur heeft, kan hij deze er uithalen en de brug gaan bedienen, daardoor zal geen schade ontstaan. Verder heef i spr. niet gespro ken van de smid, maar van een werk man, door B. en V.'. aan te wijzen. De heer DE BREUK antwoordt dat het noodig is dat de brug spoedig in dienst wordt gesteld. Het aantal vaar tuigen dat passeert is niet zoo gering. Ook B. en W. hebben het overwogen of het niet mogelijk was één der reini gingswerklieden met dit werk te belas ten, doch naar hun oordeel is dit niet in 't belang der gemeente. De brug, een kostbaar stuk werk, moet bediend wor den door een bekwaam man, die daar mede op de hoogte is. Het geval met de Zandersbrug is niet hetzelfde. Daarbij heeft de Raad pas besloten, dat een brugwachter geen ambacht er meer bij mag uitoefenen. Spr. is voor aanstel ling van een des deskundig brugwach ter. De heer v. d. KAMP handhaaft ziine meening, dat het verkeer niet druk is. Honderd maal in één jaar zal dit mis schien noodig zijn. Spr. acht het over bodig, voorloopig een man aan te stel len. De hoer STOLP, die ook de meening van den heer v. d. Kamp deelt, vraagt of B. en W. al eens gekeken hebben naar een man daar in de buurt, die ee nige bijverdiensten heeft. De hoer DE BREUK zegt, dat niet de eerste de boste voor de bediening ge schikt is. Wanneer we iemand kunnen vinden in de buurt, die geschikt is, dan kunnen wij dien aanstellen. De heer ROOG gaat geheel met het denkbeeld van den heer v. d. Kamp mede. Tevens acht spr. het werk van niet zooveel moeilijkheid als dat een gewoon werkman brug niet zou kunnen bedienen. De heer SPEELMAN gevoelt ook veel voor de gedachtengang van den heer v. d. Kamp. Spr. stelt evenwel voor, dat de heer v. d. Kamp zijn voorstel wat betreft het laatste gedeelte wijzigt. De eer KRUSEMAN (weth.) wijst er op, dat vroeger op een vraag, van Raads leden, een deskundige brugwachter op de Melkbrug was benoemd. En deze brug is ook niet gemakkelijk te bedie nen, hetgeen door de gemeente-archi tect wordt beweerd. Spr. is derhalve voor één deskundige brugwachter. Verder is de passage zeer druk. De heer KRUSEMAN zegt, dat er be sloten is indertijd tot een uniform- tractement van f 10 per week. En nu wordt weder f 2 uitgetrokken voor de verlichting. Daarom wil spr. die ver lichting door een ander doen geschie den. De heer MODOO is het eveneens ge heel met den heer v. d. Kamp eens, en meent dat best een werkman der reini ging dit voorloopig kan waarnemen. De heer DE BREUK maakt geen be zwaar de verlichting aan een ander op te dragen. De VOORZ. antwoordt, den heer ROOG en zegt,, dat al kan de brug te- ge neen stootje, de ondervinding te Velsen geleerd heeft, dat daardoor dik wijls groote nadeelige gevolgen kunnen ontstaan. Het voorstel van den heer v. d. Kamp in stemming gebracht wordt nu aange nomen met 16 tegen 14 stemmen, die van de heeren Kruseman (weth.), De Breuk, De Lanoy, Van Styrurn, Van Lennep, Koopmans, Kruseman, Van Thiel, Winkler, Hofland, Hugenholtz, Waller en Klein. Het voorstel van B. en W. wordt nu tijdelijk buiten behandeling gelaten. PUNT 4. Daar Ged. Staten het gewenscht achten, dat ook de strafbepaling, op genomen in de onlangs gewijzigde ver ordening op het bevaarbaar houden van het water genaamd het Vuilrak, een wijziging onderga, stellen zij voor de verordening opnieuw in haar geheel vast te stellen. B. en W. hebben daar tegen geen bezwaar. Wordt goedgekeurd. PUNT 5. B. en W. stellen voor in te willigen het verzoek van W. de Graaf, houden de verzoek om een door hem te bou wen perceel aan de Zoetestraat No. 15 hooger te mogen optrekken dan ander half maal de breedte der aangrenzende openbare straat. Wordt goedgekeurd. PUNT 6. B. en W. stellen voor op een verzoek van T. L. Janssen, om vergunning tot bebouwing van voor tuin bestemden grond, behoorende.bij het perceel aan het Kenaupark no. 2 (ten einde daarop een serre te bouwen) goedkeurend te beschikken, tegen f 10 voor elke vierk. M. (10 vierk M.) te bebouwen grond_ De heer SCHiiRMANN wijst er op dat de serre er reeds lang staat. Alleen de ramen ontbreken er nog aan. Spr. hoopt dat de bouwpolitie beter zal toe zien in 't vervolg, opdat met de werk zaamheden niet wordt aangevangen, vóór de toestemming er is. De heer De Breuk antwoordt dat het hem ook was opgevallen en daarop di rect last is gegeven tot staking dei- werkzaamheden. De heer SCHüRMANN antwoordt dat ze hedenmorgen nog aan het werk wa ren. Het voorstel in stemming gebracht wordt aangenomen met 3 stemmen te gen. PUNT 7. Aan de orde komt het voorstel tot wijziging der verordening over het St. Elisabeths- of Groote Gasthuis, met een schrijven der Regenten. In 't kort wil len wij 't een en ander mem oreeren. Op het door B. en W. ingediende en tot goedkeuring strekkende concept besluit, botreffende de Gasthuis-be- grootiug voor 1901, waarop als gemeen telijke subsidie voor dat jaar een be drag van f 50.903 is uitgetrokken, werd door den heer H. D. Kruseman een wijziging voorgesteld, strekkende om die begrooting aan Regenten terug te zenden, onder mededeeling, djajt de Raad bezwaren maakt haar goed te keuren, doch bereid is de benoodigde goedkeuring te verleenen, wanneer Regenten de begrooting zullen hebben gewijzigd, zoodanig, dat het subsidie uit de geemeentekas tot f 50.000 worde verminderd en aan de ontvangsten een nieuwe post „particuliere bijdragen en schenkingen", uitgetrokken tot een be drag van f 903.worde toegevoegd. Daarop zette de voorsteller in 'n uitge breid stuk (20 bladzijden groot) nader zijn denkbeelden uiteen, met het doel eene poging te wagen om, kan het zijn, eenig licht te brengen in de duis ternis, welke ons verhindert den band duidelijk waar te nemen, die het Gasthuis en de gemeente onderling verbindt. Dit stuk is indertijd breedvoerig door ons vermeld. Daarop zond de heer J, Hofland een schrijven in als antwoord op dat van den heer Kruseman, waarin hij zeide onbevredigd te zijn en wel omdat lo. niet is uitgemaakt of het St. Eli sabeths Gasthuis is gemeentel-eigen dom. 2o. Al was uitgemaakt dat het een private instelling was, mogen wij de inkomsten niet aan schommelingen blootstellen waardoor de volksgezond heid gevaar zou loopen. 3o. Indien het een gemeente-instel ling was, zouden wij ons om de in 2o genoemde redenen niet mogen ont trekken aan een goede ziekenverzor ging. 4o. De tegenwoordige toestand is voor verbetering vatbaar voor zoover een nader toezicht of regeling te treffen is op het inwendig huishoudelijk beheer en de mogelijke bezuiniging hierdoor verkregen van invloed zouden zijn op het gemeentelijk subsidie. 5o. Het subsidie van gemeentewege aan het St. Elisabeths of Groote Gast huis verstrekt is m. i. evenzeer te ver dedigen als alle door onze gemeente verleende subsidie aan instellingen van openbaar nut. B. en W. deden daarop hoewel de proefneming ndg niet was afgeloopen verslag van hunne bevinding over den aard van genoemd gasthuis, waar in de verplichtingen der gemeente te genover die instelling en tegenover de zieke armen worden uiteengezet en stelden B. en W. ten slotte voor, het volgende ontwerp-besluit goed te keu ren: 1. Aan Regenten van het Groote of St. Elisabeth's gasthuis te berichten dat er geen termen bestaan thans dat gasthuis uit te breiden. 2. B. en W. te machtigen de contrac ten met de Maria-stichting, het Ge sticht van de Broeders van Barmhar tigheid van St. Joannes de Deo en het Diaconessenhuis voor vijf jaar te ver lengen. 3. Vast te stellen de volgende wijzi ging der verordening op het St. Elisa beth's of Groote Gasthuis. a. Art. 2e wordt gelezen: tot het kosteloos verplegerf van zie ken en zwangere vrouwen, waarvan de bevalling nabij is, ingezetenen van de gemeente Haarlem, wier maatschappe lijke toestand eene behoorlijke genees- of heelkundige verpleging daarbuiten niet toelaat en die naar het oordeel van het Burgerlijk Armbestuur noch uil eigen middelen, noch door steun van elders in staat zijn, da kosten van verpleging te voldoen, met dien ver stande, dat die verpleegden verplicht zijn tot vergoeding van dat deel dei- kosten, dat zij volgens het Burgerlijk Armbestuur wel bij machte zijn te be talen. b. Achter art. 3 te voegen: De in art. 2 sub a bedoelde patiënten worden eerst opgenomen, nadat het Burgerlijk Armbestuur of een zijner leden de in dat artikel bedoelde ver klaring heeft afgegeven, tenzij dooi den behandelenden geneesheer of den Commissaris van Politie onmiddellijke opname wordt verlangd, in welk laat ste geval door Regenten dadelijk van de opname bericht aan het Burgerlijk Armbestuur zal worden verzonden. c. In art. 6 het woord vijf te ver vangen door zeven. d. Deze verordening treedt in wer king 1 Juni 1901. 4. Onder toezending van de voor dracht van B. en W. dd. 15 Januari 1901, Regenten van het St. Elisabeth's of Groote Gasthuis uit te noodigen; a. mede te deelen hoe het St. Elisa beth's gasthuis desnoods met opoffe ring van esenige bedden, op de minst kostbare wijze zoude zijn in te rich ten tot eene ziekeninstelling beant woordende aan de eischen destijds: b. te overwegen of de mogelijkheid bestaat met behoud van eene goede ziekenverzorging bezuiniging op de verplegingskosten aan te brengen en van het resultaat dier overweging den Raad mededeeling te doen. c. hunne meening te doen kennen over de vragen: lo. of het geen aanbeveling verdie nen zoude, het verplegen van onver mogende zieken uit naburige platte landsgemeenten te staken; 2o. of geen maatregelen te nemen zijn, waardoor zekerheid verkregen kan worden, dat op de polikliniek slechts personen behandeld worden, die in de termen vallen voor onderstand van de gemeente; 3o. of het financieel belang van het gasthuis niet vraagt de dienstboden- abonnementen te doen vervallen. 4o. of het ook raadzaam is het tarief te herzien. 5. B. en W. uit te noodigen met het Burgerlijk Armbestuur in overleg te treden over de vragen: a. op welke wijze het onderzoek be doeld in art. 2a der verordening op het Groote of St. Elisabethsgasthuis het best kan geschieden. b. welke maatregelen getroffen kun nen worden om te bevorderen dat de door opgenomen patiënten verschul digde bijdragen geregeld inkomen. Helt/ College van Regenten diende hieropvan antwoord en geeft den Raad in overweging het voorstel van B. en W. aan te nemen, met enkele wijzi gingen, die ook door den heer N. G. Cnoop Koopmans in een afzonderlijk sljik in de volgende amendementen zijn belichaamd: lo. te laten vervallen het voorstel sub 1. 2o. in het voorstel III lett. a. de woor den „Burgerlijk Armbestuur" te ver vangen door „Burgemeester en Wet houders"; 3o. het voorgestelde sub. III litt. b. te vervangen door: „van de opneming der in art. 2 sub a bedoelde patiënten wordt zoo spoedig mogelijk kennis ge geven aan Burgemeester en Wethou ders. Heeft dit college niet binnen acht dagen na de opneming bevestigd dat voor geheele of gedeeltelijk kostelooze verpleging termen bestaan, dan mag de lijder, tenzij vervoer naar zijne wo ning, naar het oordeel van den hem be-i handelenden geneesheer, ernstige ge volgen voor hem zou hebben, in het gasthuis niet langer kosteloos worden verpleegd en is hij in ieder geval voor ds geheele of gedeeltelijke verpleegkos- ten sedert het tijdstip zijner opneming aansprakelijk"; 4o. in voorstel IV litt. a te laten ver vallen de woorden „desnoods met op offering van eenige bedden"; 5o. te laten vervallen het voorstel sub 5o. te laten vervallen 't voorst, sub V. Door de heeren H. D. Kruseman, H. van den Berg, J. J. SneltjesenW. Stolp zijn de volgende amendementen voorgesteld op het ontwerp-besluit van B. en W. III c. Art. 6 te lezen als volgt Het algemeen beheer over de geld middelen, de huishouding en de be ambten van het Gasthuis is opgedra gen aan zeven, door den Raad te be noemen, Regenten. Twee hunner wor den uit de leden van den Gemeente raad gekozen. Bij dit artikel is door den heer v. d. Kamp een sub-amen dement ingediend om voor het woord „Twee" het woord „minstens" te plaatsen. Art. 7 te lezen als volgt Jaarlijks treden twee leden van het Collegie van Regenten volgens rooster af, namelijk één der beide in het voorgaand Artikel bedoelde Raads leden en één der overige leden van het Collegie. De aftredenden zijn terstond weer benoembaar. Art 9. Aan dit artikel toe te voegen De aanbeveling geschiedt niet, wan neer de vacature door aftreding van een der beide Raadsleden is ontstaan. Bij de art. 7 en 9 stelt de heer v. d. Kamp voor het woord beide te doen vervallen. Achter Art. 10 op te nemen een nieuw artikel, luidende: De Directeur of Directrice, en de genees- en heelkundigen worden uit een door Regenten ingediende voor dracht, zoo mogelijk van twee of meer personen, door den Raad be noemd. IV c 4o te lezen als volgt en in hoeverre het raadzaam is de opneming van klasse-patienten te ver minderen of af te schaffen, öf het tarief te herzien. De heer KRUSEMAN zegt o.a.: In het opstel dat ik bij wijze van Me morie van Toelichting op mijn begroo- tingsamendement bij den Raad heb in gezonden, heb ik, naar ik meen, vol doende uiteengezet hoe ik over de Gast- huiskwest.ie denk. Mijn inzicht is se dert niet belangrijk gewijzigd, en dus zou ik thans niets hebben te zeggen, indien 't mij gebleken was dat niet alle raadsleden mijn bedoeling goed heb ben begrepen. Wat aanleiding tot mis verstand heeft gegeven of nog geven kan, wensch ik daarom voor zoover het buiten de Gasthuisbegrooting omgaat en meer de veirhouding van het Gast huis tot de gemeente betreft, even toe te lichten opdat ik later niet ten on rechte va-, inconsequentie worde be- «chuldigu Mijn hoofdstreven is geweest „bezui niging vaL de gemeentekas" en die be zuiniging heb ik willen bereiken, niet door de Gasthuisverpleging in omvang of in qualiteit te beperken, maar door de particuliere liefdadigheid in te roe pen ter bekostiging van dat deel der verpleging, dat niet behoort te komen ten Laste van de stadskas. Daartoe kon ik gelegenheid vinden door mij, bij de tot nu toe bestaande twijfelachtige verhouding tusschen het Gasthuis en de gemeente, te plaatsen op het standpunt dat Regenten o. a nog in 18581869 innamen. Want, Regenten mogen mij de op merking ten goede houden, de voorstel ling die zij in hun laatste schrijven geven (als ware de verhouding tus schen het gasthuis en de gemeente, na dat „de Raad" in 1854 het gasthuis sub litt a op de lijst der instellingen van weldadigheid had geplaatst en de toenmalige Regenten zich bij die be slissing, aanvankelijk niet zonder pro test, hadden neergelegd, nooit twijfel achtig geweest) is niet volkomen juist. Neen, in de officieele stukken schrij ven de toenmalige Regenten zelf, dat ze in 1854 begonnen zijn met te berus ten in de rangschikking, omdat het sticht onder geen andere letter kon worden gebracht; maar 4 jaar later schreven ze letterlijk „dat hun gesticht altoos een op zich zeL staande in richting is geweest, en 15 jaren later protesteerden ze nóg, en wendden ze zich zelfs om een gewijzigde rang schikking tot Z. M. den Koning. De toenmalige Regenten hebben het Gasthuis dus niet als gemeente-instel ling erkend. En ook de Raad heeft zich over de rangschikking onder de ge meente-instellingen nooit onmiddellijk uitgesproken. Niet de Raad rang schikte, zooals Regenten schrijven, maar het College van B. en W. Een openbaar besluit, waarbij de Raad het gasthuis verklaarde te zijn een gemeente-instelling, bestaat niet Integendeel, de Raad heeft in zijne zit ting van 10 Maart 1869 geweigerd met algemeene stemmen op één na, een voorstel in behandeling te nemen waar bij verklaard zou worden dat het Gast huis een gemeente-instelling ia Met nog te verwijzen naar de over weging welke aan het Raadsbesluit tot het bouwen van een nieuw gast huis in 1869 voorafgaat, meenen Re genten in hun laatste stuk hun tegen woordig standpunt voldoende verde digd te hebben. Ik kan niet ontkennen dat de Raad, die hem door B. en W. voorgelegde overweging onbestreden gelaten heeft, maar de wijze waarop dat Raadsbe sluit is uitgevoerd, pleit m. i. niet voor de opvatting dat men hier te doen heeft met eene gemeente-Instelling. De uitvoering der Raadsbesluiten is de taak van B. en W., ook als het ge*- meentelijke instellingen van Welda digheid geldt, en aan die wetsbepaling is in geen enkel opzicht te kort gedaan1 toen o. a. de nieuwe gemeente-apotheek werd opgericht. Maar bij den aangeh aaiden bouw van het gasthuis waren het niet B. en W. die uitvoerden, maar de Regenten: Regenten correspondeerden met prof. Choufleury en prof. Schneevoogt. Regenten stelden een architect aan. Regenten hielden aanbesteding en Re genten gunden het werk. Bleef het standpunt, der vroegere re genten, dat, naar ik meen, op histori sche gronden wel verdedigd kan wor den, ingenomen, dan kon mijn doel. bezuiniging bereikt worden, zonder dat heeren Regenten, die gedurende zoo vele jaren de belangen van het Gast huis behartigd hebben met een zorg en toewijding, die ik in mijn opstel „boven mijn lof verheven" heb ver klaard, ook maar eenigermate afstand zouden hebben te doen van de tot nu toe door hen genoten zelfstandigheid. Het kwam mij voor dat daarentegen, wanneer vastgehouden werd aan de opvatting, die in de laatste jaren door Regenten gehuldigd is, en volgens wel ke 't gasthuis moet worden beschouwd als een gemeente-instelling, een reor ganisatie van meer of minder ingrij penden aard niet zou zijn te ontgaan, en dat een dergelijke reorganisatie te veel ingrijpende en voor Regenten niet alleen onaangename maar wellicht ook onaanneembare veranderingen zou kunnen ten gevolge hebben. Tegen mijn verwachting in, zie ik nu uit het laatste schrijven van Regenten dat naar hunne overtui ging de twijfel heeft opgehouden te bestaan, welke, 4 maanden ge leden, de gecombineerde vergade ring van het Dagelijksch bestuur, Regenten en verschillende commis- siën van bijstand den wensch deed uitspreken „dat B. en W. bij den Raad een voorstel mochten aanhangig maken., waardoor een definitieve beslissing omtrent de door velen onzeker geachte verhou ding zou worden uitgelokt." Regenten verklaren zich thans, in strijd met hun vroegere protes ten, ten volle overtuigd dat hun stichting is een gemeente-insteiling en geven daardoor openlijk de zelf standigheid van hun gasthuis, die ze vroeger zoo krachtig hebben trachten te verdedigen, geheel prijs. Zij zeiven offeren daardoor veel meer op, dan ik ooit van hen zou hebben durven verlangen. Welnu M. d'. V., nu èn Regenten zelven, èn B. en W., beslist uit spreken dat hét gasthuis is een ge meente-instelling, nu kan ik me, zoo als ik reeds in mijn opstel schreef, al heeft men mij van de onjuistheid mijner oorspronkelij ke opvatting niet overtuigd, bij de laatste opvatting van Regenten neerleggen onder deze ééne voor waardie dat de stichting niet alleen in naam, maar ook inderdaad, een gemeente-instelling worde, en er dus in 't vervolg in zake het gast- huis met gelijke maat worde geme ten als wanneer het andere gemeen telijke instellingen geldt. Aan die voorwaarde wordt groo- tendeels tegemoet gekomen door het voorstel van B. en W. Ook daar van, mits consequent doorgevoerd verwacht ik bezuiniging. ResumeerendHad ik de eer te behooren tot hei college van Re genten., dan zou ik, al stond ik in mijn meen ing ah een, met hand en tand trachten de zelfstandigheid van het gasthuis te verdedigen, maar nu ik hier als raadslid van Regenten de verklaring zwart op wit, in handen heb dat zij het gast huis wenschen beschouwd te zien als een gemeente-instelling, acht ik net mijn plicht in het belang der gemeente hunne verklaring, waar bij zij m. i. het zelfstandig bestaan hunner instelling opofferen, dank baar te aanvaarden en in hoofdza ken mede te gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer VAN STYRUM zegt, na een woord van dank aan allen voor het omvangrijke werk, dat alle verande ring geen verbetering is. Wat kan men van 't Gasthuis maken. Men kan 't be stemmen voor die personen, die vallen onder „armen", zij die dus kosteloos worden opgenomen. In dit geval heeft het Burg. Armbestuur te beslissen. Doch ook zijn er die niet bepaald arm zijn, doch die de hooge verplegingskos ten niet kunnen betalen, ook die wen schen wij te zien kosteloos opgenomen. Wanneer men de beslissing niet aan het B. Armbestuur wilde overlaten, dan moet er eene scheiding gemaakt worden. Over de eerste categorie van personen kan het B. Armbestuur beslis sen, doch voor de tweede categorie zou dan een afzonderlijk college moeten worden aangesteld om te beslissen. Spr. kan zich er niet mede vereenigen dat het Armbestuur beslist en ook niet dat B. en W. dit doen. De slotsom van spr.'s betoog is dat de beslissing van deze vraag behoort bij het college van Regenten, dat moet bestaan uit 7 le den, waarvan één van het dagelijksch bestuur en zes andere door den Raad, hetzij uit zijn midden, hetzij van bui ten, te benoemen. Dit acht spr. het wenschelijkst. Hierdoor zal men beter zijn doel bereiken, dan door het aanne men der voorstellen van B. en W. Den heer KOOPMANS verheugt het dat de thans hangende quaestie een stap voorwaarts gaat doen. Eene be slissing over de houding van de ge meente tegenover de Regenten van het Gasthuis is nog niet uiteengezet. Inder daad heeft het den schijn alsof de Re genten vroeger een ander standpunt innamen dan thans. Het belang van het Gasthuis brengt thans mede hoe de zaak ook vroeger geregeld is dat het thans eene gemeente-instelling is. Verder haalt spr. aan een raadsbesluit in 1S54 genomen, betreffende het ver bouwen van het Gasthuis, hetgeen op verlangen van den Raad is gesellied. Van 1869 hebben èn Regenten èn Raad het gasthuis als eene gemeente instelling beschouwd, opdat het zou blijven een goed gasthuis. Dat wij voor Haarlem een goed gasthuis behouden, dat is hoofdzaak, Spr. hoopt dat het dan ook moge worden een gemeente- instelling van groot belang. De heer WILLINK wijst er op, dat de quaestie eigenlijk hierin zat, dat uit de verordening van het Gasthuis alles moest verdwijnen, wat zou doen twijfelen dat het Gasthuis was eene gemeente-instelling. Thans zijn voorstellen tot wijziging dier verordening gedaan. Hoewel spr. door de ingediende wijzigingen niet geheel is voldaan, juicht spr. het idéé van den heer van Styrum ten zeerste toe om de Regenten te doen benoemen door den Raad. Wat de uitbreiding betreft, spr. gelooft dat wanneer de zaak nog eens is onderzocht, het doel van den Raad wel zal zijn, het Gast huis tot een model-inrichting te maken. En mocht het dan wat geld kosten, dan zal niemand zich daartegen verzetten. De heer v. d. KAMP wijst er op, dat de Regenten wel zeggen, dat het een gemeente-instelling is, doch telkens er weer wat aan toevoegen, alsof zij dit nog weder willen in twijfel trekken. Van 1400 af is het eene gemeente-in stelling. Dit zette spr. uiteen. De Raad schreef reglementen; nam gronden etc., waaruit is op te maken, dat de Raad eigenaresse is. In 1897 bij een be volking van 62000 inwoners was de subsidie f 43.000. In 1901 bij een bevol king van 64000 is de subsidie f 60.000. Dit is onbegrijpelijk. Spr. vraagt of er voldoende aandacht geschonken is aan de staten van den heer v. d. Berg. Op het artikel melk o. a. zou reeds f 1000 per jaar gespaard kunnen worden. Dit is spr. bekend. Spr. juicht het voorstel van B. en W. toe. Spr. zal den dag ze genen wanneer het Gasthuis is eene gemeente-instelling. De heer HOFLAND kan zich niet ver eenigen met de voorstellen van B. en W. Het hoofddoel van B. en W. was bezuiniging en de beoordeeling door 't Burgerlijk Armbestuur. Daarmede kan spr. zich geenszins vereenigen. Het B. Armbestuur kan niet beoordeelen of een zieke onbemiddeld is de kosten van verpleging te dragen. Daarom is spr. ook ten zeerste voor den wenk van den heer van Styrum. Bovendien acht spr. de verpleging der zieken niet de taak van armenzorg doch van gemeente- zorg. Bij het verplegen van een typhus- lijder is het toch een openbaar belang, wanneer deze verpleegd wordt in een afzonderlijk gebouw en gewaakt wordt tegen besmetting. Het hoofdbelang der gemeente is dat de zieken zoo goed en degelijk mogelijk worden verpleegd, doch niet het financieel belang is hier hoofdzaak. Al zou het Gastuis 100.000 kosten, niemand zou zich daartegen kunnen verklaren, wanneer de zieken verzorging uitstekend is. Al kost het Gasthuis thans wat meer, laten wij dan trachten te bezuinigen op eene andere manier, doch niet ten koste van de zie kenverzorging. De heer BIJVOET zegt, dal de Re genten steeds van gevoelen zijn ge weest de zieken uitstekend te behande len en ze het Gasthuis niet te laten ver laten vóór en aleer de zieken weder ge heel zijn aangesterkt Spr. zou het betreuren, wanneer het gasthuis aan handen werd gelegd en de beoordeeling aan het Armbestuur werd overgelaten. Dit bestuur kan er niet over oordeelen. Een werkman is bijna nooit in staat de verpleeglcosten te betalen. Het is steeds het doel ge weest door goede behandeling de pa tiënten tot zich te trekken. De uitga ven zijn duur doch bij goede voeding en uitstekende behandeling valt niet te bezuinigen. De heer SNEI.TJES brengt B. en W. dank voor de ernstige wijze waarop zij deze zaak hebben behandeld. Spr. wijst er op, dat B. en W. voorzeker wel over tuigd zijn dat de zieken steeds eene goede behandeling hebben genoten. Hierover zal spr. dus niet spieken, evenmin als over de verhouding van de gemeente tot het gasthuis. Een der de punt is evenwel de vraag wie moet beoordeelen of iemand kosteloos ter verpleging kan worden opgenomen. Spr. meent dat wanneer iemand daar over een ruimen blik heeft, voorzeker deze aan het Burgerlijk Armbestuur t"»*l omt en niet aan deRegenten. Even wel m» ent spr. dat wanneer het besluit met de kleine amendementen wordt aanp-enomr.n, het scheepje in een water is grkomen, waarin ze de diepte kan peikii, m. a. w. zou spr. het zeer wen schelijk acblen wanneer de voorsfeMeu van B. en W. werden aangenomen. Hierdoor zou de zaak in het reino worden gebracht. Men zou het kunnen beschouwen als een overgangstijdperk, dat gevolgd zou worden door een goe den toestand. De heer WILT.INK handhaaft zijne meening en zegt dat de verpleging der zieken in de toekomst nog duizenden guldens meer zal gaan kosten. Tot op richting van een laboratorium om de ziekten te voorkomen, zal men wellicht ook nog moeten besluiten in de toe komst. De heer KLEIN is na het gehoorde nog onvoldaan. Spr. heeft nog niets gehoord of de instelling nu zal zijn een gemeente-instelling of een privaat eigendom. In zijne afdeeling verleden jaar is dit ook reeds ter sprake go- bracht. Nu heeft spr. weder v el goeds gehoord, doch omtrent de bovenge noemde quaestie heeft spr. nog niets met zekerheid vernomen. Staat het nu als een paal boven water dat het Gast huis is eene gemeente-instelling? De heer LEUPEN meent dat de kos ten, in verhouding met Amsterdam, f 1,63 per persoon, niet hoog zijn. De VOORZITTER beantwoordt de vorige sprekers allereerst dem heer Klein. Spr. zegt dat er eene meerder heid en eene minderheid is, die het niet over zijne vraag eens zijn. Hij wil thans alleen rekening houden met den historischen toestand. Het is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 5