Spoorkaartjes-Automaten. Een Heldendaad, Licht en Schaduw. 'r'HeiL M Automaten voor do afgifte van spoorkaartjes treft men aan in alle spoorwegstations te Berlijn en in de voorsteden, liet gebruik er van wordt vergemakkelijkt door de omstandig- i heid, dat het zone-tarief is ingevoerd voor de stedelijke en de ceintuur- spoorbanen. die door en rond Berlijn loopen én de verbinding met de voor- steden instellen. Een 10-pfennig- kaartje ((5 cents) kan gebruikt worden voor een reis 3e klasse van ieder willekeurig station naar bet vijfde station van bet punt van vertrek. Voor alle stations voorbij het vijfde wordt de prijs verdubbeld. Enkele reizen 3de klasse onder dezelfde voor waarden kosten resp. 1 o en 80 pfennig (9 en 18 cents). Een 15-pfennigkaartje kan ook uit de automaten gekregen worden 2 „nickels" moeten daartoe in de gleuf worden gedaan, waarop j de machine een spoorwegkaart)e en een fi-pfennigstuk teruggeeft. Dit systeem bespaart den passagier veel tijd en baalt de spoorwegdirectie een loket uit op ieder station. Natuur lij b zijn langs denzelfden weg perron- kaartjes verkrijgbaar, van welke kaartjes er aan de Berlijnsche stations voor 1.200.000 gulden per jaar ver- kocht worden. KRONIEK. Jien romantische wereldling ver dwenen. Engeland en Por tugal. Pro Met bet sterven van Milan, wiens plaats eigenaardiger was op de Parij- sche boulevards, in de luxe-badplaat sen, in 't saison, kortom overal te midden der schittering van 't mondaine leven, dan in den rij -dér regeerende vorsten, is een bij uitstek romantische figuur van 't werekltooneel verdwe nen. Nieuwsgierig gluren we naar de vorsten-isolement en pogen van de verte den afglans gewaar te worden van de flonkerpracht en scliittersckijn der boven. Maar door de mystieke nevels, waarin het vorstenleven zich hult, komen we daar zoo weinig van te weten en de tal van anecdotes der gekroonde hoofden, die steeds in goede of kwade richting in de allersehelste kleuren van dat leven bericht doen, aanvaarden we natuurlijk ongeloovig- schouderophalend. Met koning Milan is dit anders ge weest. Die beeft wèl naar buiten geleefd. En door zijn bekendheid in alle mondaine kringen van gansch Europa, èn door zijn ruchtbaarheid geven aan alles wat zijn privé leven betrof, èn door het romantische wat zijn gansche persoonlijkheid, zijn hu welijk en zijn volk omhulde, was Mi lan en Milan's familieleven een open boek voor lieel Europa, waarin men kwaadaardig, of nieuwsgierig, belust pp sensatie-schandaaltjes wroette, Such over vermaakte of aan ergerde. Milan's huwelijk, zijn herhaalde staatsgrepen, het huwelijk van zijn zoon, en zoo veel meer, dat waren feiten die in heel Europa besproken en beschreven werden, en waarin men zich evenzeer verheugde als in ko- ningsromans en hofschandalen. Nu is Milan heen, en met de onont beerlijke eerbewijzen begraven. Er wordt zelfs over zijn testament gespro ken. Als ik de eer en 't genoegen had zijn erfgenamen te kennen, dan zou ik hen zc-er zeker aanbevelen die erfe nis onder benefice van boedelbeschrij ving te aanvaarden. Om mee te deelen zal ik lieuscli niet solliciteeren! 1 Milan's dood is niet geweest als een groote steen, die hevig in de wa- teren van het algemeene leven plomp- te. Hoogstens een kiezelsteentje, dat I eventjes hier en daar wat druppels deed opsputteren, waarna de golven J weer precies klotsten als te voren. J Meer beweging, vooral in Portugal, heeft het bericht van „de Daily Mail," i gemaakt, dat. Engeland aan Portugal J troepen ter leen zou vragen. Hevig zijn de Porfugeesche bladen er over te keer gegaan. Vooral hebben zij er op gewezen dat het toch wel tegen Groot-Brittanie's trots zou strij den om bij het kleine Portugal hulp te gaan zoeken tegen de Boeren-repu- blieken. 't Zou ook al te schandelijk zijn. Engeland beroept zich wel op oude tractaten, maar terecht is opge merkt, dat die nooit kunnen gelden, wanneer een der bondgenooten een aanvallenden oorlog begint. Het gerucht alleen van deze dingen, is een vuil zwarte vlek te meer op En gland's historie van liet einde der negentiende en begin der twintigste eeuw. De schandalige roofstaat, die toch zoover onder nul reeds staat in de achting van overig Europa zal, als "t gerucht voldoende bevestigd mocht worden, nog zooveel te dieper gezon ken zijn en ook misschien gansch ver spelen de nu nog problematische, maar mogelijke liulp van' andere Sta len. Over de mogendheden sprekend in dit verband, ontgaat men liet niet, onmiddellijk te denken aan de expan- sie-zuclit en koloniale roofpolitiek. We weten lioe onder allerlei leugens, de mogendheden hun koloniale ooi-lo gen goedpraten en hoe er, wanneer er recht te verdedigen valt, van interven tie geen sprake is. We behoeven daar voor onze gedachten volstrekt niet tot Transvaal te bepalen. Denken we slechts aan Finland, denken we aan de onderdrukking der Armeniërs. 1-Ioe ellendig is n.l. liet contrast tus- schen de daad van liet zenden van de „Gelderland" en de bejegening b. v. die de Jong-Turken bij gelegenheid der i' red es-conferentie trof. Dit stond mij weer helder voor den geest, toen onder een groote stapel kranten en tijdschriften, liet Fransclie blaadje „Pro Armenia", onderredactie j van George Clemenceau, Anatole France, Jean Jaurès, Francis de Pres- sense en Ed. de Boberty, mijn aan- j dacht trok. Merkwaardig daarin was wel een i beweren van den heer d'Estournelles I de Constant, afgevaardigde van liet I Fransche Gouvernement bij het arbi- tragehof in den Haag. De heer de Constant zegt o. a. in I een brief aan „Pro Armenia" dat de j Sultan van Turkije profiteert van de I oorlogen in Transvaal en China. Hoe meer de Europeesche mogendheden I zich daar bezig houden, des te vrijer hand zullen ze hem laten in het kneve- I len en mishandelen der Armeniërs. J Daar is veel van aan, en met vreugde I zullen allen, die van goeden wille zijn, i den dag begroeten dat de eenige oor- 1 logen die gevoerd worden zoo ze I dan nog noodig zijn alleen ten doel j hebben het onrecht uit de wereld te helpen en Armeniërs en Finnen b. v. j steunen in hun strijd tegen gewelde- narij en wreede tyrannic, i Het is een zeer merkwaardig blaadje j dat ..Pro Armenia", waarin de enii- nenste journalisten uftj Frankrijk I schrijven in 't belang der onderdrukte Armeniërs. Onze landgenoot, den heer ÉL H. van Kol, lieeft in een schrijven zijn mede- j werking toegezegd en beloofd wat te zullen schrijven, wanneer hij tijd heeft j gehad een uitgebreid dossier over de I zaak der Armeniërs en Jong-Turken te bestudeeren. We weten boe verdienstelijk de heer I Van Kol zich reeds heeft gemaakt in - 't belang der onderdrukte Armeniërs. En nog steeds gaat de door Glad- stone genoemde „grootste moordenaar van Europa" met zijn knevelarijen en mishandelingen voort, en alleen de ballingen, durven, ver van hun vader land, door woord en pen zich te ver zetten. Ik raad ieder, die geregeld op de hoogte van de Armeensche kwestie wil blijven, sterk aan dit tweemaal 's maan cis verschijnend periodiek „Pro Armenia" te lezen. JOF1ER. Naar het Engclsch van BARRY' PARIS. Ga nooit buiten uwe rol, welke uwe rol in dit leven ook moge zijn. Wan neer gij van nature tot clown bestemd zijt, probeer dan nooit voor lield te spe len. Luister maar eens, hoe liet met Alfred Smithers ging, die vijf voet acht lang was, zandkleurig haar en een smachtend oog had, met boekhouden vier pond 's weeks verdiende en altijd een goed echtgenoot- was geweest, tot dat louter toeval hem op liet pad dei- helden. voerde. Soms weet dat toeval je leelijke par ten te spelen. Emily Triinmins, dienstmeisje van be roep en hoogst zenuwachtig van aard, merkte op een goeden dag. dat haar brievenbesteller met eene andere jonge dame wandelde. Uit hetgeen zij zicli van de stuiversromans herinnerde, be greep zij, dat zelfmoord hier de aange wezen weg was. Met het greintje ver stand. dat nog op de grens van over- groote zenuwachtigheid en waanzin lag, bepaalde zij nu de wijze van zelf moord. Op zekeren avond ging zij naar de Heide en sprong daar ten aan schouwe van verscheidene mannelijke leegloo- pers, eene zenuwachtige kindermeid en twee dikhoofdige kinderen in den vij ver Hare laatste gedachte, voordat liet water zich boven liaar sloot, Svas „Wie van die mannen zal mij er weer uithalen De eerste leeglooper zeide, dat hij nog nooit zulk krankzinnigenwerk had bijgewoond en dat het. boog tijd -voor hem werd om naar huis te gaan. De tweede leeglooper merkte op, dat er terstond wat gedaan moest worden, j De derde schreeuwde om hulp. De vierde zeide, dat de politie nooit bij de hand was, als men haar noodig had. De zenuwachtige kindermeid ging I dadelijk op liet gras zitten, zette haren j lioed af, haakte hare japon los, waai-j de zicli niet een zakdoek en zeide .,0. wat ben ik er naar van geworden j De twee dikhoofdige kinderen gil-1 den „Hoe grappig, hoe grappig Laat zij er weer uitkomen en het nog eens overdoen En op dit oogenblik voerde het toe- val ,dat, zooals reeds gezegd is, iemand j soms leelijke parten spelen kan, Alfred Smithers op het tooneel. Deze had dikwijls in den vijver ge- vïscht en meende zeker te weten,.dat deze nergens dieper was dan drie voet. Hij zag een politieagent met eene roli touw onder den arm komen aanloo- pen, hij bemerkte, dat hij publiek had en werd hierdoor aangevuurd. „Spring er in, van waar je staat, en verlies niet. langer tijd niet nadenken!" screeuwde de tweede leeglooper. Smithers wierp zijn hoed weg en trok zijne pandjesjas uit. „Dat is eerst moed Dat is een man riep de zenuwachtige kindermeid. Dit deed de Sell aal overslaan. Met eene stentorstem huiderde hij tegen de twee dikhoofdige kinderen „Achteruit daar een totaal noodelooze kreet, die alleen werd uitgestooten om meer effect te maken en sprong met de voeten vooruit in liet water. Een hevig geplas volgde. Toen dit bedaarde, zag men Smithers in het water staan dat juist tot aan de einden van zijn met touwtjes vastgebonden bretels reikte. De twee kinderen lagen in eene on bedaarlijke lachbui over liet gras te rollen. Het was een heerlijke middag. Het Huwelijk der Koningin. \'Aw I11:11..-Kb Voor het Hotel der Afgezanten. zoo'n mooie vertooning hadden zij nu de laatste pantomime niet meer te zien gekregen. Wacht niet, tot ze weer boven komt! Duik Dat is wat je te doen staat riep de tweede leeglooper. „Ik weet zelf wel wat ik doen moet," j antwoordde Smithers, die dit eigenlijk niet wist. i Hij deed een stap naai- voren en ver- j dween eensklaps in een vijftien voet diep gat, waarvan hij, ondanks zijn visschen in den vijver, nooit iets gewe ten had. j Toen hij in het gat-naar beneden I zakte, kwam liij in botsing met Emily Trimmins, die juist naar boven kwam drijven. Zij hield stil en klampte zich vast aan al, wat z.ij maar van Smithers te pakken kon krijgen. Deze ging nu woest en driftig aan het watertrappen, juist als een kind, dat op den vloer van de kinderkamer staat te stampvoeten, omdat het bij liet theedrinken niet met den koek beginnen mag. Hij sloeg in den blinde met beide handen uit en. misschien zou liet hem wel gelukt zijn de halfverdronken jonge dame af te schudden als hij onder het worstelen niet eensklaps bemerkt liad, dat zij bei den verward waren geraakt in een touw en aan elkaar vastgebonden wa ren. Hij gaf een laatsten, wanhopigen schop en verloor alle belangstelling- in de aardsche dingen. Intusschen trok de politieagent, ge holpen cloor de leegloopers, uit alle macht aan het andere eind van het touw en bracht hij eene verwarde massa op den oever. Toen men aan het sorteeren ging, bleek de eene lielft. ervan Smithers en de andere helft juffrouw Trimmins te zijn. Hierna ging men tot groote vol doening van de in een oogwenk aange groeide menigte toeschouwers niet energie tot de behandeling der schijn baar verdronkenen over. Smithérs kwam spoedig bij, hij voelde zich ziek. maar roemrijk, en i verzekerde den politieagent, dat hij weer heelemaal in orde was. Op dat j oogenblik zag hij er niet op zijn voor- deeligst uit, maar toch voelde liij van j alle zijden bewonderende blikken op j zich rusten. „Bravo riep een oude I heer. Een waar koor van „bravo's" volgde, waarmede de politieagent en de dokter, die met Emily Trimmins bezig was, niet vuur instemden. O, het was schoon, liet was heerlijk i „Prachtig gedaan, mijnheer!" zeide i de politieagent. „De manier, waarop I gij, toen gij in het gat sprongt om haar op te halen, het eind van het. touw wist te grijpen, was bewonderenswaardig, i En gij moet wel erg kalm van aard en behendig met uwe handen zijn, want I ik wed, dat zij heel wat moeite gaf, I toen gij haar vast kreegt." I „Ja, weet mijnheer," antwoordde I Smitliers gemoedelijk, „zij was haar lioofd heelemaal kwijt." „En locli hebt gij liet touw tweemaal j om u zelf heen gewonden, het onder haar armen weten te krijgen en er een stevigen knoop in gelegd! Op het dro- J ge had het niet vlugger gedaan kun- i nen worden, laat staan in het water j en clan nog gehinderd door een sparle- I lende vrouw." Intusschen was Emily Trimmins in zooverre hersteld, dat zij rijp was vooi vervoer in eene vigilante met een poli tieagent op den bok. Zij zag er niet mooi uithaar kapsel was losgegaan en er was iets met haar neus gebeurd. Men veronderstelde, dat zij dien bij het in het water sprin ge n gestooten had. Alfred Smithers herinnerde zich wel, dat hij in het eer ste stadium der worsteling tegen iets aan geschopt had, maar achtte het niet der moeite waard vermeld te worden. Hl- volgde clen goeden raad om een slok brandewijn te nemen en wercl eveneens naar huis gereden. De om standers juichten. Juffrouw Smithers was eene vrouw van geestkracht en stopte Smithers in FEUILLETON. Schetsen van DEKA. Een nachtmerrie. 't Is me verteld hoor, wel uit zeer goede bron en van zeer nabij, maar toch ik sta voor de waarheid van het verhaal in alle onderdeden niet in. Maar !t was zóó Hij ging met de huwelijksfeesten naar DenHaag, om de versieringen en de drukte eens te zien, en als 't kon de Koningin ook. Hij hield veel van zoo'n tusschentijdsche ontspan ning, van pracht en praal, van lnid- ïuchtig-vroolijke nienschen. Dat brak ie winter weer eens. In Februari naar 'Den Haag en in Maart naar Amster dam, clan kwam je dat lamme, trieste, koude jaargetijde alweer aardig door. Wehiu, bij ging maar getrouw aan zijne traditie, dat een alleeiiloo- pond jongmensêh overal wel terecht komt. besprak hij vooraf geen kamer. Tot zijn schade, want de mijlenlange, troostelooze tocht door de stad had geen ancler gevolg dan dooddijke ver moeidheid door zijn zwaren koffer en overal dezelfde vörwonderd-vrie11de- 23 l™.„ daar nu nog mee aankomen. Hij had toch wel op z'n tien vingers kunnen uitrekenen dat er geen vierkante centimeter meer beschikbaar was. De hoteliers gingen zelf niet naar bed om aan de gasten slaapgelegenheid te geven, 't Beste was om maar weer met den laatsten trein naar de stad zijner inwoning torug te gaan, en zoo eiken avond." Nou was mijn vriend van een vast houdende, om niet te zeggen hard nekkige natuur. Hij was eeifmaal in de stad en hij bleef er ook, al moest hij op het politiebureau gaan logeeren. Maar voor hij tot deze verschrikkelijke wanhoopsdaad overging, zou hij eerst de krachten wat aansterken cloor een lekker, smeuig potje echt Francis- kanor. Dat was een drank die dooden weer levend zou maken. 't Ging met moeite, maar toch kwam hij ten slotte in den lagen bierkelder achter een tafeltje te zitten met een grooten reuzenpot genoegelijk Duitsch bier. En langzamerhand werd het hem wel te moede. Hij begon zich thuis te gevoelen in deze gezellige omgeving, tusschen de bruine wanden vol goedhartig-blijgeestige opschriften, knie aan knie gezeten met trouwe Gemiaansehe dikzakken, en wercl mede-oorzaak dat het eene vat na het andere in hel van glas rinkelende buffet het leven liet, met een zucht n...u„ De waard begon schik te krijgen in clen goeden klant, die weinig sprak maar veel dronk. Toen de ergste her rie voorbij was, de mensehen öf ver trokken, of vrij-wel verzadigd waren, kwam hij met buitengewone vriende lijkheid van achter zijn schans naar voren, knoopte een praatje aan, en kwam zonder veel moeite achter de netelige quaestie: Dat hij niet wist, waar hij slapen zouEerst krabde de man zich verlegen en bezorgd achter de ooren maar toen och, voor wat, hoort wat! Hij zou mijnheer zoostraks, als er gesloten was, wel even brengen naar een vriend van hem ook een Duitschei-, die wel niet zoo heel mooi woonde, maar waar hij toch een goed bed zou vin den, éii in vertrouwde handen was. Zeer ontroerd door dit blijk van meii3chenliefde gaf mijn vriend een stevig rondje, wat door den bier monarch beantwoord werd op even onbekrompen-royale wijze. Bovendien deelden zij samen nog een dikke, vette leverworst met veel groote augurken en knappend, zuur Duitsch brood. Gij zult bevroeden dat een en an der, in vereeniging met „das Gepauk", clen feestganger eenigszins bezwaard zijn bed deed opzoeken. Dadelijk stond hot huis hem niet erg aan. Van voren zag het er nogal armelijk uit. Voor de stoffige ruiten hingen vuile vit,ras-es neer. De sang: was een on eindigheid van smerige grauwe mar meren steepen. Dan besteeg je een trap, die zelfs een onergdenkend mensch nadenkend zou stemmen. Hier een portaal en daar een portaal, overal gesloten deuren, overal donkere hoeken, overal geheimzinnigheid, een vijandige atuiospheer, kronkelpaden waarop terugkeer onmogelijk was. Enfin, hij arriveerde onder geleide van den vriend een soort van uit gedroogd, oud kellnertje op zijn slaapsalet, een groote, vochtig-oiuffe kamer, waarin het stukje kaars fi-la-minute, tevergeefs licht trachtte te verspreiden. Een klein kwartiertje bracht hij door met vruehtelooze pogingen om de deur te sluiten. De sleutel be dankte er feestelijk voor in het ver roeste slot te worden omgedraaid. Daarom plaatste hij zijn waschtafel en een stoel voor de deur, kleedde zich met eenig afgrijzen uit en legde zich tusschen de gekreukte, onfrissche lakens neder. Toen ontfermde zich zijn goede, geest over hem, en weldra sliep hij in, onbezorgd, ru lig als het bekende kind op het blaivw-satijnen kussen. Maar in het holste van den nacht op het uur dat de heksen op bezemstelen plegen te rijden om booze gewetens wakker te maken vond hij zich plotseling overeind zitten, met ter bergen gerezen haren, klam zweet I U'S? Aanbrengen van versiering langs den weg van den Bruidsstoet tusschen Kerk en Paleis. op het voorhoofd en rillend over zijn geheele lichaam. Wat de oorzaak hiervan was wist hij niet en komt er ook niet opaan. 't Is al noodlottig en verschrikkelijk genoeg dat het zoo was. Hij luisterde dat doe je altijd als je 's nachts wakker wordt of niet slapen kunt. In huis heerschte een groote stilte, zoo een die je hoort, gecombineerd met andere geluiden. Het kraakte op de trappen, het rit selde langs de murenheel het huis zuchtte afgrijselijk als een mensch die een kwaden droom heeft. Opeens schokte cle schrik heftig in hem op. Hij had iets gehoord, onge twijfeld, dat kon je hem niet uit het hoofd praten, op het portaal. Een menschenvoet werd heel voorzichtig vooruitgeschoven. Allemachtig! Wat te doen'? Zou hij schreeuwen? Hij kon het niet eens. Een loodzware last drukte op zijn borst, een geweldige klauw hield hem bij cle keel vast. Daar kuierde cle knop van de deur, en zoetjes maar onweerstaanbaar werd de barrikade van stoel en wasekta- feltje achteruit geschoven door een onzichtbaar iemand op het portaal. Ontzetting greep hem aan. Z'n droge tong kleefde tegen het verhemelte, en plakte nog vaster toen een licht straal in de kamer begon te vallen, een gele driehoek aangroeide tegen het plafond boven de wijder wordende deur. Toen kwam er een man de kamer op met misdadige slnippassen, d. w. z. dat zag de ongelukkige niet meer. ITij had z'n dekens voorzichtig over zijn hoofd getrokken en lag met groote schrik-oogen te staren in cle donkerte, terwijl zijn hart hein met dreunende slagen in het hoofd bonsde. llij hoorde hoe zij n pantalon werd opgetild, zijn sleutels rinkelden zeei duidelijk het was om z'n porte- mommie te doen: z'n arme feest- centjes! En even onhoorbaar zweefde cle verschijning weer heen. Eenige oogenbliklcen bleef hij naai lichaam en geest geknakt liggen. Dai: sprong hij op met een vaag voorne men om iets te doen; wat wist hi; niet. Trillend als een juffershondji liep liij met bloote voeten over der kouden grond naar den stoel waa: z'n kleeren lagenZe waren no< in denzelfclen toestand, als toen hi zich te slapen legde. En in den ach terzak rustten onaangetast in hui gewone verblijf de duiten. Maar dat ontzettende beeld clan. Een koud glas water zeide keu dat 't een nachtmerrie was geweest'. Toch. zorgde hij ervoor dat.den vol genden nacht cle deur gesloten koj worden. Je kon toch maar niet weten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 6