der dan geen tijcl in bed niet eene kruik aan de voeten en een menden ketel rum en water aa hoofd. Zij schreef tevens een brie de heeren Garson en Begg om dat baar man den volgen dag niet zooals gewoonlijk op liet zou kunnen komen. Zij wierp over den rectltertuin- ur naar juffrouw Warboys en over linkermuur naar de weduwe van Charles Push. Binnen twintig was het verhaal i'n de gelieele hekend en daarbij niet - inge heerschte groote opgewondenheid uit drie verschillende huizen kwa ll uilnoodigingen om een kopje thee komen drinken en bood men juf- uw Smithers liefderijke hulp aan. 'ee der uitnoodigingen nam zij aan. het derde huis hoopte zij den vol- dag te komen en zij zou zeer •plicht zijn. als men haar wat note- ïskaat wilde geven, want na zno'n had moest een inwendige gloeiing worden, anders zou de u er niet uitgaan en de patiënt flinke kerel had zesmaal moeten voordat hij de vrouw kon vin- n jammerlijk omkomen. De cou nienberichten zouden in eene lijst worden'en de medaille onder een azen stolp op den schoorsteenmantel Smithers lag boven met een gevoel, sof zijn hoofd een groote klomp deeg as, waar een hand met stoom door- gedreven werd, maar toch aange- ,ian door de uitstekende rum en de doening, die hij van zijn heldhaf- gesmaakt, had. Spoedig viel hij slaap. Den. volgenden dag bereikte zijne het toppunt, toen er een ge- kwam van de moeder van mily Trimmins: een doosje van bui- met kleine schelpjes en stukji opgelegd, van binnen met satijn gevoerd. Op een reepje pa dat liet vergezelde, stond geschre- en ,,Een blijk van dankbaarheid ener moeder aan den levensredder dochter." Over de couranten kon mén over diet nog al tevreden zijn alleen de Times" was' niet erg goed ingelicht, die had maar twee regels tegen halve kolom van het locale blaadje. De magistraat diende juffrouw eene strenge berisping toe droeg haar aan de zorg van hare over. Hij zeide, dat de leegloo- geen mannen waren hij wees op onverschrokken moed. kalmte en behendigheid gepaarde kracht van Alfred Smithers, een man, op wien En geland met recht trotsch mocht zijn. In den loop van diezelfde week zwoer de brievenbesteller de andere jonge dame af en bad er eene plechtige ver zoening plaats tusschen hem en Emily Trimmins. Toen de magistraat bad uitgespro ken. stonden er reeds verscheidene van Smithers vrienden te wachten om het genot te smaken hem de hand te druk ken, geluk te wenschen en zoo al meer En dien avond ging de man, op wien Engeland trot.sch mocht zijn, zeer moeilijk en zeer beschonken naar huis. II. Den volgenden morgen vertelde Al fred Smithers onder het nuttigen van zijn eenvoudig ontbijt, bestaande uit een kop thee en twee leverpillen, aan zijne vrouw, dat het niet zoozeer de drank als wel reactie was geweest. Zij antwoordde daarop, dat hij geen reactie had behoeven in te nemen. Voor dezen keer zou zij het nog door de vin gers zien. omdat zij wist hoe hij was, als hij niet verleid werd. Maar geen strijkijzer zou meer in staat zijn nog iets van. dien hoed terecht te brengen. Er volgden nog wel meer couranten berichten, waaronder zelfs een op ve- lijnpapier, maar Smithers merkte toch bitter op, dat men het op een goed koopje scheen te doen. Eindelijk kwam echter de medaille, door den dominee geschonken uit naam van eenige wei nige vrienden en vereerders. I-Iet was eene zilveren en eene heel groote. Zij werd op den schoorsteenmantel gezet en aan ieder, die haar maar zien wil de. getoond. Maar eindelijk stierf de algemeene opgewondenheid weg. Smithers' glorie begon te tanen zijné vrouw liet sorns twee heele dagen voorbijgaan, zonder over de heldendaad te spreken,- en bij zag dit met verbeten woede aan. Toen hij merkte, dat de buren eindelijk ook genoeg begonnen te krijgen van zijne eeuwige verhalen over drenkelingen, die hij op het tapijt bracht om op het onderwerp van de ongelukkige Emily Trimmins te komen, steeg hij 's Zater- dagmiddags op zijne fiets, stak de me daille in zijn zak en reed weg om nieu we velden te zoeken. Een klein gehoor en eene gelagkamer waren hem vol doende. Waar de menschen, op lvet oogenblik dat Smithers zijne fiets te gen den paardentrog zette, ook over spraken, geen vijf minuten later zaten zij naar hem te luisteren. ..Toen ik eens op de I-Ieide was," be gon bij dan, .had een meisje de dwaas heid in een twintig voet diep water te springen. En wat deed ik toen Wel, ik wachtte, totdat het water opborrelde en dook er toen in. Het ellendige was alleen maar de sterke stroom van het water..," enz. Dan haalde hij de me-! daille voor den dag en liet die de ronde doen. In zijne nieuwe rol van held begon hij erg lastig te worden. Hij liet zich gelden als „baas in zijn eigen huis' zooals hij het. noemde, en begon zich met allerlei huishoudelijke zaken te bemoeien, waar bij niets geen verstand van had, én maakte zich eenvoudig belachelijk. Aan.de keukenmeid ver telde hij, dat zijn wil wet was, waarop zij direct de dienst opzeide, op grond, dat zij alles kon verdragen, behalve grootschheid. Tegen zijne vrouw was hij ruw en beweerde hij, dat zij door eene ferme hand geleid moest worden; en zij zeide hem ronduit, dat zij blij was, als zij 's morgens zijn rug zag, wanneer hij naar het kantoor ging, want hij was in huis nog lastiger dan een kooi vol apen. Tot nu toe was hij zoo verstandig geweest op het kantoor geen heldenda- den te probeeren. Hij was een goed boekhouder, dat wist hij, en bij had eene goede betrekking; dat wist bij ook. Op een dag echter, toen zijg. geest in hooger sferen verkeerde, maakte hij een klein foutje, waarmede eene groote som gemoeid was. en de som kwam op den verkeerden kant van het boek en veroorzaakte groote verwarring. Al spoedig zeide mijnheer Peter Begg ..Zend Smithers hier." De klerk, die hem ging halen, zeide „Je krijgt er van langs hooren hierop begon alle- heldhaftigheid, die in Smithers was, op te borrelen en over te koken en hij meende verontwaardigd, dat liet waarschijnlijk andersom zon gaan. „Kijk eens hier," zeide mijnheer Begg. „Hoe kom je zoo'n ezelachtige fout te maken, Smithers?" Smithers was nu bepaald kokend. „Wees zoo goed te begrijpen, dat er uitdrukkingen zijn, die ik mij door geen man ter wereld laat zeggen." Mijnheer Begg keek Smithers naden kend over zijn bril heen aan en zuchtte „Maak dat je wegkomt", zeide hij: morgen zal ik verder met je spreken, misschien ben je dan nuchter. Ga heen." Smithers ging en dien avond vroeg ij aan zijne vrouw, hoe ze over Klon dike dacht. ,Ik zou er "niet graag iets mee te doen willen hebben. Waarom?" Ik heb vandaag woorden gehad niet Peter Begg. Ik had. natuurlijk ge lijk, maar scheen iets te zeggen dat hem hinderde. Ik weet niet, hoe het af zal loopen. Ik heb zoo goed als beloofd, morgen nog eens bij hem te komen, maar misschien zullen wij het niet weer eens kunnen worden. En je weet hoe het gaat, als of de oudste compag non of de boekhouder zijn ontslag moet nemen." „Al wat je te doen hebt, is je excuus te maken en te vragen of ze je weer willen aannemen: je kunt zoo'n goede betrekking niet laten loopen." „Dat weet ik nog zoo niet, allen dag hetzelfde vervelende geschrijf," merk te Smithers melancholiek op. „En rartoe leidt het? Tot niets. Als wij iar Klondike gingen, dan zou ik nog eens een slag kunnen slaan." „Je gaat naar geen -Klondike," zeide juffrouw Smithers. Dat zou juist' het rechte leven voor mij zijn. Ik ben een man van actie. Het boekhouden doe ik heel goed, maar avonturen en gevaren, dat is, wat ik hebben moet. Weet je nog wel, wat cle magistraat zeide, toen...." ,lk weet alleen nog, dat je dien avond stomdronken waart." „Je weet niets!" antwoordde Smi thers, en daar bij dit antwoord zelf wat vaag vond, voegde hij er bij: „en reeft ook om niets de bovenste knoop is al vier dagen van mijn vest af." „Je hebt toch een tong in je mond om er om te vragen, is het niet? Geef hier en zanik niet langer. wien ook, om alle bewijzen tegen zie! te vernietigen. Wat had ik daar onge wapend tegen kunnen doen?" „Inbrekers van beroep brengen het huis niet in opschudding door een raam open te schuiven, die doen dat voorzichtiger. Je hebt ook maar gezien, dat ik gelijk had, dat het maai' een landlooper was met een leege maag en dat hij dadelijk bij het minste ge rucht zou wegloopen." „Ja," zeide Smithers, „dat deed hij: ik wou net het bed uitstappen en je naar beneden volgen, maar voordat jij de trap lialf af waart, liep hij al weg. Gelukkig bad hij geen tijd om Aeeilmee, 'te nemen! Van het koude vleesch, dat hij uit de kast gehaald had, heeft hij niet veel overgelaten: de flesch bier heeft hij in de haast om gegooid en gebroken. Het eenige, wat hij eigenlijk heeft meegenomen is de... medaille." „Wat! Dat is jammer! Wat zullen wi; die missen met dat mooie opschrift „Voor ridderlijkheid en moed, geschon ken door eenige weinige bewonderaars van Alfred Smithers." Je hadt het da delijk moeten aangeven; nu helpt het niet meer, want ze ligt waarschijnlijk al in de smeltkroes." „Ja, en wij moeten maar nooit, meer OVer deze geschiedenis spreken, want men zou mijn gedrag stellig verkeerd uitleggen." ,0, maar ik moet het aan juffrouw Push vertellen, die zal zich slap lachen, als ik aan het gedeelte kom, dat ik jou laarzen aantrok, omdat die meer kra ken, en dat jij je hoofd onder de dekens verstoptet." „Doe dat toch niet! Is het je nog niet genoeg dat ik mijn medaille verloren heb?" Nu. ik zal e.r niet meer over spreken, als jij vóór vanavond je excuses bij Pe ter Begg maakt en Klondike uit je hoofd zet." Klondike was maar een grap en met een beetje takt, wat nemen en geven an beide partijen, zullen Peter en ik weer beste maatjes worden." Onderweg bedacht Smithers met angst, dat het inderdaad takt ver- eischen zou, om mijnheer Begg in een goed humeur te brengen. Hij deed zijn best, en toen hij ten slotte zeide: „Ik was niet geheel mij zelf, anders zou ik nooit op zoo'n ma nier tot u gesproken hebben;" ant woordde mijnheer Begg vol belangstel ling: „Je waart dus dronken?" „Niet zoozeer dronken als wel ver doofd. Ik had erge kiespijn gehad en daarvoor wat laudanum ingenomen. Dat heeft mij van streek gemaakt, en u begrijpt, als ik mijzelf was geweest.." „Genoeg," zeide mijnheer Begg, „wij zullen dan maar doen, alsof er niets gebeurd is, maar één raad wil ik je toch geven: Als je weer eens kiespijn hebt, neem dan of wat minder of een heeleboel meer laudanum in! Ga nu maar aan je werk." Aldus triompheerde takt! Juffrouw Smithers hield woord en hare beide buurvrouwen hebben de vermakelijke geschiedenis nooit verno men. Smithers is weer tot zijne natuur lijke rol teruggekeerd, de couranten berichten zijn vervangen door een chro mo, die juist in die lijst paste, en ge luk en vrede heerschen alom. Het huis Rothschild. Smithers voelde echter een groot ge brek aan heldenmoed, toen zijne vrouw hem midden in den nacht wakker liudde en zeide, dat hij naar beneden moest, omdat er een inbreker in huis was. In liet holle van den nacht is de men- schelijke levenskracht het zwakst. Daar ze na deze stoornis den slaap niet meer hadden kunnen vatten, zaten ze den volgenden morgen al vroeg aan het ontbijt. Juffrouw Smithers keek erg vroolijk, Alfred Smithers erg verlegen. „Je begrijpt uiet, boe het gebeurd zeide hij smeekend. „Ik begrijp alleen maar, dat mijn arme lenden nog pijn doen van het la chen. „Draai de deur zoo zacht als je' kunt op slot," zeide je, „en geef geen kik, want," zeide je, „als hij weet dat wij hem gehoord hebben, vermoordt hij ons allebei. Ilè, bij dag klinkt het nog komieker dan 's nachts!" En hierover werd Sniithers zelfs niet boos; bij glimlachte slechts somber en erlegen. „Zoo is het niet gebeurd," zeide hij: „het was alles een vergissing en geen gebrek aan moed. Ik sliep nog half en zeide toen, dat je een rat ge hoord hadt en dat liet maar een scha duw was geweest in plaats van een1 man, en toen je mij door de kier van hei luik liet kijken en ik net nog zag, dat die man zijn been door het beneden- aam naar binnen haalde, toen dacht ik, dat het een inbreker van beroep was, en dat zijn gevaarlijke lui, want die schieten iedereen dood, politie of Naar aanleiding van den dood van baron Willy von Rothschild deelt de „Frankfurter Zeitung" het volgende mede over de geschiedenis van liet huis Rothschild. De stichter was Mayer Anseliii Roth schild, die in 1743 te Frankfort werd geboren. Hij bezocht de kerkelijke school te Fürth en werd later klerk in een bankzaak te Hannover. Na eenige jaren keerde hij naar Frank fort terug, waar hij met, een klein vermogen een eigen zaak oprichtte. Van grooten invloed op den bloei van zijn zaak waren zijn betrekkingen tot den landgraaf van Hessen, den lateren keurvorst Wilhelm 1. Toen Keurhessen in 1806 door de Fransche troepen werd veroverd en de keur vorst naar Boheme moest vluchten, vertrouwde hij zijn geheele vermogen aan Rothschild toe. Slechts met groot gevaar voor zich zelf en zijn zoons gelukte het dezen de schatten voor de Fransche politie, die zelfs huiszoeking' hij hem deed, te redden. Karl von Dalberg, die in hetzelfde jaar heer van Frankfort werd, be handelde Rothschild eveneens wel willend. Hij verleende den Frank- fortschen Israëlieten de volle bur gerlijke en politieke rechtsgelijkheid en benoemde Rothschild den 2en Juni 1812 tot lid van het kiescollege van het toenmalige departement Frank fort. Rothschild stierf den 19e.n Sep tember 1812 en liet tien kinderen na, waaronder vijf zonen, die de zaak overnamen. In 1815 werd de familie Rothschild door den keizer van Oostenrijk in den adelstand verheven, terwijl zij in 1822 de vrijheetstitel kreeg. De zoons waren: 1. Anselin Mayer, vrijheer von Rothschild, geboren 12 Juni 1773, chef van de firma M. A. von Rothschild en zonen te Frankfort, gestorven 6 December 1855, kinderloos. 2. Salomon Mayer, vrijheer von Een strijd op leven en dood. Midden in het dennewoud daar was; de beer kon'ing. H ij had er gewoond van geslacht op geslacht, sedert den tijd, van den zondvloed, en alles in het uit gestrekte domein was aan zijn wil on-, derworpen. Waar hij ging daar zweeg' vogelgezang, verstomde elk leven. Ai- leen de natuur was nog machtiger, de natuur die sprak in den wind. ritselend door de lianenranken, de wind die tot storm aangegroeid nederwierp de half verdorde reuzen; maar ook de wind 1 die meer aanvoerde vruchtbare zaden, die zijne verwoestingen weer goed-1 maakte... om nog eens te kunnen ver storen. Toen was er een dag gekomen, dat. de eeuwenoude huinuslaa™ duizenden jaren achtereen gevormd door liet neer dwarrelend gebladerte, werd betreden I door niénschenvoeten. dat de slinger planten werden losgehakt door het kapmes, dat de sombere schaduwen van liet oerwoud werden verdreven door het hoog opflikkerend wachtvuur. Het. ziedde van toorn in den zwarten woudkoning. Hij riep een drietal ge zellen bij zich, trotsch en ontembaar. weergaloos krachtig en dapper als hij. en gezamenlijk viel de wilde horde: op het zwakke menscheptroepje aan. Maar wat natuur aan de dieren heeft1 geschonken, dat verschafte de mensch zich door zijn vernuft: wapens. Het gelmil der verwoede dieren scheurde de stilte uiteen, overstemde het aan moedigend geroep dat de menschen deden weerklinken. Toch overwonnen deze. Eén grimmige strijder wentelde spoedig in doodsstrijd over den grond, woest slaande om zich heen met ziju scherpe nagels. Zoo ging het ook met de anderen. Ze wilde niet terug in liet beschermend liol, maar streden moedig door, vielen aan niet open muil en klau wende pooten, en werden in de horst getroffen door het moordend lood of de scherpe lanspunt, verminkt door felle bijlslagen. Toen werd de mensch koning. Rothschild, 'geboren 9 September 1774, chef van de firma S. M. von Roth schild te Weenen, woonde afwisselend in Weenen, Parijs en Frankfort en ;tierf 27 Juli 1855 te Parijs. Zijn eenige zoon, vrijheer Anselin Salomon on Rothschild, geboren 29 Januari 1803, kwam na den dood van zijn vader aan het hoofd van de Weensche firma. Hij was lid van het Oosten- ijksche Heerenhuis en stierf 27 Juli 1874 te Oberdöbling bij Weenen. Na zijn dood nam zijn zoon, vrijheer Albert von Rothschild (geboren 29 October 1844) de leiding van de Ween sche zaak over. Een oudere broeder van deze laatste, baron Ferdinand von Rothschild (geboren 17 December 1839) woont te Londen als particulier. Hij is letterkundige en heeft o. a. een novelle „Broni" geschreven il878). ij heeft zich in Engeland laten na- turaliseeren en is lid van het parle ment voor Aylesbury. 3. Nathan Mayer von Rothschild, geboren 16 September 1777. richtte in 1798 ecu zaak op in Manchester, die hij vijf jaren later onder de firma N. M. Rothschild naar Londen verplaatste. Hij stierf 28 Juli 1836 te Frankfort, waarop zijn zoons de Londensche zaak onder de firma Is". M, Bothschild en zonen voortzetten. De oudste. Lionel Nathan, geboren 22 November 1898. gestorven 3 Juni 1879 was lid van bei Lagerhuis. Zijn zoon Lord Nathaniel von Rothschild, geboren 8 November 1840. werd in Juni 1885 tot Pair ver heven. Vrijheer Karl Mayor von Rotschild geboren 24 April 1788. werd chef van de bankzaak in Napels en stierf daar 10 Maart 1855. Vrijheer Jacob (James) von Roth schild, geboren 17 Mei 1792, sedert 1812 chef van de firma Gebrs. von Roth schild te Parijs, stierf daar 15 Nov. 1868 en liet de directie van de zaak r aan zijn zoon, baron Alfotis von Rothschild (geboren '1 Febr. 1827). De De Frankfortsche firma kwam na den, dood van Anselm Mayer onder leiding van de zoons van Karl Mayer, de vrij- heeren Mayer Karl (geboren 5 Augus tus 1820, gestorven 16 Oct. 1886) en Wil li Karl von Rothschild en wórdt sedert 1886 alleen door den laatste be- ituurc!De eerste was afgevaardigde voor Frankfort in den Rijksdag van den Nooi'd-Duitschen Bond. en werd later voor zijn leven lid van het Prui sische Heerenhuis. Baron Will® zooals hij in de familie en Hij de Frankfortenaren heette, heeft een ouderdom van bijna 73 jaar be reikt. Alleen in zijn qualiteit van con sul-generaal van Oostenrijk verkeerde hij in de o ff ie i eel e kringen. Voor het overige leefde hij slechts voor zijn fa milie, zijn zaak en zijn godsdienst plichten. Hij was een getrouw aanhan ger van het geloof zijner vaderen. De studiën, die hij met den rabbijn Fromm van don Talmud maakte, hadden meer een wetenschappelijk dan een gods dienstig karakter. Verder deed hij zeer veel goed .en het is een feit, dat hij, getrouw aan do voorschriften van de oud-israëlietische wet, nauwkeurig liet tiende deel van zijn geheele inkomen voor weldadige doeleinden besteedde. Onder zijn directie schond de firma nooit de Sabbathrust, zelfs niet wan neer daardoor groote financieele "oe- raties mislukken moesten. Zijn vrome neigingen, die de hoofdtrek van zijn karakter vormden, uitten zich in \ve- rcklsche zaken in een rechtschapen heid, waarvan zijn handelsvrienden en geëmployeerden menig roemrijk voorbeeld zullen kunnen vertellen. (E en Ha ril). Eene Amerikaansche advertentie. ..Het Westen ee nblad. dat te Chi cago uitkomt, bevatte kort geleden de volgende advertentie: „Houdt uwe jongens des avonds in huis." De lange winteravonden komen. Uwe zonen willen verstrooiing. Zorgt dat uw huis de plaats zij, waar zij die werkelijk vinden. ..Zorgt echter ook, dat de meisjes te huis blijven." Als de jongens uitgaan, willen ook de meisjes op visite. Maar het gezelschap aan den ouderlijken haard is liet beste. „De plicht der oudei s is:" Smyth's stoelen om den haard te plaatsen, met Smyth's rozehoiiten meu belen de zijkamer te vullen. Met Smyth's huisraad zelfs de keuken be- hagelijk te maken. „Armoede is geen verontschuldiging" Smyth's gordijnen en tapijten zullen maken, dat de meisjes te huis blijven, Smyth's prachtige kachels doen de jon gens te huis blijven. Smyth's gemakke lijke stoelen zullen dezelfde uitwerking hebben en "Smyth verkoopt op crediet. Uit den Moppentrommel, G EEN COURANTENLEZER. ..Weet je ook wie dat schilderij voorstelt?" ..Dat is Koningin Cleopatra. Heb je nooit van haar gehoord ..Neen ik lees hoogst zelden eene courant." EEN GELEGEN!IEIDSGEZ1CHT. „W aarom trek je toch zulke gezich ten voor den spiegel, manlief cl. .meid, ik probeer een verbaasd gezicht te zetten, want straks komt een commissie mij een cadeau aanbieden, waarvan ik heet. niets te weten GEMOEDELIJK. Een predikant, die bespeurde, dat zijne gemeente al in slaap viel voordat hij nog recht begonnen was, hield eensklaps op en zeide: „Broeders, dat is niet eerlijk. Wacht totdat ik aan den gang ben, en als ik dan niet waard ben, dat jelui naar mij luistert, gaat. dan slapen; maar zit niet te knikkebollen, als ik pas begonnen ben. Laat iemand tenminste een kans." AAN DE VOORWAARDEN VOL DAAN. „Nu, hoe bevalt u het nieuwe tooneelstuk?" „Och, het voldoet tenminste aan de eischen, die Aristoteles aan het drama stelde dat het vrees en me delijden moet verwekken, vrees namelijk wekt het voor den dichter en medelijden met het 'publiek. KEN KLAGER NAAR DEN GEEST DES TJJDS. Inbreker (in zichzelf sprekend)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 7