DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes. No. 26. Zaterdag 2 Maart. 1901. Meest gelezen Dagblad in Haarlem, en Omstreken. Waar nu de Visschershaven is. De Visschershaven te IJmuiden. Er zijn verschillende plaatsen in ons vaderland, waar men, als men er in eenige jaren niet is geweest, groote veranderingen lean waarnemen. In 't bijzonder is dit het geval met IJmuiden De uitbreiding die deze plaats heeft gekregen is echter zeer bijzonder, omdat het karakter ervan langzamer hand geheel is veranderd. IJmuiden is thans de grootste' marktplaats ge worden van de beug en stoomtrawler- visscherij. Toen het kanaal klaar was, profi- teerden natuurlijk een groot aantal viSschers, die vroeger alleen op de Zuiderzee hun beroep uitoefenden van de nu geschikte gelegenheid om ook op de Noordzee te gaan visschen. Lang zamerhand, vooral toen te IJmuiden afslag werd gehouden en zij hun vangst dadelijk en geschikt te gelde konden maken, werd dat aantal groo- ter en het gevolg er van was, dat bij ongunstigen wind en vooral des Zon dags, wanneer er geen botter op zee blijft, de geheele ruimte op het kanaal tusschen de pieren en de sluis door de visschersvaartuigen, werd ingeno men, zoodat er vaak te weinig plaats overbleef voor een binnenvallend stoomschip om zich behoorlijk en vei lig te kunnen bewegen. Daarbij kwam nog, dat het aantal visschersvaartui gen, die te IJmuiden thuis behoorden, ieder jaar grooter werd en het nu al een tweehonderdtal bedraagt. De behoefte was dus groot aan een geschikte lig- en loopplaats voor de visschersvloot. Aan de zuidzijde van het kanaal, tusschen het dorp en de vuurtorens is de nu reeds eenige jaren in gebruik zijnde visschershaven aan gelegd. De enorme hoeveelheid zand, die moest worden weggegraven is meestal gebruikt voor de rijkswerken in en om Amsterdam. Nu is er inplaats van de lange houten loods een groot afslaggebouw verrezen .Aan de west- zijde van de haven ziet men een paar flinke ijsfabrieken terwijl een water leiding met toren de visschers van goed drinkwater en de stoomschepen van voedingwater voorziet. Bijna voortdurend is er eene eigen aardige drukte om en bij het afslag gebouw en op het water is het een af- en aanvaren van visschersvaartui gen van belang. Botters en smaks. waarvan vele met sterk gekleurde zei len, die helder tegen de lucht en het zand uitkomen, worden afgewisseld door de groote sloepen en stoomtraw lers, die een bijzonder nuchter figuur maken tusschen ai die ranke vlug zeilende vaartuigen. Wat dichterbij bekeken vallen de sinakskotters,, die j er in de verte bijna als pleiziervaartui- gen uitzien, niet mee. De rook van het stoommachinetje, dat alleen bij het inhalen der netten dienst doet, heeft alles en allen vuil en zwart gemaakt en natuurlijk is er van de verf, die eens de boorden heeft gedekt, niet veel overgebleven, door het schuren der netten, 't Mooiste gezicht levert de kleine ranke botter op, wanneer die zoo snel mogelijk nadert om de heer lijke, frissche levende tong en schel aan wal te brengen. De mannen schreeuwen wel wai hard, maar ze zijn ook geheel in hun I element- en een Vollendammer op zijn botter, is een geheel ander wezen, dan I de met zijn loomen gang voortsukke lende wijdbroek, die Zondags uit de kerk komende bij elke handkar, waar op eetbare waar wordt rondgevent, blijft staan om ten slotte met een groot krentenbrood onder den arm naar boord terug te slenteren. Gedurende de', wintermaanden tot April of begin Mei nemen oolc de log gers van Scheveningen en Katwijk deel aan den grooten wedstrijd,maar na dien tijd gaan die op de haringvangst uit en met uitzondering van een enkel die te IJmuiden binnenkomt om zijn vracht te lossen en bijv. naar Vlaar- dingen op te zenden, wordt er tot nog toe geen haring aangevoerd. Te IJ muiden wordt in een jaar ongeveer voor een millioen aan levende visch en misschien wel voor tweemaal dat bedrag aan ijsvisch verhandeld. In de laatste twee jaren zijn door verschillende maatschappijen stoom- vaartuigen (trawlers) in de vaart ge bracht die natuurlijk dadelijk zeer men bedenkt, dat er bijv. alleen pl. in. 2000 trawlers uit verschillende Eugel- sche havens aan de vangst deel nemen. Tegenwoordig kan een trawler, die gewoonlijk met twaalf koppen be mand zijn, ongeveer duizend gulden per week besommen, maar of ze met de vele en groote onkosten die aan het in de vaart houden van stoomschepen zijn verbonden, met voordeel zullen kunnen blijven bestaan, moet de on dervinding nog leeren. In ieder geval verdienen nu tal van mannen geregeld hun brood, daar de meeste voor vast geld en slechts enkele z.g. op deel varen. De reeders van loggers Uiten meestal hunne vaartuigen aan de haringvis- scherij deelnemen, om hun volk aan het werk te houden, dewijl het anders, daar het al in het najaar wordt aange monsterd, voor hunne rekening zou leegloopen, maar voordeel zit er voor hen niet op. Haast voortdurend klinkt de bel op het afslaggebouw. De vischkoopers van IJmuiden, die het geheele land en een deel van België en Duitschland van visch voorzien en enkele vischhande- laren uit de hoofdstad, die wanneer het slap is 's avonds naar huis gaan en alleen wanneer er goede zaken te doen zijn te IJmuiden overnachten, I Gebouw van den Rijksvischafslag. Met averij in de haven. groote concurrentie voor de kleine vis schers zijn geworden, zoodat die met zeer veel moeite nog maar een karig stuk Lu od kunnen verdienen, terwijl ze door hun eigenaardig conservatisme geheel ongeschikt zijn om als beman- ning op de stoomschepen dienst te doen. De visschersvloot bestaat zoo onge veer des zomers uit 200 botters, 24 stoomtrawlers het geheele jaar door, pl, m. 70 groote beugschepen, 40 kot- i ters, die te IJmuiden 'huis beh-r een getal dat haast bij den dag aan groeit; 4 stoombeugers en aedireoie de vier wintermaanden een hondci d- tal loggers van Scheveningen. Deze schepen vinden hunne v: v,h- gronden van zoo ongeveer Schevenin gen tot bij IJsland en overal rondzwer vende tjrac,hten ze zooveel mogelijk j van de heen en weer trekkende visch i machtig te worden. Waar nu het schrobnet alles tegenhoudt, groot en j klein, daar bestaat wel grond om te verwachten dat het er mettertijd met de vischvangst op de Noordzee no riet zoo heel rooskleurig zal uitzien, t is gevolgd door een aantal nieuwsgieri gen, die nooit ontbreken, vormen een kring om den afslager-. Na korten tijd is de geheele aanvoer verdwenen en naar een lokaal gebracht, waar de visch in manden met ijs wordt gepakt en vandaar wordt ze zoo spoedig mo gelijk naar het station gebracht om met de eerste gelegenheid te worden verzonden, of zoolang in ijskelders opgeslagen. Wie denkt, dat men te IJmuiden lekker en goedkoop en heel gemakke lijk visch kan bekomen, heeft het glad mis. 't Genot bestaat dan ook voor de meeste om er naar te kijken en wat langs de huizen komt is niets beter en goedkooper dan op alle andere plaatsen, tenzij men een goede kennis onder de wijdbroeken heeft, die van de opbrengst van zijn schrale vangst toch geen hooge verwachting heeft. Van het kleine goed, scholletjes en schar, blijft er te IJmuiden in tweeër lei zin, heel wat hangen. Dit is best te merken, als men in den zomer eens om de plaats heen wandelt, en haar minder aangenamen geur waarneemt. Hulploods van den viscbafslag. die talrijke aan lijntjes opgehangen I heel wat uitbreiden, vooral wanneer vischjes verspreiden. de middelen om de visch te verzenden Vermoedelijk zal IJmuiden zich nog 1 nog worden verbeterd. Slaap en gewoonte. Slaap is veelal afhankelijk van gewoonte. Zoo zal een oud artille rist dikwijls kalm slapen, terwijl het kanon in zijne nabijheid don dert men vertelt van een inge nieur, die rustig insluimerde bin nen een stoomketel, terwijl zijn collega's bezig waren den buiten kant met zware hamers te bewer ken en de rust van den molenaar wordt in het geheel niet gestoord door het geraas van zijn molen. Geluid verliest zijn invloed op zulke naturen en wat voor anderen een ondrageliike ergernis zou we zen, wordt door hen niet eens waar genomen. Voerlui slapen op hunne paar den en koetsiers op den bok van hun rijtuig. Gedurende het gevecht op den Nijl waren sommige ma trozen zóó uitgeput, dat ze te mid den van 't oorverdoovend gebulder van het geschut op dek in slaap vie len. Ja, zelfs de stilte kan in som mige gevallen iemand wakker ma ken. waar leven dit niet vermag. Zoo gebeurde het, dat toen men een molen, liet stilstaan, opdat 't ge-1 luid den zieken molenaar niet zou storen, deze oogenblikkelijk ont-1 waakte en den slaap niet meer kon vatten voordat zijn molen weer aan den gang was. Om dezelfde reden werd de chef eener groote ijzerfa briek. die vlak bij zijn fabriek woonde en gewoon was rustig te slapen te midden van het gehamer en geklop zijner machines, altijd en geklop zijner machines, altijd in den nacht. rustig op den stoel heen en weer. Vader. Jan, ga nu weer een beetje loopen anders verslijt je broek. BEMOEDIGEND. ..Ga zitten. Mijnheer! ga zitten!" zegt een jong advocaat tot zijn eersten cliënt. ,,Ik zal het mij tot levenstaak stellen die zaak naar behooren voor u in orde te maken!" DE REDEN. Marietje: „Ma, juf zegt, dat mijn jurk te kort. is!" Ma: „Gekheid, dat lijkt maarzoo; je beenen zijn te lang!" DE KLASSIEKE GETUIGE. President: Getuige, welk beroep hebt gij? Getuige: Och, weet u, meneer de pre sident, ik ga zoo bij de differente recht banken, om 'res 'n eed te doen. NA EEN VROOLIJKEN AVOND. Richard: Ach, wat zal mijn vader zich schamen als hij hoort dat ik door de politie thuis gebracht ben. KRONIEK. OP DE .VEILING. Afslager: ,,Hier, M. H., heb ik vier schetsboeken van den bekenden schil der Smerinsky. Daar is vijf gulden voor geboden* Wi,e meer? Niemand meer dan vijf gulden, niemand? Maar, M. H.. ziet eens aan: hoeveel witte pagina's nog!" VAN KWAAD TOT ERGER. Gierigaard (tot zijn zoontje dat in den tuin rondholt). Jan, ga nu wat zit ten. anders verslijten je schoenen te veel. Jan gehoorzaamt, maar schuift on Een en ander over volks gezondheid. De omstandigheid, dat dezer dagen mij drie geschriften onder de oogen kwamen, waarin over volksgezond heid wordt gehandeld, is oorzaak dat Ik mij neerzet tot het schrijven van een artikeltje, waarin ik een en ander over volksgezondheid bespreken wil. Die geschriften zijn de tweede afle vering van de „Vragen van den Dag" van dit jaar, een geschrift van Venti lator, getiteld ..'Een groot gevaar voor de gezondheid" en de Hollandsche vertaling door den heer J. W. F. Do- nath van dr. Knopf's verhandeling over „De Tuberculose als volksziekte en hoe zij kan worden bestreden." In die aflevering van de „Vragen" Een Zaterdagavond/praatje. Een dag _of wat geleden_is in dit blad meegedeeld, dat twee jonge dames, die bezig waren met te collecteeren voor den Amajuba-dag, daarbij con verseerden in de engelsche taal. Dat moet wel mooi geklonken hebben. Ik vind al van huis uit het engelsch een afschuwelijke taal, die doet denken aan het kwaken van lijzige kikkers, maar vooral bij deze gelegenheid zal het een flinken indruk hebben ge maakt. Verheeld u bijv. het volgen de Op het ti'ottoir „I say, Mary, this is a very fine house, we will get here a good sum".(*) De heer des hui zes zit voor het raam en hoort deze opmerking. De voordeur wordt den dames opengedaan en op hare ver klaring, dat de dames komen voor den Amajuba-dag gaat de dienstbode naar binnen. Zou nu niet de heer des hui- zes_ gelijk hebben, wanneer hij een cent had gegeven met de boodschap: „This is enough for english ladies fcHet is een heele toer om zich zelf te wezen, maar sommige menschen doen er dan toch ook bitter weinig moeite voor. En anderen, die er wel graag^moeite voor zouden willen "doen, zien daarvan af, omdat het hun toch niet baten kan. Dat denkbeeld kwam bij mij op, toen ik een week of_wat geleden een winkelier in een van onze Kijk eens, Marie dit is een heel mooi huis,Jhier zullen we een flinke som krijgen. Dit is genoeg voor Engelsche dames. hoofdstraten sprak, die zich beklaagde over de veelvuldigheid van al deze inzamelingen en collecten. „Wel", zei ik, „als u niet geven wilt, kunt u het toch nalaten!" En ik verklaarde daarbij met zekere waardigheid, dat wij dan toch vrije Nederlanders zijn, niet waar, die zoo ze al beperkt zijn in 't nemen, dan toch vrij zijn in het gevenmaar de winkelier glimlachte, met zekere meewarigheid over mijn onwetendheid, dacht me, en zei: „U is niet goed op de hoogte. Als me vrouw A en freule B. samen voor een of ander goed doel gaan collecteeren, dan is een van beiden waar: zij zijn klanten van mij of zij zijn het niet Zijn ze het wel, dan is er geen den ken aan om te weigeren, dat voelt u wel; zijn ze geen klanten, dan is weigeren minstens zeer gevaarlijk, omdat de dames dat natuurlijk hoogst onaangenaam vinden, en al gauw tot elkaar zeggen„stel je voor, die en die was zoo onbeleefd om niets te geven." Ziedaar den winkelier be stempeld als een onbeleefd man en wie zal nu de klandisie gunnen aan een onbeleefden winkelier? Ik geef dus maar aan iedere collecte, ik geef vandaag, ik geef morgen, ik geef overmorgen opnieuw, ik zal blijven geven in de toekomst, tot aan. mijn laatsten snik zal ik blijven geven, onverschillig waarvoor; wanneer er morgen gecollecteerd wordt voor een deksel op den Vesuvius, dat hem zal beletten voortaan vuur te spuwen, dan draag ik er aan bij, wees daar zeker van. Maar in vertrouwen wil ik u wel zeggen, dat het mij wel eens verveelt en dat ik mijn vrijheid van Nederlander soms niet al te hoog taxeer. Ik ben niet vrij in het nemen... namelijk van de prijzen, die ik zou willen maken voor mijn artikelen, maar ik ben evenmin vrij in het Zoo sprak de winkelier en ik breng zijn klacht ovei-, opzettelijk nu en niet voor den Amajubadag, omdat ik zelf niet den schijn heb willen aan nemen, dat ik die nuttige zaak zou willen hinderen. Misschien valt er toch wat uit te leeren en wel dit, dat we niet al te veel collecten moeten gaan houden en dat de menschen, wier deuren den geheelen dag open blijven en. die we achter hun toonbank of in bun kantoor kunnen zien staan, de vrijheid moeten behouden, om ook eens niets te geven. Zoo ontnam ettelijke maanden ge leden de Raad aan de Haarlemsche slagers ook een vrijheid, namelijk die om te slachten waar zij dit mochten wenschen te doen. De slagers en zij die met hen van meening zijn, dat een ge meentelijk slachthuis eenvoudig een halve maatregel is, omdat zoolang er geen Rijkskeuring is, toch nog massaas ongekeurd vleesch zal gegeten worden, zij verheugden zich in de beslissing van den Hoogen Raad, waarbij aan Gemeentebesturen het re c h t ont zegd werd om te gelasten, dat alleen in het gemeentelijk slachthuis zou worden geslacht. Sedert dat oogenblik zijn de bordjes weer wat verhangende Minister heeft Donderdag in de Kamer ver klaard, dat een wijziging op de Hin derwet in aantocht is, om de bedoe ling daarvan beter tot haar rechtte laten komen. Met andere woorden: de bedoeling was wel, zooals de Gemeentebestux-en die hebben opgevat. Ik vind het heel plezierig voor de gemeentebesturen, dat de Minister hun zoo gelijk geeft, maar het is bovendien zeker nuttig, dat de Hooge Raad aan onze wettenmakers in de Kamer nu de les leest„Zegt voortaan duidelijk wat ge bedoelt, zoodat er van misverstand geen sprake meer wezen kan." Is het niet bedroevend te moeten vernemen, dat, terwijl er zoo veel advocaten, zooveel woordkunste naars in onze Kamerzittinghebben, van wie de tweede nog knapper is dan de eerste, de derde nog knapper dan de tweede, de vierde nog knapper dan de derde, en zoo vervolgens is het niet bedroevend, zeg ik, dat nu nog blijken moet, dat indertijd de bedoeling van onze hinderwet zoo onduidelijk om schreven is? Het is om iemand allen eerbied voor de woordkunst te ont nemen. Wij dachten, dat in de vorige Raads vergadering in de geheime zitting over het abattoir was gesproken. Ik heb reden om te gelooven datdiever- onderstelling niet j uist. is en dat de Raad in die bijeenkomst de zaak heeft laten rusten. Hij kijkt dus nu kalmpjes de kat eens uit den boom. In dit geval is poes de wijziging van de hinderwet die door den Minister is toegezegd. En wanneer zal nu dat diertje uit den parlementairen boom klauteren? Ik heb zoo'n idee, dat het nog wei een poosje duren kan. Zoodra een Minister voorstelt om artikel zoo veel van een wet te veranderen, komt al gauw een kamerlid voor den dag en zegt: „nu we toch die wet ter hand gaan nemen wou ik het volgende artikel wel gewijzigd heb ben." En een van zijn ambtgenooten, ook niet mis, verklaart dat hij al ja- renlang gewenscht heeft naar aan vulling van een derde artikel. En zoo gaat het door, hoe langer hoe verder, totdat de kleine sneeuwbal, die de Minister eventjes gauw van het dak wou laten rollen, aangegroeid is tot een kloeke sneeuwmassa. Ik wil maar zeggen, dat de Raad nog wel een maand of wat naar den boom kan blijven staren voordat poes er uitgeklommen is. En als de wets wijziging niet voor de algemeene vei'kiezingen tot stand is gebracht, dan hebben de slagers den tijd nog wel, want in het begin van een nieuwe periode wordt er nooit veel uitgevoerd. Misschien is dan in dien tusschentijd de Rijkskeuring, waar de slagers al lang om gevraagd hebben, in orde gekomen Voorloopig worden zij derhalve nog niet uit hun eigen slachtplaats gezet en gezamenlijk naar het gemeentelijk slachthuis gedreven. Van uitzetten gesproken. Iemand kan, zooals dat heet, „zelf zijn ergste vijand wezen", maar dat iemand zichzelf uit een huis zet, Is zeker wel een zeldzaamheid. Dit merk waardig feit nu staat primo Mei in Haarlem te gebeuren. Een van onze wethouders, laat ons zeggen de heer X, is medebeheerder van een chemische fabriek of chemisch laboratorium, gevestigd in een ge huurd huis. Hij had met zijne mede beheerders den eigenaar de huur op gezegd, omdat het plan bestond de inrichting te verplaatsen naar een andere gemeente. Er kwam, dus een bordje aan het huis en de wethouder X meende, dat de gemeente de loca- liteit zeer goed kon gebruiken ea knoopte derhalve met den eigenaar onderhandelingen aan. In tusschen was het door gewijzigde oinstandighedf» wenschelijk gebleken, het chemisch la boratorium het eerste half jaar of jaar nog niet te verplaatsen, zoodat de particulier X het huis nog wel een poos langer wilde inhuren. Alzoo deed zich het geval voor, dat de wethouder X tot den particulier X zeide: „neen, vriend, van weder inhuren is geen sprake; ik wethouder kan het ten dien ste van de gemeente best gebruiken, en jij particulier X moet er dus met Mei uit." Alzoo zal geschieden. Met Mei zet de heer X zichzelf uit zijn huis. Intua- schen heeft de particulier X voor zijn laboratoi'ium een ander huis gevonden en spitst de wethouder X er zich al op, dat hij met Mei het huis in bezit kan nemen, waar hij den particulier X heeft uitgezet. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 5