Moment-Opnamen. Prijsraadsel. de moeite wel beloonen, wanneer men er toe overging deze zoo ten onrecht» verachte plant, meer algemeen te ver bouwen, want behalve dat zij als voe der gebruikt en bij gunstige weèrsge- steldheid 4 a 5 maal 's jaars kan ge maaid en tot hooi ingezameld worden, is zij eene der vroegste voederplanten die de Spaansche' klaver een maand vooruit en weder de eenige is, die nog groen blijft, wanneer alle andere ver droogd of verzengd zijn. Zij verdraagt vorst en aanhoudende hitte bijzonder goed wanneer zij 'n behoorlijke stand plaats heeft. Het blad geeft als droog voeder een voortreffelijk voedzaam en zeer gezond voeder voor runderen en schapen.De daarmee gevoederde koeien geven veel en goede melk; in gróotere hoeveelheid gegeven, wordt daardoor de melk vet. hij eindelijk woorden: nooit meer fluiten! Nu kan hij Dat had hij het mooiste gevonden van Wim. NICO. Van alle tijden. Voor alle tijden. Bood vriendje. Jan en Wim noemden zich vriendjes. Dat bestond zoo oppervlakkig hierin, dat ze altijd samen speelden en op ver jaardagen immer bij elkaar waren. Zoo op het oog hoorden ze heelemaal niet bij elkaar; vooral bij kinderen treedt het lichamelijke zoo sterk op den voorgrond, en Jan was een heel zwak ventje, terwijl Wim altijd uit zijn pakjes scheen te barsten. Toch voelden zij zich tot elkaar aangetrokken. Toen Jan 5 jaar was en Wim juist 14 dagen ouder, moesten zij scheiden. Jan werd gezonden naar een vriende lijke tante, die in een héél gezonde streek woonde. Daar zou .hij een flin- ken jongen worden. Hij vond het niks leuk, en zei dat hij véél liever bij zijn lieve paatje en moetje en bij Wim wou blijven. Maar het stond geschreven in het Boek der medicijnmeesters, en op een dag voerde de trein hem weg naar zandgronden en dennebosschen. Als men jong is worden de indrukken spoedig weggevaagd, door nieuwere vervangen toch blijft er iets sluime ren. Op een dag kwam er tijding dat Wim overredendood was. Tante vertelde het Jan heel hartelijk zij wist hoe veel de jongens van elkaar gehouden hadden. Ze nam hem op de knie en sprak ernstig en liefdevol van het groo- te ongeluk arme Wim, hé? Jan werd heel bleek dat eerste verlies deed erge pijn in het kinder hartje. Zijn oogen begonnen te trillen en glinsterden bevend van groote tra nen; zijn lip zakte neer. Nog even hield hij zich goed, toen barstte hij los in zenuwachtig wild gesnik, gaf zich ge heel over aan zijn groote droefheid, 's- Avonds bij bet naar bed gaan moest tante heel lang bij hem blijven zitten en zijn hand vast houden. Toen vond fcfotv '-few V Het gaat in onze ziel even als in de natuur: dezelfde dingen, bij regen of zonneschijn gezien verschillen onein dig van gedaante. Zijn wij neerslachtig, dan treurt alles mede, onder den last onzer zwaarmoe digheid gebogen, gelijk groen en bloe men onder regendruppels. Wie zich enkel door zijn gevoel laat beheersehen is een dwaas. Wie zich enkel door zijn verstand laat leiden, heeft veel aanleg voor scherprechter. Onze handelingen moeten door het verstand bestuurd en door het gevoel geadeld worden. Zoo moest het zijn: eiken dag ver nieuwen in nieuw leven, in nieuwen dadendrang. Waarom droeg hij dan toch die zwaarte mede, waarom drukte hem zoo de last van het vroolijke leven, dat loom als een mist in zijn leven bleef hangen? Frans Coenen Jr., Een avond. De kinderliefde is immers het schoon ste. heiligste gevoel, het echtste stem pel der menschenwaarde! Zij verheft den mensch boven het dier moeder liefde voelt immers ook dit maar kinderliefde kent het niet. De geheim zinnige schoonheid der schitterende mossel, in wier schoot de echte parel rust, kan gelden als zinnebeeld der in nige verhouding tusschen moeder en kind. Fr. von Hohenliausen, A ns Goethe's Herzeusleben. Evangelie en kunst zijn het in de wereld, die den mensch ophouden en al wat onrein en onedel is in hem doen verafschuwen. •Dr. L. R. Beïjnen. De hoogste en edelste vroolijkheid is die, welke verkregen is in den strijd des levens, die niet als de onbekom merde luchthartigheid der jeugd slechts een natuurlijk uitvloeien van leeftijd en omstandigheid is, maar de vrucht van ondervinding en van den ken. Hilda, Uit de papieren eener grootmoeder. De stormen des levens te ontgaan is onmogelijk, maar door zielskracht kan men ze met opgeheven hoofd afwach- Een kunstenaarsbal te Parijs. Montmartre (letterlijkMartelaars- berg) zich de Parijsche kunstenaars wereld een woonplaats heeft gezocht Op de oude begraafplaats, waar in 1871 een regen van Duitsche granaten ia neergeslagen, op den bodem, die zooveel bloed gedronken heeft, eens per jaar de o.ugebondenste levenslust, brutaal cynisme en onmetelijke zorge loosheid, als wilde het tegenwoordig geslacht spotten, met het verleden en aan dé geheele wereld verkondigen, dat alleen de levende gelijk heeft. „Après nous le délüge", na ons de zondvloed 1dat is de gemeenschap pelijke leuze voor de bevolking van Montmartre, van welks hoogte de kerk Saeré Coeur langen tijd een ten, moedig doorworstelen en er door gelouterd worden. Zich te verlustigen aan 't- ongeluk van anderen is voor menigeen een groot genot. Eigenliefde maakt den mensch al tijd vol zorg en vrees... niet voor ande ren maar voor zichzelf. Sommige menschenvrienden hebben er veel slag van om anderen voor de moeite en kosten hunner menschenlief- de te laten opdraaien. Steeds werkt de macht, die 't duister wil; Buigt voor haar niet, zit nimmer stil, Versterkt steeds uw vermogen! Dan toont ge u waard der vaad'ren moed: Dan staat hun hoogste en beste goed Ook u als 't best voor oogen. Een lang krediet. Is het toeval, is bet ironie der I jongeren in de kunst, die daar op den Historie, dat juist op den ouden j heuvel uit alle landen zijn saamge- stroomd, vloeit samen tot schuimende carnavals vroolijkheid op het Bal des Quat'-Z-arts, cle groote parade der kunstenaarsbevolking. Daar noodigt zich de geheele bevolking bij de kunstenaars te gaststaatslieden, ge leerden, alles dringt zich samen op dit bal. Voor de toegangsbiljetten worden honderden francs betaald en oök dames uit de beste kringen verschijnen er. De meest verscheidene toiletten vindt men daar bijeen prachtige costuums uit alle tijden, slepen van meters lengte en gewaden, die men nergens anders ziet. Grillige smaak heeft de zalen versierdin verschillende lokalen is het nieuwste, het allernieuwste geëxposeerd. En de schilderachtige ruïne in haar onvol- - uitgelatenheid van den Parijzenaar tooidheid ernstig in het leven der j bereikt hier haar hoogtepunt. reuzenstad neerziet. Après nous le déluge En al het bonte gedwarrel van de Door Wolven verscheurd. Onder de gewone bezoekers van 't dertij d welbekende Café de Valois in 't Palais Royal, trok de chevalier de Lautrec door zijne voorname manie ren, zijn indrukwekkend voorkomen en een houten been van oudsher de aan dacht. Hij behoorde tot de jongere li nie van zijn geslacht, was Malteser- ridder en gedecoreerd met de orde van den Heiligen Lodewijk; vroeger was hij als brigadier in krijgsdienst ge weest. Bijna zestig jaren oud, leefde hij op spaarzamen, doch fatsoenlijken voet, waartoe zijn pensioen toereikend was. Daar hij tot den jongeren tak zijner familie behoorde, kende hij de leden der andere linie slechts zeer weinig, bezocht geene groote gezelschappen en vergenoegde zich met eene wandeling in de galerijen van het Palais Royal en met het café Valois. Hij muntte uit in geestbeschaving en was een buitengewoon ijverig couran tenlezer. Plotseling werd hem zijn pensioen ontnomen en niemand kon te weten komen, waarvan de chevalier leefde. Het volgende kan misschien strekken om ten minste eenig licht in deze duisternis te ontsteken. Op zekeren morgen, nadat hij in het Café Valois als naar gewoonte een zeer matig dejeuner a la fourchette gebruikt had, stond liij van zijne plaats op, maakte een praatje met de buffetjuf frouw, knikte den eigenaar, van het etablissement vriendelijk toe en ver wijderde zich met majestueuse schre den, zonder naar de rekening te vra gen. Deze zelfde handelwijze herhaalde hij nu dag aan dag, maand na maand en zelfs jaar op jaar, zonder dat hij eenige verklaring gegeven had. Eenige dagen evenwel, nadat het ontbijt voor het eerst onbetaald gebléven was, zei- de de chevalier op onverschilligen toon tot den eigenaar van het café de Va lois, terwijl hij op diens zoontje wees: ,,Dat knaapje zal, nu zijn school ge sloten is, tot niet veel bijzonders op groeien. Gij moest hem dagelijks tus schen 1 en 4 uren des namiddags bij mij zenden, dan zal ik liem de beginse len der mathesis leeren en Engelsch, welke taal ik zeer gemakkelijk spreek; deze kundigheden kunnen hemeenmaal anneer hij aan het hoofd staat van dit etablissement zeer goed te pas ko men en daar ik volstrekt niets te doen beb, zou dat onderricht een gewenschte afleiding voor mij zijn." Mijnheer de chevalier is al te goed,' luidde het antwoord hetgeen gij ons voorstelt zou een onschatbaren dienst voor ons zijn, maar wij zouden vree zen misbruik van uwe goedheid te ma ken." Volstrekt niet, ik heb u immers ge zegd, dat gij mij daarmede een dienst zoudt bewijzen." Hoe gebiedend de chevalier er bij het uitspreken van deze woorden ook uitzag, kon hij toch zekere siddering in zijne stem niet onderdrukken. De koffiehuishouder was kiesch genoeg om den waren grond van deze schijn bare tegenstrijdigheid te begrijpen en bad hem zijn zoon bijna in zijne ar men en aan zijne borst gelegd. „Mijnheer de chevalier," zeide mj ,,gij maakt ons verlegen met uwe wel willendheid, mijn zoon, ik en mijn gansche huis, wij zijn voortaan geheel tot uwen dienst." Den 7en December 1817 om 11 uur in den voormiddag, juist zes-en-twin- tig jaren na het zoo even verhaalde gesprek, trad de chevalier, die nu vijf- en-tachtig jaren oud' was, als naar ge woonte het koffiehuis binnen. De vroe gere eigenaar was sedert zes jaren overleden, zijn zoon was zijn opvol ger geworden. De chevalier ontbeet met smaak, las eene courant, „De Drapeau blanc" en verlangde op de eenvoudig ste wijze van de wereld zijne rekening. De kastelein vertrok zijn gelaat niet, wisselde eenige woorden met zijne vrouw en reeds eenige minuten later overhandigde hij den chevalier een ge- quiteerde rekening van 16.980 frans voor 8490 déjeuners 2 fr. De oude edelman wierp een blik op het totaal, opende zijne portefeuille, nam er eenige banknoten uit en gaf die den gar$on met de opmerking, dat hij de rest ten bedrage van 520 francs De buitengewoon strenge winter,die voert Razend van den honger hebben gen werd hun te Galatz medegedet over geheel Europa heerscht, heeft in zij Hier en daar allecn-loopende per- j cïat de vijf soldaten- op een Woensc Roemenië ten gevolje, dat duizenden sonen aangevallen en verslonden. met verlof waren gegaan, wolven door den hinger uit de bos- Dezer dagen kregen vijf infanterie-Eerst 14 dagen later werden h schen en bergen werden gedrevenen- ten, die te Galatz in garnizoen lagen,overblijfselen gevonden, die bestond voedsel komen zoclen in de dorpen verlof, een dag naar huis te gaan. uit voeten, bajonetten en een pi en vlekken. Zelfs nideren zij de ste-IDe mannen warén allen afkomstig knoopen. De bajonetten waren bij den tot op korten afstand en ver-1 uit hetzelfde dorp, op eenige kilome- geheel met bevroren bloed bedekt scheuren honderden stuks vee. Doch j fiers afstand van Galatz gelegen. 'de omgewoelde sneeuw in het ro ook menschenlevens zijn verloren ge-1 Toen zij. niet arriveerden begonnen I vertelde van het vreeselijk gevecht gaan in den strijd dien het ver-1 hun bloedverwanten ongerust te wor- leven en dood, dat hier geleverd v scheurend gedierte om het bestaan den over hun uitblijven. Op hun vra-j tusschen menschen en dieren. voor zijne moeite belouden mocht. Toen hij daarna Aan zijn stoel op stond, moest hij zich, zeker echter zon der het te laten meuten, zeer verlicht gevoeld hebben volsens oude gewoon te, praatte hij nog ecnigen tijd met de buffetjuffrouw en giag toen langzaam en statig de deur ui. Toen de huisheer hem daar met eene eerbiedige buiging groette! vatte hij diens hand op, eene vaardige wijze en drukte die met warnte. De vangst van Noorsche zeevogels. In 't hooge Noorden openbaart zic.h het leven der dieren meer in een menigvuldigheid der individuën dan in die der soorten en eenige der aldaar inheemsche zeevogels ko men in hunne verblijfplaatsen in fa belachtige menigte voor dat is onder anderen het geval met de Alken of Lammen, kleine zwemvogels ter grootte van eenden, welke door hun vleesch en vet, hunne vederen, eieren en jongen tot voedsel van den mensch in die streken een hoogst belangrijke bijdrage leveren. Deze vogels leven doorgaans in tallooze zwermen te zamen, zwemmende in de zee, op het open water en waren daar voor de vervolging door den mensch zeer veilig; doordien zij zeer vlug zwem men, duiken en vliegen. Maar zij kunnen natuurlijk in de open zee noch nestelen, noch broeden en moe ten dus in den broeitijd het land opzoeken, alwaar zij dan op de steile rotsklippen der Noorsche kusten in groote hoeveelheid nederstrijken, ge zellig hunne nesten bouwen en op alle strooken lands of in alle spleten in dichte zwermen ,bij elkander wo nen. Het wijfje legt slechts een ei of twee, broedt daarop bij afwisseling met het mannetje, dat ook aan het voeren der jongen zijn aandeel neemt, en deze niet verlaat, eer dat zij vlug genoeg zijn'om zelve op zee hun on derhoud te zoeken. 't Ware bij de menigte van deze vogels zeer gemakkelijk, ze bij massa's met een schot hagel neer te leggen, maar de schutter zou daarom bij lange na nog niet zeker van zijn buit zijn. De slechts aangeschoten dieren, welke in zee vallen, zouden eenvoudig daar van daan zwemmen en duiken, eer de jager zijn prooi verzamelen kon. Ook het zekerste pijlschot zou den Eskimo nog noodzaken met zijn „kajak" of „usoriak" om te varen, ten einde zijne vogels uit de hevige branding te verzamelen. Hij neemt daarom de toevlucht tot een gansch ander middel. Deze vogels, die men ook groenlandsche duiven heet, zitten broedende of als zij hun jongen van aas voorzien, zeer vast op het nest en vreezen den mensch niet daar zij zich in hun eigenlijk element voor zijn aanvallen zeker weten. Wanneer zij echter in het voorjaar, zoolang het ijs die klippen nog met een gordel omvat, van hunne tochten vermoeid op de rotsranden nêer strijken, zoo sluipen de Eskimo's bij nacht daar heen en maken plot seling een geweldig leven, waarop de vogelen zich van de rotsen in zee storten, om zich zoodoende voor de vervolging te vrijwaren; daar zij echter op het ijs storten, zoo vallen zij meestal met den kop daarop stuk en blijven dood liggen. Des daags echter klau tert de Eskimo de klippen op en vangt ze met een net, zooals onze jonge lieden vlinders vangen. De steel van dat net is van sterk draadwerk, de zak uit darmsnaren of dunne le deren riemen gevlochten en hoe on volkomen en ruw dit gereedschap ook zij, zoo gelukt het den Eskimo, hoe plomp hij ook schijne,. de moede of argelooze vogels bij honderden te vangen en te dooden. Finlandsclie Spreekwoorden. De oostenwind houdt niet op te blazen, vóórdat bet regent; de vrouw houdt niet op te kijven, vóórdat ze schreit. Lieve meisjes, aardige dochters; waar komen dan toch de booze vrou wen vandaan? Prijs het weer met den avond, de bruid in het andere jaar, de schoon zoon thuis in het derde. Licht zijn de schoenen van de wedu we, waarin ze den tweeden man te- moet gaat. Men verheugt zich over de getrouw den, men beweent de overledenen, beide een jaar lang. Moeien en nichten, zijn goed aan het einde van den landtong. Een moederloos kind staat ver, al staat het ook vlak naast de broodbak- kende stiefmoeder. De arme leeft zoo als vochtig hout brandt. Beter het eigene van stroo, dan het vreemde van wol. De gebochelde maakt het graf recht. Uit den Moppentrommel, NIET NOODIG. Zoontje (dat in een sprookjesboek ge lezen heeft): Pa, waarom worden er tegenwoordig nooit menschen in ezels veranderd Vader: Dat is nu niet meer noodig, jongen. SMEDEN VAN HUN GELUK. Men zegt wel eens, dat ieder de smid is van zijn eigen geluk. Dat is wel mogelijk, voegde iemand eens hieraan toemaar velen smeden het zoo, dat zij hun medemensch be schouwen als aanbeeld. OP DE, HOOGTE. „Marie, wat is toch een cremato rium „Domme jongenEn dat leert nog al Fransch! Wel, natuurlijk zoo'n winkel, waar je room en dergelijke kunt krijgen!" NEDERIG. Kleine Nelly: „Is het'waar, dokt dat ik precies op Mama lijk?" Mama: „Foei kind, nujniet z ijdel wezen!" WANHOOPSKREET. Sergeant„Kerels!.|Maar wa£ voor zal ik mij nijdig maken Zoolai zij de militairen nemen uit de br gers, wordt het toch nooit beter!" yiWEE QUALITEITEN.ÏBM „Wat voor onderscheid is er eige: lijk tusschen je eerste qualiteit th en de tweede qualiteit?" „Och, dat wil ik u in vertrouw< wel zeggen. De eerste qualiteit is goede vermengd met de mindere, tweede is de mindere soort met w goede vermengd!" TOCH NIET ONGEHOORZAAM. „Foei, jongenszegt Mama. „Be jelui weer ongehoorzaam geweesi Ik heb je ieder een sinaasappel g geven en je hebt me beloofd, di geen van beiden zijn sinaasappel zc opeten vóór het dessert. En waar zij ze nu?" „Maar mama", zegt Kareltje, „w hebben heusoh onze belofte gehouder Ik heb den sinaasappel van Frits; opgegeten en Fritsje dien van mij. SLIM. „Wel, wat heeft die aangeteekend brief gekost?" vroeg de baas. „Niemendal," antwoordde de leei jongen. „Ik heb hem stilletjes, zonde dat de postdirecteur het zag, in d bus geworpen en ben toen hard we| geloopen." FIJN BER15KEND. „Hoeveel kost het. met den lucht ballon naar boven?" „Twintig centen?" „Dat is niet duu:-r. En weêr naar beneden?" „Ook niet duur: 4. gulden 80!" De deelneming aan onze Prijsvraa liad grooter kunnen zijn, doch zij, di inzonden, hadden veel werk van hunn antwoorden gemaakt. Den prijs vei wierf de heer JAC. J. MEIJERINK Jr Jansstraat 62rood, die niet minder da: 132 spreekwoorden en zegswijzen aa: de vischvangst ontleend, had ingezor den vervat in een aardig geteekend om slag. De prijs ligt a.s. Maandag tus schen 2 en 3 uur ter beschikking vai den winner aan ons bureau Kampei singel 70. Deze week geven wij weer eens eei prijsraadsel, en wel het volgende: Mijn geheel bestaat uit 8 letters ei is een veel voorkomende boomsoort. 1, 2, 3 is een kinderspeeltuig. 3, 4, 5, is een oud woord voor kruik Van iemand die dichter is, zegt mei wel eens, dat hij de 5, 6, 7, 8 bespeelt. Inzendingen worden ingewacht to en met Woensdag a. s. Als prijs loven wij uit EEN DOOS POSTPAPIER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 8