Allegro en Largo Licht en Schaduw. Rubriek voor Dames. K R ON I E K. I moeten gebieden, de plicht om gege- veils te verschaffen, moeten vastleg- Materiaal voor arbeidswetgeving.i 8> China-politiek overlieerscliend. j Deze dingen kwamen mij in de ge- Duitschland en Rusland. I dachte toen ik las, hoe de Oostenrijk- De klacht is meer gehoord, dat de sclie regeering thans opnieuw een wets- parlementaire machine niet al t£ b.est i ontwerp tot regeling van de arbeids- gesmeerd is nogal eens stroef gaat. j statistiek aan den Rijksdat;- heeft voor- Maar men ontkomt nu eenmaal niét gelegd, wat noodig was, omdat ten aan sociale hervormingen, aari ar-j vorigen jai-e liet desbetreffend ontwerp beids-wetgeving. vóór de ontbinding van den Rijksdag Tal van wetsontwerpen in dien geest j nog niet door het Heerenhuis was aan zijn in de troonrede aangekondigd ge- genomen. weest, voetje voor voetje is men aan Dat ontwerp strekt, zooals men weet, 't werk gegaan. Het is mijn bedoeling allereerst tot regeling en organisatie niet critielt te oefenen op wat in deze van het. in 1898 hij keizerlijk decreet richting is geschied, wat is tot stand reeds in het leven geroepen, arbeids- gebracht en waaraan nog niet begon-statistisch bureau in het ministerie nen is. voor handel, en den daaraan toege- Maar ik wil er even op wijzen hoe voegden raad van hijstand. Voorts de legerwettpn, voor de arbéïdswet- worden in het ontwerp aan het publiek geving een leelijke kink in de kabel verplichtingen opgelegd tot het. ver zijn. i strekken van gevraagde inlichtingen Allerlei geruchten waren nu rond, ten behoeve van arbeidsstatistische on- geruchten dat luitenant-generaal Kool j derzoekingen, en aan de ambtenaren de verdere verdediging van de leger-1 van het bureau een recht verleend tot wetten op zich zal nemen; dat de mi-1 het, binnentreden van werkplaatsen en nister van binnenlandsche zaken het fabrieken, en tot het inzage nemen van doen zal; dat het zal worden opgedra- i zekere op het arbeidscontract betrek- gen aan een regeerings-commissaris, j king hebbende bescheiden, zooals ar- voor welke functie generaal-majoor beidslijsten, dienstreglementen, loon- Van Dam van Isselt wordt genoemd, i lijsten enz. Overtreding wordt met Zekerheid is er dus nog niet, maar boete tot 1000 kronen toe gestraft. Aan de mogelijkheid bestaat, dat de leger-de ambtenaren wordt in liet ontwerp wetten weer in behandeling zullen geheimhouding opgelegd van hetgeen worden genomen. hun in hunne hoedanigheid is hekend Met het oog op den korten tijd, die j geworden, nog rest, vóór deze zittingsperiode "s Men ziet, hoe hierbij aan het publiek j geëindigd, is dit natuurlijk van veel de verplichting is opgelegd, de gewicht, want de stembus in Juni kan j noodige gegevens te verschaffen, groote verrassingen brengen, die op En dat men een zeer ruime bron van den gang van zaken bij de wets-ont- j gegevens moet hebben bij 't in 't leven werpen op de arbeiders-wetgeving be- j roepen van wetten in 't belang der ar-, trekking hebbend, van' groot belang befders. spreekt vanzelf. Overal uit den zullen zijn. aard der zaak dienen zij, aan wie het Maar in elk geval, zoodra men met de j maken der wetten is opgedragen, en j legerwetten gereed is, komt de arbeids-1 die voor liet nieerendeel het leven der wetgeving weer aan de beurt, en o. a. arbeiders in de praktijk niet in alle dee- het hoogst belangrijke over de wette- jen kennen, voorgelicht te worden door lijke regeling van het arbeids-contract. Het is in dit verband niet kwaad, dat er eens op gewezen wordt hoever men in t' buitenland ons in technisch op zicht bij de arbeids-wetgeving voor uit is. Duitschland vooral neeft van rijks wege elk jaar prachtige statistieken, de mannen van de praktijk, die elk uiïr van den dag met dat innerlijkst leven in aanraking komen, die in staat zijn juiste gegevens en materiaal te ver strekken, waaruit statistieken kunnen worden opgebouwd. Staat dit alles aan regeering en volks vertegenwoordiging niet ten dienste, die een uitmuntend materiaal vormen tjan loopt men bij de behandeling van voor den wetgever, die socialen arbeid I arbeidswetten gevaar, zich te verloopen verrichten wil. in. ijdiel woordgescherm. En hoe zijn we te dezen opzichte hier En hoezeer ook veel van den arbeid' ten achter. der laatste jaren te waardeeren valt. De Kamers van Arbeid en bet bureau j betreuren moeten wij het zeker, dat ons voor sociale adviezen, over wier wer- land wat arbeidsstatistiek betreft, nog king nog zoo weinig te zeggen valt, j z00 achterlijk is. kunnen zeer veel doen tot verschaf-1 van geregelde statistieken geen fing van noodig materiaal, en de vak- sprake. Deze of gene vereeniging of dit vereenigingen zullen ook door den tijd of dat college, die of die persoon, inzien, dat het op hu n weg ligt, ge- maakt zich nu en dan verdienstelijk gevens omtrent den arbeid te verstrek-niet zeer te waardeeren gegevens, waar. ken; vooral door de oprichting van se- van dan ook gewoonlijk dankbaar ge- cretariaten is men reeds in die rich- j bruik wordt gemaakt, maar van een ting werkzaam. geregelde statistische studie, van ge- Maar toch steeds zal de wetgever in gevens dooi' bepaald aangewezen ar- wetten het maken van statistieken J beidsbureaux verstrekt, volstrekt nog geen sprake. Wanneer dit eens het geval zal zijn, dan zal uit den aard der zaak de par lementaire werkzaamheid wat vlugger kunnen geschieden. Dat behoeft geen betoog. De buitenlandsche politiek wordt I thans vrijwel beheerscht. door het op- treden van Rusland in China. Japan en Engeland, Engeland voor- I al, zijn daarin Rusland's krachtigste tegenstanders. Engeland is bijna met Rusland aan 't. kloppen geweest en een Japansché staatsman heeft reeds som- I here oorlogsvoorspellingen gedaan. Duitschland, tenminste Duitschlands regeering, maakt zich niet bijzonder I warm over de Russische China-poli-- tiek. Daarvan gaf het vermakelijke i spiegelgevecht tusschen von Bülow en I Herbert Bismarck blijk. Von Bülow I wil het tot nog toe steeds doen voor- i komen, dat het Duitschland vrij koud I laat wat Rusland in Mantsjoerije doet en Eugen Richter, die sprak van de c r i d u p e u p 1 e, de kreet: ,,Red onze le- I giocnen en onze millioenen", heeft, j dunkt me, duidelijk blijk gegeven van den wensch van 't Duitsche volk om vooral in China niet meer te doen dan I eenigszins mogelijk is, en het te laten j bij de voldoening voor 't vermoorden van den gezant en bevestiging der han delsvrijheid. Vager heeft Von Bulow hetzelfde ge- zegd, maar de angst is juist dat de rijkskanselier de mooie woorden mis- I schien gebruikt om de leelijlte bedoe lingen te verbergen. Boeren-hulp heeft onder het Duit sche volk sympathie, onder de Regee ring niet. China-roofpolitiek heeft zeer zeker geen sympathie van 't Duitsche volk, dat- waarschijnlijk de militaire bewegingen in 't Hemelsche Rijk reeds meer dan welletjes vindt. JOFIER. Vroolijke en ernstige voorvallen uit het leven van groote Toon kunstenaars door H. FREIJER. Mozarts eerste beproeving. We zijn op een zolderkamertje in Pa- ijs; een mat licht dringt met moeite EEN ONOVERKOMELIJKE IJSMUUR IN HET HOOGE NOORDEN. FEUILLETON. Schetsen van DEKA. Het leelijke hondje. 't Bleèf maar stil in huis. En haar blijde afwachting was kal me berusting geworden, met iets wee moedigs in teere oogcnhlikken. Bezorgd keek hij dan naar zijn jong vrouwtje. Zij kon zoo ingespannen zitten denken en staren als hij uit kantoor komende, plotseling voor het venster kwam, of onder zijn zooge naamd middagslaapje door zijn half gesloten oogleden heel eventjes naar haar keek. En afleiding ja, wat is afleiding? Wanneer verstrooiing wordt aange wend als geneesmiddel, d. w. z. inge goten als een bitter drankje waar de maag zich tegen verzet omdat het hart er niet naar vraagt. dan breidt het geen verlichting meer. geen vreug de. Hij moest iets kunnen geven waar zij zelf naar verlangde. Maar wal? Hij vroeg de oude mevrouw eens om raad want: moeders weten het wel! En die verzon een list. Op een middag aan het diner, ver telde hij zoo langs zijn neus weg, on-j der meer ditjes en datjes, dat W zoo'n j mooi nest jongen had, en dat er drie van verdronken moesten worden. Verdronken Ja,kind, natuurlijk. Je kan toch niet. van hem eischen dat hij alle zes den kost geeft. Hij houdt de drie mooiste zelf, en zijn kennissen bedan-1 ken er feestelijk voor, alleen uit een I humaniteitsoogpunt met de leelijkerts te worden opgescheept. Bovendien, maak je daar niet druk om. Dat is J nou eenmaal zoo, dat doet iedere hou-1 denliefhebber; daar worden elk jaar duizenden bonden verdronken. Dat vond ze vreeseilijk. Zijn genera-1 liseeren leidde haar aandacht van dit, speciale geval in geenen deele af. Dus j omdat die stakkers leelijk waren, moesten ze maar dood! Alsof die oude I hond niet evenveel van deze hield, i Ze vond het heel gemeen zei ze, I met een hoog rood kleurtje van op- j winding, dat haar wel mooi stond. Dit had ze nooit van W. gedacht. 't Scheepje liep allerkostelijkst van i stapel, en hij zegende het toeval, dat hem naar zijn oude moeder had doen gaan, om ra,ad te vragen. Een paan blagen verliepen* Toen j kwam hij met een blij gezicht vertel-1 len, dat de zaak zoo'n beetje in der min- ne zou worden geschikt. Door zijn bemiddeling hij kreeg er een lie ven blik en een klapzoen voor was het leven van de twee minst leelijke wurmen nu al gespaard. Er hadden zich inderdaad nog liefhebbers of lie ver gezegd beschermers voor deze ver drukte onschuld aangemeld. Aan twee was dus gratie geschonken. Maar aan die eene was nou ook waarachtig niks meer te doen. Die was zoo leelijk als de nacht. Elk fatsoenlijk mensch zou zich. blameeren door met zoo'n mormel te gaan wandelen, of door hem zelfs onder zijn huisgenooten te moeten noemen. Dit had hij aan geen doovemansoo- ren gezegd! Neen maar,dat mocht niet, Zou nou dit eene arme wicht alleen van de gratie worden uitgesloten. Dat dier kon het toch ook niet helpen tl at het toeval zijn staart en ooren wat te lang, zijn pootjes wat krom had ge maakt. Als dan niemand die laatste hebben wou. dan zouden zij hem maar nemen. Hé toe. alsjeblieft! Wees nou eens niet zoo akelig ongevoelig. Stel je eens voor dat zoo iets onder menschen voorkwam, en het is toch eigenlijk precies hetzelfde. Zoo quasi stribbelde hij een uur lang tegen het kostte hem heel zijn mannenmoed 60 minuten, voor haar M O E D E R NV E E L D E. Geen vrouw- ter wereld of ze j haar pop steekt het moedertje. groote zus 't kindje op haar schoot voelt weldadige koestering en rijk-) Groote zus en kleine zus zijn opj aanziet is de beste waarborg dat dom wanneer 't kindje in haar ar- ons plaatje aan 't spelen met het j moeder de zorg aan haar gerust kan men rust. allerkleinste kindje. overlaten. In1 elk jong meisje, dat speelt metI De liefdevolle blik, waarmedei door de kleine, doffe ruitjes en laat alles in een onzekere schemering. Het -loopt ook al tegen den avond en zij, die daar op dat. armoedige bed ligt uitgestrekt, kan niet helpen dat die ramen niet zijn schoongemaakt. Ze is al zoo lang erg ziek, dat arme Duitsche vrouwtje, en dat hier, in een vreemde stad, ver van echtgenoot en dochter! Den geheeien dag zag ze bij- pa niemand, want Wolfgang was zel den thuis en met de portiersvrouw kon ze ternauwernood een paar woorden wisselen in die vreemde taal, die haar altijd zoo tergend in de ooren klonk. Ernstig zit een nog jeugdig man aan het bed' van de zieke, bezorgd hare ademhaling bestudeerend. Wolfgang Amadeus Mozart telt nog pas twee-en- twintig jaar; slechts door zijne moe der vergezeld is hij hier te Parijs gaan wonen en nuWat geeft het, dat hij al een paar lessen heeft, dat hij in enkele klingen zijne composities kan ten gehoor© brengen! Zijn moeder, zijn lieve, aangebeden moeder ligt ziek, ligt op sterven. Angstig kijkt hij naai- het afgematte gelaat, waarop zich van tijd tot tijd in pijnlijke trekken de aanvallen van den onzichtbaren vijand, afteekenen. Hoe lang zal het nog duren? Met een zucht wisclit de jongeling zich het zweet van het voorhoofd: het is zoo benauwend, zoo afmattend, die laatste bewegingen van een stervende gade te slaan. Daar buiten gaat het leven zijn ge wonen gang. Luid prijzen straat venters hunne waren, aan, lustig fluit een kwajongen zijn deuntje; 't is of dat alles juist nu nog luidruchtiger is dan ooit. Telkens wanneer het ru moer met wat al te groote kracht van uit de straat naar boven klinkt, buigt Wolfgang zich dichter over zijne moe der, als Wilde hij haar beschermen met zijn eigen lichaam. O, die stilte, die gespannen stilte,' waarop zich het minste' geluid als met reuzentrekken afteekent Onhoorbaar gaat de dèur open. Zwij-1 gend wenkt de portiersvrouw den ach ter haar komende, binnen (e treden: i Mozart's vriend 'Haina staat in het vértrek. ,,Laat mij nu eens voor je oppassen. I Wolfgang; ga jij wat rusten." Zacht maar dringend tracht hij den j treurende/van^het ziekbed weg te voe ren; 't lukt niet. ,,lk wil hij haar blijven, Ilaina, tot, het einde." De aangesprokene durft daar niets j op tegen te zeggen; hij ziet zelf maar al te goed dat er voor de kranke niet meer te hopen valt. ..Zoo ligt ze nu al sinds vijf uur, en 't is nu bij tienen." Leopold," lispt de kranke. ,,Ze noemt vaders naam, zou het af- loopen? -Marianne, Wolfgang." Mozart, buigt het hoofd dichter naar j dat zijner moeder; misschien wil ze nog wat zeggen. O, dat vader er nu niet is, of Marianne. Hij staat zoo heel alleen den slag af te wachten, die hij overtuigd is dat spoedig vallen zal. De zieke begint onrustig te ademen. Korter, afgestootener teilkens, wordt het snakken naar lucht; straks ligt ze weer een oogenblik stil. 't Is of ze her ademt, of de harde trekken, die het lijden en de ontbering in dat gelaat groefden, weggedoezeldworden door een lieve herinnering. Dan, weer plot seling, hernieuwt de dood zijnen aan val. „En dan te denken dat ze dat voor mij deed, Haina, clat ze om mij Salz burg verliet; ik moest iemand bij me hebben, dtye voor mij zorgde in die groote stad, waar ik beroemd zou worden. En wat beeft ze zich niet ai moeite getroost, zich niet opgeofferd! O, 't is vreeselijk, Haina, ik, ik ben de schuld! Telkens onregelmatiger klinkt het hijgen van de stervende; de rustpoo- zen worden steeds grooter. Einde lijk een schok, een laatste krachtsin spanningdan valt het lich&am moe terug: Mozart's moeder is niet meer. Snikkend werpt Wolfgang zich op het lijk van zijn trouwe gezellin, tot zijn vriend hem kalm maar beslist in elen. anderen hoek van de! kamer brengt Buiten is het donker geworden, nacht, 'als in het binnenste van den jongen componist. (Nieuwe Reeks). Gastvrijheid. Gaat het u als mij, dan behoort dat woord onder die, welke aangename herinneringen wekken. Hoeveel' opofferingen, hoeveel kleine attenties liggen niet in dat woord op gesloten. Men heeft gastvrijheid bewe zen of ontvangen, in ieder geval laat zij haar heerlijke herinneringen ach ter, die kleur geven afcm ons dage lij ksch leven van zorgen. Gastvrijheid bewijzen, wie is daarvoor in de aller eerste plaats aangewezen De vrouw. Een man kan gastvrij zijn hij kan steeds bereid zijn om dezen of genen spijs en drank en zijn eigen dak aan te bieden maar te zorgen dat dit alles den gast aangeboden wordt alsof er op z'n komst vooruit gerekend was,als of hij totaal geen extra drukte veroor zaakt, dat is het werk der vrouw. Mag ik .u twee verschillende gezin nen binnenleiden, waar de heer des huizes onverwacht een vriend zijner jeugd meebrengt, dien bij ten zijnent heeft uitgenoodigd. De twee vrienden hebben heel ver trouwelijk op het bureau van den eer sten zitten keuvelen, allerlei vroegere kennissen besproken, gezamenlijke jongensstreken opgehaald en zij heb ben beiden bemerkt, hoe de oude toon weer geheel bovenkomt, ja, plotseling lief stemmetje doof te blijven toen gaf hij zich eindelijk gewonnen, met een gebaar van afmatting als een ver moeid strijder die zich ten slotte na feilen kampi moje»t gewonnen geven, en een andere even begrijpelijke be weging, die moest te kennen geven dat hij voor nu en de toekomst heel de reusachtige verantwoordelijkheid van zich afschoof. 't Hondje werd door het dienst meisje in hoogst ejigen persoon afge haald met aanwending van het kraakheldere boodschappenmandje en een warmen omslagdoek. Nooit had een wicht menschelijk noch dierlijk ,en blijder inkomste. Na een zeer zorgvuldig maal van bussenmelk met geweekte Haagsche beschuitjes kreeg het een ligplaats op mevrouw's schoot. Heel zoetjes ging ze met, hem om. Mijnbeer moest, zoolang zijn rechter arm het uithield, ee» courant houden boven de lichtschuwe oogjes, om na ©indelijke uitputting den linkerarm voor hetzelfde doel aan te wenden. Zij streek het beestje zachtjes met de ten gere witte handjes over het vlossig bruine vel, tot het onderhavige geval lag te kreunen van plezier. Om half tien kleine kinderen moeten niet te lang opblijven werd het minimum hondje in het dito tuintje door een maximum bewaking (mijnbeer, me- I vrouw èn het dienstmeisje met kande- I laar en kaars), uitgelaten. Zeer voor- zichtig werden zijn zwakke passen in I dit donkere ondermaansche e,m tevens tusschenmuursche geleid hetgeen eenigszins noodzakelijk was aangezien het canusje familiarus bij hooge kiezel- steenen en anderszins pogingen deed om omver te vallen. Leuk schommelde zijn dik buikje op de slappe pootjes heen en weer, z'n staart kwam daar als een oud stukje touw achteraan, en aan de voorzijde zocht het bevend, voorzichtig snuffelend snoetje, naar hetzelfde onbekende, waar zooveel ras- genooten blijkbaar naar reikhalzen. Maar toen hij eventjes wat zei in kleine hondentaal piepte hij volgens me vrouw om zijn bedje, en werd hij ijlings teruggevoerd naar warmer en lichtere regionen waar het wél is te verblijven. 't Leelijkste maar ook 't zwakste. Althans terwijl volgens de nieuwsbul letins die mijnheer zoo nu en dan over hun toestand moest publiceeren, de anderen groeiden als kool, bleef dit verschoppelingetje van bet lot in min der gunstige conditie. Hij groeide niet maar werd dof en ziek. De veearts haalde z'n schouders eens op. Niks aan te doen het was de gewone ziekte, en deze ontkwam er zeker niet aan. Trouwens hier was niets aan ver loren. Hoe kwamen de menschen er in vredesnaam toe zóó'n hond tenemen, en hem er bij te halen. Geen honderd ste deel van een ras. Mijnheer wist wel waarom, maar hij sprak er niet van in het openbaar. Hij bad zijn vrouwtje weer plotseling belangstelling zien krijgen voor andere dingen dan het groote gemis, en al lachte hij soms wanneer hij haar den geheeien dag met het sullige jonge dier heen en weer zag trékken, hij liet haar toch ongehinderd haar gang gaan, want hij wist hoe goed die aflei ding voor haar was, 't Was een mid del, geen doel. Zij was van het diertje gaan houden het was inderdaad een voorwerp van. belang geworden in haar ledig le ven. En ze sloofde zich uit om beter schap te brengen. Ook ten koste van een opoffering! Want op een dag dat het heelemaal niet meer ging, liet ze het hondje gauw weer naar zijn moe der brengen, waar' h<*t zéker zou gene zen! Dat wist ze stellig. En daarna schreide ze even, weer in eenzaamheid. Zij was maar tijdelijk plaatsvervang ster geweest! Recht had ze nog ner gens op. Gek, om zoo'n leelijk mormel!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 7