DE MOTORSLEDE.
Moment-Opnamen.
PRIJSVRAAG.
De strenge winter, dien we achter
den rug hebben, heeft zijn invloed oolc
op het sportleven doen gevoelen en als
iets heel nieuws op dat gebied heeft
hij, overeenkomstig den geest des tijds,
een automobiel doen vervaardigen,
welke, in tegenstelling met haar zo-1
mersche collega's, niet op wielen, doch
als een slede op ijzers zich voortbe
weegt.
Op de plaat is dit moderne voertuig
afgebeeld.
De beweging geschiedt door middel I
van een aan de achteras bevestigd i
tandrad, het sturen door een stang, die
door hefboomoverdraging de beide
voorijzers in de gewenschte richting j
draait. Een enkele hefboom veroor
zaakt voor- en achteruitloopen en een i
enkele knop op de stuurstang regelt I
de snelheid, welke tot 40 KM. per uur
kan worden opgevoerd.
De automobielslede bezit haai- be
weegkracht in een benzienmotor van
2 "1/2 paardekrachten, die voor aan de
slede is aangebracht en zijn kracht
door een ketting' op het tandrad over
draagt.
was hij verbaasd' die laan zoo te
vinden als hij het wenschfce. j
De bekwame en ijverige tuinier;
had er die verandering des nachts j
in gebracht.
Eene nóg bewerkelijker en vin-1
dingrijker schatting werd aan den I
smaak van den Koning gebracht
door den Hertog d'Antin, super-in-;
tendant van de Koninklijke gebou-i
wen. Lodewijk had eens wreve-,
lig zijn ergernis betuigd over een j
bosch. dat hem een van zijne ge
liefkoosde uitzichten belemmerde,
en de hoop te verstaan gegeven, i
dat. het eenmaal omgehakt zou wor
den. Niemand wist beter den Ko
ning te vleien dan de Hertog d'An
tin. Bij deze gelegenheid paarde
hij tact aan schranderheid.
Zonder dat Z. M. er iets van wist,
liet hij d'e stammen van al de hoo
rnen in het ergerlijke bosch tot
vlak aan den grond doorzagen, op
zoodanige wijze, dat zij nog ston
den, maar, door er aan te trekken,
zouden omvallen. Hij liet alle be
wijzen van het werk wegnemen,
bond touwen aan de toppen van
de boomen. en verborg meer dan
twaalf honderd man in het bosch,
om op een sein van hem aan de
touwen te trekken.
De Hertog wist op welken dag
de Koning in den tuin zou wande
len. en daarnaar regelde hij zijn
plan. De Koning deed zijne erewo-
ne wandeling en gaf ook weer, als
gewoonlijk, zijn misnoegen over
het gehate bosch te kennen.
„Uwe Majesteit, het bosch zal
weggeruimd worden, zoodra gij
maar wilt, zeide d'Antin.
,,Zoo?" zeide de Koning, ,,dan
maar dadelijk!"
Op dat oogenblik blies d'Antin
schel op een fluitje, en tot groote
verbazing van den Koning en het
vorstelijk gezelschap viel het bosch
als, voor een tooverslag.
Stakkerd.
Voort sleepte hij zich langs de hui
zenrijen.
De dikke regenstralen striemden, op
gezweept door den guren nachtwind,
naar beneden.
Hij had een mandje met eieren in de
hand, die hij van een weldadige me
vrouw had gekregen om naar zijn
zieke dochter te brengen.
Z'n schoonzoon was heele dagen aan
't werk in de fabriek. Van 's morgens
zes uur was ie weg en dan kwam ie 's
avonds thuis. Schaften kon ie niet,
want z'n huisje was te ver van de fa
briek.
En als moeder ziek was, dan rolde
alles zoo'n beetje rond. Maar nou was
moeder al zes weken achter elkaar niet
van bed afgeweest.
En grootvader moest op de kleinste
kinderen passen, de boel schoonhou
den en zoo'n beetje on de kook van
aardappelen met lawaai-saus letten.
De weldadige mevrouw, waar de zieke
vroeger gediend had en waar vader
reeds bij vorige geslachten huisknecht
was geweest, zou eieren geven. Dat had
ze geschreven op een fijn velletje ge
parfumeerd rose postpapier. Grootva
der h^d voor hij 't aanvatte om het
voor te lezen, eerst z'n handen gewas-
schen, zóó fijn was 't.
De dame schreef, dat ze eieren zou
geven en dat grootvader, als moeder
zelf niet weg kon, ze maar moest ko
men halen.
En zoo was grootvader in 't Maart-
weer op weg getogen naar de villa,
een half uurtje buiten de stad.
1-Iij had z'n groene besteedster mee
genomen, maar 't woei te hard om 'm
op te houden.
Toen ie ging had ie wind achter. Dat
(hielp nogal. Hij moest in de mooie
marmeren vestibule wachten en hij
mocht op de bank gaan zitten. Ja ze
ker. Heel voorzichtigjes schoof ie voor
uit op de mooie bank en dronk een
„kom koffie" die de meid hem bracht.
Mevrouw bracht zelf de eieren en
zei dat zijn dochter zich maar goed
versterken moest.
En toen kon ie weer weg gaan; de
besteedster in de eene, de eieren in de
andere hand.
Nou ging 't niet zoo gemakkelijk,
met den scherpen wind vóór.
Langzaam sukkelde hij den weg af,
soms even stilstaand onder een afdak
of zoo, omdat de wind zoo'n min dee
en die striemende regenvlagen.
Maar hij bleef toch nergens lang
wachten, hij moest weer gauw thuis
wezen.
Op 'n hoek van een straat kon ie er
niet meer tegen opwerken. Toen was
ie gescliuiveld tegen de huizenrijen en
had zich stijf tegen een deurpost aan
gedrukt, nog altijd z'n mandje eieren
voorzichtig onder den arm, z'n hand
aan z'n pet, met de besteedster hoog
opgeheven.
'n Krullejongen, stevige knaap, die
er voorbij kwam, kreeg medelijden.
„Kom ouwe, mot je nou hier staan
te versjacherineeren in dat weer? Wat
hé-je daar? Eieren. Goeie boel. Wacht,
ik zei je helpen. Waar mot je heen?"
„Zoo, dat is nog een mooie tippel.
Maar alleen kom je er nooit. Geef op
je eiere. En geef mijn nou maar een
arm, net of dat je met je liefie in de
maneschijn loopt."
En voort ging het tweetal, door
storm en wind en regen.
DICK.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
Laat er zonneschijn zijn in ons hart,
al moeten daarvoor de wolken des
noods met inspanning verdreven wor
den. Dat zonnetje zal vriendelijk schij
nen in onze huiskamer, en van daar
gaat ieder verkwikt, vroolijk zijns
weegs, en de verhoogde veerkracht
deelt zich mee van den een aan uen
ander.
Velen vleien ons steeds, zonder ons
ooit iets aangenaams te zeggen, on
deren zeggen ons steeds iets aange
naams zonder ooit te vleien.
Zoo het ooit gebeuren konde, dat een
blindgeborene, hetzij door een wonoer
of door kunst onverwachts het licht aan
schouwde, van al den rijkdom der na
tuur zou, geloof ik, geen schouwspel
hem prachtiger voorkomen, dan het
verrijzen der zon. Dat langzamerhand
zich verspreiden der duisternis of het
eerste dagen der morgenschemering,
dat verdwijnen der sterren, zonder een
spoor van haren weg achter te laten;
dat onmerkbaar vormen aannemen der
voorwerpen, dat zich bekleeden met
kleuren, zonder dat men weet van waar
zij komen, dat rood worden der lucht
die van lieverlede ontvlamt, totdat de
ronde schijf schoon en luisterrijk te
voorschijn treedt aan de uiterste gi en-
zen des hemels, is een betoovering, een
wonder, een ontzag-inboezemend ver
schijnsel, dat misschien in geheel de
schepping zijns gelijke niet heeft. Dan
valt de Brahmaan aanbiddend neer in
het stof op den drempel zijner woning
aan de Ganges, dan stamelt de wilde
Peruaan zijnen dank uit in de eenza
me woestijn, en offert ook de geblaker
de Egyptenaar zijne hulde bij de kla
terende vallen van den Nijl. Opgeklaar
de denkbeelden hebben er voor ons het
ontzettende van weggenomen, onver
minderd het genot, dat ons te levendi
ger aandoet, naarmate meer oogen zich
aan den heerlijken aanblik wijden. In
gewichtige oogenblikken van het leven
is het als ware de zon den mensch
meer nabij, als vergezelde zij hein;
haar verdwijnen ontneemt hem den
moed, haar wederverschijnen hergeeft
hem dien, en vervult de harten met
vreugde, gelijk de natuur met licht.
Zijn er mannen die een vrouw van
zielskracht zwak maken, er zijn ook
mannen, die eene zwakke vrouw sterK-
te geven alleen door hunne tegenwoor
digheid, en zelfs in de oogenblikken
dat zij zeiven het zwakste zijn, hoe
komt dat? Door de innerlijke ovei tui
ging of door de vroegere ondervinding,
weet een vrouw altijd, welke houding
haar het meest verheft in de oogen van
den man dien zij liefheeft, welke hou
ding hij vordert zonder zelfs den eisch
uit te spreken als voorwaarde van cue
hoogachting, die een edele liefde ver
sterkt en duurzaam maakt, en zonder
onderzoek, alleen door de ingeving
van het hart, vindt zij de kracht om
zich ten minste te toonen, wat zij voelt
te moeten zijn.
Weemoedige ernst vervult ons nij
den aanblik van gevallene pracht en
voorbijgegane heerlijkheid. Hoe mser
verheven zulk een voorwerp eenmaal
was en hoe meer schitterende de glans
die afstraalde van zijn lotgevallen, des
te somberder daarbij ons gevoel en
des te dieper worden wij er door ge
troffen. Zoo gaat de wandelaar achte
loos het gras voorbij, dat een vorige
voetganger heeft vertreden, maai' wijdt
een treurigen blik aan dén eik, dien
in den laatsten nacht een bliksemstraal
ter neder sloeg. Van verwondering op
getogen, meet zijn oog die verbazende
reuzengestalte, terwijl zijn geest met
dankbaren weemoed de verkwikking
herdenkt, die hare schaduw hem in
warme zomerdagen bood en met hui
vering zich de ontzettende natuur
kracht voorstelt tegen welke dit tiot-
sche gevaarte niet bestand was.
WETENSCHAP.
Om krom geworden spijkers recht
te maken, kan men gebruik maken
van een tang, die er uitziet als op het
plaatje is afgebeeld. In de tang zijn
twee inkepingen a b aangebracht, die
elkaar raken, als de tang gesloten
wordt. Daarin legt men den spijker
en maakt hem door dichtknijpen van
de tang recht.
Spreekwoorden, aan de rund
veeteelt ontleend.
Veel koeien, veel moéien. Die de
koe toekomt, vat haar bij de horens.
De koe weet niet, waartoe haar de
staart dient. Het is de koe vergeten,
dat zij kalf geweest is. Men mag de
koe melken, men moet haar niet de
spenen aftrekken. Als 't hek van den
dam is, loopen de koeien overal. Als
men de koe verkoopt, raakt men bet
uier kwijt.-Bedrieg een melkkoe, zij
zal u weer bedriegen. Dat zijn de
koetjes die hij melkt. De koeien eten
met vijf monden. Men noemt geen
koe bont, of er is wel een vlekje aan.
Die door geen reden zich laat leiden,
gaat bij de koeien in de weiden. De
koe, die veel melk geeft, stoot ze wel
eens om. Die pleit om een koe, geve
er liever één op toe. Een arm man
verliest zooveel aan een koe, als een
rijke aan zijn kind. Een goede koe
heeft wel eens een kwaad. kalf. Een
koe is een wandelend botervat. Een
vette koe laat wel eens een mager
testament na. Er zijn veel koeien, die
blaar heeten. Het is goed dat kwade
koeien korte horens hebben. Plet is
in de grootte niet gelegen, anders zou
de koe de haas wel vangen. Hij be
looft koeien met gouden horens. Hij
heeft het grootste gelijk van de ossen
markt en neemt alle koepooten tot
getuigen. Plij is zoo vlug als een vo
geltje dat koe heet. Ilij is zoo wijs
als zeven koeien; Hij praat over
koetjes en kalfjes. Kleine koeien heb
ben ook horens. Koeien, die het
meest loeien, geven de minste melk.
Men moet 'geen oude koeien uit de
sloot halen. Vreemd koetje maakt
vreemd kalfje. Daar komen zoowel
kalveren als koeien aan de markt.
IPet kalf is op een oor na gevild.
St. Juttemïs, als de kalveren op het
ijs dansen. Hij staat er bij te kijken
als het kalf bij den melkemmer.
Zonder water kan geen kalf verdrin
ken. Hij loopt er tegen in als een
bul tegen een onweersbui. Armoede
op stal, armoede overal. Vroeg in de
weide, vroeg vet. Die goed voor zijn
vee zorgt, zorgcl goed voor zichzelven.
Goede verzorging is de beste veearts.
Mager vee geeft magere mest.
ken kon, en sedert niets meer van zich
heeft doen hooren, moet hij natuurlijk
dood zijn. Hij was ongeveer 35 jaren
oud en een democraat. Wellicht
wekt deze aankondiging hem weer
in 't leven.
Een vreemdsoortige mailing.
Een New-Yorksc.k blad behelst de
volgende aankondiging van zijn uit
gever.
„Gestorven." Een onzer jonge vrien
den, Bacon genaamd, vroeger te La
Crosse, thans té New-Jersey geves
tigd, is dood. Hij leende voor vier
weken vijf dollars van ons en beloofde
dat hij binnen vier weken zou terug
betalen, als hij in leven bleef,
Daar hij een gentleman was en een
man op wiens woord men staat ma-
Een fluitist.
Met den beroemden Franschen criti
cus Boileau waren eens twee broeders
aan tafel, die de kunst van „opsnij
den" meesterlijk verstonden.
Voortil prezen zij hunne talenten
voor dicht- en toonkunst. ..Ik maak
verzen," zeide de eene. „En ik zet
er muziek op," sprak de- ander. „En
ik fluit er bij," hernam Boileau.
Verdi en de ontevreden boer.
Van den onlangs overleden componist
Verdi wordt het volgende aardige
staaltje verteld:
Een boer was verlangend om eens
eene opera van den beroemden com
ponist te hooren. Dus spoorde hij naar
Milaan, nam eene goede plaats in den
schouwburg en hoorde „Aïda".
Hij was echter zeer teleurgesteld en
schreef aan Verdi dat de muziek hem
volstrekt niet bevallen was en hij dus
hoopte, dat Verdi de billijkheid zou
inzien van hem zijn geld terug te ge
ven. Hij sloot er een rekening bij in
van zijne spoorvracht, zijn toegangs
kaartje en zijn avondeten te Milaan.
De oude maestro nam dit van de
grappige zijde op. Hij schreef een be
leefden brief terug, betuigde zijn leed
wezen, dat zijn muziek niet in de.,
smaalt was gevallen, en sloot er lm
bedrag voor de spoorvracht en den
prijs van het toegangskaartje bij in
Maar hij voegde er bij, dat, aangezien,
de boer zijn avondeten wel thuis had
kunnen gebruiken, hij de billijkheid
van dit gedeelte zijner reclame nirt
kon aannemen, en hij bepaald weiger
de voor zijn avondeten te Mi lac n te
betalen;
Een wensch.
Een vioolspeler die heel stijf en ge
voelloos speelde en daarbi j zeer ij dol
was, wilde een zijner vrienden ainu-
seeren met verscheidene sonates, na
wier uitvoering hij uitriep: ,Zij zijn
heel moeielijk!" „Ik wenschte, zeide
zijn vriend, dat ze heel en al gnmoge-
lijk waren."
Paarden die van vruchten
leven.
In Egypte worden de paarden van
den Khedive grooten deels gevoederd
met krenten, in plaats van haver, en
men zegt, dat zij daar zeer sterk van
worden. Een officier, die op zekeren
dag een bijna ongeloofelijken
met zijn paard gereden had, hi
klaard, dat het geheim, hoe he
op het einde van den rit nog r
moeid was, daarin bestond,
het aan elke halt een half pon
ten, in plaats van haver, had g
In Smirna worden paarden,
muildieren en ezels met de v:
en bladeren van den vijgeboon
derd, en zij geven daaraan de vi
boven elk ander voeder. Op een
de West-Indische eilanden in
heid Jamaica en Barbados
niet alleen paarden, maar
soort van vee gevoerd met de
toppen en de uitgeschoten ge
van het suikerriet, en in overv
jaren met bananen. In Can:
sommige streken van de Veri
Staten werden in het vruchten
de paarden gevoederd met afge
appelen, die zij liever eten dan
der voeder. In Queensland, New
Wales en Tasmania zijn die
wone voeder van paarden en
verleden zomer werden de varl
Tasmania met perziken gevoe
Meestal houden dieren veel va
inige vruchten, inzonderheid v
pelen; die houden hen gezond i
I fraaien hunne huid. In Noorweg
den de i^aarden met haverme*
gevoederd, en de Noord-Amerika
Indianen voederen de hunne in i
I termaanden met boomschors,
i heetste streken van Arabië is de
palm de ©enige plant, die er gre
i daar worden de paarden met
gevoederd.
Een woord van Agass
I De beroemde dierkundige Agasi
I eens genoodigd bij een bankier
de fortuin bijzonder genadig h
I dacht. Onder het dessert deeld
hem vertrouwelijk mede dat lii;
heen ook veel werk van de nati
tenschappen liad gemaakt, ma:
ge.ns zijn drukke bezigheden die
er aan li ad moeten geven. Hij 1
met groote zelfvoldoening te z
„Ik hen bankier geworden, en r
ik wat ik hen."
Daarop begon Agassiz hem oc
levensloop te vertellen: dat zijn
hem op een bankierskantoor
doen, doch dat hij hem had vern
om hem "nog een, en toen wee
en eindelijk nog een derde jaar
ten studeeren en dat door zijn v
ding zijn loopbaan was bepaald
zoo ziet gij, waarde gastheer", e
de Agassiz, „dat, ware ik toen
minder standvastig geweest, ik
j maar een bankier zou zijn."
Op onze vorige prijsvraag waren 12
antwoorden ingekomen. Het beste
leek ,ons dat van den Heer T. A.
DONNEE, Kleine Houtstraat 62, het
geen we hieronder in hoofdtrekken
laten volgen. Voor de duidelijkheid
drukken wij hierboven nog eens de
afbeelding waarvoor een bijschrift ver
langd werd, af.
't Is ongeveer vier uur 's namiddags,
er heerscht een bijzondere drukte in
Londen's straten. Iedereen spoedt zich
naar Reuters-bureau, elk is benieuwd
iets uit Zuid-Afrika te vernemen, de
moeder van haar zoon, de kinderen
van hun vader, .het meisje van haar
beminde. Reeds hebben zich velen op
't voorplein verzameld, 't is een alge
meen gekrioel van menschen. Ook
een vrouwtje uit een naburig plaatsje
waagt het een kijkje op 't plein te
nemen, ook zij is benieuwd hoe
Eduard's dapperen 't maken. Zouden
zij eindelijk die gehate Boeren hebben
overwonnen Zie dat meisje daar
staan, haar beminde trok ook uit.
Mij darling zeide hij, ik keer spoedig
weer en zal u dikwijls schrijven. Maar
ach, zij heeft al zoo vaak naar tijding
uitgezien, naar tijding die maar niet
wilde komen, en nu is zij ook weer
gegaan met och, zoo weinig hoop op
goeden uitslag. Laat het haar een
troost zijn, al is 't ook een zeer schrale
dat zij niet de eenige is, die door den
oorlog zoo diep ongelukkig isgeworden.
Zie slechts dat moedertje daar ginds,
die zou u kunnen vertellen van
haar zoon, haar broodwinner, die ook
te velde toog, toen die ellendige oor
log uitbrak. Vele maanden zwierf hij
in Zuid-Afrika rond, werd vervolgens
gevangen genomen en zat langen tijd
in den „tronk" te Pretoria; 't oudje
weent als zij 't n vertelt. Wie weet
of van die jongens daarginds de vader
ook niet in Transvaal is gesneuveld,
of hopen zij nog op betere tijding?
't Duurt lang, zou Reuter te Pretoria
of Kaapstad Londen vergeten heb
ben, of eischt 't zooveel tijd nieuwe
leugens te verzinnen? Doch zie, daar
komen de bulletins reeds aan en be-
geerig klinkt 't overal „I., I.", (in 't
Eng ik.) Iedereen wil er een hebben,
terstond begint men ze te lezen en
nog eens te lezen-, maar helaas, ze
zijn weer niet al te rooskleurig voor
Engeland. Want Reuter seint weer
nieuwe heldendaden der Boeren met
de Wet aan het hoofd.
Doch gelukkig zijn er ook betere
tijdingen. French kon aan Kitchener
melden, dat er een aantal muilezels
en trekossen zijn buitgemaakt, en de
Engelsche generaal geeft aan't voordu-
rig regenen de schuld dat hij met zijn
dapperen nog niet meer „schitterende
overwinningen" behaald heeft. Ook
hebben 10ÜO Italianen zich te Ant
werpen ingescheept, om zich naar
Zuid-Afrika te begeven en tegen 't
dappere Boerenvolk te gaan strijden.
Is dat nu onzijdigheid vragen wij ons
af? O, gouddorst, wat hebt gij toch
een ellende teweeg gebracht, hoevelen
zijn er niet in rouw gedompeld, hoe-
vele vrouwen zijn er weduwen gewor
den, hoevele moeders treuren oyer
't verlies van hunne zonen.
Neen nooit zult gij 't dappere Boe
renvolk, 't moedige Transvaal over
winnen, want men zal blijven vechten
tot. den laatstee man om ten slotte
Bismacrks woorden „Zuid-Afrika is
de ondergang van Engeland" tot
waarheid te maken.
Laten wij dan Nederlanders
onze dierbare Koningin Wilhelmina
eeren, want door aan den grijzen pre
sident Kruger een oorlogsschip, de
fiere „Gelderland", aan te bieden heeft
zij een daad verricht, die haar bi
alle andere Vorstinnen en Vor
verheft.
Zoo'n Koningsvrouwe komt et
roem toe en roepen wij daarom
volle borst
Lang leve Koningin Wilhelmii
Wij vertrouwen dat de Boerei
zegepraal zullen behalen wam
strijden voor een heilig doel n.l.
hun zoo dierbaar vaderland te bel
den, terwijl Eduard's soldaten veel
voor geld, om geld. Engeland,
handelwijze is laf, uw eer is gesel
den, uw leger zal niet overwinne
Als wij terugdenken aan James
inval dan zien wij hoe dapper
Boeren zich ook toen hebben ve:
digd, en daarom kunnen wij ook
weder vertrouwen dat zij zich nimi
zullen overgeven.
Neen Albion, gij kunt een tij dl
ons de oogen verblinden door
schijn van macht, maar de kr
gaat zoolang te water totdat ze be
De prijs ligt Maandag a.s. tussc!
2 en 3 uur aan ons bureau Kami
singel 70, ter beschikking van 2
winner*
Onze nieuwe prijsvraag luidt:
Wie weet het grootst aantal
drukkingen te geven ontleend
de jacht?
Oplossingen worden ingewacht
en met Woensdag a.s.
Als prijs loven wij uit een
PENPIOUDER.