de en hem met. een spottend lachje na keek. Met de snorpunten recht in de lucht richtte hij zich op zijn keizerlijke beenen omhoog en liet den koperen klopper zwaar galmen door de een zaamheid. Knarsend draaide de groote deur op haar hengsels. Een oogenblik huiver de de Keizer toen stapte hij vastbe raden in de grauwe oorden waartoe de poort toegang gaf. Maar eensklaps hoorde hij een diepe mannenstem die zwaar klonk door den nacht: Wat bracht u hier, gij mensch van vleesch en been? Verbaasd zag de witte kurassier op. Wie heeft recht om mij hier vra gen te doen? En wie durft mij nog een mensch van vleesch en been te noe men? In de duisternis was een gegrinnik. Vergeving, Majesteit, murmelde toen de zware stem weer. Wij zien dat gij goed dood zijt. Maar vergun ons te vragen waarheen uw tocht, leidt. Wij kunnen toch niet hopen dat uw reis lust dermate is gestegen dat gij haar uitstrekt tot deze onderwereld? Of heb ben wellicht uwe trouwe Brandenbur gers u hierheen geëxpedieerd? 't Kan verkeeren Zwijg, vlegel, beval de Keizer. Zeg mij de plaats waar ik behoor, waar de gekroonde hoofden huizen, die. vielen door het staal van een sluipmoorde naar, opdat, ook ik mij als martelaar onder hen begeve Toen zweefde er een lange schim voor den Keizer uit en deze volgde, den wit ten mantel huiverend om zich heen ge slagen. Maar nog even was achter hem de schrandere kop van den veerman opgedoemd' in de duisternis, grinne- kend van genoegen, den wijsvinger be- teekenisvol tegen het voorhoofd. Na een langen tocht tikte de schim drie keer tegen een bronzen deur. On hoorbaar vloog deze open. Uw dienaar. Majesteit, fluisterde de gedaante en verdween. De opperste oorlogsheer stapte in kaarsrechte mili taire houding over den drempel. Het was een naar schouwspel dat zij ne oogen zagen. Ettelijke gedaanten zweefden rond in het halfduister. Vreemde ouderwetsche kleedij tooide de lichaamlooze schimmen en elk droeg aan de zijde het werktuig, waarmee de hand van een dweper of een huurling hem trof. Het waren de menschen die op aarde hoog verheven, eensklaps van hun voetstuk waren getuimeld en die nu als de martelaren van hun vorsten- bestaan, hier hun schimmenie ven doorbrachten. Geen geluid; onderbrak de doodenstilte die hier heerschte. Ook schrikte de Keizer van zijn eigen stem toen hij naar voren tredend en met mi litair saluut de hand aan den helm brengend, luide riep: Guten morgen, mijne broeders Verbaasd zagen de schimmen op. Langzaam kwamen ze aanzweven, de een in de zwierige kleederdracht van de zeventiende eeuw met de krullende lokken hegraven in den kanten kraag, de ander in de nauwsluitende solda- tentenue onzer dagen, dat was wijlen Umberto van Italië en zijn donkere oogen zagen vreemd op toen zijn vroe gere wapUenbroeder zoo martiaal voor hem stond. Maar geen van de schim men zeide iets tegen den Keizer. Wel kon deze verstaan wat door hen onder elkander werd besproken. En geheel overbluft, zoodat zijn krijgshaftige snorren vreemd stonden bij zijn ver balderde oogen, bleef hij staan en hoor de bet murmelende gesprek der schim men. Wie is deze, koning Umberto? vraagde de kalme bezadigde figuur van den Zwijger, die in zijn beroemden tab berd gehuld, het kalotje op den schran- deren schedel, nader was gekomen. Wie is deze, onze nieuwe broeder? Een machtig potentaat, prins Wil lem. antwoordde de Koning. Een machtig oorlogsheer, die regeerde over honderdduizenden van krijgers en een wonder is het dat hern, den geduchten, de hand van den moordenaar heeft be reikt. Wat heeft hij gedaan in zijn vor stenleven? vraagde weer de kalme stem van den prins, Hij heeft alle landen bereisd, prins, hij heeft herten gejaagd in Noor wegen en hij heeft zijn tenten opge slagen in het Heilige Land, zoodat zelfs de beheerscher der ongeloovigen zijn vriend is. Hij heeft zijn leger ver meerderd en hij heeft gedichten ge maakt die klonken als een klok en hij heeft met de gepantserde vuist de lang- staartige Chineezen met den dood ge dreigd, terwijl diezelfde vuist, onge pantserd natuurlijk, reclameplaten heeft geteekend over het Gele Gevaar. Ook heeft hij prachtige speechen afge draaid en hij heeft liederen gecompo neerd en hij houdt veel van het oude Wilhelmus. Ten slotte heeft hij het druk gehad over de zee en het water waarop zijn toekomst lag. De Zwijger staarde fijntjes glim lachend voor zich uit. Wat heeft hij gedaan voor zijn volk, Koning Umberto? vraagde toen de zwierige gedaante van een Fran- schen Koning en welwillend streek hij met de hand over den korten baard en knevel. Heeft hij gezorgd dat ieder van zijn onderdanen een hoen in de pot had, des Zondags? Dat betwijfel ik, llenri IV, lachte de koning. Ik vrees dat het hoen uit den pot is gebleven onder zijn regee ring. En men fluistert dat hij slecht overweg kon met zijn volk in de laatste jaren. Men beweert dat hij de smalle gemeente die zich niet naar de groote hanzen wou voegen, al te vaak heeft gedreigd met 't tuchthuis. Ook kon hij 't niet te best eens worden met zijn on derdanen over de zaak van den ouden president. Wat is dat dan? vroeg de prins. En ook een zwartgerokte heer stak nieuwsgierig het hoofd uit, dat was Carnot geweest. Ja, enfin, hij heeft dien ouden man onbeschaamd de deur gewezen, toen deze om hulp kwam vragen voor zijn vertrapt en mishandeld volk. Fi done, spuwde Ilenri uit. En de Zwijger en Carnot keken verontwaar digd naar den kurassier, die maar al tijd verbijsterd stond te kijken. Ik had hemi om de waarheid te zeggen en naar wat ik van hem hoor, toch maar liever niet hier. Toen drong ineens de gedaante van den spottenden ouden veerman door de schimmen naar voren. Dat is ook niet noodig, Sire. Want eigenlijk gezegd, of de man niet recht zuiver in zijn hersens is, weet ik niet, maar ik weet wel dat hij niet dood is. Maar een van mijn dienaren die op aarde verkeert, heeft mij gezegd dat een kwajongen hem met een stuk ijzer heeft gegooid en dat liet hem nu in zijn bovenkamer is geslagen zoodat hij zich verbeeeldt een martelaar te; zijn zoo goed als de doorluchtige heeren die hier zijn vergaderdmaar het is niet waar, en hij heeft er enkel een schrammetje van overgehouden Wacht, ik zal de heeren laten zien dat zijn volk nog lang pleizier van hem kan hebben, grinnikte de oude. En toen zweefde hij naar den Keizer en trok hem pijnlijk aan de opgedraaide snor ren Vloekend wilde de allerhoogtse oor logsheer zijn sabel trekken. Maar zijn hand sloeg tegen den rand van het bed. En hij bevond dat hij nog springle vend was en geen martelaar. Toen lachte Zijne Majesteit als een boer die kiespijn heeft Brand te St. Petersburg:. Een ontzettende brand heeft een stadswijk van St. Petersburg, Wladi- caucasa geheeten, in de asch gelegd. De brand breidde zich uit over de munt, waarin de machines onbruik baar werden gemaakt. Een gedeelte van het gebouw werd mede een prooi der vlammen. Hier wordt de schade alleen op 600.000 roebel geschat. Dure aardappelen. Aan een der botanisch© instellin gen t© Amsterdam kwam een. jong tuinbouwkundige binnenloopen, die, volgens zijn eigen woorden., de stad „plat" had geloopen voor een d'ozijn knollen van. Solanum. tuberosum, dire nergens te krijgen zijn. „Ten einde raad, kom ik hier, ik moet ze hebben, wat de prijs ook moge zijn. Kunt u mij helpen?" vraagt hij aan den' chef. Deze, zijn lachen bijna niet kun nende bedwingen, antwoordt, dat hij het niet weet, maar vermoede lijk zou een der bedienden hem aan het gewemsehte kunnen helpen. Deze wordt geroepen en. hem met een knipoogje gevraagd of hij; mijn heer X. ook aan een dozijn knollen van Solanum, tuberosum kan hel pen. ..Zeker", zegt d!eze, ,,ik zal ze mijnheer wel brengen." „Gelukkig roept de jonge tuin bouwkundige verheugd uit, „ver tel mij eens vriend, wat kosten ze?" „Oc-h mijnheer, ik zal het met u schikken, vijf en twintig cent per stuk." „Heel goed, hier zijn drie gul dens"en daarvoor kreeg hij 's avonds twaalf aardappelen thuis!! Gestorven aan geestdrift. De „Midland News" deelt het volgende mede „De bedreigde aanval op Somer set Oost op Zondag: had1 een zeer treurige gebeurtenis ten gevolge. De heer J. C. Low, een van de on derwijzers aan de Gill College School, een geestdriftig lid van de stadswacht, ging te paard naar zijn, post in de loopgraven, toen de bui tengewone opgewondenheid zijn hart aantastte, dat altoos zwak was, en hij moest terugkeer en naar huis. Hij werd naar het huis van een vriend genomen en zorgvuldig ver pleegd, doch herstelde niet en over leed Maandagmorgen." Jammer voor de Boeren, dat er geen epidemie van zulke doodelij- ke militair© geestdrift onder al die would-be en echte soldaten in Zuid- Afrika uitbreekt. Lieve kinderen. Te Marseille schoot een zoon zijn vader, die gereed stond om met zijn a. s. tweedei moeder naar het stadhuis te gaan, dood1. Te Buchare-st vermoordden twee jongens, achttien en zeventien jaar oud, hun moeder, mevrouw Islatoff, een Russische, die voor de tweede maal was getrouwd en eerstdaags weer moeder hoopte te worden. Zij wierpen daarop het lijk in de rivier d!e Pruth. Knoeierijen. De „Daily Express' meldt dat men in Engeland knoeierijen ontdekt heeft, waarvan verschillende banken slacht offers geworden zijn. Het bedrag moet zijn ongeveer 200,000 ponden. China in 1866. ,,Nu op het oogenblik de Chineesche quaestie, na de Afrikaansche vrij wel „de topic of the day", de gemoederen in spanning en zoowel in de oude als in de nieuwe wereld de aandacht steeds bezig houdt, is het misschien den lezers van. dit blad niet onwelkom een eu ander wetenswaardigs omtrent dit groote Chineesche Rijk te verne men. „Het land is volstrekt niet zoo „ar- riéré" als de meeste menschen wel rneenen," (schrijft het ..Bataviaansch Nieuwsblad" reeds in 1895) en als men leest welke interessante bijzonderhe den op een eenige jaren geleden gehouden vergadering van het Aard rijkskundig Genootschap te Bordeaux door een fijn beschaafd, welopgevoed en zeer ontwikkeld Chinees omtrent zijn vaderland zijn meegedeeld, dan komt men tot de conclusie, dat dit Barbaren-Rijk zooals men het noemt, niet precies door onbeschaafde barba ren (antagonisten der Westersche be schaving) bewoond wordt. Au con traire. De heer Li-Tsjoa-Pee toen ter tijde attaché hij het Chineesche ge zantschap te Parijs deelde o. a. mede dat reeds sinds 1866 inrichtingen voor het onderwijs in de Fransche, üuitsche, Engelsche en Russische ta len in China bestonden. De Chineesche Keizer (de toenmalige; was op 24-jarigen leeftijd aan het Fransch begonnen en ook druk bezig zich te oefenen in het Engelsch. In al de groote havensteden van het Chi neesche Rijk is er naast een instituut, voor de beoefening der vreemde talen, een Academie van Wetenschappen en te Canton vindt men zelfs een school voor de zeilvaart met een speciale af- deeling voor de samenstelling van torpedo's. De onderkoning van Pé-tsji-li heeft een geneeskundige school ingericht, die geheel en al geschoeid is op de leest der Europeesche inrichtingen van dien aard. Te Tientsin is er een school voor telegraphie en een andere voor de op leiding van het spoorweg-personeel, waaraan een groot aantal Europee sche leeraars werkzaam is. Ook het leger heeft in de laatste ja ren een belangrijke verandering on dergaan. Te Peking zijn 13.000 goed geoefende,: behoorlijk uitgeruste sol daten, gewapend en gedrild volgens Europeesche manier. Het geheele Chi neesche leger telt 1.400.000 man en is voorzien van 581 Kmpp-kanonnen. In Mandsjoerije en Turkestan zijn goed gewapende en goed georgani seerde legercorpsen. De vloot bestaat uit twee eskaders: het Noordelijke en het Zuidelijke. De schepen hebben een vaart van 10 tot 15 knoopen. China is in staat om zelf zijn wape nen' eu ammunitie te maken. Er zijn 15 arsenalen, welker producten niets te wenschen overlaten. Steeds worden er een aantal werklie den naar België gezonden om opgeleid te worden in de ateliers van Cockerill, en bij hun terugkomst worden deze in de Chineesche arsenalen tot opzichters aangesteld. Peking is met al de provinciën, zelfs over Mongolië, verbonden door tele graaflijnen en. de munten worden ze slagen als de Europeesche, volgens het decimale stelsel. Daar de Chineesche godsdienst ver biedt, dat de geldstukken het beeld des Keizers dragen, vertoonen deze aan den eenetn kant de fignur van een draak en aan den anderen den naam des Keizers. Dertig jaar geleden (dus in 1836) wa, ren er slechts vijf havens voor de Eu ropeanen geopend, thans in 1866 is dit met twee en twintig het geval. Er zijn langs de Chineesche kust hon derd vuurtorens en gaandeweg vier honderd firma's gekomen, die handel drijven met het buitenland, en vijftig vreemde huizen die er zich gevestigd hebben, waarvan de helft Fransche, houden zich hoofdzakelijk met invoer- handel bezig. De Chineezen haten den oorlog omdat zij deze mensch enslach- tingen", zooals zij ze noemen, immo reel en slecht vinden. Helden van het zwaard" zijn in China niet geëerd of in trek en een „roemrijk!!' veldheer als Kitchener zou bij de zonen des he mels in minder aanzien staan dan de beul, die een afgrijselijk vonnis op een misdadiger ten uitvoer brengt. Deze krijgshaftigheid van dit zoo bij uitstek vredelievend volk is echter meermalen oorzaak geweest, dat zelfs in oorlogen, waarin de tegenpartij minder goed gewapend en niet over „gedrilde" schapen kon beschikken, de, Chineezen steeds, het onderspit delfden en overwonnen werden. Het -vreemdste en merkwaardigste in dit geval is ech ter, dat, als de „Zonen des hemels" overwonnen werden, de overwinnaars zich in de natie der Chineezen, dus in die van het overwonnen volk, oplos ten! De weinige Mandsjoes, die nog, hier en daar verspreid, in China ge vonden worden en die min of meer hun nationale eigenaardigheden en woonten hebben bewaard, worden be handeld als... slaven! van het Hof. De opvolgers der Mandsjoe-verove- raars regeeren thans over China en toch bestaan er, zooals gezegd, eigen lijk geen Mandsjoes meer in China. Zelfs de Mandsjoe-taal geraakte hoe langer hoe meer in vergetelheid, hoe veel pogingen er ook aangewend zijn om haar uit een wetenschappelijk en politiek oogpunt te handhaven, en wel dra zal die taal niet anders meer zijn- dan een dialect voor de laagste klasse in Midden-Azië. Maar vredelievend of niet, China is gedwongen geweest den handschoen het door zijn kleurlingbroeder Japan Toegeworpen, op te rapen en een oor log te beginnen, die- met een desaster voor China eindigde. Japan heeft China toen een lesje ge geven dat het eeuwig heugen zal. En nauwelijks is dit bloedig drama afge speeld en het arme beproefde land eenigszins tot rust gekomen, of zie daar komen de beschaafde „horden" de ge stilde soldeniers aangesneld, door de groote Christelijke Mogendheden uit gezonden ter verbreiding van bescha ving en verlichting onder de onweten de heidensche drommen. De beschaaf de krijgers van nieuwe en oude wereld rooven, plunderen en moorden naar hartelust, aiujd in naam der bescha ving en tot heil der onwetende heiden sche menschheid! En thans dwingen de gecoaliseerde srroote Mogendheden als zoete kinderen tijdelijk met elkaar één lijn trekkend met het zwaard het arme llemelsche Rijk naar hun pijpen te dansen (zooals men 't noemt) en trachten - cteeds in het belang der beschaving de arme geplukte staart dragers „het vel over de ooren te halen. De wereldvrede zal, vrees ik, nog we geruimen tijd tot de vrome wenschen blijven behooren, helaas! Olifanten op reis. Het Engelsche militaire blad „Re giment" vertelt het een en ander over de olifanten-brigade in Britsch-Indië. Voor iemand, die goed bekend is met de hoeveelheid' arbeid welke de olifanten kunnen verrichten, is het moeilijk hun niet naar waarde te schatten, maar men: moet niet denken, zegt „Regiment", dat hun waardie: afhangt vani natuurlijke eigenschappen. Deze is geheel af hankelijk en te danken aan. de wonder baarlijke behendigheden der inboorlingen in het africhten der zware beesten, en in het doen be dwingen van hun natuurlijke nei gingen. Die bekwaamheid kan niet genoeg geprezen worden. Toch zijn aan het omgaan met olifanten ook moeilijkheden verbon den, waarvan niet de geringste is, die om ze te vervoeren. Van huis uit is een olifant niet heel slim beweert genoemd blad verder maar men kan hem- merkwaardige dingen, lee-ren, en; dan zijn zijn kracht en volharding van veel waarde. Hij moet echter voortdurend een behendig leider bij zich hebben. Tot zelfs het instappen in een spoorwagen, waarmee hij vervoerd moet worden, rrfoet hem aangege ven worden. Men slaat dan een strik om een zijner voorpooten, en een rij inlanders gaat dan aan het touw trekken om hem; duidelijk te maken, dat hij. dien noot moet ver zetten om) den eersten stap in den wagen te doen. Is dit gelukt, dan volgen, die an dere stappen vlugger. Nog meer moeite kost het den olifant kalm, te houden als d'e. wagen voortgaat. In zijn ongewoon verblijf is het beest toch al wat onrustig, maar komt daarin, beweging, dan, wordt het hang en het vreemde geval is, dat al maakt hij voor de honderdste maal1 een rit in ©en spoorwagen., de; olifant'nog .even onrustig1 is als bij den eersten keer. Hij steekt zijn snuit omhoog en doet een geluid als dat van een trompet hooreni, hij zou den wagen gaarne verlaten en "komt niet tot kalmte voordat deze. weer stilstaat. Nog lastiger is het, om olifanten over zeer te vervoeren. Zij worden opgeheschen om aan boord ge bracht te worden, en. dan spartelen zij met pooten, snuit en zelfs met hun staart. Eenmaal aan boord wennen z;: als zij, maar niet de zee om zich heen kunnen zien. Om ze van het schip af te krijgen wor den ze eenvoudig te water "elaten Zij zwemmen dan gaarne, naar het strand', al ligt dat mijlen ver. Kwade Reismakker. Pedrito Perez, een liefhebber van stierengevechten, is op reis naar Valen cia van deze tourmanie genezen. De stieren worden n.l. in bijzonder nauwe hokken in spoorwagens, ver voerd. Pedrito Perez, die te Saragosa was en naar Valencia wilde om het stierengevecht bij te wonen, besloot in een dier ledige hokken te kruipen en zoo de reis kosteloos mede te maken. De trein stond reeds voor vertrek ge reed, het laatste sein werd gegeven, toen Pedrito bliksemsnel door het bo venste gat in een der hokken sprong, die hij voor ledig hield. Maar tot zijn ontzetting kwam hij op een slspenden stier terecht, die dade lijk ontwaakte, opsprong, begon te snuiven en te brullen en den man met zijn hoorns trachtte te dooden. Pe drito vluchtte achter den stier, daar hij, omdat het dier zich niet omkeeren kon, zich op die plaats het veiligst in de nauwe ruimte waande. Des temeer trappen kreeg hij echter en toen de trein aan het volgende station stil hield en men op zijn hulpgeschreeuw den wagen opende, haalde men den ongelukkigen passagier bloedend en met vuil bedekt, uit het hok te voor schijn. Een Wijnzaak. Dezer dagen werd een merkwaardige zaak voor de Amsterdamsche recht bank behandeld, tegen A. T. van Sloo- ten, beschuldigd van het exploiteeren van een wijnfabriek, zonder zich in iets te storen aan 's lands wetten, wat den accijns betreft. Deze wijnfabriek was gevestigd, aan de Brouwersgracht, in een gang. Door den rijksadvocaat Mr. W. K. A. Mouthaan was deze zaak bij de 5e ka mer der rechtbank hier aanhangig ge maakt. Rijksambtenaren en nog eènise personen traden op als getuigen, en be vestigden door hun verklaringen wat den beklaagde werd ten. laste gelegd. De rijksadvocaat stelde in zijn re quisitoir op den voorgrond, dat deze be klaagde sedert vijf achtereenvolgende jaren, zonder een cent accijns te beta len een wijnzaak had gedreven aan de Brouwersgracht, alwaar wijn werd ge fabriceerd door het uitpersen van rozij nen en krenten. De administratie der belastingen had hem reeds lang voor iets dergelijks verdacht gehouden en hield zorgvuldig een wakend oog op hem. De beklaagde wist tevens dat hij iets uitvoerde, wat niet in den haak was, doch hem op heeterdaad betrap pen was moeilijk. Toen hij op een ge geven oogenblik de kommiezen in zijn fabriek zag, riep beklaagde dan ook uit: „dat hij gepiept was", en een zorg vuldig ingesteld onderzoek op het ter rein bracht de zekerheid der ontduiking aan het licht. Namens Z. E. den minister van Fi nanti ën had de rijksadvocaat de eer te concludeeren, dat de beklaagde door de rechtbank zoude worde veroordeeld tot betaling eener geldboete van 250, bij niet-betaling, te vervangen door een 'hechtenis, zoolang als de rechtbank deze zou wenschen te bepalen, alles met verbeurdverklaring der in beslag genomen werktuigen en voorwerpen, die op deze wijnzaak betrekkin"' had den. De substituut-officier van justitie, Mr. Wentholt eischte de bevestiging der conclusie van den Rijksadvocaat, met toevoegirr" dat de eventueel op te leggen hechtenis 3 maanden zou zijn. De beklaagde, die zich een „limona de-fabrikant" liet noemen, zeide ten slotte, „dat er niemand in Nederland tot dusverre was geweest, die zich op zoodanige wijze met zijn zaken had be moeid als thans gebeurde." Verder kwam aan het licht dat hij zelfs een vaste reiziger in zijn „wijnzaak" had, die veel van deze Brouwersgrachtwijn in den Haag wist te plaatsen. De be klaagde verdedigde zich persoonlijk. De Roos en de Papaver. „Sempervirens" bevat de volgende Oostersche fabel naar het Engelsch van P. J. Allan door mevr. T. G. In des Kalifs Tuinde Welriekende geheeten bloeide een statige Roos. Deze Roos was de Koningin van den tuin. Met minachting zag zij neêr op de anderebloemen, want zij alleen was de Geliefde van den Nachtegaal. Voor haair. alleen zong hij in den stillen nacht het Lied van de Liefde. De Liefde te bezingen is de Roos be zingen. En gelijk dichters meer dan andere menschen trotsch en hoovaarddg maken, wanneer zij aan eene erkende Schoone hun hulde brengen, zoo nam de Koningin-Roos eene trotsche hou ding aan tegen de andere bloemen van den tuin. Er was niet één bloem, die zij niet met geringschatting aanzag; maar in zonderheid. haatte zij de Papaver. Wat is welsprekender dan de haat eener vrouw! Dus sprak zij de Papaver smalende aan: „Gij alledaagsch wezen, bontgekleed „schepsel, hoe komt gij toch aan het „Ilof? Uwe plaats is in het land der „boeren. Op het koornveld behoort gij „thuis, en uwe bestemming is te val- „len onder den sikkel. Bah! Gij „stinkt! Ik val er bijkans flauw van, in „weerwil van al de geuren, waarmede „het Allah en zijn Profeet behaagd „heeft mij te zegenen". Dus godsdienstig besluiten sommige menschen hun meest liefdelooze toe spraken. De Papaver had even getrild op haar stengel, maar toen hoog zij haar hoofd en zweeg. Bescheiden verdienste kan zich niet beleedigd gevoelen, wanneer men haar van eigenwaan verdenkt. Nu gebeurde het, dat de Kalif met de Geliefde van Zijne ziel door den tuin wandelde. Hij zag de Koningin der Rozen. Bewonderend haar schoon, plukte hij haar en gaf haar aan zijne gezellin. En als de Kailf sprak van Zijne Lief de, die groot was, liet de Sultane haar hoofd zinken. In verrukking luisterend, plukte zij de Roos in stukken en de bladeren vielen naar zij voortschreed op het pad. De wind nam ze op en verstrooide ze. Op dienzelfden dag kwam in den tuin een wijze, aan wien de zorg voor de gezondheid van den Kalif was toe vertrouwd. Hij plukte de Papaver, bereidde uit haar zaden een weldadigen drank. En met dien drank genas hij den Heer der Geloovigen, toen hij krank was. Verfraaiüg van mannen. Ondernemende Berlijnsche kooplie den hebben in Moskou een eigeaardige zaak onder de firma „schoonheid van den hebben in Moskou 'n eigenaardige maken hun fort van watteeringen in den vorm van kuiten, schouders, enz., benevens van corsetten en kurken, om de heeren der schepping grooter te doen schijnen." Een catalogus moet reeds verschenen zijn; een Appollo- buste No. 0 kost 18, een Apollobuste No. 00 f 30; Herkulesschouders No. 4 kan men zich reeds voor 12 aan schaffen, terwijl de sierlijkste schou ders voor f 36 verkrijgbaar zijn- Val de Travers. Het gevaar voor den gevreesden berg- val in het dal van Travers schijnt voor bij te zijn. Men heeft de spleten vol- geworpen en met cement verder ge vuld en gelooft nu dat de beweging heeft opgehouden. Er wordt echter voortgewerkt aan den muur welke te gen den bergwand gemetseld wordt en bovendien wordt de bergstroom over dekt om den toevoer van water naai de fabrieken te beveiligeen. Het ver keer met rijtuigen is weder geoorloofd. Scherpzinnigheid van een kind. De opvoeder van een Prins van Pie- mont, de Kardinaal Gardil, vertelde hem eens de fabel van de doos van Pan dora. Hij zeide, dat al het kwaad, wat er in de wereld was, in die doos op gesloten was geweest, totdat eens de nieuwsgierige Pandora haar geopend had, waardoor het kwaad over de we reld verspreid werd. „Maar was alle kwaad dan in die doos?" vroeg de Prins, die pas zever jaar was. „Alle kwaad wat maar te bedenker is was daarin," antwoordde de leer meester. „Maar dat is onmogelijk1," zei de Prins weder. Pandora opende de doos uit nieuwsgierigheid; die nieuwsgierig heid was dus een kwaad, dat er buiten was, en dat was zeker niet het minste, omdat het de oorzaak van al het ove rige was." De eerlievende schoorsteen veger. De beroemde tooneelspeler Garricl stond eens in zijn kamer, met den ru| tegen het vuur, zich te warmen, toer er aan de deur werd geklopt. Eer schoorsteenveger trad binnen en sprai „Mijnheer! gij zijt immers de be roemde Garrick? Ik wilde zoo gaarne bij u in dienst treden en op uw theatei spelen." Garrick: Wat kent gij? Schoorsteenveger: Ik kan Lear, Ham let en Othello spelen. Garrick: Gij? Wel laat eens hooren. Zeg eens de alleenspraak: te zijn oi niet te zijn op. De schoorsteenveger begint te decla- meeren; Garrick is verrukt over zulk een talent; hij beweegt zich heen en weer voor het vuur, dé vlam grijpt zijn jas aan en Garrick staat in brand. De schoorsteenveger schiet toe en redt hem het leven. Garrick valt den schoorsteenveger om den hals. „Mijn redder, mijn vriend!" wees mijn huisgenoot, wees wat ge wilt en betreed1 het tooneel." Hij trad in gewichtige rollen op en men juichte hem telkens toe. Na verloop van eenigen tijd wordt de schoorsteenveger vermist; zonder afscheid te nemen was hij verdwenen. Een halfjaar later ontmoet Garrick op straat een schoorsteenveger, die hem bekend voorkwam. Garrick: Hei, hoor eens, goede vriend! Zijt gij niet onze collega? Waar om toch verliet gij mij en het tooneel? Schoorsteenveger: Mijn vorige col lega's, de schoorsteenvegers, mijnheer, hebben mij zoo uitgelachen, omdat ik komediant was geworden, dat ik de zotskap maar weer voor de schoorsteen kap heb moeten verruilen. Faillissementen. Uitgesproken: Dordrecht, 3 April. Emmerentia Eieh- horn, weduwe P. Meyboom, zonder be roep, te Dordrecht. Rechter-commissa- ris mr. G. Ribbius. Zwolle, 29 Maart. B. Schinkel, tap per, te Zwolle. Rechter-commissaris mr. J. W. Telting. Breda, 3 April. P. J. Teuns, winke lier, te Breda, Rechter-commissaris mr Pathuis Cremers. Opgeheven: H. M. Eckner, koffiehuishouder te 's-Gravenhage. Jan Lambeek, winkelier, te Lopper- sum. Uitgesproken: Zaterdag, 6 April. F. J. Schmitt Jr., winkelier, Binnenweg 54 te Rotter dam, zaak uitoefenende van der Tak- straat 19. Rechter-commissaris mr. J. W. Mulder. Familieberichten. Gehuwd: 5 April. J. P. Leyds met M. Th. A. den Hengst, Dedemsvaart. Bevallen: 3 April. Van EijkDe Jon ge, z., Hilversum. 4. C. M. Meijers Poortman, d. Nieuw-Helvoet. 5. M. J. W. MelchersGuede, d., Amsterdam. Overleden: Maart. C. J. Verkouteren, 39 j., Djember (Ned.-Indië). 25 Maart. H. M. Ch. SareiPreyer, 30 j., East Orange N. J. (V. S.) 2 April. D. Brug man, 83 j., Amsterdam. 3. Wed. A. M. E. WeenenSeghers, 80 j., Amsterdam 4. Wed. S. de RoeperAbeleven, Naar- den. P. J. Wijmans, Leeuwarden. E. L. Nierop, 87 j., 5. A. van der Plaats, 70 j„ Krommenie. Wed. C. J. Pufkus Barkey, Den Haag. 6. A. J. Fransz Muller, 79 j., Watergraafsmeer. Stoomvaartberichten. Het stoomschip Salak vertrok 6 April van Rotterdam naar Java. Het stoomschip Koning Willem III, van Amsterdam naar Batavia, pas seerde 6 April Kaap St. Vincent. Het stoomschip Prinses Sophie, van Batavia naar Amsterdam, vertrok 5 April van Padang. Het stoomschip Anchises, van Am sterdam naar Batavia, vertrok 5 April van Liverpool. Het stoomschip Ardjoeno, van Java naar Rotterdam, arriveerde 6 April te Marseille en zette de reis voort. Het dubbelschroefstoomschip Rotter dam, van de HollandAmerika Lijn, vertrok 6 April van New-York naar Rot terdam met 4325 vn. margarine en 600 vn. reuzel. Het stoomschip Amsterdam, van de HollandAmerika Lijn, van Rotter dam naar New-York, passeerde 5 April, des nam. 11 uur 30 m. Lizard. Het stoomschip Prins Willem II ver trok 4 April van New-York nae§: West- Indië. Het stoomschip Koningin Regentes arriveerde 6 April van Amsterdam te Padang. Het stoomschip Soembawa vertrok 6 April van Amsterdam naar Batavia. MARKTNIFUWS Artikelen. Aangev. Verkocht. Prijs. Boter 127 KG. 127 KG. 1.05—f 1.15. Biggen 61 st. 53 stuks, f 912.00. Schrammen 39 st. 31 st. f 13ƒ24.00. Aardappelen 36 HL. 36 HL. 1.90-/3.50 Appelen 65 HL. 49 HL. 2.508.00. Peren 21 HL. 21 HL. f 5—f 7.00.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 6