Allegro eu Largo
Rubriek voor Dames.
Licht en Schaduw.
KRONIEK.
1-Iet Zuiderzee-vraagstuk.
Met geweldige haast zet het minis
terie zich in de riskante verkiezings
dagen aan het afdoen van zoo tal van
wetsontwerpen ,wier behandeling nu
al zoo jaren hangende is.
De wet op het arbeidscontract, en
die betreffende de droogmaking der
Zuiderzee nu, zijn van de laatste da-
gen, en het is over het Zuiderzee-vraag-
stuk, dat ik te dezer plaatse een en an-1
der wil zeggen.
Het thans voorgedragen plan heeft
tot grondslag de afsluiting van den
grooten waterplas, die uit het oude
Flevomeer is ontstaan, en wel volgens
de plannen voor de Zuiderzee-vereeni-
ging, door den tegenwoordigen minis-
ter Lely opgemaakt, door een afsluit
dijk te leggen tusschen de noordpunt
van Noord-Holland over Wieringen
naar de Friesche kust bij Piaam (ten j
zuiden van Makkum). Daardoor zal de
zoute waterplas aliens een zoetwater-
meer worden, waarom inpolderingen j
kunnen geschieden, van welke in het j
ontwerp reeds een tweetal aan de
Noord-Hollandsche kust worden opge
nomen: een noordelijke tusschen Wie-
ringen en Medemblik (Wieringer pol
der) en een zuid-westelijke tusschen
Monnikendam over Marken en Blok-1
kershoek ,dus bezuiden Hoorn (Hoorn-j
sche polder).
De afsluitdijk kan in het 9e jaar vol
tooid zijn. In het 8e wordt begonnen
met de bedijking van den Wieringer
polder .die in het 14e droog en geka
veld kan zijn. In het 11e jaar wordt j
de bedijking van den Hoornschen pol-
der aangevangen, die in het 18e jaar i
droog en gekaveld kan wezen. Na
18 jaar zal dan een oppervlak van
46.500 hectaren vruchtbaar land zijn
gekregen, dat is een derde gedeelte
van de oppervlakte der provincie
Utrecht en een zeventigste deel van de
grootte van ons geheele land. Dit
plan omvat slechts 1/4 van de geheele
droogmaking, waartoe later kan wor
den overgegaan.
De memorie van toelichting, dooi
de ministers van waterstaat, van fi
nanciën. van oorlog en binnenlandsche
zaken onderteekend. becijfert de jaar-
lijksche opbrengst dier beperkte indij-1
king aan pachtwaarde (tegen slechts
f 60 per hectare) op 2 3/4 millioen, zijn
de nog 1 millioen meer dan de rente- j
last van 17 ton voor de uitvoering dier
inpoldering.
Het denkbeeld van droogmaking der
Zuiderzee is nic-t nieuw. In een bro
chure ..Een pleidooi voor de Droogma
king der Zuiderzee'" heeft de heer K.
Reyne indertijd de geschiedenis daar
van nagegaan, en ik wil daaraan een
en ander ontleenen.
In vroegere eeuwen is vaak de weu-
schelijkheid tot drooglegging gevoeld,
maar tot rijpheid zijn de plannen toen
niet gekomen.
Vooral in de negentiende eeuw zijn
ernstige, vast-omlijnde en uitvoerbare
plannen te berde gebracht. Een par
ticuliere maatschappij (de-Vereeniging
voor Grondcrediet) bood aan, met I
staatshulp de droogmaking voor 'hare
rekening tot stand te brengen, en in
1877 werd zelfs een desbetreffend wets
ontwerp ingediend, dat echter nooit
behandeld werd.
Nog meer vastheid kregen de plan
nen, nog meer ernst zat er achter, toen
de Zuiderzee-vereeniging werd opge
richt en de leiding van het werk in
handen nam.
Deskundigen werden belast met de
samenstelling der ontwerpén en volle
aandacht werd gewijd aan de finan-
cieele, sociale en economische zijde
van het vraagstuk.
Nadat de technische arbeid was ten
einde gebracht, werd 't resultaat van
den arbeid der Zuiderzee-Vereeniging
gebracht ter kennis van de Regeering
des lands.
Bij Koninklijk Besluit van 8 Sep
tember 1892 werd een Staats-commissie
benoemd, aan welke opgedragen werd
het onderzoek: lo. - naar het maat
schappelijk belang der droogmaking;
2o. naar het pU\n der Ece-Ver-
eeniging.
Deze Staatscommissie bestond uit j
29 leden, met den Minister van Wa
terstaat, Handel en Nijverheid als
Voorzitter en telde onder haar leden
de - -est bevoegde deskundigen, aan
wier oordeel op technisch, agrarisch
en financieel-economisch gebied de
hoogste waarde moet worden toege
kend.
Welnu, het resultaat van het onder
zoek is ten zeerste bevredigend voor
alle voorstanders der doogrmaking.
De conclusie der Staats-Commissie
luidde als volgt:
lo. dat de vraag ,,of eene afsluiting
en eene droogmaking van de Zuider
zee, op eene wijze als door de Zuider
zee-Vereeniging is voorgesteld, in 's
lands belang behoort te worden onder
nomen." volgens de meening van een
en twintig der zeven-en-twintig leden,
die over de eind-conclusiën stemden,
bevestigend moet worden beantwoord
behoudens de wijzigingen in 't verslag
der Commissie aangegeven;
2o. dat het antwoord op de vraag,
,,op welke wijze dit werk tot uitvoe
ring moet worden gebracht." volgens
de meening van al de leden, behoort
te luiden- door den Staat op den
voet, in het verslag der commissie ver
meld.
Gevorderd tot dit stadium was slechts
oen regeeringsdaad noodig, om den
wensóh tot werkelijkheid te maken.
Deze liet zich langen tijd wachten;
de fïuancieele zijde van het vraagstuk i
weerhield onzen zuinigen Minister van
Financiën, het plan van zijn collega
Minister Lely te steunen.
Deze regeeringsdaad is thans ge
schied; bij de Tweede Kamer is inge
diend een wetsontwerp tot gedeeltelij
ke drooglegging der Zuiderzee.
Dit. wat de geschiedenis betreft. De
eerste, voornaamste vraag is natuuilijk
of de drooggelegen gronden van die
kwaliteit zullen zijn, dat zij de pacht
kunnen opbrengen, waar in 't ontwerp
op gerekend wordt.
Men heeft natuurlijk zich eerst zorg
vuldig op de hoogte gesteld va>- den
grond, en het is vastgesteld, dat de Zui-
derzee-gronden dooreen genomen iets
ninder zijn dan de vette Houtrak- en
Groote IJ polders, minstens «relijk aan
de Groninfrer Zeepolders, uitmuntende
boven de Brabantsche kleigronden, de
Zuid-IIollandsche eilanden en de Be
tuwe.
Wie zijn eigenlijk de groote tegen
standers van de droogmaking?
Dat zijn in de eerste plaats de agra
riërs. de groote grondbezitters, die
vreezen dat de landaanwinning nun
grond in waarde zal doen dalen, door
te groot aanbod van grond.
Dit argument is natuurlijk gemak
kelijk te bestrijden met de betooging.
dat waar op dit oogenblïk zich de be
hoefte aan vruchtbaren grond reeds
dringend doet. gevoelen, van te groot
aanbod hij droogmaking der Zuiderzee I
zeker geen sprake is en bovendien de j
belangen van enkele grondbezitters be-i
zwaarlijk in rekening kunnen worden I
gebracht bij de behandeling van een
algemeen landsbelang.
Ook de Zuiderzee-visschers, die hun
bestaan bedreigd zien, zijn viianden!
van het ontwerp, doch die zouden el
ders hun bedrijf kunnen uitoefenen, of
in het nieuwe bedrijf op de drooggele
gen gronden hun brood kunnen verdie
nen.
Ik ben geneigd aan te ne
men, dat de droogmaking van de Zui
derzee. de aanwinning van meer dan
zes en veertig duizend hectaren vrucht
baar land een zegen zou zijn voor ons
volk.
In hoeverre echter dit wetsontwerp
voorkeur verdient, urgenter is
dan de sociale wetten, die nog
op het program staan, afdoe
ning eischen en veel geld kosten, is een
kwestie waarover ik thans niet kan uit
weiden.
Stellig is, dat deze vraag, bij de al-
gemeene beschouwingen over het wets
ontwerp tot droogmaking der Zuider-
Vroolijke en ernstige voorvallen uit
het leren van groote Toon
kunstenaars
door 11. KREIJER.
zee ernstig onder de oogen zal moeten I „Zoo, is dat werkelijk iets van gé
worden gezien door de leden der Twee- teekenis?"
de Kamer. „Ga vanavond maar mee, dan kan
JOFIER. 'je zelf oordeelen."
„Top, ik waag het. Waar zien we
elkaar?"
„Hier. in ditzelfde café, om half
acht."
„Afgesproken, tot vanavond dus,
adieu
„Denk aan je tijd; wel thuis."
Het wonderkind, waarvan onze
twee vrienden spraken, is de kleine
Franz Liszt, die hedenavond zijn
laatste concert te Weènch geeft, om
dan een groote reis door Westelijk
Europa te gaan ondernemen. Zijn
vader, Adam Liszt, heeft hem hier
heen gebracht om hem te doen onder
wijzen door Czerny en den ouden Sa-
lieri. Die lessen zijn thans afgeloopen en
„Fransi" zal in de grootere steden
van Duitsohland, Frankrijk en Enge
land zijn geluk gaan beproeven.
Het is vol aan het bureau.
Dichte drommen menschen volgen
elkaar op. Ieder wil bij het afscheid
zijn van den kleinen jongen, die in
korten tijd de lieveling van het Wee-
ner publiek is geworden.
De zaal is bijna geheel gevuld en
nog altijd volgen de menschen buiten
elkaar op; eindelijk komt de tijding,
dat er geen plaats meer is, zoodat
verscheidenen ongetroost moeten
teruggaan. Onze twee vrienden zijn
gelukkig nog juist bijtijds geweest.
„Daar zal je het dan hebben! Wie
had ooit gedacht, dat ik vanavond
hier zou verzeild raken!"
„Wacht maar, je zult je tijd niet
beklagen. Wees stil, daar komen
ze al."
Een jeugdige knaap, gevolgd door
een man van middelbaren leeftijd, is
op het podium verschenen: het zijn
„Fransi" en zijn vader. De laatste
plaatst de muziek op den lessenaar,
~7fiT
Een wonderkind.
„Het zal vol worden vanavond, ge
loof je ook niet?"
„Hoe zoo?"
„Wel, het is afscheidsconcert van
„Fransie," mijn waarde heer; mij
dunkt, iemand als jij, die zich er op
laat voorstaan van muziek te houden,
moest dat weten."
„Ja, als het nu degelijke muziek
was. maar zoo'n kind!"
„Zoo'n kind Dan heb je hem zeker
no> niet gehoord. Ik verzeker je. ik
wou eerst ook niet gelooven dat die
jongen van twaalf jaar iemand in
extase zou kunnen brengen, maar ik
ben er heengegaan en... hij kwam,
speelde en overwon, met een kleine
variatie op Cesar."
het kind zet zich aan den vleugel,
en het concert neemt een aanvang.
Het concert! Ja, ik zeg het goed,
lezer, want het is niet een voorstelling
van acrobatische toeren op de piano,
zooals we die van een „wonde- r
zouden verwachten. De kleine ranz
is c" -is kunstenaar, want de wijze,
waarop hij dat concert van Ries voor
draagt, geeft duidelijk i, .,(}-•
hij al bijna geheel begrijpt.
speelt.
Een daverend applaus dankt den
knaap voor het genot dat hij ver
schafte. Hij raakt er echter niet door
bedwelmd; hij is het handgeklap
gewoon. Kalm begint hij aan zijn
tweede nummer.
Zoo gaat het door. Telkens na het
einde van een stuk luide toejuichin
gen van het publiek, dat zichtbaar
opgetogen is over zijn kleinen lieve
ling.
Eindelijk komt het laatste nummer,
het is een sonate van Beethoven, een
uit de eerste periode van den grooten
meester.
Ernstig heeft „Fransi" zich voor
zijn vleugel gezet, als is hij zich vol
komen bewust, dat hij een werk van
beteekenisgaatrcproduceeren. Opwek
kend klinken de tonen van het Alle
gro, met een bijna volmaakte tech
niek en jeugdig vuur weergegeven.
In de volgende deel en wisselen alle
stemmingen van 's menschen ziel
elkaar af; de knaap sleept zijn hoor
ders als met toovermacht mede, en
als het slotakkoord lang is wegge
storven, blijft de menigte nog een
oogen blik roerloos zitten. Dan breekt
een stormachtig gejuich los, de wan
den der zaal daveren van de bravo's
van het publiek: dankend buigt de
kleine.
Maar wat is dat, wat zal dat he-
teekenen
Een slordig gekleed man met flad
derende haren is van uit de zaal op
het podium geklommen en kust
Franzi voor de oogeii der verbaasde
toeschouwers, die dan eensklaps een
donderend applaus doen hooren.
„Leve Beethoven, leve de groote
componist
Zoo is het. De meester zelf dankt
den kleine voor het spelen van zijn
sonate.
„Houd het hooge beroep, dat ge
gekozen hebt, in eere", zegt hij.
En zoo is gebeurd. Franz Liszt
werd eerst virtuoos, maar dan een
van de edelste soort, en ïater een
componist, die er altijd op bedacht
was nieuwe banen te betreden. Veel
groote musici hebben aan hem hun
vorming te danken en immer was hij
bereid te helpen, waar men dat waard
was.
Franz Liszt was een edel kunstenaar.
De krachttoer van een slak.
Wat aan kracht gewonnen wordt,
gaat aan afstand verloren deze be
kende natuurkundige wet wordt dui
delijk aanschouwelijk voorgesteld op
onze plaat „De Krachttoer van een
Slak". Spreekwoordelijk geworden zijn
de langzame gang en de weinig om
vangrijke wandelingen van de slak,
geheel ojiopgemerkt gebleven is ech
ter de ontzaglijke kracht, welke in
dit kleine dier woont. Het is in staat,
bij eventueele verhuizing niet alleen
zijn huis op den rug weg te brengen,
doch bovendien nog lasten te trekken,
als geen tweede schepsel onder de zon.
Onlangs vermaakten twee kinderen
te Parijs er zich mee, het huisje van
een gevangen, heel gewone tuinslak
met een opgelegd stukje lood te ver
zwaren, tot hun niet geringe verba
zing liet de slak zich echter niet in
het minst door haar overbelasting van
haar wandeling af houden. Daarop
probeerden de kinderen nog meer lood
op het huisje te leggen, wat echter
wegens den vorm van dit laatste op
moeielijkheden stiet. De kracht van
de slak scheen echter nog lang niet
geheel in beslag genomen te zijn;
men maakte daarop een wagentje van
bordpapier en belaadde dit met stee-
nen uit de bouwdoos.
De slak kreeg een tuig, bestaande
uit een draad en reepjes papier, en
werd voor het rijtuigje gespannen.
Het resultaat was verrassend, want
het dier trok het voertuig, dat totaal
4 kilogram woog, klaarblijkelijk zon-
I der eenige meerdere inspanning van
I de plaats.
i Rekent men het gewicht van de
slak op 40 gram, dan bedroeg het ge-
i wicht van den voortgetrokken last
I het. 100-voudige, een ontzaglijke toer!
De eigenaardige sport werd door de
kinderen nog uitgebreid, doordat men,
in de plaats van de Pari)sche stad-
slak, een krachtige landslak uit Bour
gogne liet komen, die zelfs een last
van 12 K.G. over een afstand van 20
c.M. voortbewoog.
Bij de verdere proeven stieten de
kinderen echter op een moeielijkheid;
de meeste slakken hielden n.l. plotse
ling halt, als zij zoover gekomen waren,
dat de trekstrengen, door middel
waarvan zij aan den wagen gespannen
waren, schokten. Zij maakten toen
j een tuig van elastiek, dat bij het
aanzetten niet schokte, doch zich
langzamerhand strak spande, zoodat
de slak ten slotte den zwaren wagen
trok, zonder het aantrekken te be
merken.
Ten slotte wilden de kinderen eens
probeeren. zich door middel van slak
ken te laten trekken. Zij gingen in
een kinderwagen zitten, spanden er
40 slakken voor en na gerilimen tijd
konden zij constateeren dat zij op
een asphalten vloer een afstand van
8 c.M. hadden afgelegd.
Iets over schoenen.
Wat een groote rol zij spelen in de
ergernis van man, vrouw en kind, en
hoe die ergernis het best, verholpen
kan worden, zie daar waarover ilc u
wou spreken. De man ergert zich over
i al het geld. dat hij jaarlijks voor schoe
nen uitgeeft; de vrouw ergert zich om-
dat zij telkens haar hoop van nu eens
j een sterk soort kinderlaarzen gevon
den te hebben, in rook ziet vervliegen
en het kind ergert zich er dan over
omdat Jantje Ongeduld iederen mor
gen zoo lang moet zitten tobben om ze
aan te trekken en dan dikwijls tot
overmaat van ramp nog de veters ka
pot trekt of de knoopjes er af laat vlie
gen. Verder is er nog een categorie
jonge dames, die zich aan schoenen
ergeren omdat zij er te veel van ver
wachten. Zij verbeelden zich nl. dat
schoenen in staat zijn moeder Natuur
te verbeteren, door ze te laten dienen
als omhulsel van een voet, die er eigen
lijk niet in kan: maar deze dame spot
zooveel zij kan met de pedanterie door
juist haar maaksel een uitwas te geven,
die telkens een stekende pijn aan de
gelukkige bezitster verschaft als
protesteerende tegen zooveel brutali
teit. Dat laatste geeft natuurlijk weer
reden tot ergerniszoodat wij ein
delijk zouden uitroepen, maar werp
ze van u die redelooze dingen, die zoo
veel ergernis verschaffen.
Ik herinner mij, dat het mij altij
weldadig aandeed in de boeken va
Ebers te lezen van vrouwen en mat
nen, die sandalen droegen. »'ei
•verekl van ci«a
iic r sclioenen en dat gaf in
een indruk van luchtigheid en loshei
om jaloersch op te worden. Ik vroe
mij zelve toen wel eens af, waarom w
- \s zoir—; niet alleen de
onderkant van onze voeten kunnen bi
dekken. Wij dienen met onze voetzi
len tegen straatsteenen en alles wi
zich daarop kan bevinden, beveilig
te zijn, maar waarom het overige va
onze voeten vooral 's zomers ook b
dekt moet zijn, was mij toen een raai
sel. Ik zeg: „was mij een raadsel
want sinds ben ik wijzer gewordei
Het kan immers niet, want niemax
doet het; stel je voor, wat zouden w
een bekijks hebben, wij gingen bepaal
niet ongemoeid over straat en tien t
gen één, dat de politie zich er mi
bemoeide. Dus de ergernis van scho
nen nog maar liever, dan de ergern
van als een uitmiddelpuntig mensi
op straat nageschreeuwd en uitgejouv
te worden.
Gegeven dus wij moeten schoen,
dragen, dan volgt daaruit de concl
sïe, dat we zoo nu en dan nieuwe te b
pen hebben, en het is nu juist het kc
pen van nieuwe schoenen, dat i
meeste zorg vereischt. Het best is n
tuurlijk ze op maat te laten maken 1
een schoenmaker, die den vorm vi
den voet daarbij' volkomen volgtdo
vele dames hebben daartegen, dat c
schoenen dikwijls zoo zwaar en z
kostbaar zijn. Daardoor komt men
toe een geschikt paar té zoeken uit e
collectie schoenen, die wat vorm
prijs betreft in den smaak vallen. He
ge een paar schoenen, dat u aanstaf
loop er dan een poosje op door de 1
nier, alleen loopende kan men voel
of de schoenen gemakkelijk zitten.
Wandelt ge veel buiten de stad, d
is het aan te raden schoenen met 4
He zolen te dragen, de wegen buit
zijn altijd natter en dikwijls modi
rig, zoodat de zolen veel weersta
moeten hebben, vandaar ook dat mi
ders dikwijls hun wanhoop uiten oi
al de halve zolen, die Jantje of Pie
verslijten. Al heeft het n.l. in d ag i
niet geregend, h u n zolen vinden
tijd hier of daar een modderbad.
Voordat nieuwe schoenen gedrag
worden is het aan te hevelen ze twa
uur te laten staan in zooveel ricim
of olijfolie, dat juist de zolen bedi
I zijn. Dat maakt ze duurzamer. Wi
ook wat olie over het andere schoi
leer en laat het goed drogen. Barsl
1 in goed leer kunnen voorkomen w
I den door de schoenen de eerste web
in te wriiven met wat melk, olijfc
I of vaseline, het laatste is een uits
I kend behoudmiddel voor allerlei so
leder.
Als schoenen bijzonder nat zi
I wrijf ze eerst zoo droog mogelijk n
een zachten doek. vul ze daarna op r
papier en laat ze in geen geval bij
kachel drogen. Als bet papier er
j gehaald is. zullen de schoenen hx
zijn: trek dan een ouden handscht
j aan en wrijf de schoenen stevig in i:
wat vaseline. Nadat ze zoo een
I uren. gestaan hebben en de vaseline
dus ingetrokken is, worden ze na
poetsen weer zoo glanzend mogeli
Om schoenen waterdicht te mak
I laat men een mengsel van bijenv
en schapenvet smelten en wrijft
i over de zolen, waar de steken zijn.
I Nu ik dit overlees kom ik tot
conclusie alleen getracht te hebben
ergernis van man en vrouw o
I schoenen eenigszins verzacht te h
ben. die van jonge dame en kind 1
I ik totaal genegeerd.
Ik troost mij echter met de gedacï
dat het die aanstaande menschen i
te gemakkelijk gemaakt moet word
dat behoort bij de opvoeding.
jl. -sr jd x
Naar het Engelsen.
Van Mrs. HUNGERFORD.
Lady Farringdon was negent
jaar en een van de kleinste, goedb
FEUILLETON.
Schetsen van DEKA.
Aan een krant. II.
Volontairtje was niet erg op zijn
gemak, toen hij de achterbuurt bin
nen was. Eenigszins schuw keek hij
de huizen aan, om het nummer te
vinden. Hij wilde zelfs den schijn
niet aannemen, alsof hij naar binnen
wilde zien. Want hier woonden van
die menschen die zoo gauw kwaad
en hardhandig zijn, en daar had hij
een broertje aan dood. Tjasses, nou
weer twee smerige karren, midden op
straat. Zelfs de passage konden ze niet
vrijlaten. Als zijn demi-tje vandaag
niet een knauw kreeg, dan wist hij
het niet meer. En kijk daar nu weer:
dat bloemrekje werd gebruikt om het
waschgoed te drogen. Als de menschen
dat rekje aan zijn bestemming lieten
beantwoorden zou het toch ook veel
poëtischer en wel aestischer zijn, en
misschien hadden de bloemen ook
wat d ie ongezonde luchthier verfriseh t.
O, hij was er al. Ja zeker 63. Hier
moet het zijn.
'tZag er nogal fatsoenlijk uit. Niet
zoo roovershol-achtig als andere per-
j ceelen die hij gepasseerd was. Nette
'gordijntjes daar voor de ramen en
warempel ook een geranium en een
kanarie-vogeltje. Zie je, dat waren van
die teekenen.enfin, het is moeilijk
j onder woorden te brengen, maar daar
j hield hij van. Dat toonde zoo iets
J vanhè?, zoo iets dat de menschen
I toch nog niet heelemaal verdorven
I waren. Bloem en vogel, hè, je begrijpt
wel. 't Gaf je zoo'n rust en veiligheid.
Hm, hoe zou hij zijn vraag nu inklee-
den. Je kon toch niet binnen komen
met een gewoon gezicht, en plotseling
zeggen„Dag mijnheer, dag juffrouw,
ik ben verslaggever van die en die
courant, en ik kom de bevestiging
vragen van het bericht dat je zoon
gisterenavond een meisje heelt dood
gestoken, en dat je zoon eigenlijk die
gemeene vrouwenmoordenaar is, waai
de politie al zoo lang op geloerd heeft
d. w. z. dat hij er heel erg van
verdacht wordt, want hij zit in voor
arrest."
Neen, dat ging niet. Dat moest hij
nou eigenlijk wel zeggen, maar lieve
hemel, je begrijpt als hij zoo iets maar
vierkant zou zeggen in het gezicht
i van een harigen polderwerker of
I een krijschend vischwijf, dan zou hij
zec-r onmiddellijk worden aangegrepen
en onder handen genomen.
En bij allen jeugdigen beroeps-ijver
en het aantrekkelijk romantische van
I zoo'n avontuur, beefde de jonge jour
nalist daar wel wat voor terug.
Enfin, maar eerst eens naar boven
gaan. Een joviaal gezicht zetten bij
zulke mensehen, en je niet onrustig
toonen! Dan zijn ze het gewilligst,
en wat hij zou zeggen, kwam wel als
hij binnen was.
Heel bescheiden klonk op het don
kere, muflige portaaltje zijn kloppen
op de kamerdeur. Binnen meende hij
wel eenig geluid te hooren, alsof daar
menschen waren, maar antwoord
kwam er niet.
Toen duwde hij open. Bij het raam,
vlak ouder de benepen rolgordijntjes,
die heel laag hingen, zat een vrouwtje,
zoo'n soort van schoonmaakstertje,
een ineen gekrompen geel oud-wijf
jes gezichtje, gesnoerd in een witte
muts; en de handen legden neer op
het bonte boezelaar, dat de proper
heid van het heldere nachtjak voort
zette.
„Juffrouw
„O God, mijn arme goede jongen.
Opgepakt als een misdadigerwegge
sloten als een wild dier in zoo'n kooi,
zoo'n ijzeren hokje van de gevangenis;
met ratten misschien bij hem, en
water en brood!"
Toen zag zij het timide ventje, dat
bleek en verschrokken nog altijd was
blijven staan, waar hij was binnen
gekomen. Wat wil je? Komen jullie
mij ook al halen. Heb ik soms ook
al vrouwen doodgestoken? Net als
hij? O, neen, niet als hij, neen hij
heeft niets gedaan, hij heeft niets
gedaan, hij is onschuldig, onschuldig
als een pasgeboren kind. Hij kan zoo
smerig niet gedaan hebben. In drift,
dat zou kunnen, maar zóó, zóó glui
perig en vooruit bedacht. Als ik een
oogenblik ook maar kon denken dat
j hij er aan medeplichtig was. dat hij er
j alleen z'n maar mes voor geleend had
aan een ander, dan keek ik hem nooit
meer aandan wilde- ik hem nooit
meer ziennooit meer, zelfs op
mijn sterfbed niet. Ik zou liever ster
ven dan hem weer terugzien. „Maar
nu
„Maar juffrouw, ik verzeker u
Een vloed van tranen maakte zijn
verdere protetjes onverstaanbaar.
Zij viel eerst achterover in haar
lstoel, en sloeg daarna met hel hoofd
op de handen voorover op tafel in
wilde wanhoop
Volontairtje was nog maar begin -
ner, dat weet ge. Is het wonder dat
hij een oogenblik vergat de opdracht
die de redacteur hem dien morgen,
nog geen half uur geleden, zeer ge
wichtig op het bureau gegeven had.
„Daar moest lxij nu eens zijn best
opdoen," had de chef met een aan
moedigend, welwillend lachje gezegd.
Dat was nu eens net een werkje voor
pas-beginners, zoo geheimzinnig hé
en zoo avontuurlijk! Jawel,jawel,hij
wist er alles van. Vroeger ook van
gehouden, maar als je zoo'n twintig
jaar meeloopt is het .vak
Volontairtje werd opeens journalist
af, een raensch Jan, als die laatste
uitdrukking voor een oogenblik ge
oorloofd is. Hij werd weer de groote
jongen die thuis zijn moeder niet kon
zien weenen, en op de vrouw toe-
stappend, heel voorzichtig, als om
haar smart niet te storen, lei hij
zachtjes zijn hand op haar arm, grijs
hoofd, dat lag te schokken van intens
I verdriet.
„U moet niet zoo huilen, juffrouw
U maakt u zelf heelemaal van
I streek. Dat helpt uw zoon toch niet
1 Wij moeten zijix onschuld aan het
j licht zien te brengen."
j Toen hij dat „wij" had uitgesproken,
I stroomde hem een warm gevoel van
edelaardig-zijn door de borst.
Zij schrok verrast op, en schudde
met grappige vastberadenheid de
I droefheid van zich. Ja, hij moet vrij
i komen, weer in eere hersteld worden.
En hoopvol naar hem opziende, be-
I gon zij te vertellen, allerlei bijzonder-
j heden van het geval. Hoe het. kwam,
dat zij hem vast hielden, 't Was
zoo'n rare jongen. Toen ze hein bij
I den,rechter-oommissaris ondervroegen,
j had hij heel kalm gezegd dat zij zich
I in den persoon vergist hadden. Maar
toen zij hem tartten te bewijzen, dat
hij op den avond van den moordaan
slag ergens anders geweest was, zweeg
hij, verwoed dat er aan zijn woord
i getwijfeld was. En daarin zagen nou
d ie heeren een teeken van sekt
j Want een paar uur daarna kwam
rechercheur bij haar thuis vertelI
i dat zij hem hielden
En ze begon weer te huilen, d
I keftde aan den schok dien het h
toen gaf, en aan de schande van
geheime politie in huis, en haar zi
in de gevangenishaar jon<2
dien ze altijd had opgevoed in eert
voor de overheid.
Toen het volontairtje weer op bun
terug was, stond de oudste vers!
gever er verbaasd over, zooveel als
wist. Want allerlei hijzonderhed
die hij zoo vertrouwelijk uit den m<
i van het vrouwtje had gehoord, biel
I zeer gewenschte stof te zijn voor
I artikel, waarboven met groote letl
geschreven werd: „De moordaanslx
en daaronder wat kleiner„Bijzone
heden omtrent den persoon van
I vermoedelijken dader."
Het goedkeurend klapje dat de
d acteur hem 's middags na
afdrukken van de krant op zijn sch
j der gaf, joeg een blos van trots n
zijn kaken, en 's avonds vond hij
wat aardig dat zijn arbeid zoo\
ruimte innam in do krant.
Maar 's nachts dacht hij voor
insliep, toch nog even aan het v
1 nende vrouwtje, eu had hij een 000
1 blik spijt van zijn onbescheidenh
Edoch, dat sleet uit