Allegro eu Largo Rubriek voor Dames. Licht en Schaduw. KRONIEK. 1-Iet Zuiderzee-vraagstuk. Met geweldige haast zet het minis terie zich in de riskante verkiezings dagen aan het afdoen van zoo tal van wetsontwerpen ,wier behandeling nu al zoo jaren hangende is. De wet op het arbeidscontract, en die betreffende de droogmaking der Zuiderzee nu, zijn van de laatste da- gen, en het is over het Zuiderzee-vraag- stuk, dat ik te dezer plaatse een en an-1 der wil zeggen. Het thans voorgedragen plan heeft tot grondslag de afsluiting van den grooten waterplas, die uit het oude Flevomeer is ontstaan, en wel volgens de plannen voor de Zuiderzee-vereeni- ging, door den tegenwoordigen minis- ter Lely opgemaakt, door een afsluit dijk te leggen tusschen de noordpunt van Noord-Holland over Wieringen naar de Friesche kust bij Piaam (ten j zuiden van Makkum). Daardoor zal de zoute waterplas aliens een zoetwater- meer worden, waarom inpolderingen j kunnen geschieden, van welke in het j ontwerp reeds een tweetal aan de Noord-Hollandsche kust worden opge nomen: een noordelijke tusschen Wie- ringen en Medemblik (Wieringer pol der) en een zuid-westelijke tusschen Monnikendam over Marken en Blok-1 kershoek ,dus bezuiden Hoorn (Hoorn-j sche polder). De afsluitdijk kan in het 9e jaar vol tooid zijn. In het 8e wordt begonnen met de bedijking van den Wieringer polder .die in het 14e droog en geka veld kan zijn. In het 11e jaar wordt j de bedijking van den Hoornschen pol- der aangevangen, die in het 18e jaar i droog en gekaveld kan wezen. Na 18 jaar zal dan een oppervlak van 46.500 hectaren vruchtbaar land zijn gekregen, dat is een derde gedeelte van de oppervlakte der provincie Utrecht en een zeventigste deel van de grootte van ons geheele land. Dit plan omvat slechts 1/4 van de geheele droogmaking, waartoe later kan wor den overgegaan. De memorie van toelichting, dooi de ministers van waterstaat, van fi nanciën. van oorlog en binnenlandsche zaken onderteekend. becijfert de jaar- lijksche opbrengst dier beperkte indij-1 king aan pachtwaarde (tegen slechts f 60 per hectare) op 2 3/4 millioen, zijn de nog 1 millioen meer dan de rente- j last van 17 ton voor de uitvoering dier inpoldering. Het denkbeeld van droogmaking der Zuiderzee is nic-t nieuw. In een bro chure ..Een pleidooi voor de Droogma king der Zuiderzee'" heeft de heer K. Reyne indertijd de geschiedenis daar van nagegaan, en ik wil daaraan een en ander ontleenen. In vroegere eeuwen is vaak de weu- schelijkheid tot drooglegging gevoeld, maar tot rijpheid zijn de plannen toen niet gekomen. Vooral in de negentiende eeuw zijn ernstige, vast-omlijnde en uitvoerbare plannen te berde gebracht. Een par ticuliere maatschappij (de-Vereeniging voor Grondcrediet) bood aan, met I staatshulp de droogmaking voor 'hare rekening tot stand te brengen, en in 1877 werd zelfs een desbetreffend wets ontwerp ingediend, dat echter nooit behandeld werd. Nog meer vastheid kregen de plan nen, nog meer ernst zat er achter, toen de Zuiderzee-vereeniging werd opge richt en de leiding van het werk in handen nam. Deskundigen werden belast met de samenstelling der ontwerpén en volle aandacht werd gewijd aan de finan- cieele, sociale en economische zijde van het vraagstuk. Nadat de technische arbeid was ten einde gebracht, werd 't resultaat van den arbeid der Zuiderzee-Vereeniging gebracht ter kennis van de Regeering des lands. Bij Koninklijk Besluit van 8 Sep tember 1892 werd een Staats-commissie benoemd, aan welke opgedragen werd het onderzoek: lo. - naar het maat schappelijk belang der droogmaking; 2o. naar het pU\n der Ece-Ver- eeniging. Deze Staatscommissie bestond uit j 29 leden, met den Minister van Wa terstaat, Handel en Nijverheid als Voorzitter en telde onder haar leden de - -est bevoegde deskundigen, aan wier oordeel op technisch, agrarisch en financieel-economisch gebied de hoogste waarde moet worden toege kend. Welnu, het resultaat van het onder zoek is ten zeerste bevredigend voor alle voorstanders der doogrmaking. De conclusie der Staats-Commissie luidde als volgt: lo. dat de vraag ,,of eene afsluiting en eene droogmaking van de Zuider zee, op eene wijze als door de Zuider zee-Vereeniging is voorgesteld, in 's lands belang behoort te worden onder nomen." volgens de meening van een en twintig der zeven-en-twintig leden, die over de eind-conclusiën stemden, bevestigend moet worden beantwoord behoudens de wijzigingen in 't verslag der Commissie aangegeven; 2o. dat het antwoord op de vraag, ,,op welke wijze dit werk tot uitvoe ring moet worden gebracht." volgens de meening van al de leden, behoort te luiden- door den Staat op den voet, in het verslag der commissie ver meld. Gevorderd tot dit stadium was slechts oen regeeringsdaad noodig, om den wensóh tot werkelijkheid te maken. Deze liet zich langen tijd wachten; de fïuancieele zijde van het vraagstuk i weerhield onzen zuinigen Minister van Financiën, het plan van zijn collega Minister Lely te steunen. Deze regeeringsdaad is thans ge schied; bij de Tweede Kamer is inge diend een wetsontwerp tot gedeeltelij ke drooglegging der Zuiderzee. Dit. wat de geschiedenis betreft. De eerste, voornaamste vraag is natuuilijk of de drooggelegen gronden van die kwaliteit zullen zijn, dat zij de pacht kunnen opbrengen, waar in 't ontwerp op gerekend wordt. Men heeft natuurlijk zich eerst zorg vuldig op de hoogte gesteld va>- den grond, en het is vastgesteld, dat de Zui- derzee-gronden dooreen genomen iets ninder zijn dan de vette Houtrak- en Groote IJ polders, minstens «relijk aan de Groninfrer Zeepolders, uitmuntende boven de Brabantsche kleigronden, de Zuid-IIollandsche eilanden en de Be tuwe. Wie zijn eigenlijk de groote tegen standers van de droogmaking? Dat zijn in de eerste plaats de agra riërs. de groote grondbezitters, die vreezen dat de landaanwinning nun grond in waarde zal doen dalen, door te groot aanbod van grond. Dit argument is natuurlijk gemak kelijk te bestrijden met de betooging. dat waar op dit oogenblïk zich de be hoefte aan vruchtbaren grond reeds dringend doet. gevoelen, van te groot aanbod hij droogmaking der Zuiderzee I zeker geen sprake is en bovendien de j belangen van enkele grondbezitters be-i zwaarlijk in rekening kunnen worden I gebracht bij de behandeling van een algemeen landsbelang. Ook de Zuiderzee-visschers, die hun bestaan bedreigd zien, zijn viianden! van het ontwerp, doch die zouden el ders hun bedrijf kunnen uitoefenen, of in het nieuwe bedrijf op de drooggele gen gronden hun brood kunnen verdie nen. Ik ben geneigd aan te ne men, dat de droogmaking van de Zui derzee. de aanwinning van meer dan zes en veertig duizend hectaren vrucht baar land een zegen zou zijn voor ons volk. In hoeverre echter dit wetsontwerp voorkeur verdient, urgenter is dan de sociale wetten, die nog op het program staan, afdoe ning eischen en veel geld kosten, is een kwestie waarover ik thans niet kan uit weiden. Stellig is, dat deze vraag, bij de al- gemeene beschouwingen over het wets ontwerp tot droogmaking der Zuider- Vroolijke en ernstige voorvallen uit het leren van groote Toon kunstenaars door 11. KREIJER. zee ernstig onder de oogen zal moeten I „Zoo, is dat werkelijk iets van gé worden gezien door de leden der Twee- teekenis?" de Kamer. „Ga vanavond maar mee, dan kan JOFIER. 'je zelf oordeelen." „Top, ik waag het. Waar zien we elkaar?" „Hier. in ditzelfde café, om half acht." „Afgesproken, tot vanavond dus, adieu „Denk aan je tijd; wel thuis." Het wonderkind, waarvan onze twee vrienden spraken, is de kleine Franz Liszt, die hedenavond zijn laatste concert te Weènch geeft, om dan een groote reis door Westelijk Europa te gaan ondernemen. Zijn vader, Adam Liszt, heeft hem hier heen gebracht om hem te doen onder wijzen door Czerny en den ouden Sa- lieri. Die lessen zijn thans afgeloopen en „Fransi" zal in de grootere steden van Duitsohland, Frankrijk en Enge land zijn geluk gaan beproeven. Het is vol aan het bureau. Dichte drommen menschen volgen elkaar op. Ieder wil bij het afscheid zijn van den kleinen jongen, die in korten tijd de lieveling van het Wee- ner publiek is geworden. De zaal is bijna geheel gevuld en nog altijd volgen de menschen buiten elkaar op; eindelijk komt de tijding, dat er geen plaats meer is, zoodat verscheidenen ongetroost moeten teruggaan. Onze twee vrienden zijn gelukkig nog juist bijtijds geweest. „Daar zal je het dan hebben! Wie had ooit gedacht, dat ik vanavond hier zou verzeild raken!" „Wacht maar, je zult je tijd niet beklagen. Wees stil, daar komen ze al." Een jeugdige knaap, gevolgd door een man van middelbaren leeftijd, is op het podium verschenen: het zijn „Fransi" en zijn vader. De laatste plaatst de muziek op den lessenaar, ~7fiT Een wonderkind. „Het zal vol worden vanavond, ge loof je ook niet?" „Hoe zoo?" „Wel, het is afscheidsconcert van „Fransie," mijn waarde heer; mij dunkt, iemand als jij, die zich er op laat voorstaan van muziek te houden, moest dat weten." „Ja, als het nu degelijke muziek was. maar zoo'n kind!" „Zoo'n kind Dan heb je hem zeker no> niet gehoord. Ik verzeker je. ik wou eerst ook niet gelooven dat die jongen van twaalf jaar iemand in extase zou kunnen brengen, maar ik ben er heengegaan en... hij kwam, speelde en overwon, met een kleine variatie op Cesar." het kind zet zich aan den vleugel, en het concert neemt een aanvang. Het concert! Ja, ik zeg het goed, lezer, want het is niet een voorstelling van acrobatische toeren op de piano, zooals we die van een „wonde- r zouden verwachten. De kleine ranz is c" -is kunstenaar, want de wijze, waarop hij dat concert van Ries voor draagt, geeft duidelijk i, .,(}-• hij al bijna geheel begrijpt. speelt. Een daverend applaus dankt den knaap voor het genot dat hij ver schafte. Hij raakt er echter niet door bedwelmd; hij is het handgeklap gewoon. Kalm begint hij aan zijn tweede nummer. Zoo gaat het door. Telkens na het einde van een stuk luide toejuichin gen van het publiek, dat zichtbaar opgetogen is over zijn kleinen lieve ling. Eindelijk komt het laatste nummer, het is een sonate van Beethoven, een uit de eerste periode van den grooten meester. Ernstig heeft „Fransi" zich voor zijn vleugel gezet, als is hij zich vol komen bewust, dat hij een werk van beteekenisgaatrcproduceeren. Opwek kend klinken de tonen van het Alle gro, met een bijna volmaakte tech niek en jeugdig vuur weergegeven. In de volgende deel en wisselen alle stemmingen van 's menschen ziel elkaar af; de knaap sleept zijn hoor ders als met toovermacht mede, en als het slotakkoord lang is wegge storven, blijft de menigte nog een oogen blik roerloos zitten. Dan breekt een stormachtig gejuich los, de wan den der zaal daveren van de bravo's van het publiek: dankend buigt de kleine. Maar wat is dat, wat zal dat he- teekenen Een slordig gekleed man met flad derende haren is van uit de zaal op het podium geklommen en kust Franzi voor de oogeii der verbaasde toeschouwers, die dan eensklaps een donderend applaus doen hooren. „Leve Beethoven, leve de groote componist Zoo is het. De meester zelf dankt den kleine voor het spelen van zijn sonate. „Houd het hooge beroep, dat ge gekozen hebt, in eere", zegt hij. En zoo is gebeurd. Franz Liszt werd eerst virtuoos, maar dan een van de edelste soort, en ïater een componist, die er altijd op bedacht was nieuwe banen te betreden. Veel groote musici hebben aan hem hun vorming te danken en immer was hij bereid te helpen, waar men dat waard was. Franz Liszt was een edel kunstenaar. De krachttoer van een slak. Wat aan kracht gewonnen wordt, gaat aan afstand verloren deze be kende natuurkundige wet wordt dui delijk aanschouwelijk voorgesteld op onze plaat „De Krachttoer van een Slak". Spreekwoordelijk geworden zijn de langzame gang en de weinig om vangrijke wandelingen van de slak, geheel ojiopgemerkt gebleven is ech ter de ontzaglijke kracht, welke in dit kleine dier woont. Het is in staat, bij eventueele verhuizing niet alleen zijn huis op den rug weg te brengen, doch bovendien nog lasten te trekken, als geen tweede schepsel onder de zon. Onlangs vermaakten twee kinderen te Parijs er zich mee, het huisje van een gevangen, heel gewone tuinslak met een opgelegd stukje lood te ver zwaren, tot hun niet geringe verba zing liet de slak zich echter niet in het minst door haar overbelasting van haar wandeling af houden. Daarop probeerden de kinderen nog meer lood op het huisje te leggen, wat echter wegens den vorm van dit laatste op moeielijkheden stiet. De kracht van de slak scheen echter nog lang niet geheel in beslag genomen te zijn; men maakte daarop een wagentje van bordpapier en belaadde dit met stee- nen uit de bouwdoos. De slak kreeg een tuig, bestaande uit een draad en reepjes papier, en werd voor het rijtuigje gespannen. Het resultaat was verrassend, want het dier trok het voertuig, dat totaal 4 kilogram woog, klaarblijkelijk zon- I der eenige meerdere inspanning van I de plaats. i Rekent men het gewicht van de slak op 40 gram, dan bedroeg het ge- i wicht van den voortgetrokken last I het. 100-voudige, een ontzaglijke toer! De eigenaardige sport werd door de kinderen nog uitgebreid, doordat men, in de plaats van de Pari)sche stad- slak, een krachtige landslak uit Bour gogne liet komen, die zelfs een last van 12 K.G. over een afstand van 20 c.M. voortbewoog. Bij de verdere proeven stieten de kinderen echter op een moeielijkheid; de meeste slakken hielden n.l. plotse ling halt, als zij zoover gekomen waren, dat de trekstrengen, door middel waarvan zij aan den wagen gespannen waren, schokten. Zij maakten toen j een tuig van elastiek, dat bij het aanzetten niet schokte, doch zich langzamerhand strak spande, zoodat de slak ten slotte den zwaren wagen trok, zonder het aantrekken te be merken. Ten slotte wilden de kinderen eens probeeren. zich door middel van slak ken te laten trekken. Zij gingen in een kinderwagen zitten, spanden er 40 slakken voor en na gerilimen tijd konden zij constateeren dat zij op een asphalten vloer een afstand van 8 c.M. hadden afgelegd. Iets over schoenen. Wat een groote rol zij spelen in de ergernis van man, vrouw en kind, en hoe die ergernis het best, verholpen kan worden, zie daar waarover ilc u wou spreken. De man ergert zich over i al het geld. dat hij jaarlijks voor schoe nen uitgeeft; de vrouw ergert zich om- dat zij telkens haar hoop van nu eens j een sterk soort kinderlaarzen gevon den te hebben, in rook ziet vervliegen en het kind ergert zich er dan over omdat Jantje Ongeduld iederen mor gen zoo lang moet zitten tobben om ze aan te trekken en dan dikwijls tot overmaat van ramp nog de veters ka pot trekt of de knoopjes er af laat vlie gen. Verder is er nog een categorie jonge dames, die zich aan schoenen ergeren omdat zij er te veel van ver wachten. Zij verbeelden zich nl. dat schoenen in staat zijn moeder Natuur te verbeteren, door ze te laten dienen als omhulsel van een voet, die er eigen lijk niet in kan: maar deze dame spot zooveel zij kan met de pedanterie door juist haar maaksel een uitwas te geven, die telkens een stekende pijn aan de gelukkige bezitster verschaft als protesteerende tegen zooveel brutali teit. Dat laatste geeft natuurlijk weer reden tot ergerniszoodat wij ein delijk zouden uitroepen, maar werp ze van u die redelooze dingen, die zoo veel ergernis verschaffen. Ik herinner mij, dat het mij altij weldadig aandeed in de boeken va Ebers te lezen van vrouwen en mat nen, die sandalen droegen. »'ei •verekl van ci«a iic r sclioenen en dat gaf in een indruk van luchtigheid en loshei om jaloersch op te worden. Ik vroe mij zelve toen wel eens af, waarom w - \s zoir—; niet alleen de onderkant van onze voeten kunnen bi dekken. Wij dienen met onze voetzi len tegen straatsteenen en alles wi zich daarop kan bevinden, beveilig te zijn, maar waarom het overige va onze voeten vooral 's zomers ook b dekt moet zijn, was mij toen een raai sel. Ik zeg: „was mij een raadsel want sinds ben ik wijzer gewordei Het kan immers niet, want niemax doet het; stel je voor, wat zouden w een bekijks hebben, wij gingen bepaal niet ongemoeid over straat en tien t gen één, dat de politie zich er mi bemoeide. Dus de ergernis van scho nen nog maar liever, dan de ergern van als een uitmiddelpuntig mensi op straat nageschreeuwd en uitgejouv te worden. Gegeven dus wij moeten schoen, dragen, dan volgt daaruit de concl sïe, dat we zoo nu en dan nieuwe te b pen hebben, en het is nu juist het kc pen van nieuwe schoenen, dat i meeste zorg vereischt. Het best is n tuurlijk ze op maat te laten maken 1 een schoenmaker, die den vorm vi den voet daarbij' volkomen volgtdo vele dames hebben daartegen, dat c schoenen dikwijls zoo zwaar en z kostbaar zijn. Daardoor komt men toe een geschikt paar té zoeken uit e collectie schoenen, die wat vorm prijs betreft in den smaak vallen. He ge een paar schoenen, dat u aanstaf loop er dan een poosje op door de 1 nier, alleen loopende kan men voel of de schoenen gemakkelijk zitten. Wandelt ge veel buiten de stad, d is het aan te raden schoenen met 4 He zolen te dragen, de wegen buit zijn altijd natter en dikwijls modi rig, zoodat de zolen veel weersta moeten hebben, vandaar ook dat mi ders dikwijls hun wanhoop uiten oi al de halve zolen, die Jantje of Pie verslijten. Al heeft het n.l. in d ag i niet geregend, h u n zolen vinden tijd hier of daar een modderbad. Voordat nieuwe schoenen gedrag worden is het aan te hevelen ze twa uur te laten staan in zooveel ricim of olijfolie, dat juist de zolen bedi I zijn. Dat maakt ze duurzamer. Wi ook wat olie over het andere schoi leer en laat het goed drogen. Barsl 1 in goed leer kunnen voorkomen w I den door de schoenen de eerste web in te wriiven met wat melk, olijfc I of vaseline, het laatste is een uits I kend behoudmiddel voor allerlei so leder. Als schoenen bijzonder nat zi I wrijf ze eerst zoo droog mogelijk n een zachten doek. vul ze daarna op r papier en laat ze in geen geval bij kachel drogen. Als bet papier er j gehaald is. zullen de schoenen hx zijn: trek dan een ouden handscht j aan en wrijf de schoenen stevig in i: wat vaseline. Nadat ze zoo een I uren. gestaan hebben en de vaseline dus ingetrokken is, worden ze na poetsen weer zoo glanzend mogeli Om schoenen waterdicht te mak I laat men een mengsel van bijenv en schapenvet smelten en wrijft i over de zolen, waar de steken zijn. I Nu ik dit overlees kom ik tot conclusie alleen getracht te hebben ergernis van man en vrouw o I schoenen eenigszins verzacht te h ben. die van jonge dame en kind 1 I ik totaal genegeerd. Ik troost mij echter met de gedacï dat het die aanstaande menschen i te gemakkelijk gemaakt moet word dat behoort bij de opvoeding. jl. -sr jd x Naar het Engelsen. Van Mrs. HUNGERFORD. Lady Farringdon was negent jaar en een van de kleinste, goedb FEUILLETON. Schetsen van DEKA. Aan een krant. II. Volontairtje was niet erg op zijn gemak, toen hij de achterbuurt bin nen was. Eenigszins schuw keek hij de huizen aan, om het nummer te vinden. Hij wilde zelfs den schijn niet aannemen, alsof hij naar binnen wilde zien. Want hier woonden van die menschen die zoo gauw kwaad en hardhandig zijn, en daar had hij een broertje aan dood. Tjasses, nou weer twee smerige karren, midden op straat. Zelfs de passage konden ze niet vrijlaten. Als zijn demi-tje vandaag niet een knauw kreeg, dan wist hij het niet meer. En kijk daar nu weer: dat bloemrekje werd gebruikt om het waschgoed te drogen. Als de menschen dat rekje aan zijn bestemming lieten beantwoorden zou het toch ook veel poëtischer en wel aestischer zijn, en misschien hadden de bloemen ook wat d ie ongezonde luchthier verfriseh t. O, hij was er al. Ja zeker 63. Hier moet het zijn. 'tZag er nogal fatsoenlijk uit. Niet zoo roovershol-achtig als andere per- j ceelen die hij gepasseerd was. Nette 'gordijntjes daar voor de ramen en warempel ook een geranium en een kanarie-vogeltje. Zie je, dat waren van die teekenen.enfin, het is moeilijk j onder woorden te brengen, maar daar j hield hij van. Dat toonde zoo iets J vanhè?, zoo iets dat de menschen I toch nog niet heelemaal verdorven I waren. Bloem en vogel, hè, je begrijpt wel. 't Gaf je zoo'n rust en veiligheid. Hm, hoe zou hij zijn vraag nu inklee- den. Je kon toch niet binnen komen met een gewoon gezicht, en plotseling zeggen„Dag mijnheer, dag juffrouw, ik ben verslaggever van die en die courant, en ik kom de bevestiging vragen van het bericht dat je zoon gisterenavond een meisje heelt dood gestoken, en dat je zoon eigenlijk die gemeene vrouwenmoordenaar is, waai de politie al zoo lang op geloerd heeft d. w. z. dat hij er heel erg van verdacht wordt, want hij zit in voor arrest." Neen, dat ging niet. Dat moest hij nou eigenlijk wel zeggen, maar lieve hemel, je begrijpt als hij zoo iets maar vierkant zou zeggen in het gezicht i van een harigen polderwerker of I een krijschend vischwijf, dan zou hij zec-r onmiddellijk worden aangegrepen en onder handen genomen. En bij allen jeugdigen beroeps-ijver en het aantrekkelijk romantische van I zoo'n avontuur, beefde de jonge jour nalist daar wel wat voor terug. Enfin, maar eerst eens naar boven gaan. Een joviaal gezicht zetten bij zulke mensehen, en je niet onrustig toonen! Dan zijn ze het gewilligst, en wat hij zou zeggen, kwam wel als hij binnen was. Heel bescheiden klonk op het don kere, muflige portaaltje zijn kloppen op de kamerdeur. Binnen meende hij wel eenig geluid te hooren, alsof daar menschen waren, maar antwoord kwam er niet. Toen duwde hij open. Bij het raam, vlak ouder de benepen rolgordijntjes, die heel laag hingen, zat een vrouwtje, zoo'n soort van schoonmaakstertje, een ineen gekrompen geel oud-wijf jes gezichtje, gesnoerd in een witte muts; en de handen legden neer op het bonte boezelaar, dat de proper heid van het heldere nachtjak voort zette. „Juffrouw „O God, mijn arme goede jongen. Opgepakt als een misdadigerwegge sloten als een wild dier in zoo'n kooi, zoo'n ijzeren hokje van de gevangenis; met ratten misschien bij hem, en water en brood!" Toen zag zij het timide ventje, dat bleek en verschrokken nog altijd was blijven staan, waar hij was binnen gekomen. Wat wil je? Komen jullie mij ook al halen. Heb ik soms ook al vrouwen doodgestoken? Net als hij? O, neen, niet als hij, neen hij heeft niets gedaan, hij heeft niets gedaan, hij is onschuldig, onschuldig als een pasgeboren kind. Hij kan zoo smerig niet gedaan hebben. In drift, dat zou kunnen, maar zóó, zóó glui perig en vooruit bedacht. Als ik een oogenblik ook maar kon denken dat j hij er aan medeplichtig was. dat hij er j alleen z'n maar mes voor geleend had aan een ander, dan keek ik hem nooit meer aandan wilde- ik hem nooit meer ziennooit meer, zelfs op mijn sterfbed niet. Ik zou liever ster ven dan hem weer terugzien. „Maar nu „Maar juffrouw, ik verzeker u Een vloed van tranen maakte zijn verdere protetjes onverstaanbaar. Zij viel eerst achterover in haar lstoel, en sloeg daarna met hel hoofd op de handen voorover op tafel in wilde wanhoop Volontairtje was nog maar begin - ner, dat weet ge. Is het wonder dat hij een oogenblik vergat de opdracht die de redacteur hem dien morgen, nog geen half uur geleden, zeer ge wichtig op het bureau gegeven had. „Daar moest lxij nu eens zijn best opdoen," had de chef met een aan moedigend, welwillend lachje gezegd. Dat was nu eens net een werkje voor pas-beginners, zoo geheimzinnig hé en zoo avontuurlijk! Jawel,jawel,hij wist er alles van. Vroeger ook van gehouden, maar als je zoo'n twintig jaar meeloopt is het .vak Volontairtje werd opeens journalist af, een raensch Jan, als die laatste uitdrukking voor een oogenblik ge oorloofd is. Hij werd weer de groote jongen die thuis zijn moeder niet kon zien weenen, en op de vrouw toe- stappend, heel voorzichtig, als om haar smart niet te storen, lei hij zachtjes zijn hand op haar arm, grijs hoofd, dat lag te schokken van intens I verdriet. „U moet niet zoo huilen, juffrouw U maakt u zelf heelemaal van I streek. Dat helpt uw zoon toch niet 1 Wij moeten zijix onschuld aan het j licht zien te brengen." j Toen hij dat „wij" had uitgesproken, I stroomde hem een warm gevoel van edelaardig-zijn door de borst. Zij schrok verrast op, en schudde met grappige vastberadenheid de I droefheid van zich. Ja, hij moet vrij i komen, weer in eere hersteld worden. En hoopvol naar hem opziende, be- I gon zij te vertellen, allerlei bijzonder- j heden van het geval. Hoe het. kwam, dat zij hem vast hielden, 't Was zoo'n rare jongen. Toen ze hein bij I den,rechter-oommissaris ondervroegen, j had hij heel kalm gezegd dat zij zich I in den persoon vergist hadden. Maar toen zij hem tartten te bewijzen, dat hij op den avond van den moordaan slag ergens anders geweest was, zweeg hij, verwoed dat er aan zijn woord i getwijfeld was. En daarin zagen nou d ie heeren een teeken van sekt j Want een paar uur daarna kwam rechercheur bij haar thuis vertelI i dat zij hem hielden En ze begon weer te huilen, d I keftde aan den schok dien het h toen gaf, en aan de schande van geheime politie in huis, en haar zi in de gevangenishaar jon<2 dien ze altijd had opgevoed in eert voor de overheid. Toen het volontairtje weer op bun terug was, stond de oudste vers! gever er verbaasd over, zooveel als wist. Want allerlei hijzonderhed die hij zoo vertrouwelijk uit den m< i van het vrouwtje had gehoord, biel I zeer gewenschte stof te zijn voor I artikel, waarboven met groote letl geschreven werd: „De moordaanslx en daaronder wat kleiner„Bijzone heden omtrent den persoon van I vermoedelijken dader." Het goedkeurend klapje dat de d acteur hem 's middags na afdrukken van de krant op zijn sch j der gaf, joeg een blos van trots n zijn kaken, en 's avonds vond hij wat aardig dat zijn arbeid zoo\ ruimte innam in do krant. Maar 's nachts dacht hij voor insliep, toch nog even aan het v 1 nende vrouwtje, eu had hij een 000 1 blik spijt van zijn onbescheidenh Edoch, dat sleet uit

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 6