ioe schets. SCHAAKSPEL. Prijsraadsel. hij ze aan zijne vrouw in bewaring, die den steiger verliet met tranen in de oogen en cenige duizenden ponden waarde aan diamanten in haar zak. Hoeveel waarde aan diamanten dc wereld oplevert? Wel, die wordt op 200,000,000 geschat, en van dit be drag heeft Zuid-Afrika alleen in de laatste twintig jaar meer dan de helft geleverd." Wanneer een mensch het zwakst is. Volgens proefnemingen met den krachtmeter, is een mensch het zwakst, wanneer hij pas uit zijn bed komt. Onze spierkracht wordt veel vermeer derd door ontbijten, maar 1-iveikc he< hoogste toppunt na het middagmaal (in den zin van een maal. dat 's mid dags gebruikt wordt). Dan daalt zij weer voor eenige uren, stijgt weer te gen den avond, maar neemt gedurig af van den nacht tot den ochtend. De voornaamste vijanden van spierkracht zijn overwerken en nietsdoen. Waar politiebeambten mede bezig gehouden worden Japan heeft een politiemacht, eenigs- zins naar het Fransche systeem inge richt. Op verschillende plaatsen in Tokio staan kleine kabanchos, die overeenkomst hebben met de Engel- sche .sfthildwachtshuisjes, maar groo- ter zijn. Aan elk van die huisjes zijn dage lijks drie man verbonden. Eén blijft er binnen zitten, terwijl een ander aan de deur staat, en de derde doet de ronde en komt bij geregelde tusschenpoozen terug. De posten worden om de acht uur verwisseld. Na vier-en-twintig uur op post te zijn geweest, krijgen de drie politiebeambten een even langen rust tijd en worden zij door drie andere vervangeu. Op de dagen, dat zij niet in dienst zijn, worden zij gebruikt om belasting biljetten rond te brengen en verslagen te doen van den toestand der straten, bruggen, dijken, goten en begraaf plaatsen. Zij doen ook aanzeggingen van hu welijken, geboorten en sterfgevallen, tooneelvoorstellingen en de aanwezig heid van verdachte personen. De manier. ,,'t Is zonderling, dat ik mijn vrouw er maai" niet toe kan krijgen om mijn kJeeren te verstellen," zoo klaagde iemand zijn nood aan een vriend. „Vanochtend heb ik haar gevraagd een knoop aan dit vest te zetten, en zij heeft er nog geen hand aan gehad." „Heb je 't haar gevraagd!" zei de ander met een licht schouderophalen. „Ja. Wat zou ik anders doen?" „Je bent nog niet lang getrouwd, dus wil je misschien wel wat van mij lee- ren," antwoordde zijn vriend, op een vaderlijken toon. „Je moet een vrouw nooit vragen iets te verstellen. Dat is niet goed." „Hoe bedoel je dat?" „Doe zooals ik. Als ik, bij voorbeeld, een overhemd versteld wil hebben, dan neem ik het in de hand en ga mijn vrouw opzoeken. „Waar is de vodde- mand?" vraag ik haar op een strengen toon. „Waar heb je de voddemand voor noodig?" zegt zij dan wantrouwend. „Ik wou dat overhemd weggooien; 't is heelemaal versleten," antwoord ik. „Laat het mij eens ziert." zegt zij. „Maar ik houd het achter mijn rug. „Neen," zeg ik. „Het helpt niet of je al probeert er iets aan te doen." „Laat het mij zien," herhaalt zij. „Maar 't is heelemaal versleten, zeg ik je." „Kom, geef mij dat overhemd!" zegt zij op haar gebiedendsten toon. „Ik overhandig het haar. „Wel dat hemd is nog heel goed," roept zij zegevierend. „Er mankeert niets anders aan dan „En zij verstelt het." Sterke mannen. De hertog van Gramont, minister van Buitenlandsche Zaken onder Napoleon III vertoonde op soirées voor de ver baasde hofdames vaak het kunststukje met zijn gesoigneerde, aristocratische hand een twintig-franc-stuk krom te buigen. De voor eenige jaren overleden Italiaansche schrijver Paolo Tambri kon zich er op beroemen van alle man nen van de pen de sterkste te zijn. In zijn eentje zorgde hij eens voor de ontruiming van de zaal bij een rumoe rige vergadering te Florence, door de levenmakers een voor een de deur uit te werpen. In Turijn bracht hij eens een span paarden, dat met een equipa ge op hol was geslagen, met zulk een kracht tot staan, dat de dieren vielen; daarbij bekwam hij alleen eenig letsel aan de hand. Als student in Padua lichtte hij voor de grap de deur van de groote universiteitspoort uit haar hengsels en toen er eens brand uitbrak in het parlementsgebouw te Rome. waar hij als afgevaardigde vertoefde, drukte hij met zijn schouder een deur in, die de brandweer met haar bijlen niet vernielen kon. Een koetsier die weigerde hem te rijden, zette hij, zon der den man verder iets te zeggen, met één hand op den bok, en een tot de tanden gewapende roover, die hem op een voetreis door Sicilië onverhoeds aanviel, kreeg zulk een vuistslag, dat hij bewusteloos ineenzakte en aan een hersenschudding overleed. Van alle tijden. Voor alle tijden. Zij heeft gelijk. Wij leven niet voor ons zelf alleen. In ons leven wortelt dat van andere menschen en wij weder in het hunne. Wie zou het recht heb ben slechts voor zich te willen hande len? Men mag het geluk niet zoeken aan gene zijde van de grens, die God ons getrokken heeft, al is dit ook nog zoo zoet en aanlokkend! Al deze wen- schen zijn de zomernachtsdroomen des levens, die zich zoo schoon laten droomen, maar nooit verwezenlijkt worden. Daar heet het, ontzeggen en leeren het geluk te vinden in eigen be perkten kring! Arthur Sewett, Sommernachtstraum. Een genie kan het zonder hulde wel stellen. Met of zonder volkswaardee- ring verblijdt het zich in het hoogste aller geneuchten de scheppings vreugde. Maar of nu het volk zich red den kan zonder het genie, dat is eene andere vraag. De vereering van der grooten nageslacht is niet noodig voor die grooten, maar is noodig -voor een natie zelf. Eerbied doet uiet zoozeer goed aan den man, die hem ontvangt, als wel aan den man, die hem betoont. Het is goed voor een natie, voor het opkomend geslacht vooral, de namen te hooren van de groote arbeiders in den dienst van een ideaal; het is goed voor een natie, voor het opkomend ge slacht vooral, de monumenten te aan- schouwo- op de pleinen der steden opgericht voor hen, op wier voorhoofd de ster van het genie fonkelde en die hunne levensuren hebben gewijd aan den zwaren arbeid, zonder welken er geen schepping is van iets voortreffe lijks. P. H. Ritter, Het standbeeld van Sweelinck. Zij is een dure, een onbarmhartige leermeesteres, de ervaring, welke ons menschenkennis onderwijst. Zij geeft niet gTatis les, maar laat zich ook van den armste, soms eerst door vertwijfe ling, verbittering en schande, soms geestelijk of lichamelijk, goed betalen. Vosmaer, Inwijding. Wij waardeeren niet de duizenden voordeelen, die de wetenschap ons schenkt, wij gevoelen er het nut niet van door de gewoonte, die ze ons steeds zonder nadenken doet gebrui ken. Zonder ophouden zorgt de we tenschap voor ons levensgenot; in plaats van de diligence heeft zij ons den spoortrein gegeven; het gas heeft zij vervangen door de electriciteit. Zij geeft den stoot tot duizend uitvindin gen. die het leven mooier, gemakkelij ker, aangenamer doen worden, die in één woord ons levensgenot verhoogen. Maar wij letten er niet op. wij nemen er geen notitie van. wij zijn nu een maal gewend geraakt aan al die ge makken! Sarcey, De wetenschap en het leven. Nieuwe boekenkasten Sedert eenigen tijd is een nieuw systeem van boekenkasten op de markt gebracht, dat voor beknopte ruimten, alsmede voor bibliotheken, welker inhoud voortdurend aan veran deringen onderhevig, is, zekere voor deelen biedt. Deze boekenkasten kunnen worden saamgesteld uit een willekeurig aan tal vakken en door bijvoeging van meer vakken, voetstukken en deksels in de hoogte zoowel als in dc breedte vergroot worden, zonder dat daartoe afzonderlijk beslagraateriaal vereisebt wordt. Het is alleen noodig de vakken op elkaar te zetten en ze door eenvoudi- gen handgreep onderling te verbinden. Daardoor is het mogelijk, de kast altijd aan te passen aan het aantal aanwezige boeken, ze voor smalle of breede muurvlakten te wijzigen, naast of op elkaar, zoodat iedere ruimte, hetzij groot of klein, in ge bruik genomen kan worden. Ook op schrijftafels of lage kasten kunnen deze kasten geplaatst worden. De stofdicht sluitende glazen deuren wor den van boven ingeschoven. De vermogendste man in het Noor- sche kerspel, waarvan wij hier zullen verhalen, heette Thord Oeveraars. Op zekeren dag stond hij met op geheven hoofd in de studeerkamer van den predikant, en zeide met een ern stig gelaat: ..Ik heb een zoon gekregen en wil hem laten doopen." „Hoe zal hij heeten?" „Tinn, naar mijn vader!" ..En wie zijn de peters en meters.?" Deze werden genoemd en waren de aanzienlijkste lieden van het dorp. mannen en vrouwen van 's vaders fa milie. .Hebt gij mij nog iets meer te zeg gen?" vroeg de predikant, terwijl hij hem aanzag. De boer stond een oogen- blik onbewegelijk. Ik had hem gaarne alleen en niet tegelijk met anderen willen laten doopen," zeide hij. „Ik meen namelijk op een dag in de week. Het liefst toekomenden Zaterdagmid dag." ..Verlangt gij nog iets?" vroeg de predikant weder. ..Neen. meer heb ik niet te zeggen." De boer draaide zijn hoed tusschen de vingers, als wilde hij heengaan. Toen stondi de predikant op: „Dan heb ik u nog iets te zeggen." ving hij aan en vatte de hand van den boer, terwijl hij hem sterk in de oogen zag. God geve, dat het kind u ten ze gen zij." Zestien jaar later stond Thord we der in de kamer van den predikant. „Gij ziet er goed uit, Thord," zeide deze. toen hij niet de minste verande ring in zijn uiterlijk bespeurde. Ik hel) ook geen zorgen," antwoordde Thord. De predikant antwoordde daar niet op; na eenige oogenblikken vroeg hij hem: „Wat hebt gij mij heden avond te zeggen?" „Ik wilde mijn zoon doen aanne men." „Het is een wakkere jongen!" „Ik wilde den predikant niet gaar ne zijn leergeld betalen vóór dat ik wist. welk nommer hij in de kerk ge kregen heeft." .Wel, hij heeft nommer één!" ,Ja, dat heb ik gehoord en hier zijn tien daalders schoolgeld." Hebt ge nog iets anders op het hart?" vroeg de predikant en zag Thord aan. „Neen, niets anders." En Thord vertrok. Weder verliepen er acht jaren. Op eens hoorde men een groot rumoer voor de studeerkamer van den predi kant, want er naderden verscheidene mannen met Thord aan het hoofd. De predikant zag op en herkende hem. ,Gij komt van avond in talrijk ge zelschap!" Nu ja, ik wilde in de kerk laten af kondigen ,dat mijn zoon in het huwe lijk zal treden met Karen Storlide, de dochter van Gudmund, die hier voor u staat." „Wel, wel! De rijkste erfdochter van het geheele dorp!" .Zoo zegt men, ja wel," antwoordde de boer en streek met de eene hand zijn haar in de hoogte. De predikant bleef een poos in na denken verzonken, hij sprak geen woord, schreef de namen in zijn boek en liet de mannen onderteekenen. Thord legde drie daalders op tafel. „Er komt mij slechts één toe," zeide de predikant. Dat weet ik, maar het is mijn eenig kind en ik wilde het gaarne eens goed maken." De predikant nam het geld aan. „Dat is nu voor del derde maal, Thord. dat gij voor uw zoon bij mij komt!" „Nu ben ik ook met hem klaar," ant woordde Thord, vouwde zijn zakboek dicht en zeide: „Vaarwel!" en volg de langzaam zijn metgezellen. Veertien dagen daarna roeiden va der en zoon, bij stil weder, over het water naar het huis van Storlide om over de bruiloft te spreken. „Het kussen ligt niet goed onder mij," zeide de zoon en richtte zich in de boot op. om het recht te leggen. De plank waarop hij stond, gleed eens klaps uit, hij viel en plofte in het wa ter. „Houd je aan de roeispaan vast-" riep de vader hem toe. terwijl hij op sprong en hem den riem toestak. Doch toen de zoon er een paar maal naar gegrepen had, overviel hem eensklaps een zware kramp en voelde hij zijn bloed verstijven. „Wacht, wacht!" riep de vader en roeide naar hem toe. Daar slaat de zoon achter over, ziet met angstigen blik den vader aan en zinkt. Thord kon zijn oogen niet gelooveu; hij hield de boot stil en staarde naar het punt waar zijn zoon gezonken was. als moest hij weder opduiken. Er ste gen eenige blazen op, nog eenige, daarna nog slechts een enkele groote blaas, die uiteenspatte en spiegel glad vertoonde zich weder het meer. Drie dagen en nachten lang zagen de menschen den vader om de plek heen roeien, zonder iets te gebruiken of zich een oogenblik rust te gunnen; hij vischte naar zijn zoon. Eindelijk vond hij hem en droeg hem op zijn schouders den berg op naar zijne wo ning Sedert dien dag was er omstreeks een jaar verloopen. Op zekeren Kerst avond, het was reeds laat. hoorde de predikant iemand buiten aan de gang deur kloppen, en een rijzige, eenigs- zins gebogen man. met grijze haren, trad binnen. De predikant zag hem lang aan, voordat hij hem herkende, het was Thord. „Komt gij nog zoo laat?" vroeg de predikant en bleef voor hem staan. „Ach ja. ik kom laat," antwoordde Thord, terwijl hij plaats nam. De predikant ging tegenover hem zitten in afwachting van hetgeen hij zou hooren, en beiden bleven zoo een goruimen tijd stilzwijgend zitten. Thord nam het eerst het woord en zeide: „ik heb iets medegebracht dat ik gaarne aan de armen zou willen ge ven." Hij stond op, legde geld op ta fel en ging weder zitten. De predikant telde liet geld. „Dat is veel geld," zeide hij. Het is de helft van mijn koopschat van mijn pachthoeve, ik heb die van daan- verkocht." De predikant bewaarde langen tijd het stilzwijgen; eindelijk vroeg hij zacht: „En wat denkt gij nu te begin nen?" „Iets beters!" Weder een poos stilte. Thord sloeg zijn blik neder, de predikant zag hem met groote oogen aan. Daarna zeide de predikant zachtjes: „Nu geloof ik dat uw zoon u einde lijk ten zegen geworden is." „Ja. dat denk ik nu ook zelf," zeide Thord en zag op, terwijl twee groofe tranen hem langs de wangen biggel den. Scherp antwoord. Piron. de fransche schrijver, gedu rende den nacht door den nachtwacht te Parijs gearresteerd, werd den vol genden morgen voor den luitennant van politie gebracht, die hem uit de hoogte ondervroeg naar zijn beroep of bedrijf. „Ik hen dichter, mijnheer," zeide Piron. „A ha! een dichter, ben je een dichter?" sprak dc overheids persoon. ik heb een broeder, die ook dichter is." Dan staan wij gelijk!" hernam Pi ron, „want ik heb een broeder die een zot is." Verraderlijke bloemen. In Canada komt een plant voor, wel ker bloemen de vlinders, die den honig komen opzuigen, aan de tong zoolang vasthouden, totdat de arme insecten sterven. Zij heet daar „de wreede plant." Op Nieuw-Zeeland vindt men een dergelijke insecten-moordenares, een slingerplant, de Auregia albens, die vele zeer welriekende witte bloemen heeft. De nachtvlinders, die door den zoeten geur worden aangelokt, steken hun lange roltong in den diepen kelk der bloem. Maar in den kelk ontmoe ten zij een soort van gevoelige tangen die de roltong van den snoeper zoo lang vasthouden, totdat de gevleugel de gast zich niet meer beweegt, zoodat hij zijn vergeeflijken snoeplust met den dood moet bekoopen. Spoorwegmuziek. Men vroeg eens aan Sir Arthur Sul livan, den bekenden Engelschen com ponist, waar hij het best kon werken en onder welke omstandigheden hij de meeste gedachten kreeg. „Er is geen enkele plaats', ant woordde hij, „waar ik zoo goed op dreef kom, als een spoorwegrijtuig. Er is iets in de snelheid van de bewe ging, in het gerammel van het ijzer en in het ratelen van de wielen, dat de verbeelding opwekt en stof geeft voor een verbazend aantal melodieën en klankeffecten." Signalement van Napoleon. Tijdens den vrijheidsoorlog werd in de Berlijnsche drukkerij van Ernst Littfas een signalement uitgegeven, waarvan het opschrift was: Verzoek tot aanhouding en uitlevering van Ni klaas Bonaparte, genaamd Napoleon, ook Dalleeuw, Prins Lamballa bij sduivels genade." Dat pamflet met het portret van den Corsikaan, luidde onder anderen: „Wij verzoeken aan alle burgerlijke en militaire autoriteiten dringend, alles aan te wenden om zich van den persoon van dien helschen booswicht meester te maken. „Als hij dood gevangen wordt," zoo luidde het verder „moet zijn hoofd gebalsemd en aan kermisreizi gers, die voor geld wilde dieren laten zien, verhuurd worden." Het bijgevoegde „signalement luid de: „Klein van gestalte, beneden de middelmatige, en grof van beenderen, aangezicht bolrond, alle trekken van rechtvaardigheid, medelijden en ont ferming weggezwollen. Daarentegen somber starende, bloedgierig glurende kleine, zwarte en flikkerende oogen, kromme neus, opgetrokken mond. dikke kin, zwart en borstelig haar. Gelaatskleur bleek, groenachtig bruin. Ook is hij bijzonder kenbaar, doordat hij spoedig raast en tiert, en terstond daarop weder eene oogenbflikkelijke kalmte vertoont, en dan gewoonlijk de hier (op de afbeelding) aangegeven houding aanneemt." Primula acaulis. Wie deze lieve voorjaarsplant ziet bloeien met tal van fraaie lichtgele bloemen, moet, of hii wil of niet, wel in verrukking komen. Nauwelijks heeft de winter voor het voorjaar plaats gemaakt, of de stengellooze sleutelbloem maakt zich voor het feest gereed. Terwijl zelf de blaadjes zelf pog maar I schuchter voor den dag komen, be- I ginnen de bloempjes over de ge- |heele plant te voorschijn te komen I en met een dag of wat is het een bouquet van bloemen! Zeker komt men bij de aanschouwing van zoo'n rijk bloeiende plant in verrukking, betreurende dat. zij niet algemeen voorkomt. Ik durf bijna niet te zeggen dat deze sleutelbloem tot onze flora be hoort. omdat allicht enkelen er pret in vinden haar tot de rubriek van onkruid te brengen. Daar va.t weinig tegen in te bren gen. Volgens de Flora Batava. die haar in het 14de deel tab. 1067 heeft opgenomen en afgebeeld, vindt men haar in bosschen op duingrond vooral rondom HaarlemReeds voor honderd jaar werd door de Gor ter hare groeiplaats aangewezen. „Eenige slooten, zoo lezen wij, van den zoogenaamden Aerdenhout, zijn in het voorjaar door duizen-^ den van hare liefelijke bloemen omzoomd." Hoewel wij de ^rimula acaulis in i groote hoeveelheid in Engeland, vooral in 't Graafschap Kont, aan- troffen, hadden wij nimmer het °-e- nóegen haar hier in natuur te zien. Wel zagen wij een paar jaar ge leden. voor een eenvoudige arbei- derswoning te Maartensdijk bij Utrecht deze plant in vereeniging met narcissen, verwilderd aange plant voorkomen, hetgeen zoo onze aandacht trok, dat wij onwillekeu rig een oogenblik stil stonden om deze levendige schilderij te bewon deren. Van de Primula acaulis bestaan variëteiten met- witte, naarsche en steenroode bloemen, ook die met ge vulde bloemen treft men soms aan. toch zien wij de type het liefst en deze verdienen als een winterharde overblijvende plant alle mogelijke aanbeveling. Chineesche verblijfplaats voor armen. Dat de Chineezen, hoezeer dik-1 werf bespot, Europa in vele opzich ten vooruit zijn, bewijst onder an deren ook het feit, dat aldaar lang vóór dat men er in Eunpa aan dacht, huizen ingericht waren, waarin arme lieden zonder onderko men. des nachts een schuilplaats vonden. Zoodanige inrichting be staat o. a. te Peking, waar zij be kend is onder den naam van het Kippenhok. Het is een groote loods, waarvan de bodem overdekt is met kippenveeren. Zij, die van dit nacht verblijf gebruik willen maken, be<- geven zich er tegen het vallen van den avond heen, en vlijen zich op den zachten bodem neder, waarin zij gedeeltelijk ver dwijnen alsof zij zich op een sneeuwveld nederstrekken, zonder evenwel dadelijk te mogen insla pen,. Slapen mogen zij eerst dan wanneer diaartoe het officieele tee- ken wordt gegeven; immers al de gasten moeten nog eerst worden toegedekt. Daartoe is een reusach tige villen deken aan gebracht aan de zoldering: is de tijd om te sla pen daar. dan wordt die deken door middel van touwen neergela ten. Nu bevinden zich in die deken een groot aantal ronde gaten; zoo- dra zij op de bevolking der loods nedergedaald is, moet ieder het hoofd door zulk een opening ste ken, ten einde de gemeenschap met de buitenlucht te onderhouden en alzoo gevaar voor stikken te voorko men. Een seconde latei is alles in die pe rust. Slagen op den tam-ta'm wekken des morgens de geheele oo- pulatie, die zich onder de deken bevindt. Dit geschiedt alleen ten einde ieder de gelegenheid te geven het hoofd uit d'e opening in den de ken te kunnen trekken, daar deze nu weder naar boven moet worden geheschen. Wie zijn hoofd niet bijtijds heeft geborgen loopt ern stig gevaar geworgd te worden. Nu staat ieder op, maakt toilet, door zich de veeren van het lijf te schud den begeeft zich naar de kas en betaald voor de genoten gastvrijheid een kleinigheid, zoo gering, dat zij in geen Nederlandsche munt is uit te drukken, in de verste verte nog geen halve cent. licht, dat, gelijk hij aantoont, in vf gere eeuwen al door vele groote leerden is voorgestaan. 1-Iij wijst op, dat het doel niet is de andere tai te vervangen,maai* een hulptaal scheppen om personen uit verschil! den landen in staat te stellen elki te verstaan. Geen enkel der bestaai talen kan doorvoor dienen; dat zouij andere volkeren nooit toegeven. 1 Latijn is onbruikbaar voor het uitdij ken van hedendaagsche zaken en dei beelden. Enkel een kunsttaal kan a de vereischten voldoen. En voor zi een taal bestaan al duizenden wo den. Als men de kunsttermen nagi die in alle talen gelijkelijk gangbi zijn geworden, krijgt men al een ai zienlijk deel van het woordenbo Vele andere woorden zijn in 2 of 3 tai ongeveer gelijk, ook die kunnen die: doen. Met eenvoudige taalregels, in& de heer Couturat, zou men aldus e zeer bruikbare algexneene hulpti kunnen samenstellen. De ooreu dertelefonisteu Den 4den Maart jl. heeft de Oost rijksche afgevaardigde dr. Ofner, nu uit naam van 14 andere af^evaardigc waaronder 7 doctoren, de volgende r tie in de Oostenrijksche Kamer in diend „Volgens de tegenwoordige inri ting van het centraal telefoonhureai W eenen brengt de telefoniste een he: crophoon in het oor, waardoor de t< foongeluiden onmiddellijk en krach haar oor treffen. Het rrovolg hiervan dat te sterke geluiden groot gevaar vi het trommelvlies opleveren, en ind daad komen er jaarlijks vele geval voor, waarb;: het trommelvlies i telefoniste gescheurd of op andere v ze voor het -bruik ongeschikt is worden. Met dit geva^- dat door herhaald sterk schellen met de telefoonbel o staat, is het -oote publiek onbekei Wanneer de gebruiker van de telefc weet, dat hij, indien zijn onseduld h drijft om nog eens flink en krachtig schellen daarmede de ••■ezondheid geschiktheid tot arbeid van de tele niste kan verwoesten, dan zal ongetv feld elkeen in deze zich zooveel mo lijk matigen. In verband hiermede wordt den i nister van Handel verzocht, dit bij publiek bekend te maken en den abonneerden te verzoeken bij het bruik maken van de telefoon hun geduld zooveel mogf^'k te behe schen." Een oud Chineesch spreekwoord zegt: „Wanneer de sabels roesten en de spaden glimmen, wanneer de gevangenissen leeg staan en de schu ren gevuld worden wanneer de trap pen der tempels slijten en op de ge rechtsplaatsen gras groeit. wanneer de dokters te voet -aan en de bakkers paard rijden, dan is het de goede tijd!" Een boer in midden van twee advo caten, Is of twee katten aan één vischje zaten. (Huygens). Internat onale Taal Het denkbeeld van een wereldtaal duikt weder op, thans in Frankrijk. Aan de vergadering der academiën van wetenschap, die onlangs te Parijs af gevaardigden gezonden hadden, was een verzoek om in die richting stappen te doen gericht in een stuk ondertee kend door een 20-tal leden van het In- stitut de France, zoo natuur- als ge schiedkundigen. Een comité uit han del, nijverheid en wetenschap werd op gericht, dat ten doel heeft aanhangers te werven, het vraagstuk te bestudee- ren en de geleerde wereld er voor te winnen. In een vlugschrift heeft de heer Couturat thans dit streven toe^e- Uit de ii Moppentrommel DE LAATSTE DWAASHEID. Een jong mensch, van tamelijk w pelturig karakter, wiens verover gen in de dameswereld talloos ren. trad ten slotte in het huwelijk „Nu, mijn beste zeide zijne jor vrouw, „ik hoop, dat gij nu wijs z worden." „Vrouwlief," wfas het a woord, „gij kunt erop rekenen, mijn huwelijk mijne laatste dwa heid is geweest." PROBLEEM No. 1. ZWART. abcdefgh WIT. Wit speelt en geeft in drie zetten mat. Oplossingen worden vóór 26 Mei gewacht aan het adres van den red teur dezer rubriek. Jhr. A. E. v FOREEST, Atjehstraat 134 te 's-G: venhage. Op onze vorige Prijsvraag waren antwoorden ingekomen. De prijs v ten deel aan den heer .Tac. C. Meijeri Jr., Jansstraat 62rood alhier. Deze he die in dat soort zaken specialit schijnt te zijn had niet minder dan spreekwoorden en zegswijzen aan lai bouw- en veeteelt ontleend ingezondi De prijs ligt Maandag a.s. tussch 2 en 3 uur ter beschikking van den w ner aan ons bureau Kampersingel Nu geven wij weer eens een prijsras sel en wel het volgende Mijn geheel bestaat uit 2 woorde die te zamen 18 letters, tellen en is naam van een hooggeplaatst ambtem De 12, 4 8, 15 is een gevaarlijk di< ln den winter is het weder vaak zc 11. 9, 3, 6. 17, 13, 7, 16 is een meisjesnaam. Een 10, 14, 5 is een zachtaardig vi voetig dier. De os is zeer 18, 2, 1 in zijne beweg: gen. Oplossingen worden ingewacht tot met Woensdag a.s. Als prijs loven wij uit een BOEK.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 8