DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD".
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Haarlemmer Halletjes.
No. 38
Zaterdag 25 Mei.
1901
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
HETfSLOT RABENSTEINFELD IN MECKLENBURG, DE TEGENWOORDIGE
VERBLIJFPLAATS VAN H. M. KONINGIN WILHELMINA.
ALLERLEI.
Hendrik IV en de ambachts
man.
Kort voor den slag van Ivry kwam
Hendrik IV met een klein gevolg tegen
den avond te Alengon, waar hij afstap
te bij een officier, die koningsgezind
was. Deze was afwezig, maar zijne
vrouw, die den koning niet kende, ont
ving Hendrik, omdat hij zeide een
vriend van haren man te zijn. Tegen
den tijd van het avondmaal werd zij
echter onrustig, en toen de koning naar
de oorzaak van hare verlegenheid
vroeg, gaf zij ten antwoord: ,,Ik weet
niet wat ik u voor zal zetten; ik heb de
geheele stad laten afloopen, maar er is
heden niets te krijgen. Een van mijne
buren zegt wel. dat hij een vetten kal
koen heeft, dien hij mij gaarne wil af
staan, doch op voorwaarde dat hij zelf
ervan mag meeëten. Hij is maar een
eenvoudig ambachtsman, en zoo
iemand kan ik toch niet bij een voor
naam officier aan tafel noodigen."
„Is hij een gezellige prater?" vroeg
de koning.
„Hij is de aardigste man uit het ge
heele kwartier," was het antwoord,
„bovendien een goed Franschman en
een ijverig royalist."
De burgerman kwam. Onder het bra
den aan het spit van zijn geniesten kal
koen begon hij allerlei grappige ver
halen op te disschen van wat er alzoo
in de stad gebeurde, zoodat de koning
zat te schudden van het lachen. Niet
tegenstaande hij dapper meeat van
het gebraad, werd hij al vrooliiker en
kwam er aan zijne spraakzaamheid
geen einde. Toen de koning eindelijk
opstond, wierp de man zich op eens
voor hem op de knieën, zeggende:
„Vergeef mij Sire! Deze dag is de
schoonste in mijn leven. Ik heb u in
het voorbijgaan herkend, maar er niets
van gezegd aan deze dame, om na u
een uurtje aangenaam te hebben be
ziggehouden mij te verkneukelen in
hare verbazing bij de herkenning."
De dame viel nu ook op de knieën,
doch Hendrik beval met zijne gewone
goedhartigheid beiden op te staan.
„Neen Sire," hernam de man, „ik
blijf zoo liggen, tot u mij toestaat nog
een woord te spreken."
„Welnu," sprak de koning, „zeg wat
gij op uw hart hebt."
„De eer voor mijn Vorst," vervolgde
i hij, „gaat bij mij boven alles. Ik kan
de gedachte niet verdragen, dat hij
met een kerel als ik ben aan tafel heeft
gezeten, en weet maar één middel om
mij die wroeging te ontnemen."
„En dat is?" vroeg de koning.
„Dat gij mij brieven van adeldom
geeft."
„Aan u?"
„Waarom niet, Sire? Al ben ik maar
een werkman, ik ben toch een
Franschman, wiens hart warm voor
zijn koning klopt."
„En welk wapen zoudt gij dan wil
len aannemen?"
„Mijn kalkoen, die mij heden zoo
gelukkig heeft gemaakt."
,,'t Zij zoo, besloot de koning scha
terlachend, „gij zult edelman zijn en
een kalkoen in uw wapenschild voeren.
De man kocht een stuk grond en
maakte daarvan een kastelanij, die
zijn naam droeg. Zijne nakomelingen
zegt de „Meroure de France", zijn nog
altijd in het bezit daarvan en voeren
hetzelfde wapen.
Ho© bamboesriet te gebruiken.
Hij, die verre reizen doet, kan veel
verhalen en 't gaat tegenwoordig mak
kelijk om een verre reis te doen, om
ten minste te weten te komen wat er
in verre landen te zien of te hooren
valt. Overal ver-schijnen bladen ,die
ons op de hoogte houden van 't geen
op elk gebied voorvalt. Zoo lees ik
nu, ho ede Japanners bamboeriet in
hun tuinen gebruiken.
Die mededeelingen doen dus een
verre reis, maar „si ce n'est pas vrai,
c'est pourtant vraisemblable," wat er
dienstig van is kan men behouden.
We weten allen, dat zoo'n stengel
uit geledingen bestaat: nu neemt men
zoo'n geleding en zaagt er de uiteinden
af; men verkrijgt dan een buis of ko
ker. Die koker plaatst men bij een plant
of boom in den grond en kan op die
manier de aarde om de wortels vochtig
houden, zelfs met vloeibaren mest
krachtig voedsel toevoeren. In /een
bloempot levert deze wijze van begie
ten het voordeel op, dat de aarde, door
dat het water daarin naar boven stijgt
niet te "vast wordt en te veel opéén
koekt. Zaagt men alleen het bovenge
deelte van zoo'n geleding af, dan heeft
men een aardigen bloempot, die voor
een menigte planten, in het bijzonder
voor hangplanten. te verkiezen zal zijn.
J are ngeleden lazen wij in de keurige
schilderingen over Japan in den Ne-
derlandschen Spectator, hoe de Japan
ners die bamboeskokers gebruiken om
bloemversieringen langs den wand aan
te brengen. Ik had geen bamboesriet,
maar heb toch veel succes gehad met
bijv. prachtige meidoornbloesems op
een dergelijke wijze aan te brengen.
Een tak met appelbloesem heb ik er
nooit voor kunnen gebruiken, want
wat zouden mijn jongens toch niet
smakelijk bijten in de mogelijke ap
pels. Het zou anders mooi geweest
zijn. In datzelfde Amerikaansche blad
komt een afbeelding voor van vier hou
ten stokjes, de kanten van een af ge-
knotten kegel, die door horizon
tale stokjes in dien vorm gehouden
worden.
Zij dienen volgens de beschrijving
om tomaten te ondersteunen, maar een
dergelijk steunsel en dan wel bij voor
keur van bamboes zou voor menige
ranke plant dienstig kunnen zijn.
Vroeger werd reeds de aandacht ge
vestigd op Tonkinstokjes, ook bam
boesriet. voor bloemstokken. De daar
bij opgegeven prijs komt mij hoog
voor en ik meen ook, dat ze in ons land
wel goedkooper te krijgen zullen zijn,
anders blijven zij meer een artikel voor
tuintjes „tirés quatre epingles" en
worden van geen algemeen nut.
Zouden de wat dikkere voor boon
staken .'gebruikt kunnen worden? Ik
houd het voor mogelijk, dat ze in ons
land, waar de wind zoo duchtig blazen
.'kan, te glad zijn, te weinig houvast
aanbieden en de ranken te veel op één
zullen zakken. Een ander kent mis
schien feiten en doet dan zeker een
dienst met die mede te deelen, ik gaf
in het bovenstaande alleen wat mij
waarschijnlijk voorkwam.
X.
Luilak.
De Zaterdag vóór Pinksteren
i wordt bijna ons geheele land door
I bestempeld met den naam van „Lui
lak". Op dien dag, is het lange sla
pen zonde en het vroeg opstaan een
i gebiedende noodzakelijkheid. Elk
J huisgezin kan op dien dag zijn Lui-
lak noemen en doet het dan ook, en
j elke betrekking, elk beroep, hoe
I gering ook zij, heeft hem even
zeer.
Wat al aardigheden en soms ook
schandalen op dien dag Hoe speel
den vroeger de straatjongens den
baas, elkander begroetende met
brandnetels en doode dieren als
anderszins, hangende aan de huis
deuren en schellen der naar hun
zin te lang slapende bewoners
Hier en daar is het oude gebruik
in eere gebleven om voor een klei
ne opoffering zich den schandnaam
Luilak te kunnen af koopen en nog
een vroolijk uurtje er bij te hebben.
Een ontbijt van warme bollen, op
kosten van den laatst opgestane,
moet het misdrijf weer goed ma
ken. in 't gezin althans.
Het vieren van Luilak brengt ons
naar de oudheid, 't Was onder Ir-
raël een gewoonte, een wet. om op
het Pinksterfeest, het oogstfeest, de
eerstelingen der vruchten, zoo van
't veld als van d'en stal of de kud
de, Jehovah ten offer op te dragen.
De nijvere landbouwer had' dan ook
wat te offeren maar de akker van
den luiaard had slechts onkruid
(distelen en brandnetels), zijn stal
of kudde slechts doodgeboren of
ziekelijk vee opgeleverd.
Van hier misschien 't gebruik
om op dien dag met zoodanige doo
de voorwerpen rond' te loopen. die
op te hangen aan de deuren der
langslapers en hen met spot en
schim te begroeten, 't Gedwongen
tractement was schuld bekennen
en beterschap beloven.
Brandende rotsen.
Dat rotsen door de zee in brand
kunnen gestoken worden, zou men
ternauwernood voor mogelijk hou
den, en toch is dit werkelijk voor
gevallen bij Ballyhunion. aan de
westkust van Ierland. Deze rotsen,
sinds eeuwen door de branding van
den Atlantischen Oceaan gebeukt
en waarin de zee diepe holen heeft
gespoeld verborgen in haar binnen
ste groote massa's aluin en dubbel-
zwavelzuur-i j zer
Toen het zeewater ten laatste tot
deze lagen doordrong, ontstond een
onstuimig werkende oxydatie,
waarbij zich voldoende hitte ont
wikkelde om de geheele klip in
vlam te zetten.
Weken lang brandde de rots als
een werkende vulkaan en machtige
rook- en dampwolken stegen hoog
in de lucht. Toen het vuur einde
lijk uitging, vond men dé hellin
gen der rots overal bedekt met ge
weldige massa's lava en hard ee-
brande klei.
BERGGESCHUT.
Op de plaat geven wij een afbeel
ding van het transport van klein
berggeschut, dat sedert eenigen tijd
in bijna alle legers is ingevoerd. In
het onderste deel van de teekening
is zulk een stuk geschut bespannen
voorgesteld. Het muildier, dat het
trekt, is voorzien van een zadeltuig,
waardoor het mogelijk is, het kar
non op den rug van het dier te be
vestigen, om het aldus langs moeie-
lijk temen te vervoeren.
Boven op de plaat is deze ver
pakking aanschouwelijk voorge
steld. De grootste draagkracht van
een dier wordt in den regel als 150,
hoogstens 160 K.G. aangenomen.
Daar hiervan reeds 50 K. O. op re
kening komen van pakzadel, tuig,
proviand enz., mag de overige be
lasting niet meer dan 100 110 K.
G. bedragen. Daardoor is het nood
zakelijk óf genoegen nemen met
een lichter kanon, óf uiteenneetm-
bare kanonnen te nemen, die op 2
dieren, geladen kunnen worden. De
affuit kan meestal in 2 of 3 deelen
worden uiteengenomen en verpakt.
De ammunitie voor die bergbatterij
wordt in draagbare kisten medege
voerd.
Een Zaterdagavondpraatje.
Is de Hemelvaartsdag een algemeen
erkende Christelijke feestdag of niet?
Dat schijnt op zichzelf bekeken een
domme vraag, waarop de lezer vol
mondig zal antwoorden: natuurlijk is
de Hemelvaartsdag een Christelijke
feestdag." Ik ben dat met den lezer
eens. En ik zou het punt dan ook zeker
niet ter sprake gebracht hebben, wan
neer ilc niet op den Hemelvaartsdag
twee menschen gesproken had, fat
soenlijke, bedaarde, vertrouwbare,
solide menschen, in een woord lezer:
het soort van menschen, waarmee U
en ik gewoon zijn om te gaan. Ze deden
mij allebei dezelfde, op het oog zoo
domme, vraag: of de Hemelvaartsdag
een algemeen erkende Christelijke
feestdag is, ja of neen. Het was bij den
kapper, dat dit gebeurde, ik werd juist
ingezeept en zette op het hooren van
die vraag zoo'n vragenden. open mond,
dat de zeepkwast iïi mijn mond. terecht
kwam en ik eerst na eenige oogenblik-
ken instaat was te verklaren, dat ik
niet van binnen geschoren behoefde
te worden.
Intusschen volgde de toelichting.
De een wist mij te vertellen, dat de
Rijks-ontvanger op dien dag, dus op
Hemelvaartsdag, te Santpoort zitting
hield, en de ander zei me, dat de wa
terstaat te IJmuiden, de natte (wel te
onderscheiden van den drogen water
staat te Haarlem) ook op Hemelvaarts
dag aan den arbeid was. Waarom dit
noodig wezen kon, vroegen ze.
Nu weet iemand die in kranten
schrijft wel veel, dat is van algemeene
bekendheid, maar toch niet alles. Neen,
dat behoeft u niet voor overmaat van
bescheidenheid te houden: er zijn in
derdaad enkele dingen, waarvan zelfs
een journalist niet op de hoogte is. Dat
de natte Waterstaat op een Christe-
lijken feestdag werken moet in tijd
van overgroote drukte of van nood,
kan ik mij nog voorstellen, maar waar
voor doet bet een Rijksontvanger! Voor
zijn eigen genoegen zeker niet en ten
pleziere van de belastingbetalenden
zeker evenmin: die willen, als het dan
niet anders kan, zeker wel een dag lan
ger hun geld houden, voordat ze het
gaan storten in het Danaidevat der
Rijks-schatkist.
Misschien kan een van mijn lezers,
die van 't. belastingwezen beter dan ik
op de hoogte is, mij wel aan inlichtin
gen helpen. En wanneer hij daarmee
dan toch bezig is, houd ik mü meteen
aanbevolen voor zijn opinie over den
vermo edelij ken afloop van de Raads
verkiezing, want die interesseert mij
bijzonder. Zal de heer de Breuk hei-ko
zen worden of niet? zal de heer de
Braai herbenoemd worden of niet? en
wie zullen de open zetels vervullen?
Ziedaar alle onbesliste vragen, waar
van we het antwoord van de kiezers
moeten verwachten van de heeren
kiezers bedoel ik, want je moet in ver
kiezingstijd altijd met veel eerbied over
dë kiezers spreken. Menschen, die bij
na niemand kent, van wie bijna nooit
iemand gehoord heeft en die dan ook
bijna niets beteekenen, worden belang
rijke personages, in de periode der
verkiezingen. Op een stemmet^ kan
het hangen, juist op die eeriè stem van
dien anders zoo onbekenden kiezer.
Zelfs als hij doet zooals meer onbekende
en onbeleekenende kiezers, als hij na-
melijk wegblijft, zelfs dan oefent hij
nog invloed uit op de verkiezing. Het
is dus duidelijk, dat de kiezers, zonder
eenige uitzondering, belangrijke figu
ren zijn in dagen van verkiezing.
1-Iet spreekt wel van zelf, dat nog
belangrijker menschen zijn de candi-
daten voor de verkiezingen. Ik gevoel
altijd een zekere dankbaarheid wan
neer ik bespeur, dat er nog betrekke
lijk zooveel menschen zijn, die zich
beschikbaar stellen voor de taak om
gezamenlijk de zaken der gemeente te
helpen besturen. Nooit hebben ze het
goed genoeg gedaan in onze oogen,
altijd zijn er onder ons kiezers, die
meenen dat ze bet heel anders en veel
beter, hadden kunnen doen dan ze het
gedaan hebben. Van dit ons oordeel
geven we blijk in woord en geschrift,
vooral ten tijde van de verkiezingen.
We zijn de ondankbaarste menschen
van de wereld, denken er niet aan nu
en dan eens wat erkentelijkheid te la
ten blijken voor 't werk dat onze Raads
leden doen, beschouwen ze, zoodra ze
in den Raad gekomen zijn, als wrijf
palen van ons slecht humeur, als
schietschijven, die we zooveel moge
lijk in het hart moeten raken.
Daartegenover staat de eer, plus een
rijksdaalder per zitting die evenwel
moeilijk te krijgen is, omdat een enkele
minuut te laat komen het recht
daarop doet verloren gaan. Dat iemand
die eenmaal lid van den Raad is, dat
ook graag blijven wil, kan ik mij vol
komen goed verklaren, maar dat
iemand die tot dusver kans heeft ge
zien er huiten te blijven, er op een ge
geven oogenblik in wil, is mij persoon
lijk zoo onverklaarbaar, dat ik daar
door nog meer waardeering voor hem
als Raadslid gevoel.
Intusschen schijnt in een zekere ca
tegorie der samenleving de ambitie
voor het Raads-lidmaatschap afne
mende te zijn. Het is wel toevallig, dat
de heeren Waller en Cnoop Koopmans
geen herbenoeming hebben gewenscht
en dat de heer Rasch de hem aange
boden candidatuur heeft afgewezen.
En des te bedenkelijker is deze sa
menloop van omstandigheden, omdat
zij alle drie rechtsgeleerden zijn. De
meerderheid van de tegenwoordige
kiezers schijnt een afkeer te hebben
van academische titels. Wat die hun
nu eigenlijk gedaan hebben, begrijp
ik heelemaal niet?
Wouter zegt ronduit: „als je in de
zen tijd lid van den Raad worden
wilt, zorg dan vooral, dat je zoo wei
nig mogelijk beteekent en je hebt de
meeste kans. Een verworven titel is
daarbij een belemmering en een ge-
boortetitel is een recht blok aan 't
been." Zoo sprak mijn waarde nerf
met de van hem bekende overdrijving
en liet er dadelijk op volgen: „je kent
toch de geschiedenis van den man, die
een operatie aan zijn hersens onder-
ging!"
Ik erkende mijn onwetendheid.
„Welnu," zei hij, „op een goeien dag
werd er ie,mand ergens in een gast
huis gebracht, die een operatie moest
ondergaan in zijn hersens. Dat ge
beurde. (Ze werden er uitgenomen,
toen weer er ingepast de operatie
was prachtig gelukt en de man ging
dankbaar weg. Toen hij een poos weg
was bemerkte de professor, dat de her
sens van den man nog waren achter
gebleven en begreep hij, dat hij hem
bij vergissing in de plaats daarvan een
spons in zijn schedel gelegd had. De
professor was wanhopig, zooals je be
grijpen kunt. Hij liet naar den man
zoeken, maar men kon hem nergens
meer vinden; totdat op zekeren dag de
professor hem op straat ontmoette en
hem. staande, hield met de opmerking:
„Wij hebben ons-vergist., uwe hersens
zijn op de operatietafel blijven liggen,
kom ze dezer dagen eens „halen".
Niet meer noodig," zei de ander
luchtig, ik ben nu lid van den ge
meenteraad geworden."'
„Wouter, Wouter," zei ik verma
nend, „wat sla je weer door." Is dit
nu het juiste oogenblik om kwaad te
spreken van Raadsleden, nu juist de
onze een zoo kloekmoedig besluit ge
nomen hebben over de spoorwegtoe-
ötanden?"
„Vier en twintig duizend gulden be
lasting per jaar meer," zei hij netelig.
„Gelegenheid voor Haarlem om zich
uit te zetten naar alle kanten!" riep ik
uit. „Mettertijd het geheele Schoter
kwartier bebouwd, Schoten gean-
1 nexeerd, Bloemendaal, Heemstede, de
gemeente uitgebouwd in de richting
naar Zandvoort, totdat ten slotte Haar
lem aansluit aan de badplaats, zooals
den Haag aan Sclieveningen. Praat
me niet van een kleine belastingver-
hooging! Je zult zien: Haarlem wordt
een groote stad, gaat de vijfde stad van
't land worden in plaats van de zesde,
zooals nu, ja streeft misschien metter
tijd Utrecht voorbij en wordt de vier
de. Als ik het goed beschouw is er geen
enkele reden waarom Haarlem niet
den Haag naar de kroon zou steken en
de derde stad van het koninkrijk wor
den."
Wouter grinnikte op zijn onaange
name manier en zei: „hou je hoofd
eens even onder de kraan, dat zal je
goed doen."
Op zulke opmerkingen antwoordt
men niet, dat spreekt van zelf. Ik liet
hem dus maar aan zijn lot over en
gin^ een wandeling doen in 't jeugdig
groen. Hierbij had ik de gelegenheid
om op te merken, dat er in den gehee-
len Aerdenhout, van omstreeks Els-
woutshoek af tot aan het Klaphek toe,
geen enkele bank staat, waarop de
moede wandelaar zijn dito beenen
uitstrekken kan. Datzelfde heb ik er
varen op den straatweg naar Zand
voort en evenzoo op den weg naar
Vogelenzang. Mocht de Verfraaiïngs-
vereeniging daarvoor eens in den bui
del willen tasten, dan kan zij in die
streek met een half dozijn banken aan
dozijnen menschen een groot genoegen
doen.
Misschien kan zij dan we spreken
nu toch over verfraaiing den heer
P. Müller mèteen bewegen, de poffer
tjeskraam die we nu al dachten dat
voor goed verdwenen zou .zijn, niet
langer op zijn terrein aan den hoek
van den Raamsingel te laten staan.
In mijn jeugd zou op Luilak een der
gelijke ontsiering gevaar geloopen
hebben van een bombardement; kwa
jongens als we waren, maakten we op
dien dag wel eens gebruik van het
zeer vroege uur waarop we uit bed
waren om van leer te trekken tegen
wat ons niet beviel. De Haarlemsche
jeugd is op Luilak tammer en amu
seert zich meer in 't bijzonder met
de bloemenmarkt, wat zeker een on
schadelijker en een poëtischer ver
maak kan worden genoemd.
FIDELIO.