Studentenstreken.
SCHAAKSPE
Prijsraadsel.
A* Sroiilosaums
Ëü&osaurvs
-{Berufosatirtti
\&tzsiccnrus
V." finaf/iprfturi
E*> Afastodoa
F* iatymOiadim
C.9 Sdtfyvftivj*>
Afavsaurta
NairnmuT
O Cuurmiryaturtt*
Voorwereldlijke Reuzen.
fort, in het midden van de vorige eeuw.
Daar werden de eersten van de toe
komstige millionairs. vijf zoons en vijf
dochters, opgevoed, terwijl de vader
een ons of wat oud zilver tegen zwaren
interest in pand nam of op een voor
schot op een pak oude kleeren knib-
Delde.
Dezelfdp opkomst uit geringheid tot
rijkdom wordt verteld van Mackay,
wiens begin van zijn vermogen uit de
dagen van de Comstock-ader dagtee-
kent, van Van der Bilt, Lichtenstein,
Armour, Yerkes, Belmont, Goelet en
zoovele anderen, die hun goud bij mil-
lioenen tellen.
Een van de Engelsche millionairs
is Sir Thomas Lipton, de zoon van ar
me Iersche ouders. Hij begon zijne
loopbaan als kajuitsjongen op een
kustvaarder, en men zegt, dat hij later,
toen hij winkelbediende was gewor
den, blij was onder de toonbank te mo
gen slapen.
De overleden imillionair Sir Isaac
Holden begon als een wever, en in la
ter jaren achtte hij zich rijk, toen hij
als onderwijzer 1 in de week ver
diende.
De stichter van de millioenen der
Morrisons was een arme jongen, die
uitgehongerd gevonden werd op de
stoepi van het groote kantoor, waar
van hij later chef werd, en nog meer
Engelsche millionairs hebben hunnen
rijkdom op dezelfde geringe grondsla
gen gebouwd.
Bij de plaat.
Het is bekend', dat een groot aan
tal kostbare diersoorten bezig is
uit te sterven, omdat de mensch de
jacht op deze dieren op zeer on
economische wijze te druk drijft en:
dat thans om dezelfde reden van
vele diersoorten niet meer zulke
groote excemplareni voorkomen, als
in vroeger tijd. eenvoudig omdat de
mensch ze geen tiid laat. geheel en
al te gedijen. Tot de laatste soort
behooren de verschillende soorten
van walvisschen, robben, schild
padden enz., tot dei eerste een aan
tal. om haar veeren gezochte vogel
soorten, sommige pelsdieren en ve
le, om hun vleesch gejaagde vier
voeters (tal van antilopen-soorten
en verwante dieren). De onophou
delijke verdelgingsoorlog, welken
de mensch tegen de dierenwereld
voert, moet ten slotte eindigen met
de volkomen uitroeiing van de
meeste groote diersoorten. Over 100
jaar zullen vele, nu nog .talrijk, ver
tegenwoordigde soorten, alleen nog
door weinige opgespaarde, in die
rentuinen zorgvuldig verpleegde
exemplaren, vertegenwoordigd zijn;
en ook deze zullen, tengevolge van
inteelt gedurende de lange gevan
genschap langzamerhand meer en
meer degenereeren.
In verband met deze droevige
vooruitzichten voor het voortbe
staan der nog levende diersoorten
is het zeer belangrijk, een terug
blik te werpen op de vroegere, nu
uitgestorven dierenwereld en te on
derzoeken. hoe de schepselen: er
uitzagen, die vele eeuwen geleden
de aarde bevolkten. De gevonden,
fossiele overblijfselen van die voor
wereldlijke reuzen bieden daarvoor
een in de meeste gevallen voldoen
de aanwijzing, zoodat men zich een
bij benadering juist beeld van de
gedeeltelijk abnormaal groote we
zens van den voorhistorischen tijd
kan maken. Die. welke bijzonder
nauwkeurig bepaald kunnen wor
den en waarvan er .een paar gelijk
tijdig met den mensch geleefd heb
ben. geven wij hierbij in beeld.
Het geweldigste dier van den
voortijd, dat alleen in dien walvisch
een waardigen partner bezit, was
de brontosaurus (A), een in het wa
ter levend' dier van: 22 M. lengte en
40.000 K. G. zwaarte, met opvallend
kleinen, kop, langen hals en waar
schijnlijk niet naar verhouding
groote vinnen, ter voortbeweging
toegerust. Dit d'ier bezat, voor zoo
ver bekend, geen wapen.
In tegenstelling daarmee moet de
volkomen gepantserde, 10 M. lange
stegotaurus (B) met zijn vier krach
tige pooten en den langen, sterk
ontwikkelden staart een zeer ge
vaarlijk roofdier geweest zijn, dat.
als tweeslachtig dier zich in moe
rassige streken moet hebben opge
houden,.
Als ieen reuzenkangeroc zag de
ceratosaurus nasicornus (C) er uit,
die een lengte van 7 M. bereikte en
zich waarschijnlijk, in weerwil van
zijp; aanzienlijk gewicht, springend'
voortbewogen, heeft,, omdat de voor-
pooten van1 het dier slechts heel
klein en zwak. de achterpoorten
daarentegen buitengewoon sterk
ontwikkeld' waren. Dit dier was
j van een zeer krachtig gebit, een
1 sterken, langen staart en een groo-
i ten, hoorn op den. n.eus voorzien,
j welk laatste sieraad! hem tevens
een geducht wapen was.
Van deze drie dieren zijn in
j Noord-Amerika zeer goed geconser-
j veerde geraamten gevonden .en op-
gezet.
Op den tegenwoordigen olifant
lekenwat lichaamsvorm en leef
wijze betreft, de mammouth (J), die
dinoifcherium (D) en de mastodon
I (E), welke laatste, in z'i.n beide, bij
na recht gerichte paren slagtanden
1 een vreeseliik wapen bezat. De
j gebogen slagtanden van den mam-
I mouth bereikten een lengte van
I 4 Meter.
Deize drie dikhuidige dieren over-
I troffen den tegenwoordigen olifant
nog aanzienlijk in grootte. Zij, leef-
j den, nevens den beeneter-neushoorn
I en het reuzenhert in den diluvialen
tijd en waren over bijna dien gehee-
j len aardbol verspreid,
j Als een reuzenkikvorsch kan, men
(den labyrintodon (F) beschouwen,
i Dit 5 M. lange, kikvorschaehitig ge-
I vormde dier bezat in boven- en on-
derkaak ieder 2 achter elkaar lig
gende rijen kegelvormige tanden.
De beide grijplanden der voorste
I rijen waren 10 c.M. lang. Zijn voed-
I sel moet in. hoofdzaak uit visschen
I en weekdieren bestaan hebben..
Gelijktijdig met dit voorwereldi
jlijk gedrocht leefde die moros au rus
I (H), een middend'ier tusschen kro-
kodil en kikvorsch, een gepantserd
dier van 10 M. lengte met dikken,
langen staart en groote klauwen aan
de teenen. Overblijfselen, van dit
dier zijn herhaaldelijk gevonden in
het Neckar-gebied.
Uit den Jura-tijd zijn zeer goed
geconserveerde beenderen overge
bleven van den 12 M. langen ich
thyosaurus (G), die zich alleen in
het water ,en in moerassen, kon
voortbewegen, onzaerlijk groote.
oogen van 20 cM. middellijn en een
geweldigen bek met ruim 160 scher
pe, tanden bezat, wat aan groote
vraatzucht doet denken. De roeivoe-
ten van dit dier waren bedekt met
schubben. Het overige van. het Li
chaam was glad en naakt. Zijn
voedsel bestond uit visschen, doch
het monster verslond ook zijn ras-
gemooten, want men heeft jonge
dieren van 62 cM. lengte in de maag
van een volwassen ichthyosaurus
gevonden.
Naast al deze amtidiluviaansche
reuzendieren leefde ook de eerst
sedert een paar eeuwen uitgestor
ven reuzenvogel diornisrobustus
(K) die tweemaal zoo, groot was als
de Afrikaansche struisvogel en op
Madagascar leefde. De pooten wa
ren dik vleugels ontbraken. Ont
zaglijk groot waren de eiereneen
ei kon. 200 kippeneieren bevatten,.
De vogel werd 4 M. hoog.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
Ach, hoe warm kan ons het. hart
kloppen en hoe hoog de borst rijzen.
als we ons omringd zien van enkel ge-
j lukkige en dankbare kindergezichte
I O, reine, eenvoudige kindertijd, hoe gt-
I lukkig kunt ge ons maken, als onze
j kleiine verlangens voldaan, onze be-
i scheiden wenschen vervuld worden.
Hoe rein, onverdeeld, onverbitterd is
dan ons genot, zoodat onze geheele
ziel geniet! Eerst jaren later gevoelen
wij dat het best. wanneer wij met wee
moed daaraan terugdenken, gevoelen
de, dat het nooit, neen nooit meer zulk
onvermengd genieten kan zijn!
N., Uit de Anistèrdamsclie vacantiekolonie.
Een gelukkig volk moet uit gelukki
ge gezinnen bestaan. Wat onze kinde
ren bij het verlaten der ouderlijke wo
ning, bij hun intrede in de groote, wij
de wereld om eigen bestaan en eigen
positie te veroveren, van huis medene-
men blijft over hun geheele leven een
licht of eene schaduw werpen.
Nog als vader en moeder reeds lang
zijn heengegaan, moeten onze kinde
ren zich verkwikken en verwarmen
kunnen aan de herinneringen van
het ouderlijk huis. Het Licht en de
kracht eener ernstige liefde, van een
reinen zin en den eenvoud der zeden,
van huis door uwe kinderen medege
nomen, blijven hun gansche leven be
stralen!
W. L. Schram Az.
De verplichtingen, die iemand tegen
over zijn familie heeft, wegen bij mij
niet zwaar. Men is aan zijn ouders eer
bied en liefde verschuldigd, omdat zij
van onze jeugd af aan voor ons gezorgd
hebben, maar ik begrijp niet wat. al die
overige betrekkingen, die zich niet aan
iemand laten gelegen liggen, daarme
de te maken hebben. Men is trouw aan
zijn vrienden, omdat men die zelf ge
kozen heeft, maar al die. familieleden
moeten wij maar voor lief nemen, zoo
als wij ze vinden.
William Black, Crowhurst.
Zelfs het beperkste verstand, de
grootste leelijkheid wordt, zoodra bui
tengewone goedheid des harten met
haar gepaard gaat, als het ware te niet
gedaan en omgeven door eene schoon
heid van hooger orde, terwijl er nu tot
hen een wijsheid, spreekt, voor welke
elke andere moet verstommen. Want
de goedheid des harten is een trans
cendente eigenschap, behoort tot een
boven dit leven reikende orde der din
gen en is niet te vergelijken met welke
andere Volkomenheid ook.
En waar zij in groote mate voorhan
den is, maakt zij het hart zoo groot,
dat het de wereld omvat, zoodat nu al
les in hein niet meer buiten hetzelve
ligt, daar zij immers alle wezens met
ons zelf vereenzelvigt, tot één geheel
maakt.
Schopenhauer.
Een middeleeuwsche vertelling.
Wat gaat er boven een genoeglijk
tochtje? Maar daartoe behoort geld, en
dat heeft niet iedereen. Zoo dachten ook
de twee wandelaars er over, die juist
uit het groene dennenwoud in het gou
den zonnelicht van een mooien Sep
temberdag traden. Geld hadden zij
blijkbaar te weinig en dorst te veel.
De een kwam uit Leipzig, de ander
uit Praag; beiden schenen genoeg van
het studeeren te hebben en wilden eens
wat van de wereld rien. Een landelijke
herberg noodigde hen uit hun dorstige
kelen te verfrisschen, maar zij waren
geen rooden duit rijk.
„Vriend Prager," zei de Leipziger tot
zijn reismakker, „laat nou eens zien,
wat je op het college geleerd hebt! Geld
moeten we hebben, bezin je dus, vriend
je, indien wij nog verder samen de we
reld willen zien."
..We zullen eens kijken. Meiander,"
antwoordde de Prager, „ik ben geluk
kig niet aan mijn proefstuk! Wellicht
komt ons een boertje in den weg; laai
mij dan maar- begaan! Maar nu heb ik
dorst en zonder een flesch wijn kan ik
niets beginnen. Gij overnacht hier,
Meiander, terwijl ik mijn geluk be
proef. Morgen kom ik met geld terug.
Zij traden de herberg binnen en dron
ken zooals reizende studenten dat al
leen kunnen. Eindelijk nam de Prager
een groote kruik vol wijn en verliet
de herberg nadat hij den kastelein ver
zekerd had, dat zijn makker, die daar
bleef overnachten, voor de rekening
zou zorgen.
Het liep reeds tegen den avond, toen
hij met zijn kruik door bosch en veld
wandelde. In de verte bemerkte hij ein
delijk een kleine boerenhofstede, waar
heen een smal pad langs velden en. wei
den leidde. Zondagrust heerschte om
de boerderij; de haan zat met zijn ge
zin op de bank en de boer met de zijnen
bij het haardvuur, juist op het punt
het avondeten aan te spreken. Goe
denavond samen," zoo klonk eens
klaps de stem van den rondtrekkenden
Student in het vertrek.
„Ik ben hier zeker wel op de goede
plaats, brave man! Ik verlang niets
dan een onderkomen voor den nacht en
als vergoeding daarvoor heb ik een. fijn
drankje meegebracht."
De trekken van den boer werden hoe
langer hoe vroolijker naarmate de
goede geur van den wijn zijn reukor
gaan prikkelde. „Nu ja," antwoordde
hij, ,,er loopt tegenwoordig anders zoo
veel vreemd volk rond, maar gij ziet er
eerlijk uit en. als gij op den hooizolder
wilt gaan liggen, hebt ge daar een zacht
bedDoch geef me de kruik maar
hier."
..Gods zegen zal u zeker duizendvou
dig loonen," antwoordde de Prager
huichelend.
De wijn scheen den goeden boer op
te vroolijken, hij deed menigen flinken
teug. „Ge zijteen goede knaap! Trijn,
geef hem eenige struiven te eten!" be
val hij.
„Zijt gij hier te land bekend? Ik
wil morgein naar de jaarmarkt in de
stad."
..O, doe mij het pleizier en neem mij
mee! Jaren geleden hebben mijn ouders
mij gezegd, dat zij in een dorp dezer
streek een schuldenaar hadden, maar
nu ben ik den haam van het dorp ver
geten! Wellicht valt hij mij onderweg
weer in!"
De boer vroeg niet verder uit, hij
nam weer een geduchten slok, terwijl
de student zich de struiven liet, sraa
ken. Daarna begaf de boer zich te bed,
en onze reiziger kroop in het hooi en
stroo. Maar hij sliep niet; toen de
dorpsklok twaalf uur sloeg, stond hij
op. haalde de beste koe van den boer
uit den stal en bond ze diep in het
bosch aan een boom, terwijl hij zich
bij het heldere maanlicht goed den weg
in het geheugen prentte. Daarna kroop
hij weer in het hooi en sliep weldra
den slaap des onrechtvaar-digen, tot de
boer des morgens bij het eerste hanen
gekraai hem kwam wekken. Daarna
gingen beiden stadwaarts.
Toen zij nu aan den wegwijzer kwa
men, riep de student jubelend uit:
„Ei, ei, die daar wijst mij terecht, hier
moet ik zijn!... Heb een beetje geduld,
brave man, vandaag zit er weer een
potje wijn op.
Hiermee was de goede hals wel te
vreden en kuierde langzaam voort, ter
wijl de andere het bosch in snelde, de
koe losbond en daarmee den boer na
kwam. „Hm, ik ben niet erg tevreden,"
riep hij reeds van verre, ..de boer was
me honderd blanke rijksdaalders
schuldig en heeft me met die "koe afge
scheept!"
De boei* bekeek de koe en zei:
„Vriend, je koe lijkt als een haar op de
mijne, als ik mijn koe verloren had,
zou ik zweren, dat die de mijne is."
„Het kan heel goed, dat de eene
koe op de andere lijkt," antwoordde de
dief. „Ik verzoek je echter, boer, voor
mij de koe in de stad te verkoopen, om
dat ik daar nog veel heb rond te loo-
pen. Hier in de herberg vinden wij van
middag elkaar wel weer, dan betaalt
gij mij de koe en voor jou zal er een
flink drinkgeld overschieten."
De boer leidde de koe naar de stad,
verkocht ze voor veertig blanke guldens
en keerde daarna naar de aangeduide
herberg terug. Weinigen tijd later
kwam de gauwdief en ontving zijn
geld. Daarna onthaalde hij den hoer
zoo gul op wijn, dat deze weldi*a in
dutte waarop de ander snel de herberg
verliet. Een uur verliep, toen de d •cli-
ter van den boer binnentrad en
schreeuwde: „Vader, vader, ze hebben
onze roodbonte gestolen."
De boer ontwaakte verschrikt en zti:
„En ik heb ze zelf verkocht! Moge de
de dief aan de galg gehangen word- u!
O, Gretel, zeg er thuis niets van, *k zal
je een nieuwe muts koopen!..."
Intusschen was de Prager langs nn
wegen weer bijzijn makker gekomen
en betaalde diens verteringen, wam ra
beiden verder de wereld in trol.Ken.
„Nu is het jou beurt, Leipziger," zei de
Prager, toen hij zijn geschiedenis er
haald had; „het hoopje geld moet nog
grooter worden."
„Dat zal ook geschieden." antwoord
de MeJander, „ik heb al iets op het ooi:,
maar nu vooruit" naar ons doel."
..En dat is?" vroeg de ander nieuws
gierig.
„Een watermolen, waarvan de waar 1
mij verteld heeft. De molenaar moet
menige oude kous vol blanke guldeo.-
bespaard hebben, en de man mo-;i
daarbij lichtgeloovig zijn. Daar moeten
wij heen! Eerst koopen wij in net na
bijgelegen dorpje een vaatje bier ei.
eenige karpers; ik weet wat ik noodjg
heb. want ik heb den kastelein «.mtre.
den molen en bijbehooren '«roei uitge
vraagd."
Des middags zaten zij beiden in een
herberg van het dorpje. Tegen den
avond gingen zij naar den molen met
vier levende visschen en een vai'.e
bier. Achter het huis was een leege
kelder zonder deur, daarin legden zij
het vaatje neer en wierpen de vier ka
pers achter den molen in een klein
water. „En nu," zei Meiander, „thans
zijn de toebereidselen getroffen. Ginds
staat een oud vervallen schuurtje zon
der deur, wacht daar tot de molenaar
er binnentreedt, en leg de eerste maal,
als hij er weer uitkomt en zich ver
wijdert, drie gulden in den zak, die op
den grond zal liggen; de tweede maal
weet ge, wat ge te doen hebt. In het
dorpje vinden we elkaar wel en dan
weer verder!"
De gauwdief was het huis van den
molenaar binnengetreden, alsof hij een
deftig man was, groette den boer en
zijn vrouw, en sprak: „De vrede met
dit huis! Molenaar. Een groot man
treedt bij u binnen en zal u zeker geluk
brengen. Geef mij daarom te eten, ik
zal het u loonen met mijn zegen."
De heel eenvoudige molenaar ver
schrok bij deze woorden en zei schuch
ter: „Maar, heer, ik heb niets goeds te
eten."
De lijden zijn slecht.
De twee oorlogen in Zuid-Afri-
ka en in China die de geheele
wereld beroeren uit sympathie voor
één der partijen of uit eigenbelang,
hebben geen heldenreputaties doen
worden aan de zijde van den
sterkste.
Engeland heeft, achtereenvolgens
de reputaties van bijna al zijn ge
neraals door de Boeren zien be
graven op de uitgestrekte slagvel
den van Zuid-Afrika, reputatie-kerk
hof tevens van een der opperbevel
hebbers Redvers Buller. En toen
lord Roberts, na vergeefs getracht
te hebben van zijn inlijvingsprocla-
maties iets méér dan holle frases te
maken, naar Groot-Brittannië terug
keerde, zag de Brit, met gejuich en
vast vertrouwen het optreden van
lord Kitchener, den „held" van Om-
durman, den ..slachter" van duizen
den dlerwiesjen. Die zou het je wel
leveren met die koppige Boeren.
Maar Kitchener is na een bevel
voering van een halfjaar niet ge
vorderd, hoogstens is ziin na
beul gegroeiddoch zijn re,
van „held" dreigt te zullen
teren naast dien van Gatacr
thuen, Pole-Carew.
In China gaat het niet beter
heen. is generaal-veldmaat
graaf von Waldersee getrokk
zich aan het hoofd' der inte
nale troepen in de provincie 1
een heldennaam te verwerve:
vergeefs. De Chineezen vecht
meer. plagen alleen op poli.ti
jein; niet Waldersee's gebie*
des generaals-veldmaarschall
denkansen zijn verkeken.
De Engelsche en die Duitse!
officieren die op de plaat rn
kaart van Transvaal en dii
China voor zich zitten te re
ren over hun opperbevelhe
zeggen wijs
Kitchener heeft het lam
Waldersee ook... Het is
woordig héél moeielijk. eer
te worden
Meiander sprak: „Dat heb ik wel
gedacht. Ga achter den molen en vang
daar in het water eenige lekkere vis
schen."
„Maar, heer," antwoordde de mole
naar, „daar zit geen enkele visch in,
alleen kikvorschen."
„Ga!" zei Meiander plechtig en be
velend. De molenaar ging, ving de vier
karpers, en wist niet, wat dat voor won
derlijke dingen waren. Weldra had de
vrouw ze gebakken en diende ze op met
wit brood, maar een verkwikkenden
drank bracht zij niet. Meiander sprak
weer: ..Molenaar, breng ons een ver-
frisschende kan bier uit je kelder."
„Sedert veertig jaren is zoo'n drank
niet in mijn feegen kelder geweest,
heer," antwoordde de molenaar.
„Gij gelooft niets als gij het niet
ziet," sprak Meiander. „Ga in mijn
naam in den kelder!"
De mulder nam een kan. ging naar
den kelder en vond daarin tot zijn groo
te verbazing een vaatje bier. Hij stak
het aan en vulde de kan. Na den maal
tijd sprak Meiander weer: „Molenaar,
breng naar het schuurtje daarginds
een gulden in dezen zak, leg hem op
den grond neer en verwijder je een
kwartier."
De molenaar deed zulks. Nadat Me
iander zich no0* een kan bier uit het
wondervaatje had laten haien, kwam
PROBLEEM No. 2.
ZWART.
Wit speelt en geeft, in twe
zetten mat.
Oplossingen worden vóór 3 Ji
gewacht aan het adres van den
teur dezer rubriek. Jhr. A. I
FOREEST, Atjehstraat 134 te
venhage.
PUZZLE.
WAAR ZIJN DE OUDERS
de man terug en vond in de beurs nu
vier gulden in plaats van een.
„Dat wil ik nog eens probeeren," zei
de molenaar.
„Nu, nog eens geef ik je mijn ze
gen, daar gij het wilt" sprak Melan-
«.us.
„Loop toch, vrouw, haal al het gold,
dat we hebben! Doe alles in den zak,
opdat het verdrievoudige!" schreeuwde
de molenaar.
De vrouw liep achter den molen en
groef een ouden pot uit den grond, die
vol goudstukken was. De molenaar
deed die in den wonderzak en liep naar
het schuurtje.
„En nu, goede vrouw, vaarwel," /ei
Meiander, mijn dagwerk is vol
bracht.
Wacht thans op mijn terugkomst en
vergeet mij niet!"
Vergeten hebben zij hem niet, maar
de bedriecer is nooit meer bij hen te
ruggekomen, en de herinnering, die zij
van hem bewaard hebben, is niet an
de pleizierigste." Want ten tweede maal
was niet het geld verdrievoudigd
maarverdwenen.
De oplossing van ons vorig
raaGoÜvERNEUR-GENERAA
De onderdeel em zijn ever, i
Anna, ree en log.
Ingekomen waren 42 goedi
lossingen. Bij loting viel de
ten, deel aani den heer
W. VAN SCHAIK,
p/a. den, heer G. Handgrat
Spoorwegstraat 6
Het uitgeloofde, boek ligt
dag a. s. tusschen 2 en 3 uur ti
schikking van den. winner, aai
bureau. Kampersingel 70.
Gedachtig aan. de spreuk dai
wisseling van spijs doet eten'
ven wij nu weer een prijsvra*
wel de volgende
Wie geeft het grootst aantal
drukkingen ontleend' aan etei
drinken
In, 't vervolg zal het antwoord
den bekroonde in ..de Zate:
avond" worden opgenomen. C
singen worden ingewacht te
met Woensdag a. s.
Als prijs loven wij uit een
ZAKMES.