ALLERLEI.
KRONIEK.
DE TENTOONSTELLING TE GLASGOW.
FEUILLETON.
Licht en Schaduw.
haan naar Midd'elstone .Groningenl
Hier had hij meermalen gelegenheid
te zien hoe slecht de toestanden wa
ren. Waarin de boerenarbeiders voj
keerden. En om van zijn standpunt
zooveel mogelijk te trachten daarin
verbetering te brengen, schreef hij
onder het pseudoniem „Graphoo",
eene zeer geruchtmakende brochure,
welke later door Domela Nieuwenlnm
werd aangehaald in zijn bekend werk
..Een vergeten hoofdstuk".
In 1894 werd de heer Oosterbaan
aangesteld tot hoofdonderwijzer te
Naarden, waar hij thans nog als zoo
danig werkzaam is. Hier heeft hij on
derscheidene! werken geschreven als
..De Afrikaansche Boeren" met voor
woord van Prof. Spruyt; het wetsont
werp op den Leerplicht, enz. In 1891
was de heer Oosterhaan candidaat te
Hoorn, en dit jaar is hij het te Alk
maar, waar hij evenwel die der Ka
tholieken en der Anti-Revolutionairen
is, en ook is hij gecandideerd te Haar-
lemmerliede en Spaarnwoude, doch hij
heeft zich hier teruggetrokken om
geen afbreuk te doen aan de candida-
tuur Passtoors. Ten slotte zij nog ver
meld dat de lieer Oosterbaan secreta
ris is van het Provinciaal Comité van
Anti-Rev. kiesvereeniging-en in Noord-
Holland.
Zoodra er in een of ander plaatwerk I
vetvlekken zijn, acht men ze meesten
tijds verloren. Toch bestaat er een
eenvoudig middel om ze te redden.
Leg het plaatwerk tusschen twee
vellen papier, na eerst de vetvlekken
flink bedekt te hebben met magnesium-1
poeder, dat men bij eiken apotheker
verkrijgen kan.
Plaais daarna op deze vellen een
plank of een stuk bordpapier met
eenig gewicht er op en laat dit twee
maal '24 uur liggen.
Is de vetvlek er dan nog niet uit,
zoo herhaalt men deze behandeling
nog eens. In den regel is één a twee
maal voldoende.
Amok.
Een Maleisch geneesheer is te Sin-
gapoer plotseling gek gev/orclen en
helde me: een lans gewapend door
de straten, terwijl hij naar iedier-
een, diien hij ontmoette, stak. Twee
Maleiers, twee vrouwen en: een jon-
gen, werden aldus vermoord en ne-
gen personen werden nog gewond
eer de amokmaker kon worden
overmeesterd.
TERUGGENOMEN.
..Vrouw", sprak de man berouwvol,
„als ik je straks soms een paar oneffen
'woorden heb gegeven, dan neem ik :e
terug."
I „Och kom, ik ken je! Dat doe je maar
I om ze later weer eens ie kunnen
j bruiken."
Als de Fransclieu filosofeeren.
Die geletterde Turksche re-
geeriug. Een werelddaal.
De Franschen zijn van nature filo-
j sofisch aangelegd, of liever, tot filoso-
i feeren aangelegd, want ik wil niet den
schijn op me laden met deze uitspraak
tevens uit te drukken dat de Franschen
per sé de groote filosofen van de we
reld zijn.
Waar ik op wijzen wil is alleen dit,
dat de Franschen in hun gesprekken,
in het dagelijksch leven, en ook in
hun litteratuur en op het tooneel zich
allerbeminnelijkste liefhebbers van fi
losofeeren toonen en geneigd zijn bij de
meest gewone gevallen den zielkundi-
gen ondergrond op te sporen en te be
redeneeren.
En omdat hun taal zoo elegant en
luchtig is, weten zij altijd niet het
minst door de prettig-oppervlakkige
manier waarmede ze de dingen be
schouwer. te boeien. En waar ze in
kolommen druks ue psychologische zij
de van een of ander sensatie-makend
misdrijf behandelen, daar lezen we
hun causerién met evenveel, ja meer
genoegen, dan de meest griezelige sen-
sationeele schildering in dikke verven,
van de détails van het geval.
Om eens een voorbeeld te noemen.
Men herinnert zich het moordgeval te
Parijs onlangs. Een Engelschman Gil-
Het Nijverheidspaleis op de Tentoonstelling te Glasgow.
Boeken van aluminium. In Frank
rijk eene nadere aanduiding ont
breekt neemt men proeven met het
maken van boeken uit aluminium.
Men is erin geslaagd dit metaal te
verwerken tot zeer dunne platen van
ongeveer gelijk gewicht en even buig
zaam als een vel papier, maar hoe
het afdrukken der boekletter hierop
geschiedt, vinden we niet vermeld.
Een oude courant. - In het archief j
van het Vatikaan, bevindt zich een
courant uit het jaar 168 vóór Christus.
De titel is„Acta Diaria-Diurnalia"
of vrij-vertaald„Het Dagelijksch
Nieuws."
Indien dit document echt is, zoo is
Oud-Rome de eerste stad in Europa,
welke een courant in den volsten zin
des woords bezat. Het Latijn is met
veel moeite ontcijferd het blad bevat
allerlei tijdingen uit stad en provincies
branden, verschrikkelijke moorden,
een politiek praatje, juist als tegen
woordig.
Er is niets nieuws onder de zon.
Men zou wel kunnen zeggenHet
nieuwe is oud, en het oude is nieuw.
Oui-Harleveensch.
Een jaar geleden werd in Beieren
een dorpsraad door het hooger bestuur
'aangeschreven dat „drie straatlan
tarens moesten worden geplaatst."
Thans is aan dat bevel inderdaad vol
daan: de lantarens zijn geplaatst, maar
worden niet aangestoken. Immers
in de aanschrijving wordt enkel van
„plaatsen", niet van „aansteken" ge
sproken.
Glasgow heeft op het oogenblik zijn
internationale tentoonstelling, evenals
Parijs die het vorig jaar heeft gehad,
en er zijn op het oogenblik minstens
700,000 personen, voor wie de tentoon
stelling te Glasgow de mooiste, de be
wonderenswaardigste en de belang
wekkendste is, die men ooit heeft ge
zien en dat zijn de 700,000 inwoners
van Glasgow zelf. Langzaam, zonder
dringen, zonder stooten, zonder lachen
vooral, loopen zij door de hoogten in
het park van Kelvingrove, waar de
tentoonstelling gehouden wordt, be
zichtigen het groote hoofdgebouw met
zijn vergulde koepels, zijn witte co
lonnades en zijn reusachtig standbeeld
van de electriciteit, bekijken in stilte
het bosch van minarets, torentjes en
balconnetjes, en verzekeren dat er
nooit een beter geslaagde, waardiger
en ernstiger tentoonstelling te zien is
geweest.
Tot in1 zeker opzicht hebben de
700,000 inwoners van Glasgow gelijk:
hun tentoonstelling is geslaagd, zij is
waardig en zij is ernstig. Ernstig
vooral. Het programma omvat slechts
twee voetbal- en drie cricket-wedstrij
den als attracties. Er is geen dans
gelegenheid.
Alleen de rutschbaan is de eenige
attractie van de internationale wereld
tentoonstelling te Glasgow.
Maar overigens is de expositie ge
slaagd. Alles, wat Birmingham en
Manchester aan machines produceeren
en dat is heel veel is daar ver-
eenigd in een onmetelijke galerij en
snorkt, rolt. knarst van 9 uur 's mor
gens tot 9 uur 's avonds. Voorts zijn
vertegenwoordigd Canada, Australië,
Nieuw-Zeeland, Rusland, Frankrijk,
enz.
Gezicht op het Tentoonstellingsterrein te Glasgow.
ujour heeft 's nachts een Parijsche da
me in haar kamer vermoord. Het ge
val werd in schrille kleuren met pen
en penseel vereeuwigd.
Een Fransch tijdschrift „La Plume"
wijdde nu eenige pagina's aan een filo
sofie over het geval, en ging betoogen
waarom Gilmour in vergelijking met
de mooie romantische moorden in Ita-
j lië en Spanje eigenlijk geen artiest in
het. vak is. Hij beschouwde moorden
uit aesthetisch oogpunt en legde uit,
wè.arom de eene moord eigenlijk veel
I mooier is dan de andere.
Een ander Franschman dan deze
auteur in „La Plume," de heer Tho-
mas de Quincey heeft een boek ge-
schreven over den moordaanslag, be-
I schouwd als een der sehoone kunsten.
I Het komt mij voor, dat het schrijven
I van zulk een werk een bedenkelijk tee-
ken van degeneratie is en men hieruit
duidelijk kan zien hoe filosofie en
i moraal wormstekig zijn wanneer de
intellectueelen van een volk dergelijke
schrijverij als wijsheid publiceeren.
De Turksche regeering heeft van de
week weer iets uitgericht barer volko-
men waardig. Cyrano de Bergerac van
Edmond Rostand mocht niet worden
opgevoerd, omdat het., revolutionair
was.
j 's' Is bekend dat men in Turkije er
rare begrippen over het woord revolu
tionair op nahoudt.
Zoo zijn bv. de Jong-Turken de her-
I vormingspartij, die steeds op den voor.
grond hebben gesteld dat ze maat-
schappelijke hervormingen willen met
behoud van de huidige regeeringsvor-
I men revolutionair, en ze worden te
vuur en te zwaard vervolgd.
Maar wat nu toch in gemoede de
Turksche regeering bewegen kan een
artistiek werk van Rostand revolu
tionair te noemen, en het deswege van
het tooneel te weren is een ondoor
grondelijk raadsel.
En het is niet zoo heel gemakkelijk
na te speuren, wat er eigenlijk achter
zit.
Misschien heeft het onschuldige lied
je der Gascoonsche cadetten de Turk
sche hoofden op hol p-ebracht.
Een verluchting dat men nooit meer
lastig gevallen wordt met Volapük-
kenners. die u hun kennis willen op
dringen, noch met leer- en lees- en
woordenboeken ih die „wereldtaal" die
ge begint in te zien en dan wrevelig
weer ter zijde legt, omdat gij er toch
niets in ziet.
Het Volapük is een roemloozen dood
gestorven.
Maar het denkbeeld van een wereld
taal niet.
Reeds in 1887, dus niet lang na het
Volapük deed een andere wereldtaal
zijn intrede, het Esperanto, waarvan
Dr. L. Zamenhof thans te Warschau
de samensteller was.
Esperanto? Nooit van gehoord.
De taal heeft ook geen reclame voor
zich gemaakt, doch. zooals de heer
Dreves Uiterdijk in de laatste afleve
ring der Vragen van den Dag" zegt,
„werd deze doorwrochte arbeid van
lange jaren de menschheid aangebo
den om door eigen verdienste zich baan
te breken trots onverschilligheid."
De schrijver geeft een uiteenzetting
van de taal en ter allereerste kennis
making begint hij Genesis I te verta
len, dat er in die nieuwe wereldtaal al
dus uitziet:
En la komenco Dio kreis la cielon
kaj la teron. Kaj la tero estis senforma
kaj dezerta, kaj mallumo estis super
la profundajo, kaj la animo de Dio sin
portis super la akvo.Kaj Dio diris: estu
Schetsen van DEKA.
Mozes.
Zonder nou juist lens te zijn had
Pim toch niet heelemaal genoeg geld
om een goedkoop nieuw costuum te la
ten maken wat onvermijdelijk was.
Want het werd al Juni. het zomersei
zoen begon ook in de groote stad van
riolen en muren en daken, 's Zondags
behoorde je te loopen in een licht zo-
merpak met aankleve, als je niet al
te zeer wilde afsteken bij de heerliik
aangedane dames en heeren, die hun
ne kunstmatige, harde kleuren lieten
schreeuwen in de brandend heete, muf
fe straten, de stoffige, drukke parken,
als gewillige remplaganten van bos
schages en veldbloemen. En het eenige
costuum dat Pim in voorraad had
was een bescheiden, kamgaren slip
jasje, dat hier en daar op wrijvings
plaatsen al een beetje het air had van
een opgepoetste kachelpijp. Dit kon
niet meer dienen al was het indertijd
ook, het vorige jaar, zeer listiglijk
zoo'n beetje tusschen dik en dun ge
nomen. 't Was niet meer in overeen
stemming met het kleed der natuur en
der overige menschheid.
Derhalve liet Pim zich zijn hof
leverancier een pak aanmeten, 't Was
een dier groote, stralende, glazen klee
ding-paleizen. die goedkoop werken,
maar geen crediet geven. En het geld
was er nog niet geheel en alle vrien
den bij wie hij had' aangeklopt om de
luttele aanvulling gaven „niet thuis",
toen hij er over sprak een leeninkjete
sluiten, 't Waren evenzoo vele waarden
die hunne gasten niet vertrouwen.
Door eigen kracht zou hij zich dus
de begeerde zilverlingen moeten ver
schaffen. Pim vouwde een peinzings-
rimpel in zijn voorhoofdsvel en niet
lang duurde het of de quadratuurvan
dezen cirkel was door deze bewerking
gevonden.
Nog denzelfden avond den vol
genden dag zou zijn pak mèt quitan-
tie tehuis worden bezorgd schreef
hij met een zuurzoetgezicht een brief
kaart aan 'Mozes".
Ik schrijf zoo doodeenvoudig Mo
zes" neer, omdat de naam ook in ver
band met mijn voorafgaand kleeding-
praatje zichzelf verklaart. Mozes deed
óók in kleeren, net als dat groote ma
gazijn, maar werkte meer speciaal in
de afgekloven beentjes, anders gezegd
de oude kleeren, die hij uit alle wind
streken vereenigde in een morsig, don
ker winkeltje ergens in e:n achter
buurt.
Mozes was de helper gevveest in me-
nigen nood. Hij gaf een voorschotje
hier, of leende ginds geM op order-
pand. Pim's vrienden bedienden zich
vaak en met vrucht van hem. maai
hij zelf was er nog nooit toe gekomen.
Hij hield niet van het vak en van he<
volk. Dit kleine, vettige kereltje, met
die glinsterende bruine oogj ïs, met
die buitengewone vriendelijkheid en
dat altijd durende lachje had de eer
door Pim gewantrouwd te worden. D o
met hem in aanraking kwamen, pre
zen Mozes' civiele bediening, maar
tochzoo'n kleerkoop en dan nog
wel een die Mozes heette.
Evenwel, door de omstandigheden
gedwongen, maakte Pim van den nood
•een deugd, en verzocht Mozes bij hem
te komen.
Mozes wist wel dat hij hier niet bij
een vriend kwam. Mozes dwaalde zóó
overal rond en sprak zóóveel men
schep, dat hij genoegzaam Pim's af
keer wist van zijn handel en zijn ras.
Hij veroorloofde zich dan ook een
heel klein lachje, toen hij op de ach
terkamer tegenover Pim stond, die
zich door middel van zijn hoogen,
manchetachtigen boord een waardigen
onderkin trachtte te maken, en ter ver
meerdering van zijn deftigheid de dui
men in de armgaten van zijn vest
stak.
„Mozes. ik heb je laten roepen om
zaken te doen."
Even glinsterde een oolijk licht in de
oogen van den kleerkoop, hoewel zijn
donker gekleurd gelaat onbewegelijk
bleef, toen hij zei:
„Jawel, mijnheertje, natuurlijk.
Mozes doet altijd zaken, zaken doen
is niet alleen mijn vak, maar ook m'n
roeping. Mijn heele volk doet zaken,
daar zijn we voor in de wieg gelegd.
Wat zouden jullie beginnen zonder
ons? Zijn wij niet de drijfkracht van
je heele Beurs; pleiten wij aan de recht
bank niet je geloofsgenooten vrij;
zorgen wij d'r niet voor, dat je huizen
worden afgebroken. Wie maakt dat je
voor minder dan niets zoo van tijd tot
tijd je droge verhemelte met een sinaas
appeltje kan verfrisschen, wie slijpen
voor het ineerendeel de diamanten
voor je meisje en je vrouw, of je moe
der en je zuster."
„Jawel, jawel," zei Pim, wat boos
over deze uitweiding, en overstelpt
door den vloed van woorden. „Jullie
zijn een uitverkoren volk!" Mijn he
mel als dat zoo doorging dan zat hij
er nog als het pak bezorgd werd dat
zou in den vooravond gebeuren. Maar
Mozes had er blijkbaar pleizier in wat
op dat onderwerp voort te borduuren.
Want hij hervatte zijn betoog bij den
laatsten zin van Pim's antwoord: „Of
wij een uitverkoren volk zijn! Dat zou
ik meenen. Daarvoor behoef je niet
eens naar Rusland te gaan. Kijk maar
eens rond in je eigen omgeving. Wor
den wij niet geëerd? Heeft iedereen
niet dadelijk respect voor ons, zonder
onze antecedenten te kennen? Brengt
een elk de achting die hij voor ons als
volk heeft niet maar zoo direct over
op het individu? Zoo een enkel scheid
naampje komt er niet op aan. In
Duitschland hebben ze daar een spreek
woord voor, dat ik niet kan opzeggen,
maar dat zooveel beteekent als: ,,de
lui die van mekaar houden, vreten me
kaar op."
„Ik heb je laten roepen,begon Pim
om den woordenvloed te stuiten; maar
zoo gemakkelijk ging dat maar niet,
want het begon alweer:
„O jij bent de eenigste niet mijn
heertje, die me laat roepen. Zooveel
hebben me al gevraagd, ja, gesmeekt;
och, Mozes komt toch eens bij me
aan, ik zit er zoo in. Ook kwamen ze
wel naar me toe, daar heel ver in mijn
kleine, onoogelijke huisje, 's avonds
laat. Die zóóver heen waren, zeiden
meestalTozes als je me niet helpen
wil, dan ben ik verloren, dan moet
ik me van kant maken." En ze hadden
woord erehouden ook. Want alle m.en-
schen kennen niet evengoed tegen ver
driet. Ik heb een jongen gekend, die
heette ook Mozes, net als ik. En die
bleef achter met acht broertjes en zus
jes, en met een blinde moeder. Zie je,
dat komt meer voor bij mijn volk. Die
had zich ook wel kunnen verdrinken,
want hij moest sjouwen dat zijn bee-
nen er krom van groeiden, en zijn ru»
ook al begon te hoepelen. Want er was
heel wat noodig om alle monden open
te houden.
Ja, maar
O, ik weet wat je zeggen wil, mijn
heertje. Dat wij niet altijd eerlijk zijn
in den handel. Als een slimmerik een
domoor te vlug af is, dan noem je dat
onder elkaar knap, maar in sommige
gevallen spreek je er ook wel eens over
in andere bewoordingen. Wij staan
op ons winstje dat is zeker, maar 't is
ook zoo klein en de risico zoo groot.
Maar daar zijn wij waarempel vanzelf
weer op de zaken terug gekomen. Laat
eens kijken wat had je?"
„Ik wou je dit pak verkoopen," zei
Pim een beetje timide.
„Goed mijnheertje, wat wil je er
voor hebben."
„Neen, zeg maar eens wat jij er voor
over hebt."
De duim en de voorvinger kwamen
vooruit, en voelden het goed aan. Hij
liet Pim draaien om de slijtage te zien.
en zei toen: „Twee gulden vijftig!"
„Maar Mozes!"
„Geen haar meer. Trek maar uit in
het alcoofie."
Pim gehoorzaamde werktuigelijk.
Dat mannetje had in een oogenblik
een soort van overmacht over hem ge
kregen. In een saamgeraapte oude
plunje kwam hij terug, het pak over
zijn arm. Mozes betaalde het geld,
knoopte zijn koop in een doek. en liep I
naar beneden. Maar zoodra hij de
straat opging, kwam Pim's hoofd uit
het venster kijken, en schreeuwde hem
wat na. Mozes verstond het niet, maar
hij kwam nog eens de trap op en vroeg
wat er was.
„Och, Mozes", klonk het bijna wee
klagend, „mag ik nog eens even dat
pak van je hebben."
„Neen, mijnheertje, dat mag je niet.
Eens gekocht, blijft gekocht."
„Ja, maar zie je... ik heb er wat in
laten zitten! Mijn portemonnaie!"
„Het is door de rechtbank uige-
maakt" zei Mozes plechtstatig; „dat de
kooper van een huis ook' recht heeft
op alles wat er in wordt gevonden. Ik
heb heit zelf tot mijn schade ondervon
den, bij jullie rechtbank, terwijl een
van mijn knapste geloofsgenooten mij
verdedigde."
Daar werd geklopt, en de kostjuf-
frouw kwam binnen met het nieuwe
pak >en de quitantie. Het angstzweet
brak Pim uit. Tegen de juffrouw zei hij
dat hij dadelijk beneden zou komen,
en zoodra hij haar de deur uit had
deed hij haast een voetval voor Mo
zes, die nou stond met z'n handen op
z'n buikje, en lachte, lachte of hij een
stuip zou krijgen.
,,0ch, beste Mozes
„Stil maar," zei de kleerkoop, met
moeite tot kalmte komend, „nou noem
je me weer best zonder nog te weten
wat ik doen zal. Maar hier heb je je
portemonnaie terug. Betaal je pakje
maar contant, dat is een goed begin
sel, als je het kan volhouden. Maar gun
mij dan ook de clandisie als het wat
opgesleten is."
En Pim beloofde het dadelijk in de
weekheid zijns harten.