DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes ■o. 46. Zaterdag 20 Juli. 1901 Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. Onze Afdeeling van den Volksbond. Heel laat. pas, toen in andere lan den de beweging al grooter uitbreiding had gekregen, begon hier te lande de strijd tegen het alcohol-misbruik. In 1848 was de Nederlandsche Vereeni- ging tot afschaffing van sterken drank gesticht, maar niet hoeveel loffelijken ijver en onverdroten toewijding ook door haar aan deze moeielijke taak werd gearbeid, het misbruik bleef toe nemen. Toch waren de krachten die zich wilden inspannen ter verdere beteu geling van het kwaad wel aanwezig. Zij wachtten slechts op een aanvoer der. En dien vonden zij in den heer L. P. Philippona. Hij werd de stich ter van den alom bekenden Volks bond, Vereeniging tegen drankmis bruik. Dat was in 1875. De naam luidde toen echter nog Multapatiorsbond, naar de n om de plume, waaron der de heer Philippona schreef. Het zelfde jaar reeds waren af deelingen opgericht te AmsterdamHoorn, Utrecht, Joure en Leeuwarden. Toen het volgend jaar de eerste algemeene vergadering werd gehouden was ook i Haarlem vertegenwoordigd, naast Hil versum, 's Gravenhage, Druten. Wijk bij Duurstede, Loenen a. d. Vecht en Muiden. Het leden-cijfer onzer afdeeling was wel is waar nog gering, na melijk 43, maar de mannen, die haar den 20sten Juli 1876 gesticht hadden, waren vol goeden moed en energie, omdat zij begrepen dat het beste deel van het volk op hunne hand zou zijn, en wijl zij gevoelden dat geen moeite en zorg te groot mocht zijn om dezen kanker onzer maatschappij weg te nemen. Het waren de heeren: d r. C. G. v o n Reeken, wijlen A. van der Voort en zijn zoon A. van der Voort A z n.A. C. de Koek, wijlen C. F. van Assendelft de C o ningh en H. Kirsch. Om de werkzaamheden der afdee- i ling te beschrijven, dienen wij tevens wat uitvoeriger het een en ander mee te deelen over doel en strekking van 1 den Volksbond, die in 1882 zoo gedoopt werd. Na de jongste wijzigingen is het be ginsel aldus in de statuten vastgelegd: lo. den sterken drank als volks-1 drank te bestrijden; 2o. kennis te verspreiden omtrent j de gevolgen, welke het misbruik van sterken drank heeft; 3o. door het bevorderen van stipte uitvoering der Drankwet, en van maat regelen waartoe genoemde wet aan de besturen de bevoegdheid geeft: 4o. in den geest der drankwet het aantal verkoopplaatsen van sterken drank te beperken; 5o. het verbeteren van „volkshuis vesting en volksvoeding; 6o het aanmoedigen van het spa ren; 7o. het bevorderen van huisarbeid en het veredelen van volksvermaken; 8o. voorts door al zulke middelen, die aan het doel van den Bond beant- woorden. Men ziet het, een uitgebreid gebied. Niet eenzijdig is door de vereeniging vastgehouden aan het enkele doel ..drankbestrijding"," maar er wordt ook getracht de oorzaken van het I drankmisbruik weg te nemen. En het mag gezegd worden, dat ook onze afdeeling daartoe het hare wel 1 heeft bijgedragen. Zij heeft getoond een lichaam te zijn van levende kracht, altijd gereed, te handelen, te I strijden tegen den vijand. In de 25 jaren, die heden achter haar liggen i heeft zij getracht, met alle middelen 1 die haar ten dienste stonden, om weg te nemen de groote nationale el lende van Nederland. Want weet men wel dat in ons land 80 millioen in één jaar aan drank wordt uitgegeven, wat gelijk staat met ƒ200.000 p. dag, of f 9000 per uur. En bedenkt men ook wel dat van de krankzinnigen 30 van de gevangenen 80 en van de verpleeg den in de Rijkswerkinrichtingen een nog grooter percentage, hun ongeluk aan den drank te wijten hebben. f S0.000.000 in één jaar. Daar waren voor te krijgen geweest c'c'ooè eacjo o o o o2 o o o oo°oo oeooc cco ooooo --ooc ooo 2gooo o o 2 o =2 22 C: O O O O O O O O O O 7-r-rr -• c.-o O pr g ISSigSSllë 2£oq*~ 3 EisS»-! 3 3 -■ Ssg rc cc ca »-»ojss I o- 9999S 2 2 2 2 2 2 o ooooc o o o o ooo o ooooo o coc 22 2 c c c c c c ~cc o o o c oocog c ooo poo Maar al sprekende over de groote belangen waarvoor de Volksbond in zijn geheel strijdt, zouden wij verge- Aldus Frans Netscher in de Hol- landsche Revue. W. D. XOLTING. A. C. DE KOCK. Mr. A. A. VAN DER MERSCH. Haarlemsch Kiezer „GoddankEindelijk heb ik mijn laatste vrachtje afgeleverd 't Was me een reisEn dan met die hitte Een Zaterdagavondpraatje. Het was dan besloten: we zouden uitgaan. We, dat wil zeggen mijn vrouw en ik. Zij had willen gaan met primo Juli, omdat er met de vacantie zooveel drukte zou zijn op de treinen, maar dit stuitte op een bezwaar, na melijk de wet op den Leerplicht. We hebben nog twee kinderen, die in de termen vallen van schoolgaan. Zoo lang wij weg waren zouden ze bij hun grootmoeder op Schiermonnikoog lo- geeren, maar natuurlijk kon daarvan geen sprake wezen, voordat de offici- eele vacantie was begonnen. Mijn vrouw vond dit stelsel onaan genaam. Ze verklaarde mij positief, dat al die wetten uit den Haag niets anders waren dan een groote overlast voor het Nederlandsche volk, die tot niets dienden.Vervolgens vroeg ze mij, of de wet op den Leerplicht soms in 't bijzonder gemaakt was voor onze kin deren, Mietje en Willem. Daar ik ner gens in de Handelingen gelezen had, dat de Minister of de Kamerleden bij deze wet speciaal aan de familie Fide- lio hadden gedacht, moest ik deze vraag wel ontkennend antwoorden. „Nu dan," zei ze triomfantelijk en liet er op volgen: „bovendien, wie zal de kinderen terugvinden op Schiermon nikoog?" Ik deed al mijn best om haar te betoogen, dat deze omstandigheid weinig of niet tot de zaak af deed en dat de Nederlandsche wet iemand op Schiermonnikoog zoogoed als te Am sterdam weet te achterhalen, maar zij was niet voor rede vatbaar en gaf als hare onveranderlijke meening met be slistheid te kennen, dat de wet op den Leerplicht een onding is, dat al haar vriendinnen van dezelfde meening wa ren en dat het nieuwe Ministerie die maar zoo gauw mogelijk weer moest intrekken. Ik heb er verder het zwij gen maar toe gedaan. Intusschen hadden we al den tijd om eens na te gaan en te overleggen, waar heen we zouden gaan reizen. Een van onze vrienden, die zelf met zijn vrouw ieder jaar twee weken in pension gaat in de Steeg, was op het schitterende denkbeeld gekomen om ons een groot standaardwerk over Egypte ter lezing te geven. Het was in 't Engelsch ge schreven en had tot titel: „Egypte uit een Europeesch- en handels-standpunt beschouwd, zoowel individueel als al gemeen." Het was een boek in drie dik ke deelen, versierd met prentjes, kaar ten en vooral cijfers. Nooit heb ik nog een boek gezien, waar zoo verbazend veel cijfers in stonden. Er waren lange optelsommen in over de huishouding -van den khedive, grootevermenigvuldi- gingsberekeningen over het aantal sprinkhanen en statistieken betreffen de den uit- en invoer van tarwe, die aan vervelendheid alles overtrof vat ik in dat genre voorheen ooit aange troffen heb. Er stond ook wel een en ander in over het reizen in Egypte en ik be hoefde geen vijf bladzijden daarvan I te lezen om tot de overtuiging te ko men, dat er geen denken aan wezen zou, om onze vacantiereis in dat land te maken. Er stond o. a. namelijk in, dat de reiziger in Egypte vooral niet moest verzuimen om te gaan naar het graf van een koning, wiens naam ik vergeten ben. maar die dan volgens het boek in zijn tijd verschrikkelijk be roemd moet zijn geweest. „Wat heb je daar nou aan?" zei mijn vrouw, „om naar zoo'n begraven beroemdheid te gaan zien; ik vind een levenden veel interessanter." „Hoor eens, vrouw," zei ik, „als je eenmaal in een land reist, moet je doen wat daarvoor aangewezen wordt. Of je het plei- zierig vindt is een andere vraag, maar gedaan moet het worden. Het boek zegt nu immers, dat je dat graf niet verzuimen mag, welnu dan moeten we er ook heen, lust of geen lust. Ver beeld je, dat ze je later vroegen: heb je het graf van koning hoe-heet-i-ook- weer gezien en je zou moeten antwoor den: neen. Je zoudt je in de oogen van al je Egyptische kennissen voor eeuwig blameeren! En bovendien, de reis naar dat graf moet gebeuren op kameelen en ik zou jou wel eens op een kameel willen zien rijden!" Mijn goeie vrouw, die zelfs het rij den op een ezel in 't Bloemendaalsche bosch een onzekere onderneming placht te vinden, keek nu alsof de meest heuvelachtige kameel haar niet verschrikken zou. Intusschen was tochj juist die kameel oorzaak, dat onze reisplannen voor Egypte niet tot uitvoering kwamen. Het standaard werk namelijk vermeldde met prijzens waardige nauwkeurigheid, dat die kameelen ten allen tijde te huur wa ren bij zekeren Ben Akiba en dat de huurprijs van f 60 per persoon voor uit moest worden gestort. Nu moet men weten, dat we voor ons uitstapje f 125.disponibel hadden. Ging daar 120.voor kameelen voor den dooien koning af. dan schoot er f 5.over voor heen en weer reizen voor twee personen en hoewel de va- cantie-kaarten tegenwoordig heel goedkoop zijn. was het ons duidelijk dat we niet voor een rijksdaalder per persoon een retourtje naar Egypte zouden kunnen krijgen, gezwegen nog van de noodzakelijkheid om onder weg iets te eten en te drinken. Het plan werd derhalve opgegeven, wel tot spijt van mijn vrouw, die op eens een soort van onverklaarbare genegen heid voor die dure kameelen scheen te hebben opgevat. Ik werd in de commissie benoemd om het. standaard werk aan mijn vriend te gaan terug brengen met de uitdrukkelijke bood schap, dat ik niet moest zeggen dat het ons financieel niet schikte „dat doet men niet," zei mijn vrouw. j „Maar wat moet ik dan zeggen?" vroeg ik. „Zeg maar. dat er op 't oogen- blik pest moet wezen in Egypte." En aan die opdracht heb ik voldaan. Mijn vriend nam het boek aan. legde het neer en zei toen: „wij gaan dit jaar voor de verandering naar Lochem." Intusschen waren we nu nog niet met onze reisplannen gevorderd. Ik had voorgesteld twee weken te gaan logeeren bij een vriendin van mijn vrouw, die in Parijs getrouwd was. Op onzen brief kregen we evenwel ten antwoord, dat zij en haar man op het punt stonden naar Normandië te j gaan, wat ik niet heel beleefd vond. Ik redeneerde daarbij zoo: Wanneer het leven je gebracht heeft in een we reldstad, dan ben je ook verplicht, dankbaarheid voor dat voorrecht te toonen, door je vrienden en kennissen die eens willen komen logeeren, fees telijk en met open armen te ontvan gen. Tegenover rechten staan ook verplichtingen. Maar misschien heb ben ze daar in Fraikrijk andere denk beelden over: 't is zoo'n wonderlijk land! Ook deze uitweg was derhalve voor ons afgesloten. Nu kochten we een boekje met een opgave van pensions en hótels in Nederland en gingen dat naarstig bestudeeren. Daar waren de meest verschillende gemeenten in ver meld. Het ontbrak er niet in aan Fran- schen zwier en aan Hollandschen een voud. Je vond er evengoed in ..la Cou- ronne d'Or, hótel de premier rang! pour families als het Pension van Ge- j zusters Jansen, uitsluitend voor be jaarde dames. Merkwaardig was het, dat ze zoo verschilden in meening over de vrnnc. .vit v?r! lijf in hunne in-j richtingen wel zou kunnen veraange namen. De een legde bijvoorbeeld den nadruk op het feit. dat er een tramlijn langs zijn deur liep, de ander verklaar de met niet minder ingenomenheid, dat haar standplaats een stille, rustige omgeving had. zonder drukke vervoer middelen die stroomen. van tijdelijke verblijvers, aanbrengen. Hoe tevreden, zoo dacht ik, is toch de mensch! Im mers had de ee- die de tram had, er liever geen bezeten en de ander die er geen langs zijn deur had, naar het bezit ervan gesnakt, dan zouden de beide partijen reddeloos ontevreden zijn geweest. Nu zijn ze met hun le vensomstandigheden ingenomen. Intusschen hadden ze, hoe verschil lend ook van inzichten, allen één ding met elkaar gemeen: ze vroegen nogal dure pensionsprijzen in de vacantie. Drie gulden daags was nog heel be scheiden, vier, vijf. zes gulden, niet eens een zeldzaamheid. Namen we nu pension voor vier gulden, dan zou dat in veertien dagen voor ons beiden een som van 112 zijn geweest, behalve de reiskosten, de extra uitgaven, de uit stapjes en de fooien. Dat ging natuur lijk niet op. We zaten voor de een voudige vermenigvuldigsom dan ook een beetje neerslachtig te kijken, toen ik opeens een schitterend denkbeeld kreeg en uitriep! „laten we dan gaan voor tien dagen!" Mijn vrouw scheen de beteekenis van deze vondst niet in te zien. Ze verklaarde kortaf dat ait een onmo gelijkheid was. Veertien dagen was het minste in onzen stand Er waren er onder onze kennissen, die wel voor drie of vier weken^itgingen, anderen toch minstens voor veertien dagen. Tien dagen gaan zou een blamage wezen voor de heele familie F.delio. Ik aanvaardde dit begin nl. als een zaak die niet te veranderen was en zag tegelijk :.aar af van de nD en pensions, die als zoete druiven boven ons bereik hingen. De toestand noodzaakte ons om van tahtiek te veranderen. We schreven aan verschillende vrienden en kennis sen in diverse streken van het land, waar maar eenig redelijk natuurschoon aanwezig was. Zelfs Purmerend en Bodegraven hebben we niet versmaad En wat was nu het. loon voor al dien eenvoud? Niets. Van allen kregen we antwoord, maar niemand kon ons ge bruiken. De een had zieke kinderen, een tweede ging zijn huis verbouwen, l inaar verreweg de meesten schreven, dat ze zelf op reis gingen .Iedereen," zei mijn vrouw, toen ze er weer een paar van die soort gekregen ha4. „ie dereen gaat dan ook tegenwoordig op reis.- Zelfs de van der Helsenburgs! Zoo breed hebben die menschen het ook niet! Wat doen ze op reis te gaan, als ze er eigenlijk het geld niet voor hebben!" Nu, dat was een juiste opmerking, niet waar? Intusschen zitten wij nog altijd uit te zien naar een behoorlijke gelegenheid om ergens onder dak te komen. Morgen gaan de kinderen naar Schiermonnikoog en zijn we vrij. Kan een van mijn lezers ons misschien lo geeren? Natuurlijk buiten Haarlem, We zijn niet lastig, geschikt voor de dienstboden, welwillend voor de kin deren, conversabel voor de familie. Mijn vrouw speelt een beetje piano en. ik zing. Bovendien ken ik verschillen de aardige anscdoten, enkele histo risch en de meeste nog vrij nieuw. Bij regenachtig weer kunnen we een kaar tje leggen: whist, quadrille, omber en skat, desnoods zijn we bereid nog an dere te leeren. Twee warme maaltijden daags worden door on9 wel gewenscht, maar niet als eisch gesteld. Men adresseere zich met franco brie ven motto Fidelio aan den uitgever van dit blad. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 5