FEUILLETON.
Licht en Schaduw.
Mr. F. A. BIJYOKT
school voor meisjes, secretaris van liet
Parochiaal Kerkbestuur der Parochie
van den II. Antonius van Padua, Be
stuurslid! van de Vereeniging ..Ko
ninginnedag" en voorts commissaris
van verschillende financieel© instellin
gen hier ter stede.
ten haar werkzaam onderdeel, de af-
deeling Haarlem, die heden haar 25-ja-
rig bestaan niet eère mag vieren. Het
eeresaluut dat wij aan den Volksbond
brengen, zij tevens een gelukwensoh
aan onze afdeeling
Uit haar geschiedenis memoreeren
wij hoe 3 Februari 188O werd opge
richt de nuttige instelling de Stui
versspaarbank, die bet doel heeft he4
sparen, van kleine sommen geldste In
vorderen. Op 1 Januari bedroeg het
getal inleggers 1232, met een gezamen-
lijken inleg van f 20.872.90. De inge
brachte gelden worden in openbare
schuldbrieven en in prolongatie be
legd. Het Bestuur bestaat uit een 40-
tal leden. Al hun namen hier weer
te geven is ondoenlijk. Slechts een
tweetal, die blijvend aan deze instel
ling verbonden zullen zijn. en wel die
van den heer H. JB r 0 n k ho r s t uri
wijlen den heer Nolting. die pen
ningmeester was.
In 1881 was de afdeeling krachtda
dig werkzaam aan de totstandkoming
van de drankwet, na de invoering
waarvap het drankgebruik gedaald
is Dat jaar werd een groote meeting
gehouden in d e Kroon, om aan te
dringen op de aanneming van de wet.
Een goed propagandamiddel voor
den Bond is ook de kiosk op het Sta
tionsplein, waar druk gebruik van
wordt gemaakt. Ze werd in 1895 ge
bouwd.
Bekend zijn de jaarlijksche Volks
feesten die de afdeeling in de Ver-
eeniging geeft.
Moge de Volksbond, en de afdeeling
Haarlem dus indirect, voortgaan op
den goeden weg door naar betreden.
Want, al geeft de Staat ook zijn wet
ten, van het persoon! ij k werken
gelijk hier geschiedt, is en blijft het
meeste resultaat te verwachten.
De nieuwe
Gemeenteraadsleden
Hierbij geven wij de portretten van
de vijf pas gekozen gemeenteraads
leden, n.L van de heeren: Mr. F. A.
Bij voet, F. W. N. Hugenhoïtz,
A. C. L a a n e, W. P. J. vanLinde n
Tol en Mr. J. Spoor,
Tevens volgen eenige bijzonderheden
omtrent het openbaar leven der verko-i
zenen. Beter dan breeds Uiteenzet tin-
gen zullen zij een denkbeeld geven van
denken en werken der nieuwe leden
van onzen Raad. Bovendien zouden
wij anders vaak in herhalingen moe-,
ten treden van hetgeen wij vroeger
schreven.
Mr. F. A. Bijvoet werd den 20sten
April 1869 te Bloeiuendaal geboren. J
Van zijne functies noemen wij die van 1
lid dei- sub-commissie voor Haarlem
en omstreken der Vereenigïng tot Op
richting <-n Exploitatie van Volkssani-
toria voor Borst lijders in Nederland,
van bestuurslid der R. K. leesvereeni-
ging en der Vereeniging tegen het mis-
handelen van Dieren voor Haarlem en 1
Omstreken, Bovendien is im\ Bijvoet
rechtsgel. consulent van 't Hollandse)*
BloemboHenkweekers-genootschap.
Van den heer F. W. N. Hugenhoïtz 1
vertelden wij reeds bij zijne candidaat-
stelling het een en ander. W ij weten,
dat hij staat in de rijen van bet prole
tariaat, en dat hij een propagandist is
voor de sociaal-democratische begin
selen. Als zoodanig heeft hij zich ook
I hekend gemaakt in de Haarlemsche ar-
1 1 leidersbeweging. Voorts verleent hij
j zijn steun aan den drankstrijd, enz.
De heer W. P. J. van Linden Tol,
werd 18 Nov. 186-3 ie Roosendaal gebo-,
I ren. Hij heeft, zich nog weinig in het
openhaar leven bewogen, zoodat wij
met de bloot© vermelding dezer cijfers,
in dit korte overzicht moeten volstaan, j
Van nir. J. Spoor, die 18 Nov. 1866 te
'.—Hertogenbosch werd geboren, kun
nen. genoemd worden zijn lidmaat
schap van den Grooten Kerkeraad' dei-
Ver. Doopsgezinde gemeente, en zijn
j bestuurslidmaatschap van de Ver tot
bev. der Volksgezondheid te Haarlem
Teven zij vermeld dat 1 administra-j
j tour en tevens directeur is van het In
formatie- en Incasso-bureau van den
Bond van Bloembollenhandelaren, en
secretaris van de afd. Haarlem der
Maatschappij van Weldadigheid.
De heer A. C. Laane heeft zeer on-
derscheidene functies. Wij noemen de
volgende secretaris der R. K. Maria-1
Zee-reinigers.
Er heerscht algemeen een halsstar
rig geloof, dat de haaien menschen-
vleesch verkiezen boven alle ander
voedsel, doch een feit is het, dat de
familie der haaivisschen die vuil-
nisruimers der zee met weinige
uitzonderingen zich alleen met afval
voedt. Zij zijn de eenige groote vis-
schen, die dit nuttige werk op zich
nemen.
Overigens is het vernietigen der on
telbare doode lichamen, die de zee
anders langzamerhand zouden veront
reinigen. eigenlijk de taak der schaal
dieren.
De alles-verslindende Squalidae ech
ter met hunne geweldige magen, bui
tengewone spijsvertering en onverza-
delijken eetlust zwerven, naar aas
zoekend, in het water rond en ver
lichten daarmede de taak der lagere
op den grond levende dieren. Door
hunne instinctmatige roofzucht hou
den de haaien zich dikwijls bij de op
pervlakte van het water op en daar
door kan een mensch wel eens het
ongeluk hebben, hun in den weg te
komen. Is deze nu bang en niet be
hendig genoeg, dan heeft hij zeer veel
kans van door den ..advocaat der zee"
te worden genuttigd, doch niet om-
het goud. om den schat, dien ze ver
loren hebben.
..De Walküre" brengt dadelijk an-
dere personen ten tooneele.
In een vreeselijk noodweer zoekt de
gewonde Siegmund een schuilplaats
j in de woning van Hunding, waar hij
I door diens vrouw. Sieglinde. gastvrij
I wordt ontvangen.
Sieglinde houdt niet van haren man.
j aan wien ze als slavin verkocht is, en
1 weldra ontstaat eein liefde tusschen
de twee natuurkinderen. Hunding
keert terug en bemerkt, dat zijn gast
I een van zijn grootste vijanden is. Nu,
voor dezen nacht,zal hij hem onderdak
verleenen, zooals de gastvrijheid dat
eischt: morgen echter moet Siegmund
zich tegen hem verdedigen.
De arme gewonde blijft nu in het
duister alteen, want Sieglinde en ha-
I re man zijn ter ruste ge-
j gaan. Siegmund merkt niet, dat
I nu en dan een flauw schijnsel van
het vuur den reusachtigen boomstam
verlicht, waaromheen het huis is ge
bouwd. Vertwijfeld zit hij neer, zon-
1 der wapens en zij, de vrouw die hij
J eensklaps hartstochtelijk heeft liefge-
j kregen, is in de macht van denzelfden
I man. die hem morgen den dood zal
doen vinden. Daar naderen voetstap
pen.
Zacht komt. Sieglinde uit het naaste
vertrekze heeft Hunding een slaap
drank ingegeven, en wil nu den gast
helpen ontvluchten. Ze wil hem een
wapen aanwijzen, dat nog niemand
heeft kunnen verwerven.
Eens, op dien droeven dag. waarop
F. W. X. HUGENHOLTZ.
mund wil niet naar Walhalla zonder
de vrouw, die hij liefheeft, en Brün-
hilde is door die liefde zoo getroffen,
dat ze het gebod overtreedt en in den
nu volgenden strijd met Hunding,
Siegmund met haar schild dekt. In
een rossen gloed verschijnt dan plotse
ling Wotan, Siegmund's zwaard
springt in stukken op den heiligen
speer en Hunding stoot den ontwa
pende neder.
W. P. J. VAN LINDEN TOL.
dat hij een mensch is. maar omdat
hij op zulk een oogenhlik zoo goed
als een voor den haai klaargezet voed
sel uitmaakt.
De haai is wel een vlug zwemmer,
maar de eigenaardige plaatsing van
zijn bek maakt voor hem het grijpen
zijner prooi zóó lastig, dat er geen
visch bestaat, zoo langzaam, dat hij
niet weg kan zijn. eer de logge Squa-
lus zijn lichaam zóó gewend heeft,
dat hij kan toehappen. Ieder, die
zich in het water gemakkelijk be
weegt en dit zwak van den haai kent,
zal hem altijd met gemak kunnen ont
wijken.
Het is niets meer dan eene overle
vering, op niets steunende, dat deze
veelvraten der zee bijzonder op negers
gesteld zijn.
Mr. J. SPOOR.
BATBETJTH,
door H. F RE IJ ER.
VIL
Reeds dadelijk toont de ring zijn ge-
heimzinnige kracht. Als Fasolt en
Fafner het goud verdeelen. dat ze,
volgens de afspraak, nu in plaats van
Freia krijgen, eischen ze daarbij den
ring ieder voor zich; er ontstaat een
I gevecht, dat met Fasolt's dood eindigt.
Zoo is dan de burcht gebouwd,
heerlijk schitteren zijn tinnen in de
avondzon. Over een regenboog, dien
i Donner over het dal doet verschijnen,
schrijden de goden naar hun nieuwe
woonplaats, terwijl daar beneden, in
I de diepte, de Rijndochters klagen om
ze aan Hunding werd verkocht, zaten
de gasten in deze zevïde zaal te za-
zamen, toefn een grijsaard binnen
trad en een zwaard in den esschen-
stam stiet. Slechts hij, die het er weer
uit kon trekken, zou meester daarvan
worden. Ze dringt er bij Siegmund
op aan, dat ook te beproeven, en onze
held geeft daaraan gaarne gehoor. Met
een forschen ruk ontwringt, hij het
staal aan den boomstam en toont het
de verbaasde Sieglinde. Dan sluit hij
de geliefde vrouw in zijne armen en
ontvlucht met haar het huis.
Wotan, dei opperste god, deelt aan
zijne lievelingsdochter Brünhilde zij
ne bevelen mede. Heden zal er een
strijd op leven en dood .gestreden wor
den tusschen Siegmund en Hunding.
1 Den laatste moet zij, de Walküre, de
I strijdbeslechtster, doen vallen. Als
dan Brünhilde zich juichend verwij-
I dert, verschijnt eensklaps Wotan's
gemalin, Fricka. de beschermster van
het huwelijk.
Eerst smeekend. dan dreigend weet
zij eindelijk den god over te halen
zijn bevel te veranderen. Hunding is
de beleedigde partij, want Sieglinde
pleegde echtbreuk toen ze hem ver
liet; Siegmund moet dus vallen.
Na lang aarzelen doet Wotan den
verlangden eed.
Siegmund en Sieglinde, nog steeds
op de vlucht, verschijnen. Hier, op
deze plaats zal onze held Hunding af
wachten. Als Sieglinde, door ver
moeienis overmand, iix Siegmund's
armen is ingeslapen, verkondigt Brün
hilde dezen zijn noodlot. Doch Sieg-
Ook een „weerspannige
getemd".
Naar het Amerikaamch van
MARY WILKENS.
Lydia Hertey zat op de stoep vlas te
winden. Zij had haar werk daarheen
medegenomen om het huis niet slordig
te maken. Het was Zaterdagmiddag en
zij had alle kamers keurig in orde ge
bracht voor den Zondag.
Drie groote populieren stonden op
eene rij op dén weg en hunne reuzen
schaduwen vielen achterwaai*ts op het
grijze, ongeverfde huis en. het groote
grasperk. Ten Zuiden van het huis
was een bloembed met geraniums en
kamperfoelie en tijm en ook een moes
tuin. Verder op stonden drie bijenkor
ven naast elkaar, met kleine, zwarte
zwèrmen bijen er omheen. Lydia zat
vlijtig te winden en keek niet op.
Hare lange zwarte wimpers lagen op
hare blozende wangen, hare volle lip
pen glimlachten half, als zei ze iets
prettigs tegen haarzelve.
Lydia's zwart haar was van achte
ren in vlechten opgetrokken, van voren
was het over haar ooren gekamd. Hare
gebloemde katoenen japon was laag
uitgesneden en zij droeg een streng
gouden kralen om hare langen, blan
ken hals. Lydia zat kaarsrecht, ter
wijl zij aan het winden was, en hare
schouders maakten de beweging van
hare handen niet mee.
Lydia Hertey was bekend oin hare
majestueuze houding en hare schoon
heid en tot in Boston toe praatte men
daarover. Men wist, dat er uit andere
dorpen jonge mannen gekomen waren
en voorbij haar huis geloopen hadden
om de kans te hebben haar aan het
1 raam zien zitten, hoewel zij haar niet
1 durfden aanspreken of meer doen dan
hun hoed afnemen. Jaren later, toen
deze bewonderaars oude mannen waren
geworden en hoorden, dat de eene of
andere schoonheid geprezen werd,
plachten zij met een verachtelijken blik
te zeggen: „Ge hadt Lydia Hertey van
I East-Bridgewater eens moeten zien."
Eene bromvlieg vloog nxet luid' ge
gons 'langs Lydia's hoofd, die even
schrikte. Ze vloog recht in het open
raam der provisiekamer, waar L3rdia
haar hoorde gonzen. Daarop hoorde zij
een ander geluid, dat haar de kaarten
I in den schoot deed werpen en scherp
luisteren. Het kwaxn van de straat en
klonk als een ongei-egeld koor van
horens, veel hai-de, holle geluiden door
een. Lydia fronste de wenkbrauwen.
De geluiden werden harder, ook hoorde
men luid gelach en harde stemmen.
Spoedig kwam er een troepje jonge
mannen in 't gezicht; er waren er zoo-
i wat eexi dozijn en zij hadden groote
horens voor den mond, waarop zij blie
zen.
I Lydia stond op. Zij legde de kaarten
op den stoel, vouwde den linnen doek,
dien zij over de stoep had verspreid,
zorgvuldig over den vlossigen hoop j
vlas en veegde de draden van hare ja-
poxx af. Toen ging zij, met het schoone
hoofd oxnhoog geheven, naar den weg.
i Toen de jonge mannen haar zagen,
i zwegen zij plotseling. Zij namen de
horens van den mond exx "roetten haar
eei'hiedig. De jonge xxxan, die voorop
gixxg kleurde sterk. Lydia nam geen
notitie van de anderen; zij ging recht
op dezexx af. Hij bleef staan en al de
axxderen stoxxden achter hem.
„Waar ga je heen, Freelove?" zei zij.
„Niet ver," antwoordde hij ontwij
kend.
„Waar-keen?" vroeg zij.
De jonge man keerde zich tot zijne
metgezellen.
„Gaat maar door jongens," zei hij
op bevelenden toon, al trachtte hij het
vriendelijk te zeggen. „Ik kom dadelijk
bij jelui."
Zijn knap gezicht gloeide. De joxxge
Schetsen van DEKA.
De laatste avond.
Kom, laten we een spelletje doen,
stelde Frits voor, dan wordt de avond
nog wat gebroken. Hij zei het op
sterk-overredenden toon, maar zijne
woorden verwekten ternauwernood
antwoord, 't Bleèf stil in de kamer,
waar het theewater, dat van van de
kook was, nog heel eventjes zeurde.
Och neen, zei moe. wat zal je nou
gaan spelen. Laten we den laatsten
avond niet zoo dooi-brengen, dan
vliegt ie weg voor dat je 't weet. La
ten we liever een beetje praten. Weer
werd het stil, maar in het binnenste
van Frits mokte het eventjes.. Praten,
praten, dat is beter gezegd dan ge-
daaxx. Ja, als er dan maar gepraat
werd. Maar 't was of ze vanavond
allemaal met stomheid geslagen wa
ren. Trouwens -zelf had hij er ook
geen lust in. Gek toch zooals zoo'n
avond, zoo'n laatste avond in huis je
beklemmen kan. Pa die anders vol
vroolijkheden zat als hij 's avonds even
in het café aan de leestafel zijn kran-
teix en tijdschriften had gelezen, was
nu ontoegankelijk, 't Was of hij de
grootste krant gekocht had om er zich
achter te verbergen. En wat er zoo nu
en dan nog van hem te zien was. ging
verloren achter de dikke rookwolken
die hij onophoudelijk uitblies.
Van moe kon ie het beter begrijpen.
Vrouwen zijn gevoeliger van aard. die
kunnen zich niet zoo beheerschen. En
toch, zij hield zich nog het dapperst.
Wat zat zij rustig achter het thee
blad. wat keek zij nu en dan kalm en
bemoedigend op van haar naaiwerk.
Dat zachte gezicht met die scherpe
rimpeltjes in het voorhoofd en om de
oogen. rimpeltjes van de zorgen, die
goedige mond en welwillende oogen:
hij zou ze niet licht vergeten.
Tien uur sloeg de klok heel vinnig
en pertinent in de stille kamer. Moe
keek plotseling als verschrikt naar
het uurwerk, terwijl ze meteen de
oogen weer op haar werk x-ichtte, maar
Pa liet heel langzaam de courant zak
ken alsof hij nou het oogenhlik geko
men achtte, en terwijl zijn mond
zwaar bleef dampen, keek hij peinzend
naar de wijzerplaat.
Over twaalf uur ben je al op je nieu
we bestemming, jongen, klonk het
eensklaps als plechtig uit zijn mond.
En daar mogen wij nou wel eens over
praten. Morgen zal je het eigenlijke
leven intreden, waarmede je tot nog
toe, op school, maar weinig mee kennis
hebt gemaakt, 't Is niet gemakke
lijk .hoor Frits, op eigen beenen te
staan. Toon je sterk en moedig, laat
je niet door kleine moeilijkheden neer-
slaan, want zoo gemakkelijk laat de
fortuin zich niet inpakken. EnHij
zag geen kans om dat laatste „en"
nog te volmaken, zoodat hij zweeg, en
de krant weer langzaam omhoog rees.
Moe zei niets. Zij bleef maar voort
gaan met haar werk. maar het hoofd
boog wat meer naar voren, en een
heele, groote natte traan, zoo een die
al lang was bedwongen maar ten
slotte toch losbrak, patste neer op het
witte linnen. Schielijk stond ze op,
nam het theeblad in handen en liep
er mee naar achteren, waar ze met
veel gerucht de kopjes waschte ten
einde te laten hooren dat zij wel dege
lijk een geldige en gewone reden had,
om weg te loopen, en wat ze moest
doen.
Verdompeld, dat werd Frits haast
te erg. Onrustig schoof hij op z'n
stoel heen en weex-, bekeek zijn nagels,
stak nog eens een nieuwe sigaar op,
en. bleef met zichzelf verlegen zit
ten. Zoo'n onaangenaam gevoel had
hij niet meer gehad sedert, de periode
van zijn schoolblijven voorbij was. En
dat hij nou al die herrie veroorzaakte.
Hij zou haast berouw krijgen over zijn
daad; het vredige, stille tehuis van
vroeger scheen wel in een huis van
rouw veranderd te zijn; hij was op het
punt zichzelf voor wreedaard, ontaar
de zoon, en meer dergelijke uit te
schelden.
Goddank daar was het half elf; de
vinnige, helder-klinkende pendule-
slaag j es, waren nu werkelijk een uit
komst.
Morgenochtend vroeg moest hij al
vertrekken, als alle anderen nog slie
pen zoo had Pa bepaald.
„Dag Pa!" zei Frits aarzelend, ter
wijl hij opstond. „Ik ga nu maar naar
bed toe, want morgen is het vroeg
dag. Ik ik dank u wel voor de
goede zox-gen, die U en Moe altijd
voor mij gehad hebt. Ik hoop het
nooit te vergeten
„Jongen," zei Pa, en dit eene, on
deelbare oogenhlik kon hij niet be
dwingen de ontroering die er trilde
in zijn stem, „ik heb je maar één raad
op je levensweg mee te geven, maar
een kostbaren ,dien mijn vader mij
ook eens gegeven heeft, en die is: i
„Blijf altijd aan je moeder denken,
zooals ik hoop en vertrouw, dat je op
dit oogenhlik doet. Denk aan je moe
der onder alle omstandigheden, en ik
verzeker je, dat je bij een tweesprong
van wegen altijd zal weten wat de
goede is, zoodat het je wel zal gaan
in de wereld. En nu adieu!"
Hartelijk grepen de handen in el
kaar, als van twee mannen die een
plechtige belofte aldus bezegelden; toen
liep Frits zachtjes naar boven.
Op z'n kamertje, onder de dakspar
ren. brandde licht, en een zwarte
schaduw ging snel heen en weer. 't
Was moe die zijn kofier pakte.
Frits liep naar het venster, drukte
het driftig open, en staarde naar bui
ten, in den zwoelen zomernacht, die
vol sterrentinteling was. Hij voelde
zich 0 zoo laf, maar toch zoo vól!
Knap, zei het slot van het handkof
fertje achter hem, maar hij zag niet
om.
Toen schoof er iets tusschen hem en
het licht, 't werd donker voor een
oogenhlik, en opeens lag hij in de ar
men van zijn moeder, vlak bij haar
hart, zooals in den tijd toen hij nog
jong en klein was