Licht en Schaduw, Rubriek voor Dames. FEUILLETON. Dameshoeden en hoofdpijn Een geneesheer heeft onlangs oen brief openbaar gemaakt, waarin hij mededeelde, dat zijne hulp door ver scheidene gehuwde dames was inge roepen. die klaagden over een' eigen aardig. lastig soort van hoofdpijn, waaraan zij sedert eeni"en tijd waren gaan lijden. De echtgenooten van bijna al deze dames vertelden hem, dat zij nog nooit hunne vrouwen zoo onaangenaam en snibbig hadden gevonden: alles scheen haar te ergeren, vooral wanneer zij haar hoed op hadden. Toen de dokter vroeg deze hoeden dan eens te mogen zien, bevond hij. dat zij allen ongeveer aan elkander gelijk waren: groote gevaarten van stroo, met massa's bloemen en linten, die er ware torens van maakten. Het gewicht daarvan was t" zwaar voor den teederen schedel van eene vrouw; maar het ergst van alles was de zorg. waarmede de dames zulk een ding op haar hoofd in evenwicht moesten zien te houden. handen tot zijn nut hebben, in plaats van één. Voorbeelden hebben aangetoond, dat men zelfS*op volwassen leeftijd kan leeren de linkerhand te gebruiken tot al datgene, waartoe de rechter wordt gebezigd. Met eenige oefening kan men de linkerhand er toe brengen, pen of teekenstift te voeren. Een onderwijs inrichting. waar die oefening geleid wordt, kan zeer veel nut slichten. De linkerhand. In Duitschland is eene inrichting gevestigd om met de linkerhand te lee ren schrijven, stenographeeren. teeke nen. enz. Voor zoover wij weten, be stond een dergelijke inrichting tot dus ver nog nergens. En evenwel valt het nut daarvan moeielijk te- ontkennen. Do natuur heeft ons toegerust met twee handen, die beiden gelijke vin gers hebben, gelijk vermogen om vast te houden, om te wenken en te leiden, om toe te grijpen en af te wenden, en die dus blijkbaar door de natuur tot gelijk doel bestemd zijn, namelijk om beiden al datgene te doen. wat wij thans door ééne hand laten verrichten Het is een groot gebrek in de opvoe- di' dat wij hei kind leeren slechts één hand te oefenen en dat wij de krachten der andere hand nagenoeg geheel ongebruikt laten. Eene fout trouwens, die door alle eeuwen heen bij alle volken begaan wordt. Zoolang de mensch gezond en nor maal is, valt. het zoo erg niet in het oo'. hoe stiefmoederlijk de linkerhand behandeld wordt, maar als er een on geluk gebeurt, waardoor de rechter hand tijdelijk of voor goed onbruik baar wordt blijkt het op de treurigste wijze, hoe verkeerd' wij. gedaan heb ben met een der gewichtigste organen van ons lichaam aldus te verwaarloo- zen. Er kunnen gevallen ontstaan, waarin door de onbruikbaarheid der rechterhand de beroepskeus op de' grootste moeielijkheden stuit, of waar men voor de werkzaamheden die men in zijn beroep te verrichten heeft, plotseling geheel ongeschikt wordt. Hoeveel zorgen zouden aan menige ou ders gespaard zijn gebleven, wanneer z>': van den beginne af hunne kinderen het gebruilc van beidé handen hadden geleerd en gezorgd hadden, dat beide handen "elijkelijk geoefend werden! Maar wie denkt, daaraan? Als in zoo vele gevallen, volrt men eenvoudig ge dachteloos eene gewoonte, zonder zich ooit af te vragen, of diie gewoonte goed is. De fout bij het grootbrengen van het kind begint hiermede, dat men het leert de rechterhand als het mooie handje" te beschouwen en de linker hand als ,,de leelijke". ..Neen, geef tante het mooie handje", heet het gewoonlijk. Moet het kindje met de leelijke hand kushandjes ge ven? Moet je met, het linkerhandje je vorkje vasthouden? En zoo meer. Stel selmatig wordt het kind geleerd de lin kerhand ongebruikt te laten, in het gebruik van dip hand iets onhebbe lijks te zieil. De kracht van een lichaamsdeel, eeir orgaan, dat niet geregeld geoefend wordt, komt niet tot ontwikkeling En zoo wordt dan ook de linkerhand on machtig om iets te doen Dat behoeft echter niet te zijn. Jong gewend, oud gedaan. Leert men het kind de linker hand evengoed te gebruiken als de rechter, dan zal het in beide handen kracht krijgen en het zal later twee Buikspreken. Buikspreken is niet cle kunst om zijn natuurlijke stem te modifiee- ren. maar om tonen voort te bren gen, die op woorden gelijken door middel van vibraties der luehtbuis- spleet, d. i. het nauwste gedeelte van den larynx, op het oogenblik, waarop de lucht bij de ademhaling het lichaam verlaat. In dien zin heeft de geleerde Beclard het ver schijnsel uitgelegd. De meer of minder ontwikkelde eigenschap om wijzigingen in den toon der stem aan te brengen, hangt af van de buigzaamheid en de rekbaarheid van het k raak bee- nig gedeelte van den larynx en de longpijp. Niemand is buikspreker van geboorteer is integendeel een langdurige en zeer lastige oefening voor noodig om eenige bekwaam heid in de kunst van buikspreken te verkrijgen. wordt door een beambte in de keuken uitgevoerd. Verlangt bijvoorbeeld een gezin, dat uit vier personen bestaat, tomatenpurée, roastbeef. aardappelen, pudding met, vla. kaas en, koffie, dan zijn daartoe zes pannen noodig. liet eten wordt vlug in de witte, zindelij ke, gewarmde pannen gedaan, die snel gesloten worden, opdat, geen danm ontsnapt, en in een stellage geplaatst, die weder in de blikken bus past, op welker bodem zich de warmtehouder bevindt. Het geheel wordt met eeu vastsluitend deksel verzekerd. Het afwasschen der schotels en pan nen is dus de eenige arbeid, waarvoor de huisvrouw met betrekking tot het middagmaal heeft te zorgen. Coöperatieve huishouding Het probleem der coöperatieve huis huishouding schijnt voor de eerste maal opgelost te zijn en wel te New- haven, in den Amerikaanse hen staal Connecticut. De coöperatieve vereeni ging omvat 100 gezinnen em noemt zich „Vereen, voor voeding." Stichter en voorzitter der vereeniging is rar. Samuel Street-, eigenaar van eenige korenmolens. Een dame, die hem vroeg naar de aanleiding tot de oprichting van de vereeniging, antwoordde hij: ..Ik kwam op de gedachte, toen mij de groote stijging in prijs van de le vensmiddelen opviel, die door den tus- schenhandel wordt veroorzaakt. Daar bij komt de verspilling als honderden afzonderlijke vuren branden, om hon derd maaltijden te koken, terwijl al dat eten op één vuur toebereid kan worden. Honderd keukenmeiden moe ten werken, waar het voldoende is, dat zes hetzelfde werk verrichten, wanneer het gemeenschappelijk gedaan wordi, nog hiervan afgezien, dat de huisvrouw duizenderlei ergernissen schadepost jes door haar keukenmeid heeft, wan neer deze niet goed of te verspillend kookt." Een aantal huisvrouwen, die lid zijn van de vereeniging hebben nu de keu kenmeiden afgeschaft, omdat zij daar door veel besparen. Den overigen ar beid in de huishouding bezorgen zij al leen. De vereeniging koopt steeds in het groot, zooveel mogelijk van de produ centen zelf, daarom kunnen de prijzen der eetwaren zoo goedkoop mogelijk berekend worden. De wagens der ver eeniging, die de maaltijden afleveren, houden voor voorname huizen stil. maar ook voor eenvoudige woningen, voor kantoren en winkels. Op de plaats, waar de maaltijden worden ingepakt, staan honderden blikken bussen hoog opgestapeld. De bussen hebben dubbele wanden en in iedere bus bevindt zich een warmte- houder. Vóór de verdeeling of de ver zending van de maaltijden begint, worden de warmtehouders in den oven gedaan, opdai rij genoeg warmte zul len opnemen, om een maaltijd even warm te houden, als een kok hem op een fornuis warm houdt. In een voor raadkamer bevinden zich duizenden geëmailleerde pannen, dig speciaal voor de vereeniging worden vervaar digd. De pannen hebben rechte buiten wanden en platte deksels, die precies passen. Voor kleine porties zijn de pannen oixgeveer drie of vier duim hoog, voor grootere porties naar even redigheid hooger. Iedere bestelling Kinderen zijn over 't algemeen maar niet tevreden met een kort ja of neen op hunne tallooz» vragen, maar wil len graag op de hoogte komen van 't hoe en waarom. Hoe lastig moeders, opvoedsters of opvoeders die vragen ook dikwijls zijn. zij moeten zich daai- op toch verheugen, zij getuigen van een begeerte naar kennis die het beste doet vernachten. Het volgende gesprek luisterde ik eens af tusschen moeder en Jantje. Moeder, mag ik die andijvie laten staan, Jantje houdt er niet van." „Neen Jan. je moet ze opeten." ..Ik houd veel meer van appelmoes en Piet en Annie en Kees ook, waarom eten wij niet altijd appelmoes?" ..Dat is niet lekker, we moeten nu eens dit dan weer dat eten. dan gaat het ons niet tegenstaan." Jan zwijgt met een gezicht van: „ik begrijp niets van die grootemenschen wijsheid, appelmoes is altijd lekker en andijvie n o o i t en dat. vinden Piet en Annie en Kees ook. Moeder is on voldaan over haar antwoorden, zij heeft wel gemerkt, dat het haar slim- men bengel niet bevredigde. Een anderen keer zijn moeder en Jantje samen aan 't wandelen. Jan loopt met een zelfbewust gezicht rond te kijken, hij heeft een nieuwe jas aan. „Moeder, die jas zal heel wat geld gekost hebben, ze is mooi." „Ja, je moet er maar heel netjes i-p zijn." „Hoe komt u aan dat geld." „Dat krijg ik van vader als vader niet zoo hard voor je werkte, zou jij niet zoo'n mooie jas kunnen krijgen.' Jan zwijgt vol eerbied voor vader. Een oogenblik laten komen zij een schamel gekleed jongentje tegen. Jan wijst hem in zijn onschuld met de vin ger na en zegt: „Die joixgen heeft ze ker een stouten, luien vader." Moeder is verlegen, wat eene ver keerde uitwerking van haar zoo goed gemeende woorden! Zij gaat nu haar jongen vertellen, dat er velen zijn, die wel hun best doen. maar die het niet meeloopt in de we reld, dat er weer anderen zijn. die bij ongeluk minder geleerd hebben enz. enzmaar het is aan Jan's oogen te zien. dat hij bij zoo'n lang verhaal zijn gedachten niet kan bepalen, de zaak blijft hem duister, waut er is daar juist zoo'n prachtstoep, zoo'n groote blauwe, om zijn priktol even op te zetten. Moeder oogt haar weghol lenden jongen, die zijn mooie jas en bij behoorende deftigheid plotseling is ver geten. lachend na en denkt: In Gods naam, hij zal 't later wel leeren, als ik maar zorg, dat zijn hartje warm gaat kloppen voor zijn medemenschen. Zoo zien we hoe verbazend moeilijk het dikwijls is de opvolgende reeks van vragen van een kind te beant woorden. Zijn logica houdt nog met zoo weinig gegevens rekening, dat men zijn best doende hem tevreden te stel len zich meestal verwart in een lang verhaal, dat den toehoorder al verveelt, voordat het halfweg is. Dat neemt niet weg, dat wij toch al tijd ons best moeten doen hen tevreden te stellen, het brengt hen toch licht een stapje verder, zij heb ben nog genoeg jaren vóór zich, dat druppeltjegewijze de kennis vergaard kan worden. Nieuw snelvuurkanon. De stand vóór Sedert de waardei van een groote vuursnelheid voor kanonnen algemeen erkend wordt, is men er in de legers van bijna alle landen op uit, in de plaats van het oude, langzaamvurende geschut, zoo volkomen mogelijke snel- vuurkanonnen saam te stellen. Op zeer verschillende manieren hebben de' ge schut-technici o. a. getracht het terug- loopen der kanonnen bij het afvuren weg te nemen en onder de vele, voor een deel doelmatigvervaardigde kanon nen verdient er vooral een, dat in het leger van Uruguay gebruikt wordt, we het afschieten, gens zijn eigenaardige constructie, de aandacht. Het kanon is hier afgebeeld in den stand voor en na het afschieten. Aan het uiteinde van het gestel, waarop hei affuit rust, bevindt zich een schopvor- mige verlenging, die bij het eerste schot vast in den grond dringt en het terug- loopen, ook voor de volgende schote.i belet. Het affuit, dat bij het schieten wordt opgeheven, keert door zijn eigen zwaarte na het schot weer in den goe d'en stand terug. De stand na het afschieten. Er zijn sommige kinderen die nog heel jong zijnde inlichtingen vragen over dingen, die nog verre boven hui, sfeer liggen. Dat zijn vooral kinderen met een bijzonder goed geheugen. Zij onthouden ieder woord, dat hun eenigs- zins vreemd in de ooren klinkt en wil len daarvan dan ook de beteekenis we ten. Volgens mijn idée. moet men hen in dergelijke gevallen het antwoord schuldig blijven; er komt anders een warwinkel van gedachten in hun hoofd die het logisch denken onmogelijk maakt. Sta mij toe u nog eenige raadge vingen voor de huishouding te ver schaffen, al zijn ze misschien bij velen bekend, enkelen zullen ze toch welkom zijn: 1. Als ge appels schilt, leg ze dade lijk na de bewerking in koud water om het bruin worden te voorkomen. 2. Als schotels of schalen in de oven bruin zijn geworden kan men ze ge makkelijk schoonmaken met een vocli- tigen doek in zout gedoopt. 3. Als uw vingers bruin zijn gewor den door 't vruchten- of noten-peil ?n steek ze dan in sterke thee, borstel ze af met een nagelborstel en wasch ze dan in warm water na. 6. Als men bang is, dat de venster glazen zullen spi*ingen bij vriezend weer, wanneer men ze op de gewone wijze met water reinigt, dan is aan te bevelen ze eerst te bestrijken met een doek met parafine olie, daarna kun nen ze op de gewone wijze met water gereinigd worden zonder gevaar voor breken. De geschiedenis van den Kapitein. Heb ik ooit een zeeroover gezien? Wel zeker, wel hondeixi zonder twij fel. Van de drie man, die bij ons aan boord kwamen toen wij voor Cuba 'a- gen was er ten minste een die zijne kans wel had willen wagen als er maar gelegenheid geweest was. Nochtans heb ik in volle ze© slechts eens met een zeerooverschip te doen gehad. Ik voel de toen het bevel over de brik „de Quadroon." De geheele bemanning bestond vit tien koppen: zes voor den mast, mijne twee stuurlui, ik zelf en Johnson, de kok, een neger. De mannen van vóór den mast waren allen jonge mensehen, zoons van mijne buren en hoewel ik hun altijd te kennen gaf dat ik kapitein was, behandelde ik hen alles behalve streng. De knapen werkten goed en ik stelde veel belang in hen. Ik kende hunne vaders en moeders en ik kon niet nalaten mij als onder eene soort van verplichting te gevoelen, de jon ge lieden gezond en wel naar huis te rug te» voeren. Voor wij Uitzeilden had1 de voornaamste eigenaar cle heer Marrison, een kwaker, een roes- tigen negenponder die zeer leelijk af stak bij ons helder gepolijst metaal en zeer zindelijk gehouden dekken, bij ons aan boord laten brengen. Gij moet dat stuk geschut maar meenemen James", zeide hij, „men weet toch nooit wat er gebeuren kan." Wij sleepten het dus naar midden- deks en wij borgen nog eenige kleine wapenen beneden. Mijn eerste stuurman was een oude gediende, men had hem den bijnaam gege.ven van „Net Precies" wegens zijn gewoonte om die woorden telkens te bezigen. „Kapitein," zeide hij den morgen toen wij Abaa aandeden, wij moesten nu maar eens net precies"*dat oude kanon een beetje oppoetsen, wij zijn nu net precies op weg naar ©en haven die vol schepen ligt." „Neen. vriend 'Ingalls" zeide ik, „laat het kanon met vrede; wij heb ben daarvoor geen tijd op een schip dat zoo nieuw is. Kom aan, alle man aan 't want te lijwaarts, wij moeten vandaag wat voortmaken. Wij zullen niet verontrust worden in 't begin der reis, als we geld aan boord hebben zullen de zeeroovers het even spoedig weten als wij. Tot zoo lang is er geen gevaar Maar Ingalls keek veelhetceke- nend naar het oude kanon. Weldra deed hij echter zijn werk zoo als ik be volen bad. Er gebeurdé echter niets bizonders en in volkomen welstand be- re ik ten wij Havanna. Altijd heb ik achting gehad voor 't Spaansche karakter; eenen Spaanschcn gentleman zou ik ongetelde schatten hebben toevertrouwd, maar dit is ze ker dat in liet jaar 1822 de hoofdstad van Cuba juist niet de plaats was waar ik bij voorkeur mijn verblijf zou ge vestigd hebben. Een enkel voorval zij voldoende om den lezer een denkbeeld te geven van den staat van zaken aldaar. Wij had den het anker laten vallen in de nabij heid van een Hollandsch schip, de Alderhagen, van Amsterdam. Op ze keren avond toen ik het dek mijner brik op en neer liep en nu en dan eens opkeek naar de hooge masten van het Hollandsch schip hoorde ik een geluid als het geplas van riemen. Terstond daarop hoorde ik van het Hollands "h schip roepen en een bevel van den een of ander om af te houden. In antwoord daarop hoorde ik slechts dat het ge plas met de riemen toenam. Ik was vervuld van spijt en verontwaardiging bij de gedachten dat de eerlijke zee man met wien ik onlangs in kennis was geraakt nu zou kunnen uitgeplun derd en vermoord worden door zulk een bende schurken. Maar ik had mij een te gering denkbeeld eemaakt van den man of van zijn middelen tot ver dediging. Er werd verder.geen woord gewisseld. Maar ik hoorde het geluid van wielen over het dek van den Hol lander toen hij zijn geschut van stuur boordzijde aan bakboordzijde over bracht en toen vielen er schoten uit een paar zware stukken. Men had het kraken der splinters eens moeten hoo- ren en de vloeken en verwenschingen die daarop volgden! Het lossen van geschut in de haven was tegen de havenreglementen en den volgenden morgen werd er een nauwkeurig onderzoek ingesteld, maar kapitein van der Sploggen wist van niets. Tot belooning voor de moedige verdediging van zijn schip zou men hem wel eens hebben kunnen arres teeren. Later kwam hij aan boord van de „Quadroon" en hij vertelde mij de zaak met groote zelfvoldoening. ..Verbeeld je", zeide hij. „ik meen iets te hooren; ik hoor het hoe langer hoe duidelijker en ik roep: „wie daar!" Geen antwoord. Wel verduiveld dacht ik, zou ik nu bedaard moeten afwach ten tot ze me de hersens inslaan en er niets tegen doen? Dat nooit. Ik geef hun de volle laag en daarmeê uit." „Gij hebt hem net precies gegeven wat hem toekwam," zeide Ingalls. „Hij was net precies van zins om bij te draaien en u onverhoeds op 't lijf te vallen en te vermoorden. Ik ben net- precies blij dat de kapitein-generaal er niet achter is gekomen wie die schoten gelost heeft, 't Zou toch net precies wat al te kras zijn als ze iémand op hingen omdat hij zijn leven verde digd had!" Op zekeren morgen merkte ik een schoener op die, des nachts binnen gestevend zijnde in de haven voor anker was komen liggen met d© spaan sche vlag. Het vaartuig had eene tal rijke bemaning, doch dit was niets ongewoons voor een Spaansch schip. Ilc evenwel merkte iets op dat mij niet aanstonds. Door mijn kijker kon ik de aangezichten der manschap gemakke lijk onderscheiden, maar ofschoon ik altijd hetzelfde aantal manschappen op het dek zag, kon ik het mij maar niet uit het hoofd zetten dat ik tel kens andere gezichten zag. en ofschoon velen nu en dan van boord' gingen, wa velen nu en dan van boord gingen, was het alsof het aantal toch niet vermin derde. Wij hadden dikwijls bezoekers, die oogenscliijnllijk met geen bepaald oogmerk maar werkelijk zonder twijfel met een of ander ongewoon doel over kwamen. Het gelaat van een hunner kwam mij bekend voor, en toen hij weer vertrokken was deelde ik mijne op merking aan Ingallo mede „Denkt gij dat gij hem net precies Schetsen van DEKA. Net als z'n vader. 't Was zoo'n knappe jongen. Dat zei de heele verschrikte buurt, waar iedereen vervuld was van dat vreeselijke ongeluk. Niet dat hij al dood was. maar als het heel erg met iemand is. dan pleeg je spoedig van hem of haar in den verleden tijd te spreken. 't Was zoo'n goede, beste vader voor zijn gezin't was zoo'n lieve moe der voor haar kinderenje geest bereidt zich al voor op het onvermijde lijke, 't onafwijsbare dat komen moet, volgens menschelijke berekening al thans. 't Wis zoo'n knappe jongen. Nog 's- morgens toen hij uitging naar school, 'n Groote, sterke knaap, met 'n vroo lijk gezond gezicht- Sprekend zijn va der, zei moeder vaak met voldoening, tot familie en kennissen, als ze zoo over hem te spreken kwamen. Dat hij ook maar een tikje op haar. de kreupele, zou lijken, was haast een beleediging voor haar trots. Al de- liefde van haar trouw, aanhankelijk hart, dat zoo wreed werd beproefd door den vroegen dood van haar man, had ze op zijn evenbeeld overgebracht, 't Was als een eere-dienst aan zijne nagedachtenis als ze er over sprak. Net zijn vader: daar lag de grootste loftui ting in die zij schenken kon; 't was een zegen die zij afsmeekte voor zijn toe komst. 't was het woord dat zij hem meegaf op z'n levensweg, 't was. het groote geluk dat zij voor haar zoon be waarde met bange angstvalligheid haast. O. hij zou. hij moest, net als z'n vader worden, net zoo'n mooie, knappe man, die alles kon, letterlijk alles waar hij zich voor zette. Daarvoor alleen had ze geleefd en gewerkt, "n Weduwvrouw uit den ar beidenden stand heeft het niet breed. Dat is een algemeen erkende waarheid. I een regel waarop ook onze tijd nog geen uitzonderingen heeft toegestaan. Hij wist er gelukkig niets van af; zij i liet hem in blijde onbezorgdheid op groeien hij bevroedde niet hoe zij voor hem had gezwoegd, zwoegde en nog zou zwoegen Nog zou zwoegen God gave het! Maar 't was nog moeielijk te zeg gen - Want de verwonding was ver- i schrikkelijk. Dicht bij school was hij 's morgens overreden door een groote, zwaarbeladen kar, neergeworpen door een lompen, ruwen wagen die zijn beide beenen brak arme jongen! Iemand van de politie was het komen zee"'n. Zoo zacht mogelijk had hij het haar trachten te vertellen. Maar daar is niet iedereen geschikt voor, en hij had een pas een langen, ver- moeienden nachtdienst achter den rug. En ook. hij had zoo veel gevallen van dien aard meegemaakt. In de groote stad gebeurt dat zoo om de haverklap je went aan bloed en tranen, gelijk een heelmeester aan wonden. Bovendien, bij elk verhaal, hoe tee- der-voorzichtig ook ingekleed, moest ten slotte dat Eene toch komen, en dat Eene ontnam haar opeens alles de levende herinnering aan een dierbaar verleden, de blijde trots van een hoop vol heden, de schitterend© glorie van een luisterrijke toekomst. Het feestelijk licht waarvan heel de wereld vervuld was, maakte op eens plaats voor een smartelijke duisternis. Met 'n rauwe kreet vloog ze de straat op, zoo maar met het bloote hoofd, de grijze haren fladderend in den wind, naar het ziek- En tóch, de zuster die er haar ont ving was verbaasd over haar kalmte, al begreep zij wat ze er van denken moest. Want de oorzaak was niet ver te zoeken. In haar verschrikten, ont zetten geest was maar één gedachte geweest, toen zij hier naar toe liep: hem te zien, hem te helpen, te voor komen dat hij stierf dat hij heen ging en haar verlaten achter liet net als z'n vader. Net als z'n vaderMaar nu zon der een enkele troost na te laten. O, hij moest gered worden, tegen el- ken prijs. Want ze was het verschul digd aan de nagedachtenis van haar man zij verweet zich zelf, niet beter op het kind gepast te hebben. Ze zou zich het bloed uit de nagels werken, als maar de beste middelen werden aangewend door den besten genees heer. En als ze hem pijn deden, dan zou zij z'n brandend hoofdje in de ar men nemen dat- zou hem rustig ma ken. Zie, daarvoor en daarvoor alleen had ze zich met bovenmenschelijke kracht bedwongen. En nu? Meewarig keek de zuster haar in het sterk-verouderd gelaat. De mond was krampachtig en stijf sa mengedrukt. met twee diepe lijnen aan weerszijdeu, alsof zij hevigen piin leed, en de oogen zagen verschrikt, en smeekend naar haar op. Maar het mocht niet. Het reglement was te streng. De juffrouw moest I maar stil blijven zitten en geduldig wachten tot de doktoren klaar waren met hunne behandeling. Elke opwin ding zou doodelijk voor den armen jongen kunnen zijn! Wezenloos viel zij terug op de bank tegen den muur; trillend luisterde ze naar elk geluid; den hollen klank van stemmen in de uitgestrekte, hooge gangen van het Ziekenhuis. „Kom. kom, juffrouw." zei de ver- pleegster kalmeerend en bemoedigend. Misschien dat het nog wel vrij goed afloopt. De verwonding is wel erg I maar hij is jong en flink In eens kwam er leven in de verlam de gestalte. „Ja, niet waar, zuster, 't zal wel weer beter worden hè'? Ze zijn hier zoo knap niet? En dan. ziet u. 't is mijn eenigste. Ik kan zonder hem niet leven. Dan I heeft mijn werken geen nut meer. Och. God, zuster, laat ze toch hun best doen. Ik wil alles wel verkoopen. maar hèm moet ik behouden. Hij is zoo knap net als zijn vader." „Wel zeker, wel zeker, juffrouwtje," bemoedigde de verpleegster, vriende- lijk irlimlachend, ,,'t zal wel gaan. In elk geval zullen wij hem wel in leven houden. En dan u weet 't aan u I zelf. U bent toch ook al op leeftijd. en toch, hoe flink bent u nog niet, niet tegenstaande uw mankheid. 't Zou wel org hard zijn, maar als wij hem alleen maar zóóver krijgen, dat hij weer het ziekenhuis kan verlaten „Ja, maar hoe?" Ze was opgesprongen, en ruw en kort, haast gebiedend, vroeg zij het met schorre, onnatuurlijke stem „Maar hoe?.. niet mank hoor!, O, God, neen, niet mank, zuster, niet op krukken; dat zou te erg zijn, voor hem en voor mij. De arme jongen zou het niet uithouden, hij is zoo vroolijk en levenslustig. En het zou mij een eeu wig-durend verwijt zijn. Neen, dat niet, dat niet „Och, juffrouw." zei de verpleegster weemoedig, als het aan ons lag, ik verzeker u. dan zouden wij alle men- schen weer gezond en gelukkig ma ken. Maar daar is een hoogere Macht die dat alles bestuurt, en ten goede be schikt. Wij moeten ons daarin trach ten te schikken. Ook u, want 't kan wel erger worden ook!" t. Wérd erger: 't liep af, nog dien zelfden dag. Hij is nooit mank geweest zooals zijn moeder. Tot in zijn dood bleef hij nèt als zijn vader.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 6