DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD* Letterkundig Weekblad-voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes. No. 62. Zaterdag 9 November. 1901. Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. De beroepsacteur. Daar, ik wachtte het, barstte Ma rie uit, de kamer binnenvallende. Wat? riep ik uit. is uw japon be dorven? O. neen. iets veel ergers. Lees dit! Ik nam bet telegram, dat zij mij in den schoot wierp, op en las de noodlot tige woorden: „Verhinderd, kan onmogelijk komen. Zeer spijtig. Zend echter beroepsac teur. Mansfield." Kapitein Mansfield was de ster van as amateurgezelschap. Hij had het [tooneelstuk in elkander gezet, ons twee maanden lang gedresseerd, ons geleerd hoe wij loopen. kijken en pra ten moesten en had zelf de hoofdrol op zich genomen. En nu op het laat ste oogenblik was hij verhinderd. Er was geen denken aan de voor stelling uit te stellen. Alle plaatsen waren verkocht alles was gereed de jongens gehuurd om de program ma's te verkoopen en het noodige bij te brengen tot een stormachtig ap- iplaus. Het wa« hartbrekend. Marie naast [Mansfield als hoofdpersoon. Jack onze broer met zijne geverfde wenkbrau- wen en ikwel twee nieuwe cos- i Ituums en een beeldig balkleed. Doe niet zoo mal, zei Marie tenl laatste. Denk na, wat moeten wij i doen? Er is niets te doen dan op den beroepsacteur te wachten! Een beroepsacteur, riep zl^ uit. Gij wilt mij toch niet de rol van ver liefde en verloofde van een beroeps- acteur laten spelen?! mijzelf laten vernederen voor het geheele aristocra tische publiek. Spreek nu geen dwaasheid, zei ik. Gij behoeft u niet te vernederen. Niemand zal weten wie hij is. Wij kun nen hem een baron noemen en geen sterveling zal het verschil weten. Dit argument scheen haar gerust te stellen. Ik zal Mansfield nooit vergeven, zei zij hoog, maar hij zal weten hoe goed wij buiten hem kunnen, de lief dadigheid zal er niet onder lijden, ook al moet ik mij door een beroepsacteur laten kussen. Als een beleedigde vorstin verliet zij het vertrek. Ik ging vervolgens naar Jack om j hem het verpletterende nieuws te ver- j tellen, die het echter nogal luchtig op- J nam. Een beroepsacteur zou de 1 hoofdrol zeker niet minder maar beter vervullen dan Mansfield, zei hij lako- nisch Om vijf uur echter was de acteur nog niet opgedaagd. Marie, die in een echte „liefdadigheidsstemming" was, hoopte half dat hij verongelukt zou zijn. doch Jack en ik begonnen ons ernstig ongerust te maken. Om zes uur schaarde de heele fa milie zich met eenige gasten, die ook zouden „meespelen" om die tafel om het middagmaal te gebruiken en om zeve* uur reed de omnibus voor. die ons in optocht naar den stadsschouwburg zou voeren. Met gemengde gewaarwordingen na men wij onze plaatsen in. Marie zwij gend en uit de hoogte. Jack vertrou welijk en spraakzaam en de anderen zenuwachtig en ikzelf bezorgd dat de koetsier zijn voet op de hoedendoos, die onder den bok stond, zou zetten. De zaal begon reeds aardig vol te loopen... maar. wie er was, geen be roepsacteur! Om halfacht waren wij allen ge kleed en staarden door de tallooze gaatjes in het scherm de zaal in. Het was propvol. Nog geen beroepsacteur. Wij stonden voor het feit: wij waren bedrogen. Wij moesten ons in het on vermijdelijke schikken! Om vijf minuten vóór acht reed een „bakje" voor en een jonge man sprong de groote vestibule binnen. Hij holde naar boven, vroeg naar Jack, schudde hem hartelijk de hand en spoedde zich toen naar de heeren-kleedkamer. Hij is gekomen! barstte Jack uit. Maak u gereed voor de eerste acte. Hij kent zijn rol. Hij is er. Bel! II. Hij moest een acteur bij uitnemend heid zijn. Binnen tien minuten was hij gekleed en sprak hij de eerste woorden. Alles liep prachtig van sta pel. De intieme, verliefde passages gingen „prachtig". Onze beroepsac- Een [muzieksalon in den trein. De directie der Russische spoorwe gen heeft onlangs een groot aantal luxe-rijtuigen voor den Siberischen spoorweg laten bouwen, die uit een oogpunt van gemak alles overtreffen, wat tot dusver op dit gebied is gele verd. Bijzondere aandacht verdient het ook als speel- en leeszaal dienende muzieksalon in den gezelschapswagen, waarvan wij hierbij een afbeelding ge ven. De vorstelijke meubileering van dit vertrek doet de reizigers bijna verge ten. dat zij zich in den spoortrein be vinden. De kunstvol bewerkte stoelen, canapés, en tafels, het dikke. Smyrna- "sche tapijt, dat den vloer bedekt, de rijkversierde electrische lampen en de aan de wanden hangende schilderijen, spiegels enz. herinneren veeleer aan de weelderige inrichting van de woning eens nabobs. Een voortreffelijke piano bevindt zich aan het eene einde van het salon en noodt den muzikalen pas sagier tot spelen. Ook is een ruime verzameling muziek aanwezig. Behalve dit concert-, speel- en lees- salon bevat de Siberische luxe-trein nog een groote eetzaal, den noodigen keuken- en voorraadwagen en ettelijke met de slaapkabinetten in verbinding staande elegant ingerichte badkamers en een volledig ingerichte turnzaal. De „vreemde duivel Met de spoorwegen hebben de Euro- jeanen tevens alle soorten van machi- nes ingevoerd in hun koloniën buiten Europa en ook in China. Zoo gebrui ken de Engelschen autoriteiten te Hongkong sedert geruimen tijd een ioor stoo mbewogen rolmachine, die in moeielijkheden, dient tot steviger en vlakker maken van de onvoldoende wegen. Kort geleden gebeurde met deze ma chine die onder de Chineezen te Hong kong algemeen bekend is onder den naam van „De Vreemde Duivel", een ongeval: zij zakte op een zwakke plaats in den zachten bodem en kon eerst na een dag hard werken door een detache ment artililerfie worden gelicht door middel van stellages van bamboe. De plaat geeft een afbeelding van het incident. teur was een model verliefde. Zijn hartstocht voerde Marie zóó mee, dat het publiek meeleefde en zonder op houden applaudisseerde. Aan het eind van de tweed© acte fluisterde Marie mij toe of ik wel op zijn oogen gelet had en zijn tanden en zijn aristocratisch voorkomen had opgemerkt. Of ik niet vond, dat hij mooi sprak en of papa hem niet te soupeeren zou willen vragen. Papa deed meer. Hij vroeg hem te logeeren en Jack nam hem als een oud vriend mee naar de club en later naar huis. Marie was overspannen en doodmoe en ik nam haar rnee naar boven naar onze kamer. Rust zou haar goed doen de schok van den dag was te hevig geweest. Ik wist niet dat een acteur zóó kon zijn, zei zij half dommelende. Wat een beschaafd man en wat een hou ding- Jack schijnt wonderlijk goed met hem overweg te kunnen. Ik zie er tegen op hem morgen te ontmoeten. Wij stonden vanavond op het tooneel in zoo'n dwaze verhouding tot elkaar. Goeden morgen, zei Marie, de eet kamer betredende. De familie zat reeds aan de ontbijt tafel, het wachten was op haar. Mag ik je nu even voorstellen, Marie, zei de oude heer. Ik geloof dat er gisteren geen formaliteiten zijn in acht genomen en Neen, heel niet, zei Jack half ter zijde met een spottende uitdrukking in de oogen. Sir Gerald Tilbury geen be roepsacteur maar een uitstekend sportsman, dilettant en Een uitstekend verliefde boven dien, lachte Jack ondeugend. En dit herinnert mij aan den brief, dien ik van Mansfield ontving. Hij kon geen beroepsacteur vinden en kwam op het idee zijn vriend onzen waarden ta felgenoot hier hierheen te zenden. Onder algemeen gelach ontbeet men. Men leeft snel tegenwoordig al les gaat snel in zijn werk. Om negen uur 's avonds en Jack heeft goede, beste ooren zelfs woon de hij de repetitie van het drama van den vorigen avond, half in het prieel verscholen, bij. Dat is de verkeerde wereld, dacht hij. Als ik mij niet vergis, repeteert men doorgaans eerst voordat men speelt. Hier is het andersom. Ik begrijp mij nog niet, zei do oude heer aan het souper, hoe alles zoo mooi van stapel liep zonder eeni ge repetitie. Marie keek schuin naar Tilbury en lachte. Een repetitie na de voorstelling, zei Jack met het leukste gezicht ter wereld, heeft hetzelfde effect, wellicht nog beter. Marie bloosde en Tilbury's aandacht was plotseling geheel door zijn bord in beslag genomen. Zoudt u op een kleine repetitie van-avond tegen hebben? vroeg Jack weer. De oude heer zag beurtelings van Marie naar Tilbury en van Tilbury naar Jack. Hij wist niet, hoe hij het had. Toen de familie dien avond uit elkan der c waren Marie en Tilbury geen dilettant-verloofden meer. Een Zaterdagavondpraatje „Een volk, dat zijn groote mannen riet eert, is niet waard dat het be- Itaat." Zoo of ongeveer zoo is de uit spraak van een ander van onze groote mannen, wiens naam ik mij op dit ;ehblik niet herinneren kan. Het gezegd worden, dat we ons be- iren om daaraan te voldoen. Hier daarin onze groote steden prijken groote mannen standbeelden, die getracht hebben zoo weinig leelijk maken als maar mogelijk was ;een niet heel veel zegt. Wel zijn er een heele boel groote mannen, die jzelfs dat nog niet eens hebben, maar we moeten aan 't nageslacht ook wat [overlaten te doen. Eerst als iemand een paar eeuwen overleden is als je zeggen kunt, dat hij goed dood is, leerst dan is de tijd rijp voor een stand beeld. Frans Hals in het Florapark is (daarvan het afdoende bewijs. Intusschen bestaat er toch ook bij de overheid een zekere, hoog te waar- teeren. zorg voor den naam van onze •oote mannen. Te Amsterdam is door len zeekrijgsraad aan boord van het 'achtschip een marinier veroordeeld egens diefstal. Op zichzelf is dat isdrijf al erg genoee- maar de lan verzwaarde het nog door bij zijn inhouding door de politie op te ge ren, dat hij Lourens Coster heette. [Voor dit misdrijf zal hij ook nog te rechtstaan. Hij zal zich, aldus las ik het in het Algemeen Handelsblad, „voor deze toeëigening van eens an- „ders naam te verantwoorden heb- „ben." Als Haarlemmer en derhalve nauwver- want aan Coster en de boekdrukkunst, vind ik het natuurlijk ten hoogste af keurenswaardig, dat de eerste (en blijkbaar niet eens de beste) marinier zich den naam van onzen Louwtje toeeigent. Wanneer hij nog leefde, zou hij het bepaald als een lieve at tentie van de politie beschouwen, nu hij al meer dan vierhonderd jaar dood is, moet de politie zich tevreden stel len met het besef, dat zij een goede daad heeft verricht. Dit proces-verbaal heeft mij evenwel aan den anderen kant met eeniee be zorgdheid vervuld. Ik denk aan rede voeringen bij feestelijke gelegenheden, waarbij men allicht eens tot een stijl bloempje zijn toevlucht neemt Hoe licht kan het niet gebeuren, dat op een gymnastiekfeest de feestredenaar bijvoorbeeld zegt: „Wij, zonen van Lycurgus"zal dan de Haarlemsche politie, die zooals we weten zeer be langstellend is in vergaderingen en bij eenkomsten, niet moeten optreden en zeggen: ..Mijnheer, u heet Jansen en onder deze heeren is niemand die Ly curgus Junior heet, ik maak proces verbaal op tegen het heele gezelschap!" Moet het dien kant uit? Zal iemand, die van musici spreekt als van Beet- hovens naneven, voortaan dat neef schap hebben te bewijzen op straffe, bij verzuim, van proces-verbaal en de rest? Zoo ja, dan hou ik mijn hart vast voor de Bach-vereeniging, waar van de leden geen van allen Bach hee- ten en welker bestuur de gelegenheid heeft gemist, om aan den grijzen mees ter vergunning te vragen tot het voe ren van zijn naam. Ik sprak daar straks over Coster, die er zich niet meer aan ergeren kan, dat een marinier zich met zijn naam versiert. De omstandigheid dat hij dood is, bewaart hem nog voor een andere ergernis, namelijk dat in de stad waar hij werkte en geleefd heeft, van officieele zijde soms zulk aller akeligst drukwerk wordt verspreid. Vóór mij ligt een kaart van een ont vanger, waarin een belasting schuldige te Heemstede gewaarschuwd wordt zijn bedrijfsbelasting te betalen. Model No. 6 heet deze allerslechtst ge drukte kaart. Als ze dan absoluut een model moet wezen, dan toch zeker een afschrikwekkend model. Ze luidt na melijk aldus: „Het door u wegens Di- „recte Belastingen over 1901/2 verschul digde niet op den beaalden tijd zijn de aangezuiverd, zoo verwittig ik u, „dat gij alsnog binnen drie dagen na „dagteekening dezer, aan uwe ver dichting tot betaling te mijnen kan- „tore behoort te voldoen". Die b e a a 1 d e tijd doet iemand aan den vischtijd denken. Hoogst gemoedelijk is de uitdrukking ver lichting. 't Is of de ontvanger zeg gen wil: denk er aan, dat je door be taling van je schulden je geweten ver licht. De naam van den ontvanger staat onder dit fraaie officieele stuk gestempeld, maar naar het schijnt is het stempel een beetje zwak in de bee- nen. Althans de blauwe letters zijn van onder met zwarte inkt bijgewerkt, wat naar iedereen licht begrijpen zal, een allerelegantsten indruk maakt. „De kosten dezer zijn tien cents", staat er op de kaart te lezen. Welnu, de Haarlemsche drukkers zullen graag kaarten die zesmaal mooier zijn, voor een zesde van dien prijs leveren. Ik ben desgevraagd bereid aan belang hebbenden hunne namen op te geven. Als het zoover is kan meteen de taal fout „te mijnen kantore" worden ver beterd. Waar moet het heen, als zelfs de ambtenaren zich niet meer aan de officieele taalbegrippen houden? Waar moet het heen? Dat vragen we ons ook af wanneer we aan de plannen voor ons nieuw station den ken. Nog nooit was ik zoo geslingerd tusschen hoop en vrees. Vandaag lees je: „het komt stellig", en morgen: „het komt vrij zeker niet". Dat het plan bij Burgemeester en Wethouders ingekomen is. bewijst natuurlijk nie mendal. Dergelijke plannen moeten zooveel phasen doorloopen, dat je nooit zekerheid hebt voordat het er is, en staat. Zóó denk je dat de weg, die zoo'n zaak moet gaan vlak en effen is. of daar zie je op eens allerlei hin dernissen en barrières oprijzen: je weet niet hoe en je weet niet door wie. Het heeft mij alvast niet vroolijk ge stemd, dat iemand die er iets meer van nabij van weten kon, mij met een glimlachje zei, „dat hij nog niet ge loofde aan het nieuwe station." Wij zullen dus wel verstandig doen niet ons niet te verblijden over een doode musch. voordat het blijkt dat het beestje in werkelijkheid springlevend is. En nu kan men de kopstukken van de Hollandsche Spoor er wel naar gaan vragen, maar deze chefs, over stelpt als ze zijn met bezigheden, zijn niet gemakkelijk voor nieuwsgierige vragers te naderen en wie ze bereikt heeft is nog niet volkomen zeker van een positief en afdoend antwoord. Menschen die drukke openbare betrek kingen bekleeden. houden er een ta melijk uitgebreid stel antwoorden op na, waarvan er minstens één past zelfs op de meest onverwachte vraag. Tot die soort behooren o. a. antwoorden als: „Ik kan u daarover tot mijn spijt op dit oogenblik niet inlichten" „de zaak is nog niet geheel rijp" „ik heb de quaestie niet in al hare phasen gevolgd" „de zaak behoort eigenlijk minder tot mijn terrein" (hierbij behoort dan een verwijzing naar een ander kopstuk, die óf niet te spreken, óf naar het buitenland is óf op zijn beurt een van het bovenbedoelde stel antwoorden voor den dag haalt). Is de ondervraagde een voorzichtig man, die niemand gaarne onaange naam is en bovendien op dat oogenblik j in een goeden luim verkeert, dan ver-1 zoet hij de weigering met een verzoek „om vooral nog eens terug te komen" of met de belofte van het .,u te zullen berichten, zoodra de zaak haar beslag gekregen heeft". Een week later leest de nieuwsgierige vrager alle bijzon derheden over het geval dat hem inte resseerde in een andere courant. Men heeft hem. zijn bezoek en zijn wen- schen totaal vergeten. Trouwens mij verwondert het niet, dat er in deze eeuw van vragen ook wel eens wat niet beantwoord wordt. Van particuliere zijde wordt in ons land een boekje uitgegeven over de zieken- en begrafenisfondsen. Daar voor zijn natuurlijk aan de verschil lende besturen en directies vragen ge daan moeten worden en zoo is dat ook geschied aan de Haarlemsche begra- fenisbossen. Veel succes heeft de vrager daarbij evenwel niet gehad. Tenminste deze vereenigineen zijn in het boekje op- j genomen in rubriek C, dat is de af- I deeling van vereenigingen, die geen aanleiding hebben kunnen vinden om op de rondgezonden vragenlijst te antwoorden. Over dit geval is de vra ger uit zijn humeur geraakt Hoewel erkennende, dat er ook onder deze ru briek solide ondernemingen zijn, ver- klaart hij ze kortweg in massa voor onsolide, omdat ze niet hebben willen antwoorden op de hun gedane vragen. Ik geloof niet, dat de besturen van de Haarlemsche begrafenisbossen zich daarvan iets zullen aantrekken ik geloof bovendien niet, dat er instel lingen gevonden zullen kunnen wor den, solider dan zij, de meesten in het bezit van belangrijke kapitalen en al lo onderworpen, en zich gaarne on derwerpende aan het toezicht van B. en W. Het streven naar kennis bij den samensteller van het boekje is niet groot genoeg geweest, om het alom bekende jaarboekje van den heer Jans sen van Raaij te raadplegen. Anders zou hij daarin de namen van de be stuurders der Haarlemsche begrafenis- bossen hebben gevonden, die hij nu. (met een nijdig vraagteeken) in zijn lijstje heeft opengelaten. De vraag is dus deze: Moeten zulke besturen, wanneer de een of ander hun inlichtingen komt vragen, ook maar klaar staan om die te verstrek ken? Ik geloof van niet Vandaag wil deze wat weten en morgen die. En de Staat der Nederlanden wil al zoo veel van je weten: hoeveel je verdient en wat je vermogen is en hoeveel kachels je hebt en weet ik wat al meer en de gemeente wil weten, wat je jaar- lijksch inkomen bedraagt als de particulieren nu ook al ondervragingen gaan houden, dan houdt een gewoon mensch zijn geduld niet meer bij el kaar. De Haarlemsche begrafenisbossen zullen intusschen de toorn van den samensteller van het boekje wel te bo ven komen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 5