Derde Blad,
Een reisje met een Beugvissclier.
per is toch tamelijk wel tevreden, ilij
en zijn knecht kunnen nog niet naar
huis gaan. Als de gebakken schaman
verorberd zijn, wordt onmiddellijk de
beug weder onder handen genomen;
hier en daar wordt een nieuw tiouwe
tje met een hoek aangeknoopt en alle
hoeken worden weder van aas voor
zien en op dezelfde wijze in de haltken
gelegd, als we d'at des morgens heb
ben gezien. Bij dezen arbeid worden
ze dikwijls door vrouw en kind gehol
pen en in drukke dagen nemen de
vrouwen weieens den gehoelen arbeid
over.
De beugvisscherij is evenwel sterk
achteruitgegaan en te vreezen is het,
dat daze weldra geheel niet meer zal
worden uitgeoefend.
Stadsnieuws.
Inspecteur Wybenga.
Kleine voorvallen teekenen zoo goed
iemands karakter. Dat bewees ons de
eenvoudige gJBmiedenis die een onzer
lezers, een ouderwijzer, ons dezer da
gen vertelde. Hij noemde het terecht
een bloempje op het graf van Wy-
binga.
Een week of drie geledien de Boter
markt passeerend. zag hij een klein»
haveloos kereltje met hongerige oogen
kijken naar de verleidelijke uitstal
ling der zuurkraampjes. Blijkbaar had
hij honger. Inspecteur Wybinga, die
passeerde, zag het ook, en het trof
hem blijkbaar; want meteen liep hij
op het ventje los en stopte hem wat in
de hand. Verrast liep de jongen miet
zijn schat naar een der kraampjes, en
kocht voor het geldstuk dat hij gekre
gen had, oen paar lekkere beten. Wy
binga keek goedig glimlachend toe.
Hij had cr pleïzier in. Kleine voor
vallen teekenen zoo goed! Deze daad
in de goedheid zijns harten door den
heer Wybinga verricht, zoudien wij
tijdens zijn leven zeker verzwegen heb
ben, al doet het goed zoo iets te zien.
Maar nu hij zoo plotseling werd) weg
gerukt, moge het dienen, zooals die
wenscli van onzen zegsman was, als
bloempje op zijn graf.
Binnenland.
■Sollaudscliö Onderwijzers in
Zuid-Afrika.
D© heer Emous vestigt de- aaiv
■damt nog eons op die trouw en toe
wijdingwaarmede onze Holland-
sctoe onderwijzers in de Zuid-Afr.
die zaak van recht en vrijheid heb
ben gediend' en blijven dienen. Op
■een zeer enkele uitzondering na,
hebben^ atl-eo volstandig geweigerd
i'n de Engelsche scholen als onder
wijzers werkzaam te zijn. In, hun
ne groot-a mieiatdeitheid zijn ze mede
op commando getogen of zijn ze als
b-eschiemmeu's van de achtergebleven
vrouwen en kinderen op verzoek
achtergebleven. Vandaar, dat
overal waar die Engel-schen kvra-
mienj. d'e eerste vraag luidde, waai
de Dutch schoolmaster was. En hoe
vreedzaam hunne werkzaamheid
ook was, ze zijn onveranderlijk
weggevoerd! en geen krijgsgevan
gen,ïvamjp is er, hetzij Ceylon, St.
Hieilieinia, Bermuda, MorgandsiLandl,
Burtts^iistanid'. Tuckers-isliand. Ah
med niaigiar-, Triciliinopoly, BelLairy
en thans ook Umballa, drie diagen
sporen van Bombay in het gezicht
van de Himalaya in de Punjab,
waar 900 Bóeren-gevangenen zijn,
alsook in Portugal aan Groene
Punt en in d'e concentrati.e^kampen
of steeds vindt men er Hollandsohe
ondeawijizers.
Maar -ook met hun bloed' hiebbm
zij hurunio trouw bezegeld. C. G. die
Jonge viel bij Eliandslaagte, Stiboe
bij Mafekimg, Kooyker bij Pieters
burg. Van Leersum bij Colesberg,
Wolters bij' Ladysmith en laatste
lijk P. Schuil bij Rustenburg. Wel
licht zijn er meer. doch d'eze zijn
bekend.
Daai zijn o. a. J. van Btrugigiem, S.
Mantleil', P. J. Kloppers Jr., J.
Kamp, G. K. Weslerhof, J. Visser,
Van Ravenswaay nog altijd -onder
de stlrijicBeondie Boeren; -en van verre
weg de moesten dezer hebben d'e
gezinnen, of fajrrailiiën. hier te lande
in achttien maanden niets verno
men. Voegen we er bijdat enkele
dezer gezinnen zich in moeilijke
omstandigheden bevinden, schoon
ook van) wege de Z.-Afr. Ve-reenii-
gimg ee-n'e vrij geregieflde ondcrsiteu-
ning verstrekt wordt.
Behalve in- die gezin non wordt die
nood ook gevoeld hij die onderwij
zers. welke zich in die Republiek
hebben weten te handhaven e-n
particuliere schooltjes houden te
genover het Engelsch kosteloos on
derwijs en die nagenoeg van allen
steun ontbloot zijn.
Zoo' zijn er dim nog belangen te
verzorgen), waarvoor, zoo meent de
heer Emonsi, bij onze comités de
oogen niiiert) r-enoeg geopend zijn. Do
oorlog nuet de wapenen zal eindi
gen, hoe dan ook. maar de strijd
voor "t voortbestaan der Kollandsch-
Afrikaansehe natie moet in elk ge
val ook nia den. oorlog voortgezet
worden door deugdelijk I-Iollandsch
on.dler.wijs. Daarvan schijnt men te
weinig dbordlromgen en' zóó zou
kuninien otierwen', wiait «thans nolg
met moeite' leeft.
De toestand onder de tele-
phonisten.
Naai- aanleiding van de bekende no
ta der heeren Kamerlingli Onnes te
Amsterdam aan den Gemeenteraad al
daar, geven B. en W. van AinSterdam
te kennen, dat zij praeadvids wenschen
Uit te brengen in verband ook met een
voorstel van een ander raadslid, den
heer Wiersma.
In de deze week gehouden gemeen
teraadszitting van Amsterdam wensch-
te intusschen de heer Heemskerk eenige
door den heer Onnes gegeven verkeer
de voorstellingen recht te zetten. De
bewering dat, terwijl de bezoldigingen
van de chefs gestegen zijn, die der te
lefonisten daalden, is onjuist, gelijk
ook wait de salarissen betreft der leer-
lingtelcfonisten.Wat de laatstsn betreft
verwart de heer Onnes begroot'ingscij-
fers met de werkelijk uitgegeven bedra
gen. Ook mag uit het feit dat het to
taal bedrag aan salarissen voor telefo
nisten in 1901 minder is dan liet 'in
1899 was, niet de conclusie worden ge
trokken, dat de bezoldiging der telefo
nisten individueel is verlaag-d. Het feit
immers staat in verband hiermee, dat
in 1901 eenige telefonisten uit het corps
zijn getreden, die vervangen zijn door
leerlingen, Ook de beschouwingen van
den heer Onnes ten aanzien van den te
zwaren dienst, bestrijdt de wethouder.
Intusschen, met liet oog op het toege
zegde praeadvies, schenen de verkla
ringen des wethouders op dezen oogen-
blik vrij overbodig, tei meer daar de
heer Onnes niet tegenwoordig was om
er zijn verklaringen tegenover te ver
dedigen. Al heel weinig hout sneed de
verzekering des wethouders, dat door
de telefonisten zclven nooit over te la
ge loonen of te zwaren dienst bij B. en
W. of de directie is geklaagd, fs'adat
de wethouder nog geruimen tijd aan
het woord was geweest, vroegen ver
schillende raadsleden het woord en
verklaarden zich tegen den wensch des
voorzitters, die nu in eens de behande
ling der zaak wenschte goöindigd te
verklaren. Mr. van Gigch betoogde, dat
de voorzitter zelf aanleiding heeft ge
geven tot een mogelijk debat, door den
wethouder het woord te verleenen tot
zoogenaamde rectificaties. Intusschen,
mr. Van G'igch zal aan den wensch des
voorzitters gehoor geven en niet op de
zaak ingaan. (De heer Onnes was niet
aanwezig). Hij kon ook niet verwachten
dat zijn nota heden behandeld zou wor
den, want zij behoorde zonder meer
in handen te zijn gesteld van B. en W.
Uit respect dus voor zichzelf en voor
zijn medelid Onnes hoopt hij, dat de
Raad zich onthouden zal zicli te ver
klaren over de beschouwingen van den
wethouder en af te wachten het prae-
advies.
Na nog eenige protesten over en weer
van de zijde der tafel des dagelijkschen
bestuurs en van den Raad, wordt de
discussie gesloten. Even te voren kwam
de heer Onnes ter vergadering, dlie
zegt, geen aanleiding te vinden over
zijne nota liet woord te voeren, maar
de schriftelijke beantwoording van B.
en W, te "Zullen afwachten.
Land- en Tuinbouw.
Bemesting van roode bieten,
wortel©!), rap^n enz.
Zijn de koolsoorten dankbaar voor
een ruime stikstofbemesting, in niet
mindere mate is dit het geval met iele
knol- en wortelgewassen, alsmede aio!
komkommers, augurken, asperges,
selderij enz. Het is dan ook niet te ver
wonderen, dat het gebruik van C'hili-
salpeter in den tuinbouw meer en niet t
toeneemt.
Bij den verbouw van wortelen <n
dergelijken kan men ongeveer IOC'
200 K.G. per H.A. g; n Zijn de plan
ten eenigen tijd boven den grond, zoo
geve men nog eens dezelfde hoeveel
heid en nog bi dagen later wordt we
derom zooveel toegediend. Ken ..be
paalde" hoeveelheid op te geven is
moeilijk, daar deze afhangt van het
gewas en ook van den toestand van
den bodem. Ileeft men een gewas, dat
gewoonlijk veel opbrengt, dan kan
men ook meer Chilisalpetor geven.
Ken proef genome-n door den heer J. v.
Giersbergen, groetenkweeker te Vlij
men, op roode bieten gaf de volgende
uitmuntende resultaten:
Een bemesting van 100 KG. Chilisal-
peler per H.A. dus onvoldoende bemes
ting gaf een veel geringere opbrengst,
dan een bemesting van 400 KG. per
il. A. Lof- zoowel als wortelvorming
waren bij de tweede bemesting veel
krachtiger.
Eeti dergelijke proef door prof. Paul
Wagner genomen met gewone worte
len gaf ongeveer dezelfde uitkomsten.
De photogi-aphieën van ciezo proefne
mingen spreken zoo duidelijk, dat elk
onbevooroordeelde oogeublikkelijk de
nuttige werking van stikstofmest op
deze gewassen zal erkennen. Stikstof
bemesting alleen gaf nog betere uit
komsten dan alleen kali- en pliosphor-
zuur-bemesting. Deze beide laatste
met Chilisalpeter spanden echter ver
reweg de kroon. Ook op asperges, sel
derij en andere groenten zijn dergelij
ke proeven genomen, en velen daarvan
door prof. Paul Wagner, waarvan de
uitkomsten overeenstemmen met die
der andere proeven.
G. B.
Nijverheid.
Een revolutie in de staal-
industrie
Volgens het Kleine Journal" zijn
aan de technische hoogeschool te
Charlottenburg in den laatsten tijd
proeven genomen niet een nieuw pro
cédé om staal te maken, tengevolge
waarvan een peheele omkeering ge
bracht wordt in de staalfabricage. Het
procédé is na jarenlange studie ge
vonden door een kleine Mecklenburg-
sclre fabrikant, Giebeler genaamd.
Volgens dit procédé krijgen alle soor
ten ijzer een tweemaal grootere mate
van hardheid en weerstandsvermogen
dan volgens de methode Harvey. De
gens van Giebeier-staal vervaardigd,
sloegen degens van Harvey-staal tot
splinters. De hoogleeraren der hooge
school lieten zich zeer gunstig over 't
Gicbeler-staal uit-
Leger en Vloot.
Bij beschikking van den minister van
oorlog van 25 dezer is de luitenant
kolonel F. H, van Weve van het le re
giment infanterie overgeplaatst bij het
2clo regiment van dat wapen; is de
ritmeester jhr. M. W. Boreel eervol
ontheven uit de betrekking van ritm..
instr. bij de zij- en lioefsmidschool en
in verband daarna overgeplaatst bij
het le regiment huzaren.
Voorts is bij Kon. Beslu'it van 19 de
zer bij het le reg. huzaren benoemde
ritm. jhr. E. W. von Wrangel aus Lin-
denberg, bestemd tot ritm. instructeur-
bij die rij- en hoesmidschool. De kapt.
J. F. Rappold is bestemd voor het 1 le
vel over liet bij mobilisatie op te rich
ten depot bataljon van het le regiment
infanterie onder eervolle ontheffing
uit zijne betrekking van adj. van liet
7e reg. infanterie.
Den bij Kon. besl. van 19 dezer lot
majoor bevorderden ritm. J. C. Kamer
ling Helmont is Roermond als stand
plaats aangewezen.
Letteren en Kunst.
Naar het Volk meldt is W. H. Vliegen
bezig te schrijven: „De Dageraad der
Volksbevrijtiling", schetsen en taferee-
Len uit de socialistische beweging in
Nederland. Dit boek zal geven, 't ver
haal van de beweging in Necïeniand tot
de scheuring in '94. De bedoeling van
den schrijver is, om in een aangena-
men vorm, vooral ook de jongeren in
onze beweging een ju'ist begrip te ge
ven van de strijdwijze van vroeger,
veel misverstand op te ruimen over dat
tijdperk en aan de vergetelheid te ont
rukken zooveel dierbare herinneringen
uit dlien tijd. Aan Vliegen, die van
'83 af in de beweging gezeten heeft, is
dat best toevertrouwd.
Do uitgever S. L. van Looy is voor
nemens liet bock te versicp-n met ton
behoorende bij
i,Kaarlem's Dagblad"
van
Maandag 2 December 1901.
No. 5653
Ktlrt onderhoudend-gezellig V3<-
teldo de heer J. Daalder Dzn.. van Oos-
terend op Texel, in het Weekblad A v ï-
cultura over de beugvisscherij.
Wij ontleenen. er aan:
Na tot vlei" uur in den morgen ge
slapen te hebben, worden we door den
heer Swart, onzen hotelier, gewekt en
te vijf uur bevinden we ons op „de
.Toime Tjerk", de schuit van schipper
de liaan. Spoedig is het zeil geheschen
en weldra glijden we langs de stoom-
schelpenzuigers „De Tijd" en „De
Frieslandf', die vele plaatsen uit het
Noorden van ons land schelpen bezor
gen voor de kalkbranderijen. Als we
de haven uit en het Schulpengat bin
nen gezeild zijn, hebben wc een aai dig
gezicht op het dorp, dat geheel tegen
hel duin is gebouwd. Het Oostenwind'
je en liet uitvallende getij brengen
ons spoedig voorbij de „belboei", die
altijd een klingelend geluid laat hoo-
ren en dus bij mistig en donker weel
een goede wegwijzer is naai' Storto-
nielk, het zeegat, waardoor we ae
Noordzee bereiken. Links van ons ligt
't kleine eiland Vlieland, bijna geheel
uit duinen bestaande, dat jaarlijks
schatten aan het Rijk kost, doch als
golfbreker voor de Friesche zeedijken
in stand moet blijven.
Terwijl we verder zeilen en de kust
meer en meer uit het gezicht verlie
zen naderen we langzamerhand liet
lichtschip Terschellingerbank'dat
we eerst voorbij moeten zijn, alvorens
„de beug" over boord gaat. We heb
ben dius tijd om ons op de hoogte te
stellen van het vischgerij, dat thans
dienst zal doen. Het had ons reeds
verwonderd, dat nergens netwerk te
vinden was. Wel zagen we enkele
platte bakken en juist hierin is het
vischwant geborgen, dat reeds aan
den wal kant en klaar is gemaakt en
van het nood'igo aas is Voorzien. De
schipper laat ons een en ander zien
en met belangstelling nemen we hel
in oogeaischouw. In iederen bak be
vindt "zich een lang sterk touw, dat
evenwel niet heel dik is, on aan ieder
touw zijn vele kleinere en dunnere
touwetjes bevestigd, waaraan stevige
van weerhaakjes voorziene, hoeken
zijn gebonden. Aan eiken haak is een
stukje blinkend aas gestoken, thans be
staande uit stukjes visch, van geepen
en haringen gesneden. Meermalen
worden ook garnalen of pieren ge
bruikt, doch deze blinken minder cn
schijnen alzoo minder wenschelijlc te
zijn. De van aasjes voorziene hoeken
liggen alle netjes naast elkander in
den bak, zoodat straks bij het uitzet
ten van „de beug" geene verwarring
of kinking kan plaats hebben. Het eind
van liet touw, dat zich in den boven
sten bak bevindt, wordt vastgestoken
op een ander stuk touw, dat zich ean
een licht werpanker bevindt, waaraan
tevens met een langer touw een ton
netje is verbonden, door den schipper
„boeltje" genaamd» Meerdere anker
tjes en tonnetjes bevinden zich aan
boord, die straks eveneens dienst moe
ten doen.
We zijn thans op de plaats aange
komen, waar deze kuetriSQcherij
wordt uitgeoefend en de schipper oor
deelt, dat het goed is, nu met die werk
zaamheden een aanvang te maken.
De zeilschoot wordt tlians op d'e ge-
wensclite lengte gebracht, opdat men
in goede richting voortgaat., zonder ai
te snel te vorderen. De- bakken met de
verschillende stukken van „de beug"
worden op liet achterdek geplaatst;
hef. eerste ankertje „met liet booitje
wordt over boord geworpen en, heel
geleidelijk glijden de hoeken te water.
Alvorens het einde van het eerste touw
bereikt is, wordt daaraan vastgebon-
d'tn het begin van de tweede lijn en
zoo gaat het voort, totdat het laatste
gedeelte overboord is gelaten. Af en
toe werd weder een anker met een
tonnetje aan de lijn bevestigd, zoodat
nu verclieidene „boeitjes" in een
rechte lijn in zee liggen. Ook aan het
eindie van het laatste stuk touw werd
een ankertje bevestigd en nu ligt de
geheele heug te water. De hond er don
Bijenleveii.
1-Iet leven idler B ij en,
door Maurice Maeter
linck. Vertaald door M e-
v v. G. M. v a li d e r W i s s e 1
II er derschêe, (Uitgave
C. L. G. Veklt).
Het doet eenigszins vreemd, van den
schrijver van „La Sagesse et la Desti-
née". van „Le Trésor des Humbles"en
van „Aglavaine et Sélysette" eon ver
handeling over „La vie des abeilles"
te gaan lezen, en met bepaald eenigen
angst neemt men een HoUandsclie
vertaling van dat werk ter hand.
Wanneer men van Maeterlinck een
verhandeling over liet bijenleven gaat
opslaan, zoekt men natuurlijk dadelijk
en «n Ue allereerste plaats naar woord
kunst en observatie-kunst. Een artist
heeft het bijenleven geobserveerd en
men verwacht dat hij in zijn beschrij
ving, zal leggen zijn persoonlijke, ka
rakteristieke visie, met zijn heel eigen
wijze van expressie.
En. dan huivert men wel wat indien
men een Holla,ndsche vertaling moet
gaan lezen, waarbij men vreest dat het
eigenaardige van den auteur zal zijn
hoéken met de aasjes liggen nu op den
zeebodem als een duizendvoudige lie-
gel uitgespreid.
Als liet nu goed weder blijft, wordt
„de beug" pas over eenige uren we
der binnengehaald, doch men zeilt
reeds terug naar liet tonnetje, dat het
eerst over boord geworpen wordt, al
waar de schuit voor eenigen tijd voor
anker worclt gelegd. Dat is eene goe
de gelegenheid om liet middagmaal te
bereiden. Veel drukte wordt hierbij
niet gemaakt. De knecht zet een pot
niet water en melk op het fornuis, dat
zich in 't vooronder bevindt. Zoodra
dit mengsel kookt, wordt er grutte- of
tarwemeel in gedaan en na eenig ree-
ren is „de troel" klaar. De ijzeaien pot
met stijf geworden meelkost wordt op
het middendek geplaatst, en weldra
zitten, we, elk met een lepel gewapend',
rondom den „pot van Egypte", zooals
dc schipper het belieft te noemen. In
het midden van den pot wordt een kom
nietje geplaatst, waarin zich stroop
en boter bevindt en weldra dalen de
wapenen in de meelspijs, woi'den ge
vuld'. even in liet boter- en stro opko m -
nietje gehouden en de op hurken zit
tende, gasten laten zicli liet eenvoudi
ge gerecht evengoed smaken als die be
manning van „de jonge Tjerk", die
zich in half zittende, half liggende
houding bij den dampenden pot heeft
geposteerd. Als de vangst wat meevalt
dan zal ex tegen den avond visch ge
bakken worden onder het naar huis
zeilen. Nu, we gunnen den schipper
eene goede vangst, daar die man het
met zijn groot gezin niet al te breed
heeft, en gaarne zullen we ook straks
zien, dat vele verschillende visschen
zich hebben laten verschalken, terwijl
ccn gebakken vischje ons zeker min
stens evengoed zal smaken, als de zoo
pas verorberde flauwe spijze. De
schipper acht evenwel den tijd nog
niet gekomen om aan „de beug" te be
ginnen, aangezien hij op dezen d'ag
maar eenmaal wil halen en voor dien
avond naar binnen wil gaan. De man
gaat daarom nog voor een uurtje op
één oor en de knecht zoekt een ge
makkelijk plaatsje in de fok, die zoo
lang neergelaten is, en weldra wordt
ook hij door de zacht schommelende
beweging van het vaartuig in slaap
gewiegd. We hebben dus niets beters
te doen, dan af en toe een bLik te wer
pen op de wit blinkende Meeuwendiudn
of liet Witte Lid, die nog even op het
eiland.' Vlieland zichtbaar zijn,, Ook
zien we het slinks genoemde lichtschip
dat nu in doffe rust ligt, doch dat bij
stormweer vreeselijk op en neer be
wogen wordt, zoodat men zich haast
niet kan verbeelden, dat de bemanning
zich alsdan rustte midden der woe
dende baren kan bevinden. Doch de
gewoonte en het vertrouwen op de bij
zonder sterke constructie van hei,
schip, dat voor stevige parapluie-an-
lters vast ligt, doen de kloeke mannen
niet vreezen. En, al werd hot licht
schip ook alleen dOoa- den vreeedijken
storm eenigszins verplaatst, van on-
gelukkeii heeft men tot heden nog
nimmer vernomen. We kunnen ook
zien Voorbijvaren grootere en kleine
stoomschepen, die voor IJmuiden of
zuidelijker plaatsen zijn bestemd, of
naar Hamburg of andere noordelijke
plaatsen op weg zijn. Een zeilschip,
stellig met hout geladen, koerst op
het „Stortemelk" aan en is ongetwij
feld bestemd voor Harlingen.
Ha, daar komt schippe-r De Haan
weder uit het vooronder te voorschijn
„port" den knecht, die weldra de fok
ven-laat, om deze weder op te hijscken
Ook het anker wordt gelicht en er
wordt opgezeild naar het eerste ton
netje, dat weldra weder aan boord1 is
genomen. Men zeilt nu langzaam langs
de lijn, die al palmende weder op de
schuit komt. Spoedig komen de eerste
hoeken te voorschijn, waarnaar we
reeds met verlangen uitzagen. Weldlra
zien we den eersten schelvisch boven
water komen, nadat enkele hoeken
binnengehaald zijn, waaraan nog aas
jes zitten, terwijl van eenige liet lok
aas is verdwenen. Ziezoo, de eewste
visch wordt spoedig gevolgd door
meerdere; eerst enkele schelvisschen,
die heel wat spartelen en hunne drie
rugvinnen van boosheid recht over
eind zetten, daarna een groote kabel
jauw, die ook al hevig te keer gaat
en sterk protesteert tegen de onge-
wenschte luchtreis; ook scharren,
vooral veel scharren hebben zich lateni
verschalken door de blinkende lekker
nij.
Te Terschelling wordt de gevangen
visch bij afslag verkocht. De opbrengst
is niet bijzonder hoog, doch de schi;j-
weggevallen en men zal overhouden
de z ak e 1 ij k e beschrijving van het
bijenleven door een... dichter, w iens
oorspronkelijke taal niet tot zijn recht
gekomen is.
Al spoedig echter bemerkt men bij
liet lezen der Hol land sehe vertaling
door Mevr. van ider WisselIierder-
scheö bezorgd, dat die vrees beschaamd
wordt, want van het begin tot bet eind
met stijgende belangstelling wordt
men geboeid door de wijze waarop
van het bijenleven is verteld en waar
op het ons smakelijk is weergegeven.
Het verschijnen der Ilollandsche
vertaling, die we met zooveel genoegen
hebben doorgelezen, noopt ons aan dit
interessant werk een uitvoeriger stu
die te wijden.
Bij het begin van het. eerste boek, op
den drempel van de bijenkorf" voelt
men reeds dadelijk dat een artist aan
hel woord is, waar hij vertelt van de
eerste bijenkorve die hij zag en leerde
liefhebben,
lfe.t milieu teekeut liij aldus:
Hier op deze plaats hadden de bij
enkorven, evenals overal waar men
ze neerzet, een geheel nieuwe betee-
kenis gegeven aan de bloemen, de
stilte de zachte lucht, de zonnestra
len. Hier zag men als 't ware het zo
merfeest in zijn hoogste voltooiing.
Hier rustte men uit aan het schitte
rend kruispunt, waar luchtwegen
samenvloeien en uiteengaan, de
luchtwegen, waarlangs alle geuren
van het land. beweeglijker als hoor
baar, kwamen aangetreden van den
dageraad tot. aan de avondscheme
ring. Hier kan men ze hooren de ge
lukkige cn zichtbaar geworden ziel,
de intelligente en muzikale stem,
het brandpunt van de vroolijkheid
der schoons uren van den tuin.
De eerste maal dat men een bijen
korf opent, gevoelt men een zelfde
soort emotie als bij hel schenden van
een onbekend voorwerp, dat misschien
akelige dingen voor ons verbergt, een
graf bv. De bijen zijn omgeven door
een legende van dreigement en ge
vaar. We zijn al zenuwachtig door de
herinnering aan die steken, die zulk
een geheel eigenaardige pijn veroor
zaken, dat men niet weet, waarmee ze
te vergelijken, een bliksemende droog
te,zou uien kunnen zeggen, een soort
van woestijnvlam, die zich over het
gewonde lichaamsdeel verbreidt; 't is
als hadden onze rfcochteren der zon uit
de verhitte stralen van hunnen oor
sprong een schitterend venijn getrok
ken, om met beter gevolg de schatten
van zoetigheid te kunnen verdedigen,
die ze te danken hebben aan de wel
willendheid der zon" zegt Maeterlinck.
Maar, zoo erg is liet niet» Men behoeft
niet bang te zijn:
't. Is waar, dat een bijenkort, zon
der omzichtigheid geopend door ie
mand, die het karakter en de zeden
der bewoners kent noch eerbiedigt,
onmiddellijk verandert in een bran
dend braambosoh, van toorn en hel
denmoed. Maar niets laat zich ge
makkelijker verwerven dan de klei
ne handgrepen die vereisclit worden
om zulk een korf ongestraft te han-
teeren. Men kan volstaan met een
-jin qigjuoSoo ajsnif j, do qooa aftaaq
geblazen en met veel koelbloedig
heid en teerheid; en ziet, de goed ge
wapende werkbijen laten zich beroo-
ven, zonder er ook maar aan te den-
kengebruik te maken van hun angel.
Na den drempel van de bijenkort te
hebben overschreden beschrijft Mae
terlinck in liet „Tweede Boek" de
zwerm en hij vindt daarbij o.a. gele
genheid omtrent de inctustrieele in
richting van den korf liet volgende te
zeggen
Van een hoogte (uit bijen-oogpunt
gezien) nog kolossaler dan die van
den St. Pieter to Rome, dalen in
grooten getale, vertikaal en paralel
reusachtige muren van was tot op
den grond neder, geometrisch ge
bouwd, in de duistere en ledige
ruimte opgehangen, cn die men wat
hun nauwkeurigheid, koenheid en
grootte betreft, met geen enkel
bouwwerk der menscliheid! kan ver
gelijken.
Ieder dezer muren, wier bouwstof
nog totaal versch, maagdelijk blin
kend, ongerept en geurig is, beslaat
uit duizenden cellen en bevat genoeg
zaam levensmiddelen om liet gan-
sclie volk gedurende verscheidene
weken te voeden. Hier zijn hot de
schitterende, roode, gele, licht-paar-
sclie en zwarte vlekken van het stuif
meel, de liefdessubstanlie van alle
bloemen der lente, opgezameld in-de
doorschijnende cellen. In lange,
weelderige.gouden draperieën, die Ln
stijve, onbeweeglijke plooien neder-
liangen, ligt daarom heen do April-
honig, de helderste en geurigste,
reeds in zijn twintigduizend. met
'n deksel afgesloten cellen, die enkel
in de dagen van uitersten, nood wor
den aangesproken. Iets liooger rijpt
do Mei-honing, nog in zijn groote
open vaten, voor welker opening
waakzame cohorten onafgebroken
een frisse hen luchtstroom toevoeren.
In het midden, verre van liet, licht.,
wiens diamanten stralen door de
eenige opening heendringen, in het
serio groote portretten van nekende
voormannen der arbeidersbeweging.
Dc prijs zal ongeveer 12 1/2 cent por af
levering bedragen cn het werk in onge
veer 40 afleveringen compleet zijn.
Wetenschap.
Tuberculose bij arbeiders.
Over de diagnose der beginnende tu
berculose hij de arbeidende klasse
schrijft het Tijds. v. Gen. het volgende:
In liet einde van 1899 waren in
Duitschland 22 sanatoria voor onbe
middelds' longlijders in exploitatie,
waarin jaarlijks ongev, or 20.000 pati
ënten konden worden opgenomen; te
gen het einde van 1901 zullen 20 nieuwe
inrichtingen klaar zijn. Tot nu toe zijn
slechts 2 grootere statistiokeji gepubli
ceerd over tie in dergelijke sanatoria
verkregen resultaten. Die van de eene
(Hanseatische Versieherungsanstalt)
noemt Neisser (in het. Klinische Jahr-
Imch) „in medisch opzicht niet geheel
tevredenstellend", die van de andera
(dr. Weicher te Gürbersdorf) „niet vol
doende." I)e voornaamste oorzaak der
onvoldoende resultaten ligt waar
schijnlijk hierin, dat de meeste dér op
genomen patiënten in een te vèr ge
vorderd stadium waren. Althans die
patiënten, die volgens Wiecher wer
kelijk in het eerste stadium der ziekte
verkeerden, zijn bijna allen „voll ar-
beitsfaliig" gebleven. Het aantal (le
zer patiënten bedroeg echter slechts
12 pCL
Met het oog op de groote- moeilijk
heid voor den hehandelendsn fonds-
medicus om in zijn spreekuur de ge
schikte gevallen uit te zoeken, en met
voldoende zekerheid de diagnose td
stellen, is in liet stadsziekenhuis te
Stettin een aparte afdeeling gemaakt
(waarnemingsstation), waar de fond-
medicus de patiënten, die hij verdenkt
van in het beginstadium van tuberculo.
se te verkeeren, gedurende 7 dagen
kan laten opnemen. Daar worden zij
eiken dag nauwkeurig onderzocht, om
d© 2 uur wordt de temperatuur opge
nomen: zoo noodig geschiedt een diag
nostische tuberculine-injectie.
Het ziekenfonds betaalt de kosten,
dia door de stad voor deze gevallen
zijn bepaald op 1 Mark per (lag: is de
patiënt getrouwd, dan wordt het volle
ziekengeld gedurende dezen tijd aan
de familie uitbetaald. Zoo hoopt Neis-
sor onder dc arbeidende klasse die ge
vallen te kunnen uitzoeken, die het
meest geschikt zijn voor een sanatnri-
umbehandeling.
Electi'isch smelten van gla3.
In een fabriek te Keulen zijn proe
ven genomen met het smelten van glas
door middel van don electrischcn
stroom, dio als voTkomen geslaagd
kunnen worden beschouwd en die in de
electrische vakbladen met veel belang
stelling en ingenomenheid worden be
sproken.
Bij deze wijz.e van smelten worden
de verschillende grondstoffen voor het
glas op een rij van platvormen gelegd,
trapsgewijze boven elkander liggend,
en op elke trap wordt de massa aan de
werking van den clectrischen stroom
onderworpen. De smelting, die op d'e»
eerste trede slechts onvolkomen plaats
heeft, wordt op de volgende voltooid
waar liet reeds vloeibare gedeelte de
nog vaste bestanddeelvm medeneemL
Aan liet einde van deze eigenaardige
trap valt de verglaasde massa in een
vergaai-bak, die beneden met een twee
den 'in verbinding staat, waar de mas
sa van de nog verontreinigende stof
fen wordt bevrijd. Eindelijk loopt bet
gesmolten gezuijverde glas over een
scheidingsmuur in een derden vergaar
bak, waar het voor verdere bewerking
onderhanden wordt genomen.
Bij de proefnemlingen te Keulen werd
een dynamo met vier polen gebezigd,
die met een stroom van 3G0 ampère en
120 volts drie electrische draden voed
de. De voor de laatste aangewende
koolspitsen hadden een dikte van 3 1/2
en een lengte van 40 cM.
De onkosten van een dergelijke in
stallatie konden nog niet worden vast
gesteld, maar toch zal die electrische
stroom, wat verbruik van brandstof
betreft, zeker ook de vergelijking met
(le tot nu toe gevolgde wijze van bewer
king kunnen doorstaan, terwijl boven
dien de bezwaren van deze laatste
voor een groot deel zullen verdwijnen.
warmste gedeelte van den bijenkorf,
sluimert en ontwaakt de toekomst.
Dit is het koninklijk domein van liet
broedsel, uitsluitend voor de konin
gin en hare tempeldienaars gcreser
veerd ongeveer tienduizend wo
ningen. waarin de eitjes liggen, vijf
tien- a zestien duizend kamers met
larven, veertig duizend huizen he
woond door witte nymphen of pop
pen, die door duizenden voedsters
woreten verzorgd. (De cijfers die we
hier geven zijnstreng nauwkeurig.
Ze zijn ontleend aan een grooten
korf in vollen bloei).En eindelijk, in
het heilige der heiligen dezer voor
hoven, de drie, vier, zes of twaalf ge
sloten en naar verhouding zeer
groote paleizen der jeugdige prin
scssen. die in eon soort van lijk
kleed gewikkeld bleken en onbewe
gelijk, in de duisternis gevoed, hunne
uren afwachten.
Heel interessant is hetgeen de lieer
Maeterlinck dan meedeelt omtrent het
zwermen. Niet de koningin, maar wat
hij „dc geest der bijenkorf noemt,tic-
slist over het zwermen d.'w.z. beslist er
over op welk tijdstip het grootst© ge
deelte der bevolking van den lcorf de
woning verlaten, wanneer daarin het
hoogste toppunt van bijen-overvloed
is bereikt.