Derde Blad, Een reisje met een Beugvissclier. per is toch tamelijk wel tevreden, ilij en zijn knecht kunnen nog niet naar huis gaan. Als de gebakken schaman verorberd zijn, wordt onmiddellijk de beug weder onder handen genomen; hier en daar wordt een nieuw tiouwe tje met een hoek aangeknoopt en alle hoeken worden weder van aas voor zien en op dezelfde wijze in de haltken gelegd, als we d'at des morgens heb ben gezien. Bij dezen arbeid worden ze dikwijls door vrouw en kind gehol pen en in drukke dagen nemen de vrouwen weieens den gehoelen arbeid over. De beugvisscherij is evenwel sterk achteruitgegaan en te vreezen is het, dat daze weldra geheel niet meer zal worden uitgeoefend. Stadsnieuws. Inspecteur Wybenga. Kleine voorvallen teekenen zoo goed iemands karakter. Dat bewees ons de eenvoudige gJBmiedenis die een onzer lezers, een ouderwijzer, ons dezer da gen vertelde. Hij noemde het terecht een bloempje op het graf van Wy- binga. Een week of drie geledien de Boter markt passeerend. zag hij een klein» haveloos kereltje met hongerige oogen kijken naar de verleidelijke uitstal ling der zuurkraampjes. Blijkbaar had hij honger. Inspecteur Wybinga, die passeerde, zag het ook, en het trof hem blijkbaar; want meteen liep hij op het ventje los en stopte hem wat in de hand. Verrast liep de jongen miet zijn schat naar een der kraampjes, en kocht voor het geldstuk dat hij gekre gen had, oen paar lekkere beten. Wy binga keek goedig glimlachend toe. Hij had cr pleïzier in. Kleine voor vallen teekenen zoo goed! Deze daad in de goedheid zijns harten door den heer Wybinga verricht, zoudien wij tijdens zijn leven zeker verzwegen heb ben, al doet het goed zoo iets te zien. Maar nu hij zoo plotseling werd) weg gerukt, moge het dienen, zooals die wenscli van onzen zegsman was, als bloempje op zijn graf. Binnenland. ■Sollaudscliö Onderwijzers in Zuid-Afrika. D© heer Emous vestigt de- aaiv ■damt nog eons op die trouw en toe wijdingwaarmede onze Holland- sctoe onderwijzers in de Zuid-Afr. die zaak van recht en vrijheid heb ben gediend' en blijven dienen. Op ■een zeer enkele uitzondering na, hebben^ atl-eo volstandig geweigerd i'n de Engelsche scholen als onder wijzers werkzaam te zijn. In, hun ne groot-a mieiatdeitheid zijn ze mede op commando getogen of zijn ze als b-eschiemmeu's van de achtergebleven vrouwen en kinderen op verzoek achtergebleven. Vandaar, dat overal waar die Engel-schen kvra- mienj. d'e eerste vraag luidde, waai de Dutch schoolmaster was. En hoe vreedzaam hunne werkzaamheid ook was, ze zijn onveranderlijk weggevoerd! en geen krijgsgevan gen,ïvamjp is er, hetzij Ceylon, St. Hieilieinia, Bermuda, MorgandsiLandl, Burtts^iistanid'. Tuckers-isliand. Ah med niaigiar-, Triciliinopoly, BelLairy en thans ook Umballa, drie diagen sporen van Bombay in het gezicht van de Himalaya in de Punjab, waar 900 Bóeren-gevangenen zijn, alsook in Portugal aan Groene Punt en in d'e concentrati.e^kampen of steeds vindt men er Hollandsohe ondeawijizers. Maar -ook met hun bloed' hiebbm zij hurunio trouw bezegeld. C. G. die Jonge viel bij Eliandslaagte, Stiboe bij Mafekimg, Kooyker bij Pieters burg. Van Leersum bij Colesberg, Wolters bij' Ladysmith en laatste lijk P. Schuil bij Rustenburg. Wel licht zijn er meer. doch d'eze zijn bekend. Daai zijn o. a. J. van Btrugigiem, S. Mantleil', P. J. Kloppers Jr., J. Kamp, G. K. Weslerhof, J. Visser, Van Ravenswaay nog altijd -onder de stlrijicBeondie Boeren; -en van verre weg de moesten dezer hebben d'e gezinnen, of fajrrailiiën. hier te lande in achttien maanden niets verno men. Voegen we er bijdat enkele dezer gezinnen zich in moeilijke omstandigheden bevinden, schoon ook van) wege de Z.-Afr. Ve-reenii- gimg ee-n'e vrij geregieflde ondcrsiteu- ning verstrekt wordt. Behalve in- die gezin non wordt die nood ook gevoeld hij die onderwij zers. welke zich in die Republiek hebben weten te handhaven e-n particuliere schooltjes houden te genover het Engelsch kosteloos on derwijs en die nagenoeg van allen steun ontbloot zijn. Zoo' zijn er dim nog belangen te verzorgen), waarvoor, zoo meent de heer Emonsi, bij onze comités de oogen niiiert) r-enoeg geopend zijn. Do oorlog nuet de wapenen zal eindi gen, hoe dan ook. maar de strijd voor "t voortbestaan der Kollandsch- Afrikaansehe natie moet in elk ge val ook nia den. oorlog voortgezet worden door deugdelijk I-Iollandsch on.dler.wijs. Daarvan schijnt men te weinig dbordlromgen en' zóó zou kuninien otierwen', wiait «thans nolg met moeite' leeft. De toestand onder de tele- phonisten. Naai- aanleiding van de bekende no ta der heeren Kamerlingli Onnes te Amsterdam aan den Gemeenteraad al daar, geven B. en W. van AinSterdam te kennen, dat zij praeadvids wenschen Uit te brengen in verband ook met een voorstel van een ander raadslid, den heer Wiersma. In de deze week gehouden gemeen teraadszitting van Amsterdam wensch- te intusschen de heer Heemskerk eenige door den heer Onnes gegeven verkeer de voorstellingen recht te zetten. De bewering dat, terwijl de bezoldigingen van de chefs gestegen zijn, die der te lefonisten daalden, is onjuist, gelijk ook wait de salarissen betreft der leer- lingtelcfonisten.Wat de laatstsn betreft verwart de heer Onnes begroot'ingscij- fers met de werkelijk uitgegeven bedra gen. Ook mag uit het feit dat het to taal bedrag aan salarissen voor telefo nisten in 1901 minder is dan liet 'in 1899 was, niet de conclusie worden ge trokken, dat de bezoldiging der telefo nisten individueel is verlaag-d. Het feit immers staat in verband hiermee, dat in 1901 eenige telefonisten uit het corps zijn getreden, die vervangen zijn door leerlingen, Ook de beschouwingen van den heer Onnes ten aanzien van den te zwaren dienst, bestrijdt de wethouder. Intusschen, met liet oog op het toege zegde praeadvies, schenen de verkla ringen des wethouders op dezen oogen- blik vrij overbodig, tei meer daar de heer Onnes niet tegenwoordig was om er zijn verklaringen tegenover te ver dedigen. Al heel weinig hout sneed de verzekering des wethouders, dat door de telefonisten zclven nooit over te la ge loonen of te zwaren dienst bij B. en W. of de directie is geklaagd, fs'adat de wethouder nog geruimen tijd aan het woord was geweest, vroegen ver schillende raadsleden het woord en verklaarden zich tegen den wensch des voorzitters, die nu in eens de behande ling der zaak wenschte goöindigd te verklaren. Mr. van Gigch betoogde, dat de voorzitter zelf aanleiding heeft ge geven tot een mogelijk debat, door den wethouder het woord te verleenen tot zoogenaamde rectificaties. Intusschen, mr. Van G'igch zal aan den wensch des voorzitters gehoor geven en niet op de zaak ingaan. (De heer Onnes was niet aanwezig). Hij kon ook niet verwachten dat zijn nota heden behandeld zou wor den, want zij behoorde zonder meer in handen te zijn gesteld van B. en W. Uit respect dus voor zichzelf en voor zijn medelid Onnes hoopt hij, dat de Raad zich onthouden zal zicli te ver klaren over de beschouwingen van den wethouder en af te wachten het prae- advies. Na nog eenige protesten over en weer van de zijde der tafel des dagelijkschen bestuurs en van den Raad, wordt de discussie gesloten. Even te voren kwam de heer Onnes ter vergadering, dlie zegt, geen aanleiding te vinden over zijne nota liet woord te voeren, maar de schriftelijke beantwoording van B. en W, te "Zullen afwachten. Land- en Tuinbouw. Bemesting van roode bieten, wortel©!), rap^n enz. Zijn de koolsoorten dankbaar voor een ruime stikstofbemesting, in niet mindere mate is dit het geval met iele knol- en wortelgewassen, alsmede aio! komkommers, augurken, asperges, selderij enz. Het is dan ook niet te ver wonderen, dat het gebruik van C'hili- salpeter in den tuinbouw meer en niet t toeneemt. Bij den verbouw van wortelen <n dergelijken kan men ongeveer IOC' 200 K.G. per H.A. g; n Zijn de plan ten eenigen tijd boven den grond, zoo geve men nog eens dezelfde hoeveel heid en nog bi dagen later wordt we derom zooveel toegediend. Ken ..be paalde" hoeveelheid op te geven is moeilijk, daar deze afhangt van het gewas en ook van den toestand van den bodem. Ileeft men een gewas, dat gewoonlijk veel opbrengt, dan kan men ook meer Chilisalpetor geven. Ken proef genome-n door den heer J. v. Giersbergen, groetenkweeker te Vlij men, op roode bieten gaf de volgende uitmuntende resultaten: Een bemesting van 100 KG. Chilisal- peler per H.A. dus onvoldoende bemes ting gaf een veel geringere opbrengst, dan een bemesting van 400 KG. per il. A. Lof- zoowel als wortelvorming waren bij de tweede bemesting veel krachtiger. Eeti dergelijke proef door prof. Paul Wagner genomen met gewone worte len gaf ongeveer dezelfde uitkomsten. De photogi-aphieën van ciezo proefne mingen spreken zoo duidelijk, dat elk onbevooroordeelde oogeublikkelijk de nuttige werking van stikstofmest op deze gewassen zal erkennen. Stikstof bemesting alleen gaf nog betere uit komsten dan alleen kali- en pliosphor- zuur-bemesting. Deze beide laatste met Chilisalpeter spanden echter ver reweg de kroon. Ook op asperges, sel derij en andere groenten zijn dergelij ke proeven genomen, en velen daarvan door prof. Paul Wagner, waarvan de uitkomsten overeenstemmen met die der andere proeven. G. B. Nijverheid. Een revolutie in de staal- industrie Volgens het Kleine Journal" zijn aan de technische hoogeschool te Charlottenburg in den laatsten tijd proeven genomen niet een nieuw pro cédé om staal te maken, tengevolge waarvan een peheele omkeering ge bracht wordt in de staalfabricage. Het procédé is na jarenlange studie ge vonden door een kleine Mecklenburg- sclre fabrikant, Giebeler genaamd. Volgens dit procédé krijgen alle soor ten ijzer een tweemaal grootere mate van hardheid en weerstandsvermogen dan volgens de methode Harvey. De gens van Giebeier-staal vervaardigd, sloegen degens van Harvey-staal tot splinters. De hoogleeraren der hooge school lieten zich zeer gunstig over 't Gicbeler-staal uit- Leger en Vloot. Bij beschikking van den minister van oorlog van 25 dezer is de luitenant kolonel F. H, van Weve van het le re giment infanterie overgeplaatst bij het 2clo regiment van dat wapen; is de ritmeester jhr. M. W. Boreel eervol ontheven uit de betrekking van ritm.. instr. bij de zij- en lioefsmidschool en in verband daarna overgeplaatst bij het le regiment huzaren. Voorts is bij Kon. Beslu'it van 19 de zer bij het le reg. huzaren benoemde ritm. jhr. E. W. von Wrangel aus Lin- denberg, bestemd tot ritm. instructeur- bij die rij- en hoesmidschool. De kapt. J. F. Rappold is bestemd voor het 1 le vel over liet bij mobilisatie op te rich ten depot bataljon van het le regiment infanterie onder eervolle ontheffing uit zijne betrekking van adj. van liet 7e reg. infanterie. Den bij Kon. besl. van 19 dezer lot majoor bevorderden ritm. J. C. Kamer ling Helmont is Roermond als stand plaats aangewezen. Letteren en Kunst. Naar het Volk meldt is W. H. Vliegen bezig te schrijven: „De Dageraad der Volksbevrijtiling", schetsen en taferee- Len uit de socialistische beweging in Nederland. Dit boek zal geven, 't ver haal van de beweging in Necïeniand tot de scheuring in '94. De bedoeling van den schrijver is, om in een aangena- men vorm, vooral ook de jongeren in onze beweging een ju'ist begrip te ge ven van de strijdwijze van vroeger, veel misverstand op te ruimen over dat tijdperk en aan de vergetelheid te ont rukken zooveel dierbare herinneringen uit dlien tijd. Aan Vliegen, die van '83 af in de beweging gezeten heeft, is dat best toevertrouwd. Do uitgever S. L. van Looy is voor nemens liet bock te versicp-n met ton behoorende bij i,Kaarlem's Dagblad" van Maandag 2 December 1901. No. 5653 Ktlrt onderhoudend-gezellig V3<- teldo de heer J. Daalder Dzn.. van Oos- terend op Texel, in het Weekblad A v ï- cultura over de beugvisscherij. Wij ontleenen. er aan: Na tot vlei" uur in den morgen ge slapen te hebben, worden we door den heer Swart, onzen hotelier, gewekt en te vijf uur bevinden we ons op „de .Toime Tjerk", de schuit van schipper de liaan. Spoedig is het zeil geheschen en weldra glijden we langs de stoom- schelpenzuigers „De Tijd" en „De Frieslandf', die vele plaatsen uit het Noorden van ons land schelpen bezor gen voor de kalkbranderijen. Als we de haven uit en het Schulpengat bin nen gezeild zijn, hebben wc een aai dig gezicht op het dorp, dat geheel tegen hel duin is gebouwd. Het Oostenwind' je en liet uitvallende getij brengen ons spoedig voorbij de „belboei", die altijd een klingelend geluid laat hoo- ren en dus bij mistig en donker weel een goede wegwijzer is naai' Storto- nielk, het zeegat, waardoor we ae Noordzee bereiken. Links van ons ligt 't kleine eiland Vlieland, bijna geheel uit duinen bestaande, dat jaarlijks schatten aan het Rijk kost, doch als golfbreker voor de Friesche zeedijken in stand moet blijven. Terwijl we verder zeilen en de kust meer en meer uit het gezicht verlie zen naderen we langzamerhand liet lichtschip Terschellingerbank'dat we eerst voorbij moeten zijn, alvorens „de beug" over boord gaat. We heb ben dius tijd om ons op de hoogte te stellen van het vischgerij, dat thans dienst zal doen. Het had ons reeds verwonderd, dat nergens netwerk te vinden was. Wel zagen we enkele platte bakken en juist hierin is het vischwant geborgen, dat reeds aan den wal kant en klaar is gemaakt en van het nood'igo aas is Voorzien. De schipper laat ons een en ander zien en met belangstelling nemen we hel in oogeaischouw. In iederen bak be vindt "zich een lang sterk touw, dat evenwel niet heel dik is, on aan ieder touw zijn vele kleinere en dunnere touwetjes bevestigd, waaraan stevige van weerhaakjes voorziene, hoeken zijn gebonden. Aan eiken haak is een stukje blinkend aas gestoken, thans be staande uit stukjes visch, van geepen en haringen gesneden. Meermalen worden ook garnalen of pieren ge bruikt, doch deze blinken minder cn schijnen alzoo minder wenschelijlc te zijn. De van aasjes voorziene hoeken liggen alle netjes naast elkander in den bak, zoodat straks bij het uitzet ten van „de beug" geene verwarring of kinking kan plaats hebben. Het eind van liet touw, dat zich in den boven sten bak bevindt, wordt vastgestoken op een ander stuk touw, dat zich ean een licht werpanker bevindt, waaraan tevens met een langer touw een ton netje is verbonden, door den schipper „boeltje" genaamd» Meerdere anker tjes en tonnetjes bevinden zich aan boord, die straks eveneens dienst moe ten doen. We zijn thans op de plaats aange komen, waar deze kuetriSQcherij wordt uitgeoefend en de schipper oor deelt, dat het goed is, nu met die werk zaamheden een aanvang te maken. De zeilschoot wordt tlians op d'e ge- wensclite lengte gebracht, opdat men in goede richting voortgaat., zonder ai te snel te vorderen. De- bakken met de verschillende stukken van „de beug" worden op liet achterdek geplaatst; hef. eerste ankertje „met liet booitje wordt over boord geworpen en, heel geleidelijk glijden de hoeken te water. Alvorens het einde van het eerste touw bereikt is, wordt daaraan vastgebon- d'tn het begin van de tweede lijn en zoo gaat het voort, totdat het laatste gedeelte overboord is gelaten. Af en toe werd weder een anker met een tonnetje aan de lijn bevestigd, zoodat nu verclieidene „boeitjes" in een rechte lijn in zee liggen. Ook aan het eindie van het laatste stuk touw werd een ankertje bevestigd en nu ligt de geheele heug te water. De hond er don Bijenleveii. 1-Iet leven idler B ij en, door Maurice Maeter linck. Vertaald door M e- v v. G. M. v a li d e r W i s s e 1 II er derschêe, (Uitgave C. L. G. Veklt). Het doet eenigszins vreemd, van den schrijver van „La Sagesse et la Desti- née". van „Le Trésor des Humbles"en van „Aglavaine et Sélysette" eon ver handeling over „La vie des abeilles" te gaan lezen, en met bepaald eenigen angst neemt men een HoUandsclie vertaling van dat werk ter hand. Wanneer men van Maeterlinck een verhandeling over liet bijenleven gaat opslaan, zoekt men natuurlijk dadelijk en «n Ue allereerste plaats naar woord kunst en observatie-kunst. Een artist heeft het bijenleven geobserveerd en men verwacht dat hij in zijn beschrij ving, zal leggen zijn persoonlijke, ka rakteristieke visie, met zijn heel eigen wijze van expressie. En. dan huivert men wel wat indien men een Holla,ndsche vertaling moet gaan lezen, waarbij men vreest dat het eigenaardige van den auteur zal zijn hoéken met de aasjes liggen nu op den zeebodem als een duizendvoudige lie- gel uitgespreid. Als liet nu goed weder blijft, wordt „de beug" pas over eenige uren we der binnengehaald, doch men zeilt reeds terug naar liet tonnetje, dat het eerst over boord geworpen wordt, al waar de schuit voor eenigen tijd voor anker worclt gelegd. Dat is eene goe de gelegenheid om liet middagmaal te bereiden. Veel drukte wordt hierbij niet gemaakt. De knecht zet een pot niet water en melk op het fornuis, dat zich in 't vooronder bevindt. Zoodra dit mengsel kookt, wordt er grutte- of tarwemeel in gedaan en na eenig ree- ren is „de troel" klaar. De ijzeaien pot met stijf geworden meelkost wordt op het middendek geplaatst, en weldra zitten, we, elk met een lepel gewapend', rondom den „pot van Egypte", zooals dc schipper het belieft te noemen. In het midden van den pot wordt een kom nietje geplaatst, waarin zich stroop en boter bevindt en weldra dalen de wapenen in de meelspijs, woi'den ge vuld'. even in liet boter- en stro opko m - nietje gehouden en de op hurken zit tende, gasten laten zicli liet eenvoudi ge gerecht evengoed smaken als die be manning van „de jonge Tjerk", die zich in half zittende, half liggende houding bij den dampenden pot heeft geposteerd. Als de vangst wat meevalt dan zal ex tegen den avond visch ge bakken worden onder het naar huis zeilen. Nu, we gunnen den schipper eene goede vangst, daar die man het met zijn groot gezin niet al te breed heeft, en gaarne zullen we ook straks zien, dat vele verschillende visschen zich hebben laten verschalken, terwijl ccn gebakken vischje ons zeker min stens evengoed zal smaken, als de zoo pas verorberde flauwe spijze. De schipper acht evenwel den tijd nog niet gekomen om aan „de beug" te be ginnen, aangezien hij op dezen d'ag maar eenmaal wil halen en voor dien avond naar binnen wil gaan. De man gaat daarom nog voor een uurtje op één oor en de knecht zoekt een ge makkelijk plaatsje in de fok, die zoo lang neergelaten is, en weldra wordt ook hij door de zacht schommelende beweging van het vaartuig in slaap gewiegd. We hebben dus niets beters te doen, dan af en toe een bLik te wer pen op de wit blinkende Meeuwendiudn of liet Witte Lid, die nog even op het eiland.' Vlieland zichtbaar zijn,, Ook zien we het slinks genoemde lichtschip dat nu in doffe rust ligt, doch dat bij stormweer vreeselijk op en neer be wogen wordt, zoodat men zich haast niet kan verbeelden, dat de bemanning zich alsdan rustte midden der woe dende baren kan bevinden. Doch de gewoonte en het vertrouwen op de bij zonder sterke constructie van hei, schip, dat voor stevige parapluie-an- lters vast ligt, doen de kloeke mannen niet vreezen. En, al werd hot licht schip ook alleen dOoa- den vreeedijken storm eenigszins verplaatst, van on- gelukkeii heeft men tot heden nog nimmer vernomen. We kunnen ook zien Voorbijvaren grootere en kleine stoomschepen, die voor IJmuiden of zuidelijker plaatsen zijn bestemd, of naar Hamburg of andere noordelijke plaatsen op weg zijn. Een zeilschip, stellig met hout geladen, koerst op het „Stortemelk" aan en is ongetwij feld bestemd voor Harlingen. Ha, daar komt schippe-r De Haan weder uit het vooronder te voorschijn „port" den knecht, die weldra de fok ven-laat, om deze weder op te hijscken Ook het anker wordt gelicht en er wordt opgezeild naar het eerste ton netje, dat weldra weder aan boord1 is genomen. Men zeilt nu langzaam langs de lijn, die al palmende weder op de schuit komt. Spoedig komen de eerste hoeken te voorschijn, waarnaar we reeds met verlangen uitzagen. Weldlra zien we den eersten schelvisch boven water komen, nadat enkele hoeken binnengehaald zijn, waaraan nog aas jes zitten, terwijl van eenige liet lok aas is verdwenen. Ziezoo, de eewste visch wordt spoedig gevolgd door meerdere; eerst enkele schelvisschen, die heel wat spartelen en hunne drie rugvinnen van boosheid recht over eind zetten, daarna een groote kabel jauw, die ook al hevig te keer gaat en sterk protesteert tegen de onge- wenschte luchtreis; ook scharren, vooral veel scharren hebben zich lateni verschalken door de blinkende lekker nij. Te Terschelling wordt de gevangen visch bij afslag verkocht. De opbrengst is niet bijzonder hoog, doch de schi;j- weggevallen en men zal overhouden de z ak e 1 ij k e beschrijving van het bijenleven door een... dichter, w iens oorspronkelijke taal niet tot zijn recht gekomen is. Al spoedig echter bemerkt men bij liet lezen der Hol land sehe vertaling door Mevr. van ider WisselIierder- scheö bezorgd, dat die vrees beschaamd wordt, want van het begin tot bet eind met stijgende belangstelling wordt men geboeid door de wijze waarop van het bijenleven is verteld en waar op het ons smakelijk is weergegeven. Het verschijnen der Ilollandsche vertaling, die we met zooveel genoegen hebben doorgelezen, noopt ons aan dit interessant werk een uitvoeriger stu die te wijden. Bij het begin van het. eerste boek, op den drempel van de bijenkorf" voelt men reeds dadelijk dat een artist aan hel woord is, waar hij vertelt van de eerste bijenkorve die hij zag en leerde liefhebben, lfe.t milieu teekeut liij aldus: Hier op deze plaats hadden de bij enkorven, evenals overal waar men ze neerzet, een geheel nieuwe betee- kenis gegeven aan de bloemen, de stilte de zachte lucht, de zonnestra len. Hier zag men als 't ware het zo merfeest in zijn hoogste voltooiing. Hier rustte men uit aan het schitte rend kruispunt, waar luchtwegen samenvloeien en uiteengaan, de luchtwegen, waarlangs alle geuren van het land. beweeglijker als hoor baar, kwamen aangetreden van den dageraad tot. aan de avondscheme ring. Hier kan men ze hooren de ge lukkige cn zichtbaar geworden ziel, de intelligente en muzikale stem, het brandpunt van de vroolijkheid der schoons uren van den tuin. De eerste maal dat men een bijen korf opent, gevoelt men een zelfde soort emotie als bij hel schenden van een onbekend voorwerp, dat misschien akelige dingen voor ons verbergt, een graf bv. De bijen zijn omgeven door een legende van dreigement en ge vaar. We zijn al zenuwachtig door de herinnering aan die steken, die zulk een geheel eigenaardige pijn veroor zaken, dat men niet weet, waarmee ze te vergelijken, een bliksemende droog te,zou uien kunnen zeggen, een soort van woestijnvlam, die zich over het gewonde lichaamsdeel verbreidt; 't is als hadden onze rfcochteren der zon uit de verhitte stralen van hunnen oor sprong een schitterend venijn getrok ken, om met beter gevolg de schatten van zoetigheid te kunnen verdedigen, die ze te danken hebben aan de wel willendheid der zon" zegt Maeterlinck. Maar, zoo erg is liet niet» Men behoeft niet bang te zijn: 't. Is waar, dat een bijenkort, zon der omzichtigheid geopend door ie mand, die het karakter en de zeden der bewoners kent noch eerbiedigt, onmiddellijk verandert in een bran dend braambosoh, van toorn en hel denmoed. Maar niets laat zich ge makkelijker verwerven dan de klei ne handgrepen die vereisclit worden om zulk een korf ongestraft te han- teeren. Men kan volstaan met een -jin qigjuoSoo ajsnif j, do qooa aftaaq geblazen en met veel koelbloedig heid en teerheid; en ziet, de goed ge wapende werkbijen laten zich beroo- ven, zonder er ook maar aan te den- kengebruik te maken van hun angel. Na den drempel van de bijenkort te hebben overschreden beschrijft Mae terlinck in liet „Tweede Boek" de zwerm en hij vindt daarbij o.a. gele genheid omtrent de inctustrieele in richting van den korf liet volgende te zeggen Van een hoogte (uit bijen-oogpunt gezien) nog kolossaler dan die van den St. Pieter to Rome, dalen in grooten getale, vertikaal en paralel reusachtige muren van was tot op den grond neder, geometrisch ge bouwd, in de duistere en ledige ruimte opgehangen, cn die men wat hun nauwkeurigheid, koenheid en grootte betreft, met geen enkel bouwwerk der menscliheid! kan ver gelijken. Ieder dezer muren, wier bouwstof nog totaal versch, maagdelijk blin kend, ongerept en geurig is, beslaat uit duizenden cellen en bevat genoeg zaam levensmiddelen om liet gan- sclie volk gedurende verscheidene weken te voeden. Hier zijn hot de schitterende, roode, gele, licht-paar- sclie en zwarte vlekken van het stuif meel, de liefdessubstanlie van alle bloemen der lente, opgezameld in-de doorschijnende cellen. In lange, weelderige.gouden draperieën, die Ln stijve, onbeweeglijke plooien neder- liangen, ligt daarom heen do April- honig, de helderste en geurigste, reeds in zijn twintigduizend. met 'n deksel afgesloten cellen, die enkel in de dagen van uitersten, nood wor den aangesproken. Iets liooger rijpt do Mei-honing, nog in zijn groote open vaten, voor welker opening waakzame cohorten onafgebroken een frisse hen luchtstroom toevoeren. In het midden, verre van liet, licht., wiens diamanten stralen door de eenige opening heendringen, in het serio groote portretten van nekende voormannen der arbeidersbeweging. Dc prijs zal ongeveer 12 1/2 cent por af levering bedragen cn het werk in onge veer 40 afleveringen compleet zijn. Wetenschap. Tuberculose bij arbeiders. Over de diagnose der beginnende tu berculose hij de arbeidende klasse schrijft het Tijds. v. Gen. het volgende: In liet einde van 1899 waren in Duitschland 22 sanatoria voor onbe middelds' longlijders in exploitatie, waarin jaarlijks ongev, or 20.000 pati ënten konden worden opgenomen; te gen het einde van 1901 zullen 20 nieuwe inrichtingen klaar zijn. Tot nu toe zijn slechts 2 grootere statistiokeji gepubli ceerd over tie in dergelijke sanatoria verkregen resultaten. Die van de eene (Hanseatische Versieherungsanstalt) noemt Neisser (in het. Klinische Jahr- Imch) „in medisch opzicht niet geheel tevredenstellend", die van de andera (dr. Weicher te Gürbersdorf) „niet vol doende." I)e voornaamste oorzaak der onvoldoende resultaten ligt waar schijnlijk hierin, dat de meeste dér op genomen patiënten in een te vèr ge vorderd stadium waren. Althans die patiënten, die volgens Wiecher wer kelijk in het eerste stadium der ziekte verkeerden, zijn bijna allen „voll ar- beitsfaliig" gebleven. Het aantal (le zer patiënten bedroeg echter slechts 12 pCL Met het oog op de groote- moeilijk heid voor den hehandelendsn fonds- medicus om in zijn spreekuur de ge schikte gevallen uit te zoeken, en met voldoende zekerheid de diagnose td stellen, is in liet stadsziekenhuis te Stettin een aparte afdeeling gemaakt (waarnemingsstation), waar de fond- medicus de patiënten, die hij verdenkt van in het beginstadium van tuberculo. se te verkeeren, gedurende 7 dagen kan laten opnemen. Daar worden zij eiken dag nauwkeurig onderzocht, om d© 2 uur wordt de temperatuur opge nomen: zoo noodig geschiedt een diag nostische tuberculine-injectie. Het ziekenfonds betaalt de kosten, dia door de stad voor deze gevallen zijn bepaald op 1 Mark per (lag: is de patiënt getrouwd, dan wordt het volle ziekengeld gedurende dezen tijd aan de familie uitbetaald. Zoo hoopt Neis- sor onder dc arbeidende klasse die ge vallen te kunnen uitzoeken, die het meest geschikt zijn voor een sanatnri- umbehandeling. Electi'isch smelten van gla3. In een fabriek te Keulen zijn proe ven genomen met het smelten van glas door middel van don electrischcn stroom, dio als voTkomen geslaagd kunnen worden beschouwd en die in de electrische vakbladen met veel belang stelling en ingenomenheid worden be sproken. Bij deze wijz.e van smelten worden de verschillende grondstoffen voor het glas op een rij van platvormen gelegd, trapsgewijze boven elkander liggend, en op elke trap wordt de massa aan de werking van den clectrischen stroom onderworpen. De smelting, die op d'e» eerste trede slechts onvolkomen plaats heeft, wordt op de volgende voltooid waar liet reeds vloeibare gedeelte de nog vaste bestanddeelvm medeneemL Aan liet einde van deze eigenaardige trap valt de verglaasde massa in een vergaai-bak, die beneden met een twee den 'in verbinding staat, waar de mas sa van de nog verontreinigende stof fen wordt bevrijd. Eindelijk loopt bet gesmolten gezuijverde glas over een scheidingsmuur in een derden vergaar bak, waar het voor verdere bewerking onderhanden wordt genomen. Bij de proefnemlingen te Keulen werd een dynamo met vier polen gebezigd, die met een stroom van 3G0 ampère en 120 volts drie electrische draden voed de. De voor de laatste aangewende koolspitsen hadden een dikte van 3 1/2 en een lengte van 40 cM. De onkosten van een dergelijke in stallatie konden nog niet worden vast gesteld, maar toch zal die electrische stroom, wat verbruik van brandstof betreft, zeker ook de vergelijking met (le tot nu toe gevolgde wijze van bewer king kunnen doorstaan, terwijl boven dien de bezwaren van deze laatste voor een groot deel zullen verdwijnen. warmste gedeelte van den bijenkorf, sluimert en ontwaakt de toekomst. Dit is het koninklijk domein van liet broedsel, uitsluitend voor de konin gin en hare tempeldienaars gcreser veerd ongeveer tienduizend wo ningen. waarin de eitjes liggen, vijf tien- a zestien duizend kamers met larven, veertig duizend huizen he woond door witte nymphen of pop pen, die door duizenden voedsters woreten verzorgd. (De cijfers die we hier geven zijnstreng nauwkeurig. Ze zijn ontleend aan een grooten korf in vollen bloei).En eindelijk, in het heilige der heiligen dezer voor hoven, de drie, vier, zes of twaalf ge sloten en naar verhouding zeer groote paleizen der jeugdige prin scssen. die in eon soort van lijk kleed gewikkeld bleken en onbewe gelijk, in de duisternis gevoed, hunne uren afwachten. Heel interessant is hetgeen de lieer Maeterlinck dan meedeelt omtrent het zwermen. Niet de koningin, maar wat hij „dc geest der bijenkorf noemt,tic- slist over het zwermen d.'w.z. beslist er over op welk tijdstip het grootst© ge deelte der bevolking van den lcorf de woning verlaten, wanneer daarin het hoogste toppunt van bijen-overvloed is bereikt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 9