Licht en Schaduw.
Rubriek voor Dames.
Het verhaal van een StatioascM
FEUILLETON.
In Canada schijnen verschillende
dames-wandelclubs te bestaan, die
van uitstekenden invloed: zijn op de
gezondheid der leden. Voor vele on
zer dames zal het haast ongeloofclijk
zijn te hooren, dat die wandelaar-
sters met succes dertig mijl te voet
afleggen en na zoo'n stevigen marsch
zieli volstrekt niet oververmoeid
voelen.
Wij allen weten, dat er geen ge
zonder beweging bestaat dan wande
len en toch zijn wij stadsmenschen
zoo licht geneigd om allerlei voertui
gen te baat te nemen. Het is hier
mee ook de gelegenheid maakt den
dief. Waarom zouden wij niet van
een trammetje gebruik maken; met
een weinig geduld is er meestal heel
spoedig een voorhanden; onze zui
nigheid kunnen wij geheel buiten re
kening laten, want we verslijten
evenveel aan schoenzooien en japon-
randen als wij uitgeven aan de tram.
Daarentegen zijn er vele redenen,
waarom wij wèl per tram gaan, als
daar zijn: de vuile weg. de regen, de
a<rootere vlugheid, de koude, de
warmte, en last not least de instand
houding van zoo'n nuttige instelling.
Wij trammen, dus electrisch of niet
ejlectrisch, wij gaan gedreven door
stoom te land of te water, soms ook
maken wij nog van het ouderwetscho
paard gebruik cn als het mooi weer
is nemen wij de fiets te baal, maar
wandelen, dat doen wij steeds min
der. Toch mogen wij daaraan niet
toegeven; het wandelen verschaft
zoo'n geheel eigenaardig genot en
na een llinken marsch eens recht
vermoeid te zijn, kan heusch geen
kwaad. De verkwikkelijke slaap is
daarna des te weldadiger. Sommigen
prefereeren het wandelen op een
kouden winterdag, als de koude
wind de wangen hooger kleurt; dan
is 't als voelt men het bloed in de
aderen stroomen; het geeft een ge
voel van kracht, zoowel lichamelijk
als geestelijk.
Anderen weer wandelen graag bij
harden wind; zij hebben behoefte
extra lichamelijke kracht in te span
nen. Ik kan mij voorstellen, dat ze
nuwzieke mcnschen zoo'n wandeling
goed doet; dat worstelen met de ele
menten moet haar gedachten van
andere tobberij on afwenden.
Maar kalme gestellen prefereeren
de zomerwandelingen, ook al hebben
zij dikwijls overgroote warmte ten
gevolge.
Zeker is het, dat men in het voor
jaar en den zomer zoo bij uitstek
van het wandelen genieten kan, om
dat eerst het herleven en daarna
het herleefd zijn van de natuur
van zoo grooten opwekkenden in
vloed is. Geen laantje is zoo smal of
geen zand is zoo mul, of men kan er
te voet ingaan om de natuur tot in
haar geringste voortbrengselen te
bewonderen. Al schrijvende over die
zomerwandelingen, zou men er haast
naar gaan watertanden. We kunnen
echter nog wat geduld hebben; mis
schien eerst nog wel wat op de
schaatsen, dat oud-Hollandsch ver
maak, dat in de laatste tien jaren
voor de dames ook weer zooveel meer
in gebruik gekomen K Schaatsenrij
den behoort echter onder de zeldza
me vermaken, terwijl wandelen ons
altijd eene aangename afwisseling
van de bezigheden kan zijn. Wij
moeten niet vergeten, dat het kunnen
maken van lange wandelingen
hoofdzakelijk eene gewoonte is en
hoe eerder wij ons verbeelden het
niet meer te kunnen doen, hoe eer
der moeten wij voorgoed een genot
missen, dat nog zoo lang ons deel
had kunnen zijn.
Bij deze lofrede op het wandelen
sluit zich dunkt me goed aan eenige
wenken over de zorg voor uwe voe
ten.
Draag nimmer een schoen, waarin
de groote teen gebogen moet staan.
Difaag nooit een schoen, die aan
de hiel knelt.
Draag nooit een schoen, waarvan
de hiel zoo wijd is, dat de voet niet
op de plaats gehouden wordt.
Draag nooit een schoen, die te
nauw is.
Draag nooit een schoen, waarvaö
de zool bij de teènen opkrult.
Draag geen schoenen met hooge
hakken.
Draag liefst twee verschillende par
ren schoenen op één dag.
HET WASSCHEN VAN FLANEL.
Flanel moet altijd gewasschen wor
den met witte zeep.
Maak een zeepsop van lauw water
(vooral niet kokend) met zeep en
wrijf vooral de zeep niet op het fla
nel. Geef het flanel nog eens versch
zeepwater en spoel het daarna in
lauw water met wat minder zeep,
voeg daarbij wat blauwsel, wring
het flanel goed uit en hang het te
drogen op een plaats, waar dat dro
gen langzaam gaat. Keer het eenige
malen om. Op deze wijze behandeld
blijft het flanel als nieuw en krimpt
volstrekt niet.
door
VICTOR L. WHITECHURCH.
„Geloof mij." zeide de stationchef
„het meerendeel van het reizend pu
bliek denkt, dat ik niets meer heb te
doen. dan een roode pet te dragen met
een gouden band en heen en weer te
ïoopen op het perron om toe te z'ien op
de treinen, die komen en gaan; maar
dikwijls staan wij voor dingen, waar.
van zelfs zij, die boven ons staan, wei
nig besef hebben."
„Kijk," ging hij verder, terwijl hij
wees op papieren en geschriften van
allerlei aard, die op tafel in zijn kan
toor lagen en ze één voor één bij elkaar
zocht.
„Dit is het, wat wij te doen hebben
van den vroegen morgen tot denTa-
ten avond, soms zelfs tot middernacht
een veizoek van een oude dame, die
ichrijft, dat zij haar parapluie heeft
laten staan 'in de wachtkamer, den sa
lon of in den trein, waarin zij gisteren
gereisd heeft, terwijl zij niet zegt in
welken, en die vraagt of 'ik lvem dade
lijk aan haar adres wil zenden. Een
collega verzoekt een volledig verslag,
waarom de trein 12.53 liier aan 't sta
tion zooveel minuten was vertraagd.
Het Blokhuizenstelsel in ZuicBAfrika.
Er is reeds veel geschreven over de
waarde van de Engtlsche blokhuizen
ia Zuid-Afrika en de over de doelma
tigheid van het geheele blokhuizenstel-
stei geuite oordeelen zijn zóó verschei
den, dat men alleen aan de hand van
een voor dat doel speciaal vervaardig
de kaart, zooals wij er hierbij een ge
ven, zich een oordeel kan vormen over
het mogelijk resultaat, dat lord Kit
chener van de verdere voltooiing van
het blokhuizennet verwacht. Aanvan
kelijk moesten de. naar verschillende
plannen gebouwdie blokhuizen alleen
tot bescherming van de spoorwegen
dienen en wei den daarom onmiddellijk
naast die wegen op afstanden van on
geveer 1000 meter an elkaar opgericht
en door een prikkeldraadversperring
tegen overrompeling van de zijde der
Boeren beschermd. Toen daarop bleek,
dat het beoogde doel werkelijk, al
thans voor een deel. bereikt werd,
breidde men het blokhuizenstelsel
voortdurend verder uit en legde, na
dat. de gezamenlijke spoorlijnen in de
beide Boerenrepublieken haar blok
huizen hadden gekregen, er ook aan
op het platteland aan de hoofdwegen,
om daardoor dte vrijheid' van beweging
der talrijke, maar in aantal zwakke
Boerencommando's te verminderen.
Zoo heeft men in Transvaal tot dus
ver 4 van zulke blokhuislinies aange
bracht: 2 ten oosten en 2 ten westen
van Pretoria, en. in den Vrijstaat heeft
men er eveneens 4, waaronder 2 van
beduidiende lengte»
Op onze kaart zijn de blokhuizen
aangeduid) door vette, ronde stippen.
In oostelijk Transvaal zijn de Dela-
goa- en de Nataispoorweg door 2 rijen
blokhuizen verbonden. Eén er van
leidt over 130 KM. van Brugspruit di
rect naar Greylingstad en de andere
80 KM. lang, van Eerste Fabrieken
over Springs naar Heidtelberg. Ten
westen van Pretoria is tusschen Bredlts
nek, in den Magaliesberg, en de om
geving van Rustenburg en Frederik-
stad en noordielijk van Potchefslroom
een blokhuislinie van 120 KM. lengte
voltooid en een tweede, 80 KM. lange
voert van de bronnen van de Sclioon-
rivier noordelijk van Ventersdorp tot
de uitmonding dier rivier in de Vaal.
In den Vrijstaat is in de eerste
plaats bijna de geheele zuidgrens langs
Kaapkolonie beschermd door een blok-
liuizenlinie, die zich van Aliwalnoord,
in het oosten, tot Oranjerivierstation,
aan den spoorweg van Kaapstad naar
Kimberley, uitstrekt en precies den
loop van de grensrivier volgt. Deze
linie heeft een lengte van 320 KM. en
moet den Boeren een inval in de Ko
lonie beletten. Een tweed blokhuizen-
linie van 300 KM. lengte loopt van Ja-
cobsd'al, tsn zuidoosten van Kimber
ley, langs de Modderrivier tot Bloem
fontein en dan verder van daar over
Tabanchu naar Ladlybrand. Verder
in liet noorden loopt een derde blok-
huislinie, 180 KM. lang, van Vierfon-
tein over Kroonstad naar Lindley en
een vierde, van 80 KM. lengte, van
Heilbron naar Lindlejr.
Deze 8 blokhuizen linies hebben dus
een gezamenlijke lengte van 1290 KM.
Hierbij komen nog de speciaal tot be
scherming van «Je spoorwegen aange
legde linies, waarvan de lengte in
Transvaal 720, in den Vrijstaat 380 en
in Kaapkolonie 700 KM. bedraagt. Dat
geeft voor alle blokhuislinics te za-
men dus een lengte van 3090 KM.
Rekent men nu gemiddeld op iedere
1000 meter een blokhuis met 15 man
bezetting, dan komt men tot het be
sluit, dat alleen voor de bezetting van
de blokhuizen een strijdmacht van on
geveer 45.000 man noodig is, die d -.n
natuurlijk niet gebruikt kunnen wor
den voor operatiën in het vrije veld.
Denkt men zich verder ter pacifioce-
ring van het land! en tot in het nauw
brengen van. de nog strijdende Boeren
het aantal blokhuizen verdubbeld, zelfs
verdrievoudigd!, zooals d'e bedoiüng
is, dan kan Engelandi, in weerwil van
alle hulpoontingenten. welke de ln-te-
niën het Moederland ter beschikking
stellen, geen noemenswaardige tree-"
penmacht meer in het veld houden
tegen de mannen van Botha en De
Wet.
En in deze omstandigheid! ligt het
groote nadeel van het blokhuizenstel
sel, dat daardoor vroeg of laat ondoel
matig zal blijken.
ZD ZE ITSFIETS.
In het laatste decennium is bijna
iederen winter een nieuwe sport op
de ijsbanen opgedoken. Dit jaar is
het een hoogst eigenaardig voertuig,
dat geroepen is de eerste plaats in te
nemenop het gebied van de ijssport
het ijsrijwiel.
Natuurlijk is de sensationeele no
viteit afkomstig ut Amerka, en wel
uit de „Ice Cycle Manufacturing
Company" te Milwaukee, in den
staat Wisconsin. De fiets bestaat uit
een gewonen tweewieler, waarvan 't
achloirwel afgenomen en vervangen
is door een ander wiel zonder velling
en met 12 spaken. De spaken bezitten
scherpe metalen punten. Aan de* as
van het achterwiel wordt links en
rechts door middel vantwee stutten,
een schaatsvormig ijzer gescroefd,
terwijl het voorwiel slechts is toege
rust met één schaatsijzer, dat door
twee klampen vastgehouden wordt
om den luchtband.
De behandeling van het ijsrijwiel
is precies dezelfde als die van de ge
wone fiets. Twee pedalen dienen tot
beweging van het gear-wiel, waar
van de ketting naar het achterwiel
1 voert. Dit wiel boort zich nu bij het
omwentelen met de puntige spaken
in het ijs en bewerkt een gelijkmatig
afstooten, zoodat het rijwiel over het
ijs voortglijdt.
Dzee sport is geheel zonder gevaar
doch uiterst opwindend, omdat met
het ijsrijwiel een buitengewoon ge
weldige snelhied kan worden bereikt
die tengevolge heeft gehad, dat met
de nieuwe fiets reeds wedstrijden
zijn gehouden.
Voorschriften betreffende het verwaï*-
men en liet ventileeren der wachtka
mers. Een brochure over de nieuwe
mistsignaLen, waardoor ook een ver
andering moet gebracht worden in de
werktijden der beambten. Een bier
brouwer eischt. schadevergoeding voor
een paar vaten Uier, die onderweg zijn
leeggeloopen (het is wonderlijk dat va
ten bier altijd stuk slaan per on
geluk op de goeden ntreinen, die des
nachts Ïoopen). Orders voor 't laten
passeeren van clrie exprestreinen mor
gen ochtend, en zoo voorts. Het houdt
nooit op en 't maakt mij soms ziek en
ellendig."
„Dit lijkt mij nog al belangrijk,"
merkte ik op en nam het laatstgenoem
de papier van hem aan en keek er op.
„Wat is alles toch precies berekend,
zelfs de namen der wachters en de ver
schillende tijden, waarop deze treinen
elk der kleine halten zullen passeeren!"
„Ja, gij zfet, hoe precies alles is op
geschreven tot in de kleinste bijzon
derheden. Wij moeten zorgen, dat de
expres-treinen geen stoornis brengen
in de regeling der gewone en dat kost
ons heel wat hoofdbreken en zorgen."
Dat was waarlijk wel te begrijpen.
Op 't papier stonden de routes der
treinen, die de expres moesten laten
voorbij gaan, daarbij waren opgege
ven 't aantal wagens, de namen der
machines die er voor liepen en de or
ders voor de beambten, orn.den een of
anderen gewonen trein op de zijrails
te laten Ïoopen, opdat de expres door
kon gaan, enz. enz.
„Eigenlijk mag ik u zooiets niet la
ten zien," hernam de stationchef
lachend, „want 't is alleen voor het
spoorwegpersoneel, zooals ge ziet."
„Ik kan me niet begrijpen, wat voor
kwaad daarin steekt, dat Uk een klein
beetje meer dan een andier van deze
expres-treinen te weten kom en zie, hoe
alles in elkaar zit," en meteen gaf ik 't
papier terug.
„Neen, wat deze papieren betreft
daarin zie ik ook geen kwaad. Maar
soms krijgen wij instructies, die
als een ander ze in handen kreeg,
wel eens heel veel kwaad zouden kun
nen veroorzaken."
„Hoe zoo?" vroeg ik.
De stationchef haalde een sleuteltje
uit zijn zak, deed een lade open en
nam daar een ineengefrommeld en ge
scheurd stuk panï'er uit.
„Dat is een papier, waarop alles ba-
treffende een exprestrein is uitgewerkt,
eu dat haast oorzaak was van een vree-
selijk ongeluk cn waardoor ik dit lit-
teeken boven mijn linkeroog heb ge
kregen."
Ik nam het papier aan. Boven aan
stond geschreven:
„Bijzonder dringend en persoonlijk."
Instructies voor een expres van Lon
den naar Porthaven, den 7den Maart,
189—."
Ik keek den chef vragend' aan.
„Ik zie, dat gij er graag alles van
weten wilt," zeide hij, „en daar ik dit
half uurtje maar weimig heb te doen
en mijn correspondenties wel later
kan voortzetten, zal ik het u vertellen."
Daarop deed hij mij het volgc-nde
verhaal van zijn eigen ondervinding:
„Ik geloof, dat vele hoofdambtena
ren van een spoorweg licht zouden
kunnen brengen in de geheimzünnige
politieke wereld van Europa, als zij
wilden. Ik wil daarmee zeggen, dat
dikwijls de gezanten en ook andere
nog hooger geplaatsten van het eene
land persoonlijk onderhandelingen
hebben met- düe van een ander rijk
die samenkomsten worden stipt geheim
gehouden en met groote zorgvuldig
heid bewaakt, want vaak hangt het
wel of wee van 't gansehe volk daarvan
af. Dan worden de spoorwegbeambten
gevraagd om zeer snel en zooveel mo
gelijk geheim te vervoeren. Bijvoor
beeld, menige expres heeft Engeland
in de lengte en breedte doorsneden,
waarvan de passagiers alleen bekend
waren aan de enkele beambten, die de
reisroute in elkaar gezet hadden en d'ie
men volkomen kon vertrouwen. Dik
wijls is het 't werk van een grooten
geest op spoorweggebied geweest, om
zulke treinen op den juisten tijd te
laten Ïoopen, een werk vol angstige
zorg, wanneer hij. die het verkeer moet
regelen, misschien weet dat er een in-
Schetsen xc,n DEKA.
De Dief.
De laatste weken had hij in een
droom geleefd, een ontzettendan, be
nauwden droom, die hem overdag als
een wezenloozo deed rondgaan, en 's
nachts 't slapen belette. Hij was ziek,
doodziek van de angst. Eerst de vrees
wegens schuld uit zijn woning gezette
wordien, toen het langzaam vormen
van de gedachte ik-zou-wel-eens-kun-
nen-stelen, ze-mcrken-er-toch-niets-
van! Zoo'n proces gaat niet gemakke
lijk daar van binnen, maar met vree-
selijke horten en stooten. Een hevige
strijd wordt er gestreden voor men
zoover is, voor men het geruste, trot-
scho gevoel, eerlijk-mensch-te-zijn, op
geeft, om tijdelijk, door misdaad, aan
zijn stoffelijke, maar dringende be
hoeften to kunnen voldoen.
Eindelijk had' zijn toestand hem zoo
reddeloos toegeschenen, dat hij een
uitweg zocht» het kostte wat het wil
de. Hij stal hij stal een groote hoop;
uit het kantoor van zijn patroon geld
uit de werkbakken van zijn maats ger
reedSchappen. Maar de gerustheid
kwam niet. Integendeel, nauwelijks
buiten gekomen, de gestolen dingen
wèl geborgen in den grooten binnen
zak van zijn overjas, kwarn zijn dief
stal hem reeds monsterachtig groot en
gruwelijk voor. Weggezonken was op
eens die gedachte aan geld', geld' voor
mijn huishouden; de afschuw van
zichzelf, over zijn lage daad vervulde
hem geheel, deedi zijn hart onstuimig
kloppen, en joeg het bloed' naar zijn
hersens. O, als hij nu nog terug had
gekund) in. de werkplaats, dan zou hij
hersteld hebben wat hij had misdaan;
dan had' hij de gereedschappen en het
geld' weer op dezelfde plaats gelegd.
Maar dat kon niet De deuren waren
gesloten. Hij moest vooruit voor
uit op den slechten weg.
O God, een snik ontsnapte zijn borst.
Nu was hij niet beter dan de slecht
ste. In één oogenblik was de deugd
hem ontvallen. De jongens zoutten
hem morden naroepen: dief. dief; die
maats zouden naar hem spugen, en
zijn vrouw Ja, maar zij wist het
nu nog niet en zij had! nu eten, voor
korten tijd. Zij en de kinderen. Want
't was maar eene tijdelijke leening
geweest De koude, strenge winter,
eerst met zijn ziekte, toen met de hare,
had hen zoo achteruitgezet. Hij ver
diende wel net genoeg om van te le
ven, maar de schuld moest betaald
worden. Nu zou hij werken om het
geld weer in te verdienen, en als hij
het had, dan zou hij ongemerkt de
waarde aan de bestolenen vergoeden
hoe wist hij nog niet, maar hij zou
het doen, ja zeker, hij zou het doen.
Stil arm hart, stil!
Hij werd kalmer. De gereedschap
pen en de geldstukken, diie hem eerst
op het lichaam gebrand hadden, be
gonnen nu waarde te krijgen. Betee-
kende zij niet het verkrijgen van rust
en vrede in zijn gezin, den terugkeer
van betrekkelijken welstand? Wei ze
ker! En hij verkocht ze, zoo duur mo
gelijk, bij een obscuur opkoopertje,
dal hem nog beetnam ook, en hem nog
minder had kunnen geven als hij
maar gedurfd! had. Maar het vuile
mannetje dorst niet want als het
eens uitkwam, dan moest hij aan de
rechtbank kunnen verklaren: Zie ediel-
achtbaren, ik heb er een redelijken
prijs voor gegeven. Het was eerlijke
handel, geen hel Lng.
Ha, ha, ha, ja zoo gaat het!
Den volgenden morgen.
Wel hij hield! zich uitstekend', neer-
lijk dé blijdschap van zijn vrouw, die
nu niet bang meer hoefde te zijn voor
uitzetting. Met geduld haast schreef
ik met heldenmoed, maar dat past
niet bij- een dief met geduld door
stond hij de zware geestelijke pijnen.
Overal regende het zuchten en vloe
ken. Zoo'n in-gemeene fielt, om werk
lieden te bestelen. Alsof er niet elders
betere buit te behalen was. Zoker een
geraffineerde inbreker. Want hij had
geen spoor nagelaten!
De dief zocht eerst zoo'n beetje mee.
zonder een woord' te zeggen, blijkbaar
onder den indruk van het gebeurde.
En die maats keken hem meelijdend
aan. Arme stakker! Men wist hoe hard
hij het had. Voor hem was 't het ergste
om al de gereedschappen terug te koo-
pen.
Op 't kantoortje zat de baas, en
trok zich d'e haren uit het hoofde bul
derend van kwaadheid. Hij was bezig
een rapport op te maken voor da po
litie, en riep een voor een de knechts
bij zich, om op te geven wat zij ver
misten.
Dc dief ging stil aan 't werk. Hij
begreep niet dat dit een tactische fout
was, maar soesde voor zijn, werkbank,
al maar denkend' aan dat Eene, zijn
schuld), zijn. misdaad.
Driemaal riep de baas zijn naam.
Maar hij bleef doorwerken.
Toen kwamen de anderen op hem af.
Wat is dat, werk jij?
Hè, heeft de dief jou gereedschap
pen gespaard?
'n Zonderling diefstalletje, dunkt
me; 't is toch geen kennis van je?
En de baas trok hem mee in het
kantoor, en vroeg: „Jij bent het toch
niet. Beken kerel, beken, dat jij het
gedaan hebt!"
Hij behoefde niet lang te vragen.
In een oogwenk viel de dief door den
mand. Ja, hij was 't.
Toen kwam een zware, smartelijke
verdooving over hem.
Hij hoorde den baas schreeuwen,
dat er iemand naar de politie moest
gaan.
Maar niemand ging. Toen liet de
patroon zijn knecht los, duwde hem
onverhoeds achter in het kantoortje,
en wierp de deur op slot.
De meid' werd uitgestuurd, en keer
de spoedig terug.
Hoog van opwinding klonk haar
stem voor de deur. op straat. De agent
zou dadelijk komen.
Maar het duurde een kwartiertje.
Al dien tijd lag hij daar onbewegelijk,
half tegen den muur gesmeten, werk
tuigelijk hoorend en kijkend, werk
tuigelijk ademhalend, werktuigelijk
levend; Hij zag door de kantoorraamp
jes ds maats bij elkaar staan, zwij
gend p" ernstig, alsof er ep;i dood in
huis was, hij hoord? den baas het ge
val navertellen, aan zijn vrouw en een
fatsoenlijke juffrouw die boven op ka
mers woonde, en een kennis die- voor
bij ging, maar wat de man zeide be
greep hij niet. Daarop liep de meester
knecht op den patroon to? en vroeg
wat. Maar deze schudde heftig van
neen, en de meesterknecht schudde
treurig het hoofd tegen d? kameraden.
Ds baas wilde niet vergeven.
Opeens een zware stem voor in de
werkplaats. Alle hoofden gingen ver
schrikt naar één kant; de deur van het
kantoortje werd met een ruk geopende
een agent, trok hem overeind, en drong
hem naar buiten over de helverlichte
straat waar de mensclien b!e\en staan
kijken.
Wat is dat?
O, een dief liij lijkt wèl chonken.
Wat zwaait die vent.
Zoo'n man toch hè.
Ja, zoo'n man toch!