Tweede Blad,
Victor Hugo in bailingschap.
VERDACHT
Uit dc Technische Wereld.
behoorende bij
„Haes-lesïu's DagbSad"
van
Domlonlne 27 Februari 1902
No. 5725
Door CANDIDE.
De bieden zijn gevuld met herinnerin
gen aan den grooten dichter, wien Frank
rijk heden en volgende dagen, feesten
bereid, die, openhartig gesproken, vooral
de jaren van ballingschap moeten goed
makent
Er zijn verzamelaars gevonden, zooals
overal, van anekdoten d.w.z. weinig
bekende historische feiten uit 's Dich
ters leven, en het heeft mij gespeten dat
o.a. mannen als Brisson in le Temps, zoo
diep zijn doorgedrongen in het intieme
leven van dit Genie, van wien ieder bio-c
graaf, in en builen zijn land, zonder
aarzelen getuigt, dat hij was ,,de groot
ste dichter der 19e eeuw", terwijl een
geestig fransch schrijver zegt, sprekende
van Victor Hugo's Vader, generaal Hugo
,,Il fut illustre par ses 'actes, mais le
plus illustre souvenir au 'il laissa
parmi nous, c'est son fils Victor". (Be
roemd door zijn heldendaden, liet hij ons
de roemrijkste herinnering achter in
zijn zoon Victor.)
Dat ingrijpen in het persoonlijk leven
van mannen of vrouwen van beteekenis
heeft mij altijd gehinderd, omdat ik zoo
gaarne enkel „l'Oeuvre" zie, het Werk
dier hooger staande wezens, enkel dat
gene voel, wat zij gelegd hebben in hun
geschriften.
Maar. om bij Victor Hugo te blijven,
wil ik "s Meesters „Centenaire" mee vie
ren, zij het ook op Holland's bodem, zoo
wil ik vieren zijn werken die hij ons
liet, de werken die zijn ziel bevatten en
waaruit nog zijn hoog verheven geest
ademt.
Ik voel vooral veel voor zijn penne-
vrucht uit den ballingstijd, omdat de
ernst des levens er meer uit spreekt dan
de haat tegen hen die hem verbanden.
Daarvoor moet men men sterk zijn.
Want Victor Hugo is zeer ernstig; door
zijn verzen stroomt kinderlijke vroom
heid 1UI die jong reeds riep:
„Bewaar mijn hart voor twijfel, Heer!"
en die ons toeroept .wanneer de twijfel
ons aangrijpt:
„Naar boven 't oog, naar boven 't hoofd!'
„Daar werd geen licht, ooit uitgedoofd 1'"
Mij trekken het meest aan die heer
lijke strofen uit „feuilles d'automne",
(herstbladen), uit „Cliants du- Crépus-
cule" (zangen der schemering), of die
uit „les Rayons etles Ombres" (stralen en
schaduwen).
En dan vooral zijn „Chanson des rues
et des bols" zijn Straat- en boschliedjes,
wat zijn ze heerlijk! Ik ken ze uit 't
hoofd, „par C.oeur" zegt de Fransch-
man, dat klinkt mij gevoeliger en ik
zou ze u wel alle in onze taal willen
vertolken, hoeveel ze er ook door ver
liezen zouden.
Laat mij het genoegen smaken er u
een paar voor te zingen, ze zullen u
stellig niet vervelen, want ze zijn toch
zoo lief, zoo rijk, zoo verheven, en ook
zoo eenvoudig en zoo teer, die liedjes.
Het zijn pareltjes. Luistert even naar deze
verzuchting:
Wat bleef ons weinig over,
Ons menschen van één dag,
Nam God der bloemen lover,
Nam God der liefde lach!
Hoe vindt ge deze gedachte?
De smarte is een vrucht, die God al
leen laat groeien.
Aan takken sterk genoeg, haar dra
gers eens te zijnl
Het was in de rijke natuur van Guerni-
sey, het eiland in het kanaal, waar de
dichter, de meeste jaren zijner balling
schap doorbracht, dat hij zong:
Die Meimaand is toch schoon, haar kleed
wordt daaglijks lichter
Zij schikt Natuur gelijk de koorknaap
't altaar siert!
Aan groene twijgen hangt ze 't bruids
kleed voor den Dichter,
Die straks in 't kleine nest al jub'lend
hoogtij viert!
Vol ernst geeft hij ons een levensles,
als hij zingt:
Waak met zorg, bid met vuur
Werk, maar denk aan 't scheidensuur.
Geslingerd door zijn ballingschap, ging
dat rijke brein vaak verder en zag een
vraagteeken waar zijn blik ook waarde:
Van waar? Ik weet het niet. Waarheen?
Dat mocht ik weten
Ze gaan van mensch tot mensch, van
golf tot golf, die kreten
't Al gaat, 't al komt, 't al sterft, 't al
vlucht!...
Itnllhlon.
Naar het DvAtsch
van
E. WERNER.
Geheel mijne meening! stemde
mijnheer Von Below toe. U hebt dat
heel mooi uitgedrukt. U bevalt mij
zeer. Wat is u eigenlijk? Waarschijn
lijk een schilder.
-Ik neen! Waarom?
Omdat u zoo op het romantische
van het bosch verzot zijt. Ik houdt er
volstrekt niet van, dat wil zeggen in
de werkelijkheid-, op schilderijen heb
ik er niets tegen.
U vergist u, zeidie de vreemde
ling met een vluchtig lachje. Ik ben
geen kunstenaar, tot nog toe was ik
hij het leger, maar denk mij voortaan
aan de landhuishoudkunde te wijden.
De majoraatsheer werd: opmerk
zaam. Landhuishoudkunde- dat was
zijn vak, daar stelde hij belang in en
hij nam zijn metgezel nu wat nauw-
Moar ge kunt ze vinden, die lieve ge-
dachlen, weergegeven door de beste 011-
zers Dichters en ik zou u Victor Hugo In
ballingschap beschrijven, zooals ik het
uit den mond hoorde van personen, die
hem geleend hebben, die hem zagen en
met hem spraken en die met hem mee
leefden. Ik laat een hunner aan 't woord.
„Het was te Brussel waarheen Victor
I-Iugo vluchtte, toen 2 December 1851, Na
poleon III, later door hem als „Napo
leon le Petit" beschreven, het keizerrijk
wist te restaureeren!
Intiem kennen deed ik den persoon des
Dichters niet. Enkel had ik eenige stro
fen mijner poezie of rijmelarij als ge
wilt, aan zijn machtig oordeel onder
worpen. Maar als Dichter, als Incarna
tion de l'ame Universelle" els helicha-
melijking eener Wereldziel. kenden
wij hem reeds lang, wij de jongeren in
België.
Toen het dan ook bekend werd in on
zen kring dat Victor Hugo, als werkman
verkleed de grenzen van Frankrijk was
overgetrokken en reeds in de vrij een
voudige herberg ,,1'HoteJl de la Porte
Verte" kost en inwoning had genomen
tegen 3 fr3 25 per dag, toen beraamden
wij het plan, den Meester ergens onder
dak te brengen, waar hij rustig bezig
kon zijn met zijn rijken- geest.
En we vonden een plekje, dat zeer ge
prezen werd door den Dichter, omdat
hij daar omringd was van prachtstuk
ken door geen millionair te betalen!
Wij vonden een woning op de Grand'
Place te Brussel, op dat Juweeltje uit
den ouden tijd, waar drie ramen aan
de straat den Dichter gelegenheid gaven,
Stadhuis en Gildehuizen dagelijks te
bewonderen.
Maar dat was niet alles. Neen, daar
bleef het niet bijl Ieder onzer zond naar
deze woning minstens één stuk huis
raad en de Meester, hoewel hij zich toen
roeds, dank zijn machtige pen, weelde
rig had kunnen inrichten, versmaadde
onze offers niet.
Om u een staaltje te geven, hoe rijk
hij in taal des geestes onze geschenken
beloonde, moge 't volgende briefje die
nen, door onzen vriend, den dichter
André van Hasselt ontvangen ni het zen
den van een canapé.
..Mijnheer en waarde Collega, gij
overlaadt jnij met weldaden, ge zendt
mij een canapé, aan mij die u te Parijs
nog geen „fauteuil" kan aanbieden, wat
ik trouwens zeer betreur voor de „Acadé
mie francaise", en voor hare veertig
leden, waartoe ik behoor, en die er elk
een bezitten, omdat het niet kwaad zou
zijn, er eenige van te vervangen 1) door
u en door Belgische vrienden van uw
kaliber!
„Wat mij betreft, ik leg mij op uw
heerlijke rustbank om er te genieten van
uw schoono en vooral goede verzen.
„Maar weet ge wat ik er ook wel eens
bij denk als ik daar lig: O, menscheiijke
ondankbaarheid! Daar staat mijn koffer
die ik meebracht uit het vaderland, en
die ik zoo goed ik kon dra
peerde, met kussens bedekte en dus tot
zetel bad geproclameerd. Door één slag,
door één stoot een dynastie gelijk
is ze nu onttroond! En ik, van Spartaan
werd ik Sybarietl Maar de geest blijft
waken, vrees niets! Spoedig zult ge mij
zien aan de voeten van Mevrouw van
Hasselt, om haar mijn hulde te brengen
en om u de hand te drukken.
VICTOR HUGO.
Charles Rogier, toen minister, zond
Victor Hugo een dozijn zijner hemden
„en attendant mieux", zeide hij.
Toen vrouw en kinderen later met hem
vereenigd waren, trok de familie Hugo
naar de place des Barricades, altijd te
Brussel, waar vooral zijn zoons Charles
en Francois Victor het inwendige voor
hun vader als studeervertrek bestemd,
recht gezellig maakten. Inmiddels was
Victor Hugo naar Guernesey vertrokken,
waar hij zijn „Travailleurs de la Mer"
maakte.
Ge kent immers allen de Genestet's
heerlijk Lied „Arme Visschers"? Welnu,
dat is van hem, van Victor Hugo en hoe
meesterlijk onze de Genestet het ook
weergaf in onze rijke taal, degedach-
ten vooral de laatste waarom alles draait
kwamen van den Denker daarginds ge
zeten „op de rots van gastvrijheid en
vrijheid" zooals hij 't eiland noemde!
Is 't niet kostelijk als Huib zegt:
Kom haal de kind'ren, loop!... Wat is 't?
Dus in gedachten!)
Te duivel, vrouw ben jij er tegen bij ge
val
Maar Geerte vliegt naar 't bed en juicht:
„Ze zijn er al!"
Bij zijn terugkomst, o droevig, droevig
verleden! klonken er kreten van vervloe
king onder zijn ramen en den volgenden
dag durfde bet Belgische gouvernement
hem een koninklijk besluit thuis zenden,
waarbij hij „uit den Staat werd gezet!"
keuriger op. Het jonge mensch zag
er heel fatsoenlijk uit, hij hadl zelfs
iets voornaams, maar hij reisdte te voet,
dus in elk geval een arme kerel wiens
beurs niet toeliet een rijtuig te ne
men, maar dit dleedi niets af van die
ingenomenheid die Kuno von Below
voer hem gevoeL-die; hem beviel de ern
stige, mannelijke verschijning en bo
vendien was de vreemdeling hem zoo
vriendelijk tegemoet geltomen en had
zich aangeboden om hem den weg' te
wijzen zonder te weten dat hij de eer
had dien majoraatsheer van WaKers
berg te begeleiden.
Dus landbouwkundige! herhaalde
hij. En u hebt zeker nog geen betrek-
Icing als u nu eerst het leger hebt
verlaten? Hebt u iets goeds geleerd?
Ik hoop het ten minste.
Dan wil ik u een voorstel doen
kom bij mij op Waltersiberg. Tegen
den herfst komt daar de betrekking
van tweeden opzichter open, een zeer
goedie positie. Driehonderd gulden
traktement, vrije woning en een grati
ficatie met Kerstmis. Hoe dlenk u-
daarover?
Om de lippen van dien vreemdeling
kwam weder een verdachte trek, als
kampte hij tegen een onwederstaan-
baren lust tot lachen.
Mevr. Victor Hugo senreef dan oou
eenige maanden later aan haar neef Al
fred Asseline: „Wanneer mijn man terug
mag lceeren weet ik niet. Hebt ge hem
verteld hoe ons nestje er nu uitziet? In
het paviljoen, vor hem bestemd, zijn de
werklui nog altijd bezig".
En toen latev, veel later Mevr. Victor
Hugo, de edele vrouw, stierf, zij Adèle
Fouclier, van wie de Meester gezegd bad
„Een bloem van schoonheid, wier
geuren enkel goedheid aamen."
toen was de dichter opnieuw in België,
doch mocht het lijk slechts vergezellen
tol de grens en niet naar Villeauier waar
zijn gade wenschte te liggen in haar fa
miliegraf.
Wat werd Victor Hugo dikwijls geïn
terviewd in zijn ballingschap. Getuige
onder duizenden de verklaring van Ju
les Claretie, toen eenvoudig nieuwtjes
verzamelaar reporters van naam hou
den mij dit woord ten goede die den
dichter te Brussel bezocht en met punc-
tueele nauwkeurigheid 's meesters- ge
laatstrekken, zijn opgewektheid en zijn
lust tot werken beschrijft.
Jules Claretie, nu directeur van het
„Huis van Molière", spreekt zelfs over
zijn kleeding, zijn rood flanellen hemd,
over zijn handdruk niet teer of slap,
maar mannelijk flink.
Zijn stem was niet die van den balling;
ze was helder, en wat schel in het vuur
der rede. Mij overblufte hij bijna, zegt
Claretie door zijn komisch: „Eh bien, me
voici, feuilletez moi". (Daar heb je me
nu, doorblader me maar!)
Ook België zal heden het Eeuwfeest
(18021902) van den Dichter en Denker
vieren, en ook daar zal het zijn een
streven naar ultwisschen van aangedaan
onrecht.
Dank zij de gebeurtenissen van 1870—
71 zag Frankrijk de Hugo's weder mi ie
der weet dat de grijze dichter, die ook
zulk een groot kindervriend was,
er nog menig meesterstuk schiep, waar
van getuigen „L'Année terrible", in 1872;
„Quatre-vingt-treize in 1874; „L'Art
d'ètre Grand-père" in 1877 en vele meer,
totdat hij er den 12en Mei 1885 overleed
en zijn stoffelijk overschot er in het
Pantheon werd bijgezet.
1) (Hugo gebruikt hier den weinig lof-
felijken titel „velche" dat onkundig en
smakeloos mensch beteekent).
Letteren en Kunst.
Teutoonstelling.
Het Comité voor de Nederlandsche af-
deeling op de tentoonstelling voor deco
ratieve kunst te Turijn, doet een beroep
op de medewerking zoowel van Kunste
naars als van Industrieelen om alle
krachten in te spannen, opdat onze am
bachtskunst in dezen internationalen
wedstrijd een goed figuur zal maken.
De tentoonstelling te Turijn biedt eene
goede gelegenheid aan om te toonen wat
Nederland op het gebied der decoratieve
kunst en der kunstambachten vermag
voort te brengen en te bevestigen, dat
een klein land in zijne kunstuiting voor
grootere landen niet behoeft onder te
doen. Doch hiertoe is de samenwerking
van allen, wier belangen daarmede zijn
gemoeid alsook van hen, die er prijs op
stellen, dat ons land op waardige wijze
worde vertegenwoordigd, noodig.
Op Hoop van Zegen.
is te Moscou opgevoerd door het Gezel
schap voor Kunst en Literatuur. De part.
corr. van het „Hbl". schrijft hierover
o. m.:
„Op Hoop van Zegen" in Rusland...
„Op Hoop van Zegen" door dilettan
ten... „Op Hoop van Zegen" en bal
nè
Dit lijlct nu alles wel 'n zonderlinge
combinatie, en menigeen zal, gelijk ik
deed, z'n hart vasthouden bij de gedachte
wat daarbij van Heyermans' tragisch
„spel-van-de-zee' moet terecht komen.
En daarom moet al dadelijk de beken
tenis voorop, dat deze liefhebber-voor-
stelling getuigde van 'n ernstige voor
studie en respectabel kunnen, dat ze in
menig opzicht de Duitsche première van
't Heine-ensemble zou kunnen bescha
men. Ik spreek hier niet van de kos
tuums, die jammer genoeg 'n wat al te
phantastisch-middeleeuwsch karakter
droegen. Maar 't samenspel env de ver
schillende rollen op zich zelf waren met
'n enkele uitzondering goed verzorgd en
verdienen een woord van bijzonderen
lof.
Vooral roemt de schrijver den heer
Wladimiroff, die de partij van Geert ver
vulde. Ook de rollen van Jo, Saart, Si
mon en Bos waren in zeer goede han
den. Het minst voldeden Kaps en
Kniertje.
U is wel goeid, mijnheer Von Be
low, ik vrees alleen
Nu, wat u nog niet weet, kunt u
immers leeren! vie.1 hem Below in de
rede, d!ie zich genoopt voelde het jon
ge mensch te hulp to komen. Mijn
hoofdopzichter is zeer bekwaam en
zal u wel op de hoogte brengen. Hij
is zeker wel wat ruw; die fijne herte-
leenen handschoenen, die u daar
draagt zal hij u bijvoorbeeld wel da
delijk afwennen ,dat is bij ons geen
gebruik. Hij zal zeker wel tegenwer
pingen maken dat ik u zoo zonder ge
tuigenissen en aanbevelingen aan
neem, maar u bevalt mij en dat is de
hoofdzaak. Daar staan wij al weder
voor een stuk van dat verwenschte
romantische! Moeten wij hier naar be
neden?
De laatste woorden golden den weg.
die hier plotseling in een bijzonder
schilderachtige kloof steil naai- hene
den liep. Mijnheer Von Below, die
geen bergbeklimmer was, bleef beden
kelijk staan, maar zijn metgezel be
moedigde hem.
Het is de laatste moeilijkheid die
u te overwinnen hebt, daar beneden
komen wij op den straatweg. Leun
maar op mijnschouder, zoo zal het wel
gaan.
Victor Hugo
De Victor Hug.»-feesten le Parij*
begonnen Dinsdag met de ontvangst
van delegaties "P bet stadhuis, spee
ches, concert en lunch. Heden is
do groote dag met h d Pantheonfeest
dat om 10 uur beg*.it en waarbij de
minister Leygues en de heer Uano-
taux redevoeringen zullen houden,
muziek zal worden uitgevoerd door
orkest en koor, verzea van en aan Hugo
gedeclameerd door Mouneti-Sully,
Bastet, Segond Weber. 's Middags hij
de overdracht van het beeld van Bar
rias aan de stad Parijs zal o.a. Paul
Meurjce, de vriend van Hugo, spre-:
ken. 's Avonds op het plein dat naar
Victor Hugo genoemd wordt groote
verlichting.
Op 2 Maart is de groote plechtig
heid op de Place des Vosges, waar
Victor Hugo woonde in het huis waar
in het Hugo-museum zal worden ge
vestigd. Daar zullen ook muzika-le cn
letterkundige voordrachten gehouden
worden, 's avonds bij electrisch licht:
dit feest zal van vijf uur 's middags
tot twee uur 's nachts duren.
Tusschen 26 Febr. en 2 Maart zul
len de gedelegeerden uit de provincie
en het buitenland op allerlei manie
ren worden bezig gehouden, ook nog
mot feesten op het stadhuis en derge
lijke
Correspondentie.
TV.
Fiets en Automobiel.
Met dit onderwerp, geachte lezers,
begeven wij ons op het gebied: dier
nieuw-modische voertuigen, zeker in
teressant genoeg om stof voor een min
of moer uitvoerige beschouwing op
te leveren.
Welhaast verwachten wij den tijd
weder, dat we langs veldien en wegen
zullen kunnen zweven op ons getrou
we stalen ros, dat thans kalm zijn
winterslaap slaapt, slechts wachtend
op goede wegen en een helder lente-
zonnetje om u zijne diensten weder
aan te bieden. Want ik onderstel dat
de fiets nog steeds uw lieveling is,
en zoo ja, dan zal u een kleine be
schouwing over haar u niet onaan
genaam zijn.
„Maar wij weten er immers ai ge
noeg van... hoor ik in gedachten eene
eenigszins ontmoedigde fietseres mij
tegenwerpen.
,,Ja, ja, geachte dame, u weet er
al heel wat van" zou ik. haar met een
beleefden hoofdknik gaarne toe
stemmen, „maar niet in dien zin
zooals ik dit onderwerp thans eens
wil behandelen, voor een ieder, die
er belang in stelt."
Laat mij u eens vragen of u met
juistheid weet, wat een imitatie Dun
lop-band is. „Zeker", zult ge zeggen,
„dat is een heele slechte band, een
duurkoop je, dat iemand) den lu9t in
het fietsen voor eens en voor altijd'
zou benemen."
Dat ia een antwoord van uw stands
punt en in 't algemeen zeker niet
van eenige waarheid ontbloot, doch
waarover nog veel te zeggen valt, in
dien u de zaak van alle zijden eens
werd blootgelegd. U heeft bepaalde
lijk op 't oog een band, die in 't ge
bruik minder goede eigenschappen
vertoonde, elite een teringachtig be
staan met daaraan onafscheidelijk
verbonden slecht weerstandsvermogen
voortsleepte en aldus te spoedig tot
zijne vaderen verzameld werd en u
aan het eind een zeer hooge dokters
rekening bezorgde.
Laat mij daarom eens voor het
oogeriblik aan den band vasthouden,
de kern van het wielrij-genot, het „vi-;
tale deel van het rijwiel en lichten
daartoe eenige bladzijden uit de ge
schiedenis dier banden-indusrie.
In Engeland leefde een zeer onder
nemend en schrander mj*h, J. B.
Dunlop geheeten, er van beroep ca-
outchouc-fabrikant. Lang peinsde
hij er op, de in zwang zijnde lucht
banden voor rijwielen, die de verou
derde „solid" en „cushion-tyres",
zijnde de dichte en de buisvormige
banden, hadden vervangen, te ver
beteren.
Vooral met het oog op een sneller
afnemen en omleggen bracht hij eene
wijziging aan in de constructie der
buitenbanden en vond een andier ven-
til of iuchtklep uit, dat in de behan
deling gemakkelijker was.
Zijne vinding verbeterde aldus de
„kwaliteit" van den band niet, doch
Ja, zoo gaat het! zeidie de majo-
raatslieer, zeer in zijn schik dat de
nieuwe opzichter zich als een uiterst
bruikbaar en gedienstig mensch liet
kennen. U schijnt goed vertrouwd
met de bergen te zijn, misschien is u
wel uit dezen omtrek afkomstig. Waar
is u eigenlijk geboren?
Op Rozenburg, iri de nabijheid
der Residentie.
O, het hertogelijke lustslot! Dan
is u vermoedtelijk de zoon van den slot
voogd! of zoo iemand?
De gevraagde maakte eene kleine
beweging nnet het hoofd, die even goed
voor oen „Ja", als vootr een „Neen"
kon doorgaan. Mijnheer Von Below
dacht het eerste en klopte zijn metgezel
vriendelijk op den schouder.
Dat doet mij genoegen, ik stel er
prijs op dat mijne menschen van fat
soenlijke familie zijn, ik kon u diat da
delijk aanzien.
U kunt onbezorgd zijn, mijne fa
milie is zeer fatsoenlijk, antwoordde
het jonge nuensch lachend. Maar
daar is eindelijk die straatweg. U
kunt den weg nu niet meer missen,
daar ligt Seofeld, dat u in een half
uur kunt bereiken, die weg loopt er
recht op aan. Ik blijf op het boschpad.
Neem liever clen straatweg, zeide
wel de „technische constructie", zoo-
als do oudste fietsrijders zich nog
wel zullen herinneren. Men denke
slechts aai» de uitstekende, maar las
tiger te behandelen Bavtlett-banden.
J. B. Dunlop richtte een maat
schappij op om zijne vinding, welke
hij patenteerde te cxploiteeren en...
do Dunlop-band werd d e wereldband
Iibij uitnemendheid. Hij bezat alle
eigenschappen, welke oen goede rij
wielband moot bezitten en... was ver-
schrikkelijk duu»*.
Vandaar dlat liet langen tijd een
luxa was om op Dunlop-banden te
rijden en menigeen zelf trotsch om, al
was 't maar een „lialfsleetje" van
zoo'n exomplaar, om de velg van zijn
karretje te kunnen leggen.
Thans ia dit veel veranderd, bij
meer algemeen gebruik zijn die ban
den ook goedkooper geworden en zijn
ook ontstaan de imitatie- of namaak-
Dunlop-band'en.
Daar de Dunlop-band eene uitvin
ding is, gepatenteerd in alle landen,
die eene patentwet hebben, mag zij
in geen dier landen worden gemaakt
of als namaak ten verkoop worden
aangeboden, op straffen bij de wetten
bepaald, tenzij met toestemming (li
cense) van den uitvinder. Nu be
staat er in ons land geen patentwet
ert kan men hier zonder vrees of blo
zen Dunlop banden namaken en bin
nen de grenzen van het Koninkrijk
en dieszelfs Koloniën ten verkoop aan-
biedien. Aldlus ontstonden er in ons
land tal van fabrieken, waar men
met meer of minder goeden uitslag
dezen namaak vervaardigde en
„hic jacet lepra" hier schuilt dte kern
van het kwaad.
Tal van personen, die vroeger zelfs
nooit een stukje gutta-percha hadden
aanschouwd en soms een „blauwen
Maandag" im een bandenfabriek had
den gewerkt, vestigden zich als fabri
kanten van d)it artikel en dikwijls
zelfs met gunstigen uilslag.
Om een rijwielband goed te maken
is natuurlijk in de eerste plaats goed
materiaal noodig. Dit nu is te ver
krijgen, uit het buitenland. Het z.g.
caoutchouc buitendek, het .canvas,
dat de hfinnenbekleeding vormt, de
stalen hoepels, de ventils, de binnen
band, deze laatste in iedere lengte en
gepraepareerd om „gelascht" te kun
nen worden, een Duitsche brief en
wat crediet zijn voldoen dte om zich
dit alles te verschaffen, soms ook wel
zonder crediet.
Al die artikelen varieeren in prijs
naar kwaliteit, zooals vanzelf spreekt
en vandaar ook wat er vair vervaar
digd' wordt.
Zoo kwam „de klad" in de banden.
Men, onder deze „men" ook begre
pen die rijwielhandelaars, de eerste
klad zondebokken van de wielrijdende
wereld, werd gaandeweg de dupe
van den nasmaak ,die onder „origi-
neele" prijzen te koop werd aangebo
den, met de geruststellende garantie
bepalingen daarbij gulweg gegeven,
maar niet altijd getrouw nagekomen.
Doch daarbij niet langer stil gestaan
ik zou mij daarvoor weer te veel in 't
algemeen bekende hegeven. Evenals
de waarheid ten slotte over leugen en
bedrog moet zegevieren, zoo ging het
ook met de knoeierijen in deze indu
strie. Weldra voelden de industrieelen
dat, wilden zij zaken blijven doen en
geld verdienen, zij dan ton minste
waar voor het geld moesten leveren,
aldus kwam een verbetering, maar in-
tusschen nam begrijpelijker wijze de
vraag naar echte Dunlop-banden we
der toe.
Hoe het daarmede intusscheni ge
steld was geworden, hoop ik in een
volgende correspondentie te fcnogen
behandelen.
Gemengd Nieuws.
Belangrüke overblijfselen.
Eenige maanden geleden zijn te Pi-
kermi, een plaatsje in Attika, dlclit bij
Athene, op een landgoed van den oud-
minister Skousio, een aantal beenderen
van „voorwereldlijke" dieren gevonden.
Bij nader onderzoek is gebleken, dat
daar als 't ware een bewaarplaats was
van honderden dergelijke fossielen, van
wellicht ten gevolge van een overstroo
ming of aardbeving er heen gevluchte
dieren. In 80 kisten zijn die overblijfse
len naar de Academie van Athene over
gebracht, waar een zaal er voor zal wor
den bijgebouwd. Daar het Britsche mu
seum de opgravingen heeft bekostigd,
heeft de Griekscho regeering toegestaan
dat duplicaten, naar haar keus, naar
Londen worden overgebracht. Er zijn
do majoraatsheer, dïe bet vervelend
vondi het verdero van don weg alleen
te moeten, afleggeu waardoor do leans
op verder gebabbel verdween. Ge wilt
immers ook naar Seefeld en dan kunt
ge ook mijn paletot dragen, hij wordt
mij in de warme zon to lastig. Daar
bij nam hij de plaid van zijn® schou
ders en wilde diie zonder meer aan
den ander toereiken, toen deze plotse
ling een stap achteruit deed en zich in
zijn voile lengte oprichtende den jon
gen baron met een vreemden blik van
het hoofd tot de voeten opnam.
Het spijt mij, mijnheer Von Be
low, maar ik heb haast en verkies den
kortoren weg. Tot wederziens!
Hij lichtte oven den hoed en mot
een handbeweging die hoewel vrien
delijk, toch zóó voornaam was alsof
hij den majoraatsheer vergunning gaf
zich te verwijderen, ging hij in het
bosch terug en vordween tusschen de
hoornen.
Kudo von Below stond midden op
den zonnigen straatweg met zijn plaid
in de hand en een erg verbluft ge
zicht, Het duurde eenuige oogenblik-
kon voor hij de zaak goed hogreop,
toen echter schudde hij liet hoofd en
zeide halfluid: Ik wilde wel dat ik hem
niet voor opzichter had aangenomen
eenter ook unieke exemplaren bij, 4i«
te Athene blijven en daaronder van tot
dusver onbekende soorten. F.r zijn o. a.
gevonden 12 geraamten van neushoorns,
36 van een kleine antldiluviaanscho paar-
densoort (hipparium), van dinotherium,
he Lludot herin m 'enkel in Griekenland
voorkomende), somothcriuin ('t eerst op
Samos gevonden, dat bijzonder rijk is
aan fossielen), gazellen, wilde zwijnen,
schildpadden, slangen, ecu apensoort
(missopithekos), antilopen, muizen, mas
todonten, hyena's, faisanton, schelpdie
ren, enz. Opgravingen, in andere dee-
len van Griekenland gedaan, ook op da
eilanden, hebben overal fossielen van
allerlei aard aan bet licht gebracht, te
Megalopoli twee lagen één uit den tijd
vóór en één uit den tijd na de verschij
ning van den mensch op aarde. De eer
ste die ook olifanten bevat, ligt boven
een steenkolenlaag.
Spot i
Leon Bourgeois en al zijn collega's ter
Haagsche vredesconferentie hebben be
sloten aan den Czaar een prachtig ta
pijtwerk aan te bieden van zeer groote
afmetingen, in Frankrijk uitgevoerd en
ontworpen door den schilder Charles
Toché. Op het eerste plan ziet men den
Vrede, die een steigerend krijgsros vast
houdt, terwijl hij met breed gebaar de
volkeren troost, die naar hem toesnellen
als om het heil te vinden. Bovenaan
heeft de schilder de portrettten van alle
medewerkers aan de groote vredesidee
verzameld.
Hoewel eerst het plan bestond, een af
beelding hiervan aan president Kruger
te zenden, heeft men van dit plan af
gezien.
Dat is maar goed ook.
De Liverpoolsche bankoplichter
Gondie.
die de bank waar liij bediende was voot
170.000 pd. st. heeft benadeeld, is veroor
deeld tot tien jaren dwangarbeid. Do
voornaamste medeplichtige, Burge, die
Koudie had opgezet tot de oplichterij,
kreeg een even zware straf, twee andere
medeplichtigen kregen elk twee jaar
dwangarbeid.
De arme adel
van verschillende landen is er op uit zijn
blazoenen te vergulden met de kapitalen
van bnrger-millionairs. Dit is niets onge
woons, maar zeldzaam brutaal is toch
wat de „Morning Leader" meedeelt over
dergelijke geldhengelarij. Voor eenigen
tij dwerd aan een aantal Engelsche no
tarissen een rondschrijven gezonden van
den volgenden inhoud:
„Een Engelsche markies, behoorend
tot een zeer oude familie, wenscht on
middellijk een dame te trouwen niet for
tuin. De leeftijd uiterlijk van de
betrokkene doen niets ter zako. Mocht
zich onder uw cliënten een dame bevin
den, die den titel van markiezin wilde
koopen voor 300.000 gulden, onmiddellijk
uit te betalen aan den echtgenoot, en bo
vendien kapitaal bezit, dat haar in slaat
stelt volgens haar. staml te leven, dan
zoudt u mij zeer verplichten met mij in
correspondentie te treden.
„Ik zou dan de ontmoeting kunnen
hPbben op uw kantoor Ik verzoek u deze
mededceling te beschouwen als strikt
vertrouwelijk. De echtgenoot betaalt u
een goede som wanneer alles in orde is.
„P.S. Het verleden van de betrokken
persoon moet navraag kunnen lijden.
Geen gescheiden vrouwen. Enkel jonge
dames of weduwen."
Deze circulaire is onderteekend door
een voorname adellijke dame en het is
duidelijk gebleken, dat men niet met een
grap, maar met een ernstig bedoelde
zaak te doen heeft.
Door de sneeuw.
In Piemont (Opper-Italië) is geweldig
veel sneeuw gevallen. Het verkeer is ge
stremd. Vele dorpen zijn van do buiten
wereld afgesneden en heele kudden vee
zijn omgekomen.
Koude in Oost-Azië
In Korea heersclit zulk hevige kou»
de,, dat honderden van menschen dood-
vriezen. De beproeving is des to moeie-
lijker te doorstaan, daar tevens groot ge
brek heerscht aan levensmiddelen,
Noodlottige gebeurtenis.
Een onderwijzer te Chamouilley had
strychnine in alcohol opgelost, om er
de uitwerking van na te gaan op kleine
vogels. Zijn vrouw at een pruiin op.
die in de oplossing gedoopt was en op
tafel lag. Zij is aan vergiftiging overle
den.
Rechtsch.
Is de mensch rechtsch door opvoe-
tling, van nature of door gewoonte?
het ontbreekt den man aan het
nood'ige respect!
Daarop ging hij onder voortdurend
hoofdschudden don straatweg op en
kwam dan ook na monigen zweetdrop
pel te hebben vergoten gelukkig in
Seefeld aau.
Sobald en zijn ondergeschikte be
vonden zich nog steeds in hot tuintje,
dat het voorrecht had naar alle zijden
een vrij uitzicht to bieden. Zij iuul-
dien zich daar hun middagmaal laten
brengen om zondier opzien te haren
hun observatiepost te kunnen blijven
innemen, want de gronden voor ver
dacht houdien werden elk o Ogenblik
sterker.
De vreemdeling, diie een uur na de
dames gekomen was, had zich ook
naar de pastorie begeven en wad nog
niet weder te voorschijn gekomen; diaar
men er gevoegelijk niet kon binnen
dringen, bleef er voorioopig niets over
dan zoo scherp mogelijk uit to kij
ken'. Door dit uitkijken viel nu ook
Kuno von Below in het oog, die ver
hit, afgemat en zeer slecht gehumeurd
bij de herberg aankwam cn dadelijk
een nieuw voorwerp van beschouwing
voor de twee beambten werd. Ditmaal
nam Sobald! het zelf op zich om don
nieuwaangekomene te gaan uithoceiv