Een geweldige aardbeving. SCHAAKSPEL. m m 4 Ifa M i 'M üS m n m «N lus 1P l iH m w FEUILLETON. De hond van de Baskervilles. Slachtoffers va de aardbeving in afwachting van gelegenheid tot vertrek. eeae ruiterafdueling op mii af. --Ik hel) hier een doofstomme," sprak gen zijn twijfel mededeelde. Ik was gekleed als een gewone Boer,hij. "De man beweert dat hij een mars- Die* anderern boezemden mij geen i pak met koopwaar op kramer is, die in het kamp zaken komt doen. Maar dat slag van volle is niet te vertrouwen. Hij zegt ook. dat hij een pas van Bullen* heeft gehad, doch dlat men hem" onlangs bij eene schermut seling ontstolen heeft. Kijk! er zijn bloedvlekken op die mouw van zijn jas. Hij zei dit weer op zulk een natuur lijken toon, dat lik mij bijna verr i l.en vTees in; maar ik gevoelde, dat ik mij tot het uiterste zou moeten inspannen om den doktar te verschalken. De strikken, die hij mij spande, mo gen onbeduidend schijnen, maar het vereischte al mijne koelbloedigheid, al mijne tegenwoordigheid van geest en de inspanning van al mijne zenuwen om mijn geheim voor zijn scherpen maar droeg den ruff. De patrouille werd gecommandeerd door een luitenant, die recht op mij toereed en mij toesnauwde: „Wie hen je? En waar mo>et je naar toe? Dit zou mijn eerste proef wezen. Aller oogen waren op mij gericht en i toen ik niet antwoordde. hoorde ik had. Ik knipte met de oogen maar sloeg blik te bewaren. iemand zeggen: den blik niet neer. Daarop nam hij j Eensklaps stond hij op. liep naai-mij .Die kerel is doofstom. Hij beeft net l die lei en schreef, dat ik tot het verwis- toe, klopte mij vriendelijk op den schou een gezicht als een strijkplank." selen van de wacht in het kamp mocht j der en zei: Zeer vleiend, dacht ik bïi mijzelf, ter- blijven, maar mij dan hier bij den wachthebbenden officier moest aan melden. Ik kreeg toen wat te eten, verkocht ongeveer de helft van mjjne waren en kon blijven rondloopen, nadat ik mijn raport weer aan den nieuwen officier had laten zien. De soldaten hielden mij voor hetgeen waarvoor ik mij uitgaf. Sommigen hadden medelij den met mij, anderen hielden mij voor den gek. Eens, toen ik even op den grondi lag geknield om mijn pak los te maken, werd er een pistool vlak achter mij af- dag was dat?" geschoten, tot mijn geluk had ik de Hij keerde zich om en zag mij vra- Vlak voor mij lag het kamp; maar haan hooren spannen. j gend aan. Indien ik mij niet op alles elke poging om thans nog van richting I Eindelijk bevond ik mij vlak bij de had voorbereid, ik ben er zeker van te veranderen zou mij in nog grooter stelling, die ik moest opnemen. en zon-1 dat mijn tong mij toen eene poets zou gevaar brengen. Ik liep d,us door in de j der veel moeite werd het mij duidelijk gespeeld hebben. dat deze bij een bestorming niet vol doende verdedigd kon worden. Ik had mijn doel bereikt en trachtte mij dius zoo snel mogelijk uit de voeten te ma ken, wat mij aanvankelijk gelukte. Maar spoedig werd'iik weer door eene patrouille aangehouden en thans voor dien generaal gebracht. In zijn tent bevonden zich verschei- wacht aangehouden. Ik gaf hem mijn j dene officieren. leitje waarop ik mijn naam en beroep Nauwelijks had ik mijn rapport af geschreven had en een oogenblik later j gegeven, of een hunner, een militair 6tond ik voorden officier van de wacht. dokter, fluisterde den chef iets in. Ik lijk toe en zei daarop tot den dokter. En thans werd ik met zooveel over- j begreep dat dit mij gold. ,,Ik ben niet van plan. dien armen leg op de proef geteld, dat ik mij zeker Na verloop van eenige minuten wend- 'kerel langer dan tot morgen te houden." verraden zou hebben, als ik niet op de de generaal zich naai- mij toe en De wacht werd thans geroepen en ten. Ik bleef onbewegelijk liggen. Plotseling werd er een geweer bijna boven mijn hoofd1 afgschoten, waarop d<3 dokter verschrikt uitriep: Kerel, je hebt hem doodgeschoten!'' Maar ik wist wel beter en het behaag- de mij niet om wakker te worden, voor zij aan mij begonnen te sjorren. Den volgenden morgen verdween de voorgewende spion. Men bracht mij eenig ontbijt en ik ging met den rug naar de deur ritten om het te gebrui ken. Duidelijk onderscheidde ik de vol gende woorden: Let nu goed op. Tegen den middag werd ik weer naar de tent van den generaal gebracht. Hij nam mijn leitje- en schreef, dat ik vrij -pas om heen te gaan en dat hij mij een pas zou geven. Daarop overhandig de hij mij inderdaad een papier, maar hernam even daarna: Kijk eens of 'ik den naam wel goed heb geschreven.' wijl ik met het onnoozelste gelaat een medegenomen leitje sc.ireef: ..Wat verlangd u!" Ik gaf het leitje aan den lu'itenant, die daarop antwoordde: „Wie ben je? en waar ga je naar toe" Ik sch,reef mijn naaxn: Thomas van Dijk, en deelde hem mede. dat ik mars kramer was. De officier verlangde mijn pas te zien maar ik vertelde hem, dat men mij dien voor een dag of wat bij een overval ontstolen had. Hij zag mij een oogen blik wantrouwend aan en zei toen. dat ik kon gaan. aangewezen richting. En dat was mijn geluk, want spoedig bespeurde ik, dat een dei ruiters mij 'op den voet volgde. Ik liet mij echter niet verrassen, maar dleed alsof ik n'iets bemerkte, hoewel liij zoo dicht achter mij reed, dat ik den adem van zijn paard in mijn nek Voeld'e. Eindelijk werd ik door een schild- Steek je tong eens uit." Ik klemde mijn tanden op elkaar om mijn tong terug te houden. ,,Sfa recht!" klonk het gebiedend. Ik stond in gebogen houding; het korte bevel trof mij als een zweepslag maar ik verroerde geen spier. De dokter scheen nu boos te worden. Eene halve minuut lang zag hij mij doordringend aan en, wendde zich toen tot die anderen. „Hij vertelt, dat hij zijn pas is kwijt geraakt, maar ik zou daar nog wel wat meer van willen weten. Welken Zijne herhaalde, mislukte pogingen deden de anderen in lachen uitbarsten. Ik schreef nu op mijn leitje. „Wat verlangt u? Mijnheer denkt toch niet, dat ik een vluchteling ben?" „Ik denk, dat je een bedrieger bent •schreef hij terug. Daarop antwoordde ik: „Het is al treurig genoeg om te zijn zooals ik ben zonder dat men om mij behoeft te lachen, of kwaad van mij te denken." De generaal knikte mij nu vriende straat te Schemacha. de Amsterdammers nu met Rapiditas de grootste moete had. De jonge Hagenaars kunnen nog no. 1 worden, doch dan zul- edaard stak ik het papier in mijn zak len zij geweldig moeten doelpunten om zonder het in te zien. j het gemiddelde van hunne stadgenooten Doch dit was nog niet eens de laatste .te overschrijden. Veel kans is hier ech- proef. ter niet op, zoodat H. V. V. wel ziju 5e De generaal bracht mij naar den kampioenschap in de wacht zal slepen uitgang van de tent en wenkte den en dus in dit opzicht gelijk staat met R. schildwacht om mij door te laten. Maar A. P. Het is wel eene treurige tegenstel-1 bij het weggaan riep hij mij nog na: ling, dat waar een van de beide al- „Sla links af, dat is de naase weg!" .oude concurrenten zoo hoog geklommen j Ik ging rechts en vervolgde onge- is, de andere akelig dicht staat bij de j stoord mijn tocht. Drie dagen later was de stelling in onze handen. N. (Bij de platen). Eenige weken geleden is het Russi sche gebied van Transkaukasië, in het bijzonder het district Schemacha, geteis terd door devige aardschokken, die tal van steden en dorpen volkomen hebben jj F q alles voorbereid was geweest. „Hier is een doofstomme man, iemand aonder pas," zei mijn geleider tot den officier die bezig was te schrijven. „All right," antwoordde deze, zon der op te zien, en terwijl de soldaat zich verwijderde, wendde hij Zich. half naar mij toe, zeggende: „Gaeven op zij; ik ben dadelijk klaar Hij zei dit op zulk een ongedwongen toon en zijne beweging was zoo natuur lijk, dat ik voelde hoe mijne spieren onwillekeurig trilden als om dit bevel op te volgen. Had ik slechts één voet verzet, dan was ik verloren geweest. Maar toen ik niet de minste bewe ging maakte, nam hij mii nauwkeurig op en begon mij vervolgens te onder vragen. Ik gaf hem inlichtingen, die hij verlangde, en terwijl het leitje van hand tot hand ging, kwam een kapitein binnen. Mijn ondervrager wendde zich nu tot hein. sprak op ongedwongen toon: „Laat mij eens hooren wat je te ver tellen he-bt. De dokter zag mij vast en onderzoe kend aan. De miinste beweging zou hem niet ontgaan zijn. „Kom hier!" bulderde de generaal. Ik bleef onafgebroken turen naar het gevest van zijne sabel, die hij voor zich op tafel had gelegd, verroerde mij niet voor hij mij met teekens aan het verstand had gebracht, dat ik naderbij moest komen. Toen gaf ik hem mijn leitje. Hij vroeg waarom ik geen pas had en waar ik heen wilde-. Ik vertelde wat er met mijn pas was gebeurd en dat ik naar B. had willen gaan om nieuwe waren in te slaan. De generaal scheen tevreden, maai de dokter, dié een nauwkeurig opmer ker scheen te zijn was nog niet over tuigd. Ik hoordé hoe hij aan de overi- De moskee te Schemacha. men bracht mii in arrest. Daar vond ik reeds een anderen gevangene en ik begreep, dat men ons met bepaald oog merk had samen gebracht Nauwelijks was de deur dan ook gesloten, of de man kwam naai- mij toe greep mijn hand-en en riep: „Heeft men u óók gevat? Nu zullen wij samen moeten sterven!" Ik trachtte hem te beduiden, diat ik doofstom was, maar hij antwoordde: „Praatjes! Mij behoeft ge zoo iets niet wijs te maken. Ik ken u wel en ik zal u zeggen wie' ik ben. Ik ben een Hol lander en werd. een week geleden als spion gevangen genomen. Vandaag heeft de krijgsdaad mij ter dood veroor deeld en morgen moet ik opgehangen gende woorden: De deur werd; zacht geopend en ik hoorde een revolver klinken. Het bloed stolde mij (in de aderen, maar ik ging dioor met eten. worden. Volle twee uur was hij bezig om mij te bewerken, maar ten laatste liet hij mij met rust. Aan slapen durfde 'ik dien nacht niet denken, daar ik instinctmatig begreep, dat de dokter zijn argwaan nog niet had laten varen en mij nog wel een poets zou spelen. En inderdaad tegen middernacht vetrnam ik sluipende voetsapnen en opeens hoorde ik vlak naast mijne le gerstede een vervaarlijk geschreeuw aanheffen. verwoest Te Schemacha werden de kerk, de moskee (de bevolking is hier half Christen half Mohammedaan) de barakken en de bank verwoest en slechts een twaalftal huizen ongeveer bleven overeind. In achttien van de omliggen- i de dorpen werden 42 personen gedood en velen gewond, terwijl van een totaal van 1361 huizen er 840 werden vernield en 271 schade beli#/amen. De bewoners, van hun dak beroofd en zonder levens middelen, want de communicatie in deze streken is zeer primitief, waren genood zaakt, dagen lang in de open lucht door te brengen, wat te erger was, omdat de lijken der verongelukten, die niet kon den worden weggeruimd, een vreeselij- ken stank verspreidden en een vinnige koude heerschte. Tal van bewoners on dernamen de reis naar omliggende ste den als Bakoe, Tïflis en Batoem, waar zij onderkomen vonden en voedsel. Wij geven hierbij afbeeldingen van eenige gezichten in het geteisterde ge bied. laagste plaats. Voor de Rappenaren was 1 het maar gelukkig, dat Ajax weer eens verloor, nu van Velocitas. Deze laatste vereeniging begint zich te j Woensdag a.s. rehabiliteeren en maakt weer een kra nig figuur op de ranglijst. Rapiditas heeft Zondag een vorm vertoond, die het weinig waarschijnlijk maakt, dat de Rotterdammers de promotie-wedstrijden zullen moeten spelen. In elk geval zal de kampioen der overgangscompetitie hard voor de bevordering hebben te vech ten tegen den hekkensluiter der 1, klasse, want nóch Ajax, nóch R. A. P Haarlem. of Rapiditas, zijn katjes om Wij geven nu net volgende prijsraadsel Mijn geheel bestaat uit 28 letters en is de naam van eene gemeente in de om streken van Haarlem. De meeste menschen hooren gaarne schoone 5, 12, 15, 27,6, 22, 9, 23. 18, 19. 2, 3, 10, 17, 28 is een water, 's Zomers is het in 't 24, 25, 26. 14 heer lijk koel. 8. 20, 21, 18 is een rivier. In ons land is veel 1, 16, 12, 14, 9. 4 gelijk 10. 7 gelijk 8 13 gelijk 28. 11 gelijk 5. Oplossingen worden ingewacht tot Als prijs loven wij uit EEN KOP EN SCHOTEL. PROBLEEM No. 46 Zwart (6 stukken). zonder handschoenen aan te pakken, "t Zou mij dan ook geenszins verwonde ren als Volharding, dat na Sparta s ne derlaag van Zondag jl. waarschijnlijk de uitverkorene zal zijn, het hoofd stootte tegen den promotie-muur. In het Oosten schijnt P. W. het loodje te zullen leggen, doch ook hier zal de strijd tusschen de le en 2e klasse hevig zijn. Victoria is daar onbetwistbaar de primus onder de groote mogendheden, dank zij een paar gelijke spelen van Her cules, welke vereeniging er zich echter op kan beroemen, den leiders 3 punten afhandig te hebben gemaakt. De beslis sing om het kampioenschap van Neder land kan belangwekkend worden. Voor de a.s. Paaschdagen staan geene Sportpraatje. Voelbaloverzicht. Er is nu toch meer teekening gekomen in de Westelijke le klasse competitie. H. V. V. heeft door hare 5—0 overwin ning op R. A. P. getoond het kampioen schap van 't Westen waardig te zijn, ter wijl H. B. S. evenals de vorige week met WM - e d e f Wit (7 stukken). Wit speelt en geeft in drie zetten mat. Oplossingen worden vóór 7 April bondswedstrijden van beteekenis op he, dïïï programma. Een paar Hollandsche ver- eenigingen trekken naar Brussel voor den beker-van der Straten-Ponthoz en overigens wordt ons land bezocht door verschillende Engelsche elftallen. Te voorspellen valt er dus niets. AMATEUR. Op onze vorige prijsvraag ontvingen wij eenige inzendingen, die echter niet voor eene bekroning in aanmerking konden komen. VAN FOREEST, s Gravenhage. Atjehstraat 134 te Oplossing van Probleem No. 44. 1 DH, Ph-3, 2 Uil, Tfl3 c4 Rfl:, anders, Pe4, 2 DeO .f, Ke6 Rd8 of Re4, 2 Df4, onversch. S elf 8Rc4 T 3 Rc4 3 D of P geeft mat. auders, 2 Dh5f enz. Goede oplossingen ontvangen van A. v. V. te Haarlem (uitgenomen hoofdvariant) en van J. d. C. te Haar lem (onvolledig). Dakloozen op weg naar Bakoe. (Een meuw avontuur van Sherlock Holmes.) Door CONAN DOYLE. 18. Neen, neen, het was een hond. Zouden al die vreemd)© geschiedenis sen dan waar zijn? Is het mogelijk, dat ik werkelijk zoo'n geheimzinnig gevaar loop? Dat geloof je toch ook aiet, Watson? Neen, neen. En 't was toch heel wat anders in Londen om zoo'n gek verhaal te lachen, dan hier te staan en zoo'n gehuil te hooren in die duisternis van het moeras. En mijn oom! De voet stap van een hond' was naast hem, waar hij lag. Ik ben geen lafaard, Watson, maai' ik moet je toch verzeke ren, dat ik er nu toch koud; van word. Voel mijn hand; eens. Die was kou dais marmer. Je zult morgen weer heter zijn. Ut geloof niet dlat dat geluid ooit uit mijn ooren zal gaan. Wat zullen we nu doen? Zullen we terugkeeren? Neen, waarachtig niet. We zijn uitgetrokken om dien kerel te pak ken te krijgen, en dat zullen we doen ook. Wij zitten den kerel achterna en de helhond, misschien of misschien ook wel niet ,zit ons na. Schiet op. We zullen volharden, al waren alle vijanden van dé hei ook op de been. Wij strompelden langzaam door de duisternis, het gele licht nog altijd voor ons. Er is niets zoo bedriegelijk als een licht op een afstand in eem pik donk eren nacht. Het schijnt nu eens veraf, dan weer dichterbij. Ten laatste konden we echter zien, waar het vandaan kwam, en toen wist ik, dat we inderdaad niet veraf waren. Het was een vreemd» gezicht die kaars, i daar eenzaam brandend op de hei, met geen leven9teeken in de nabijheid. Alleen die eene gele vlam en de rot sen. Wat zullen we nu doen? fluis terde Sir Henry. Hier wachten. Hij moet in de nabijheid van zijn licht zijn. Laat ons eens zien of we niets van hem te zien kunnen krijgen. Nauwelijks had ik deze woorden gesproken, of beiden zagen we hem. Over de heuvels, waarvan in een der spieeten een kaam brandde, zagen wij een boosaardig, geel gezicht, een dier lijke tronie, verwrongen van passie, ongeschoren en met lang haar. Iets had zeker zijn argwaan gewekt Mogelijk had Barrymore een geheim teeken gegeven, waarop we niet gelet hadden of was hij om een andere re den bang, in eilk geval, ik kon den angst op zijn gelaat lezen. Elk oogen blik kon hij zijn licht uitblazen en in de duisternis verdwijnen. Ik sprong daarom op liem toe, en sir Henry deed eveneens. Op hetzelfde oogen blik riep de vent ons een verwensching toe. Ik zag nog juist even zijn kort. vierkant, stevig gebouwd lichaam toen hij opsprong om ons te ontvluchten. Op hetzelfde oogen blik keek de maan geluk kig van achter de wolken. Wij ren den over de heuvelhelling en daar za gen wij onzen man zich aan den an deren kant met grooten spoed uit de voeten maken en over de steenen sprin- geen als een klipgeit. Een gelukkig schot van mijn revolver zou hem heb ben neergelegd, maar ik had besloten dat alleen te gebruiken als ik aange vallen werd en niet op een ongewa pend. man te richten, de wegvluchtte. Nu waren we beide stevige loopers en in goede conditie, maar we be merkten al spoedig, dat we geen kans hadden hem Lu te halen. We zagen hem in het heldere maanlicht nog ge- ruimen tijd, totdat hij aan de overzij de van een verwijderde heuvel ver dween. We renden en renden totdat we doodmoe waren, maar de ruimte tusschen ons werd steeds grooter. Ein delijk staakten wij onze vervolging en gingen wij op een rotsblok zitten, vanwaar wij hem in de verte zagen verdwijnen. En het was op dit oogenblik, dat er iets heel zonderlings en onverwachts gebeurde. We waren opgestaan en hadden den terugweg aanvaard, het hopelooze van de "jacht inziende. Als een standbeeld van eboniet zag ik op den helderen grond plotseling afge- teekend een mansfiguur. Denk niet, dat het gezichtsbedrog was. Hij stond met zijn beenen wat gespreid, zijn ar men gevouwen en zijn hoofd gebo gen. Hij scheen wel de geest van de plaats. Het was de ontsnapte gevan gene niet. Deze man stond ver van de plaats waar de andere verdwenen was Bovendien was hij veel grooter. Met een kreet van verbazing wees ik hem den baronet aan, maar in het oogen blik, dat ik zijn arm greep, was de pian verdwenen. Ik wilde die richting uitgaan en de heuvel onderzoeken, miapr zij was nogal ver afgelegen. De baronet was zenuwachtig geworden van mij a schreeuwen, dat de duistere geschie denis van zijn familie weer in herin nering bracht, en hij had' geen lust in nieuwe avonturen. Hij had den vreemden man op den heuvel niet ge zien en hij kon den angst niet begrij pen, die de vreemde verschijning mij inboezemde. Een politieman zeker, zei hij, die zwerven hier in grooten getale rond, sinds de gevangene ontsnapt is. Mo gelijk was deze verklaring juist, maar daar wilde ik toch liever zekerheid van hebben. Vandaag zijn we van plan de Prin- cetown-menschen er voor te spanen om den ontvluchten man te gaan zoe ken, maar het is toch een groote te leurstelling voor ons, dat we hem niet zelf als onzo gevangene hebben kunnen binnenbrengen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 9