DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Hsarlemmer Halletjes. io> 83. Zaterdag 5 April. 1902. Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. EE Het onlangs gesloten Engelsch-Ja- pansche verdrag met betrekking tot de handhaving van de integriteit van China en het verleeen van wederkee- rige hulp, indien één der beide bondf- genoot en zou worden aangevallen in Oost-Azië, heeft een manifestatie uit gelokt van den Fransch-Russischen Tweebond, niettegenstaande Rusland in het Verre Oosten door zijn verlan gen naar het bezit van Mantsjoerije in 31 SUE'J W PAART hoofdzaak telleen belangen heeft in dat gebied en die van Frankrijk er zoo goed als nihil zijn. De Fransch- Russische verklaring is feitelijk een manifestatie tegenover het Engelsch- Japansche verdrag, niiettege/nstaande er in verzekerd wordt, dat het doel hetzelfde is- namelijk de handhaving van China's integriteit van den vrede in het Verre Oosten. Rusland heeft, als gezegd, het meeste belang bij de l E. uitbreiding van zijn bondgenoodschap met Frankrijk ook tot het Verre Oos ten en het is geen wonder, dat czaar Nicolaas tot Marianne (de Fransche Republiek) op het plaatje zegt, terwijl hij op John Bull en Japan wijst, die. voor lien uit op den Chineeschen weg loopen te flirten Kijk eens schat, zijn wij niet een even knap paai-, als dfie twee daar vóór ons Spreek vrij uit. Sire, hij spreekt over u slechts door gebruik te maken van woorden als: ti ran, despoot en dergelijke. Klaarblijke lijk bezielt hem een vurige haat. En wat is dat voor een vreeselijk man? Hij heetIk vraag u niet naar zijn naam, viel de koning hem snel in de rede, daaraan is mij ai heel weinig ge legen. Ik wil alleen weten wat hij is. Hij is een Berlijnsch burger. Zijn stand interesseert mij even weinig. Zeg mij over welke middelen en hulpbronnen hij beschikt. Kan hij tweemaal honderddui zend man op de been brengen? O, neen, Sire, hij is een particulier, die van eenige duizenden daalders rente leven moet en anders niets ter wereld bezit, O, dat geeft mij mijn rust weder, gaf nu de koning lachend ten antwoord. Li be grijpt, dat wanneer deze mensch, die mij oogenschijnlijk niet mag, legers te gen mij in het veld zou kunnen brengen, ik maatregelen zou moeten nemen. Daar hij evenwel zoo volkomen machteloos is, kan ik hem kalm verder laten schimpen... Wat is er verder te behandelen? Stemmen door middel van electriciteit. Men zal in de Kamer van afgevaar digden te Washington de stemming, die vroeger door liet opsteken der han den plaats had, voortaan door elec- 'trkviteit doen geschieden. Op een groot bord, geplaatst ach ter den presidentszetel zullen twee*" maal zooveel electrische lampen aan gebracht worden als er afgevaardig den fijn. Ieder lid heeft op zijn schrijf tafel twee knoppen. Hierdoor is hij in staat hetzij een witte of een rood® lamp aan te steken. Rood beteekent neen, wit ja. De secretarissen hebben dan niets anders te doen dan de lampen te tel len om te weten of het voorstel aange nomen is of niet. EEN GEHEIMZINNIGE ZEHDIKG. Veel wordt er gepraat over de reis renaanvoerders, die door de Britsche I het uitgestrekte veld, zien heel in de welke de Transvaalsche regeerings- colonnes van elkaar verwijderd wer-1 verte een vijftal Boeren (de Traus- personen, met den waarneinenden i den gehouden, een gelegenheid door vaalsche regeeringspersonen) met een j president Schalk Burger aan het is gegeven, met elkaar te bespreken, witte vlag voorop snel voortloopen. i hoofd, met toestemming van lord Kit- j wat hun verder te idloen staat, tot het Een der soldaten, die door een veld- chenea' hebben ondernomen naar den!opnieuw organiseeren van een krach- kijker de bewegingen der Boeren Orianje-Vlrijstaat, naar (het heet, om j tigen tegenstand, zoodat Schalk Bur-1 tracht na te gaan, komt ten laatste niet president Steijn en generaal De;ger's reis tengevolge zou hebben, dat I tot het besluit: Wet de mogelijkheid te bespreken, I de oorlog met nog grooter hevigheid lk kan er niet uit wijs worden, van hot doen van vredesvoorstellen, zou worden voortgezet. wat zij willen; maar het beste is, dat Er zijn er, die niet veel vertrouwen j Deze zienswijze wordt in beeld ge-wij onze geweren gereed houden, hebben in de uitkomsten van deze bracht, op de plaat, Twee Engelsche reis en die beweren, dat er den Boe-soldaten, die een voorpost vormen op i ALEERLEI. Het vederkleed der kamer vogels tuurlijke kleur aan. Een distelvink was bij het gewone maanzaad voede- I ren totaal kleurloos geworden; het kuifje was geelbruin, de overige vee- ren dof mat. Toen men met het voe- heeft na het ruien, tot grooten spijt^eren van maanzaad ophield en hem der eigenaars, een leelijk, kleurloos! dagelijks daarvoor in de plaats gebro- aanzien. Dit kan verbeterd worden, ken en heel lijnzaad gaf in 4 of 5 door den vogels het rechte voeder te kleine porties, was na 8 dagen het geven. De in vrijheid levende vogel. bruine kopje purperrood, na 3 weken van een naald; gaat, dan worden de vogels na 4 of 5 weken prachtig oran jerood. Geeft men aan de kanaries zeer veel slazaad, dan krijgen ze een fraaie groen- of groenachtig-gele kleur d'er vederen. zoekt het voeder, dat hij bij^nstinct als noodig voor zijn lichaam erkent. De kamervogel kan dat niet, hij moet nemen wat mien hern geeft; diat mag nu wel zijn honger stillen, maar be vat zelden de stoffen, die aan zijn ve derkleed de juiste kleur geven. Krijgt fraai scharlaken en de vleugels schit terden met het schoonste citroengeel. Kort voor het tweede ruien kreeg de distelvink weer wat lijnzaad in het gewone voederzijn nieuw veder kleed toonde een purperpracht, alsof een schilder het diertje een pracht- da kruissnavël geen dennenzaad, dan kleed geschilderd had'. Kanaries kan wordt zijn fraaie hals mat en vuilrood. men met Cayenne-peper verven. Mengt. Zoodra men den vogel dennenzaad1 men onder'hun voeder dagelijks een! geeft, nemen de veer en weer haar na- weinig Cayenne-peper, als op de punt. Maj esteits-sciiermis. Een zijner eerste staatsdienaren legde den koning eens, gelijk Thiébault mede deelt in zijn „Vertellingen van Friedrich II", een ernstig geval van majesteits schennis voor, een geval, waarbij een Berlijnsch burger zich op ongehoord brutale wijze over den persoon des ko- nings en nog wel in het openbaar, uit gelaten zou hebben. Wat zei hij dan? vroeg Friedrich. Majesteit, hij zei dingen, die men voor de ooren des ko- nings niet herhalen mag. Ik moet evenwel toch weten, wat hij zegt, opdat ik wete waaraan ik mij te houden heb. Een Zaterdagavondpraatje Natuurlijk ben ik er mij wel van be wust, dat er standen zijn in de wereld en dus ook in onze kleine Haarlem- sche maatschappij. Ik zal daarvoor geen lange betoogen gaan leveren, maar alleen zeggen, dat ik In het lid maatschap van den Raad een van de middelen zie .geschikt om in stand op te klimmen. De maatschappelijke ladder heeft vele sporten: ik zelf sta bijvoorbeeld op dien sport van men sch en, die in de krant schrijven. Werd ik nu lid van den Raad (laten we het onwaarschijnlijke geval eens aanne men) dan zou ik de vrijheid hebben, om op een volgenden sport van den ladder te gaan staan weliswaar met gevaar, dat de kiezers mij later zoo'n por gaven, dat ik weer een sport naar omlaag moest, ja zelfs wat meer gebeurt, met mensclien die naar bene den moeten, heelemaal van de ladder aftuimelde. Dit is dan ook een van de motieven, waarom ik aan de kie zers nooit de gelegenheid denk te ge ven zich op mijn bescheiden persoon lijkheid' ajs verkiez ingsonderwerp voorwerp en slachtoffer te gaan oefe nen. Zooals mien dus ziet heb ik allen eerbied voor het Raadslidmaatschap, ook al zou ik er niet aan dienken daar zelf naar te strevenlk ben er dan ook niet van geschrikt, toen ik zag, dat het Comité voor de lezing van den heer Sanders uitsluitend uit Raadsle den bestond, met uitzondering van den voorzitter van de Haarlemsche Handelsvereeniging. Toen ik daar cle heeren zoo zag zitten, aan de voeten van den heer Sanders om zoo te zeg gen, dacht ik bij mijzelf: ,.'is schoon!" maar dacht er onmiddellijk bij: ,,'tkon nog schooner!" En onwillekeurig kwam mij eentafreel uit mijn jeugd te binnen, toen een van mijn kameraden een re- I genwonn in tweeën gesneden had en de twee helften elk naar een kant weg- kronkelden. Ik vraag verschooning voor mijn kameraad en ook voor mij I zeiven, omdat ik niet geloof zoo heftig tegen deze wreedheid geprotesteerd te hebben, als de omstandigheden dat voorschreven. Toch is mij zooals de lezer ziet het feit bijgebleven en toen ik nu 't comité in 't Brongebouw zag binnenkomen dacht ik onwillekeurig: .ziedaar de eene helft van de regen worm: waar is die andere helft heen- gekropen?" Die andere helft was absent, om de verklaarbare reden dat ze niet i s, niet bestaat. De regenworm is van haar geboorte af half geweest. Het klinkt natuurlijk heel ondankbaar, om aan merking te maken op een Comité, dat zich uit eigen aandrang constitueert, zich onvergolden moeite geeft, ja zich belangrijke uitgaven getroost 't klinkt ondankbaar, herhaal ik, om nu tegen deze heeren te zeggen: ,,u waart een beetje onvolledig!" Tot mijn ver ontschuldiging moge strekken, dat deze heeren, als Raadsleden, wel geleerd hebben een stootje te verdragen en dat ze dus van de opmerking niet zooveel pijn zullen hebben, als de wurm waar van ik hierboven sprak. Waar zaten, om maar eens iets te noemen, nu het Comité toch eenmaal een gezelschap Raadsleden was, de le den van andere richting? Waar zaten de president van de Kamer van Koop handel, clie de heele beweging aan 't rollen, heeft gebracht, fabrikanten, ar chitecten, huiseigenaren, waar zaten zoo tal van menschen, die voor de zaak van den spoorweg gevoelen? Waar zat de man. die jaren lang voor de goede zaak heeft gewerkt en haar, al woont hij hier niet meer, toch nog niet ver geten heeft waar zat de heer Ma-1 caré? Al deze elementen zaten onder het publiek. En nu begrijp ik volko men. dat er ook publiek dient te we zen: wat drommel, er zou immers niets bijzonders aan wezen lid van een co mité te zijn als iedereen lid van dat comité was? maar een enkele ver tegenwoordiger van de categoriën die ik hierboven noemde, had wel zitting in het comité behooren te hebben, 't ls hier een zaak van ons allen en voor ons allen, waar alle krachten voor ge spannen moeten worden en die niet als een zeepbel moet uiteen spatten, omdat er een gaatje in geprikt zou kunnen worden met de stopnaald der p eirso onl ij ke gevo ©li gh e i d Na deze stoute vergelijking zou ik wel even willen uitblazen, wanneer ik niet wegens het vergevorderde uur voor het dreigende gezicht van den kopy-opvorderenden, zetter had te vree- zen. Ik ga dus verder en houd vol, met dezelfdie benijdenswaardige vrij moedigheid, als die in de Sanders- vergadering door den heer Hugen holtz (Frits Hugenlioltz) aan den dag werd gelegd. Deze heer had blijk baar, hoewel ik verzeker, dat ik hem van mijn regenwurmenervaring niet had ingelicht een gelijk- en gelijk- vormigen indruk van de samenstelling van het- Comité en wenschte daarvan uitbreiding. En nu kan ieder over de denkbeel den en de beginselen van dezen volks man denken zooals hij wil, allen moe ten het er' over eens zijn, dat er wei nigen zijn, die hem als spreker evena ren, laat staan overtreffen. Wij Hol landers (ik hoop niet dat ik zou moe ten zeggen: ..wij Haarlemmers") zijn op 't gebied van de uiterlijke welspre kendheid geen held'en. In openbare vergaderingen blijkt dat voldoende. Deze kan zijn zenuwen niet meester worden en brengt met trillende stem enkele woorden uit, een ander sukkelt en sabbelt, praat, zonder klem of na druk zoowat voor zich heen, alsof hij hardop droomde flinke, heldere, duidelijke, boeiende sprekers zijn er maar weinig. En tot hen behoort ze ker de heer Ilugenholtz. Hij heeft een stem als een klaroen, spreekt hijzon der duidelijk en heeft een merkwaar dige manier om op wat hij wil doen uitkomen, forschen nadruk te leggen. Een stem als een klaroen, zei ik. Hij deed mij denken aan een heraut, zooals die in vroeger tijden dan stoet voorafging. Te meer nog, omdat hij klaarblijkelijk d'e bedoeling had om zich aan 't hoofd van den tocht te zet ten. Er heerschte een oogenblik strijd om het gezag Het Comité wou zijn eigen motie doorvoeren, de heer Ilu genholtz de z,ijne. De lieer Stolp, woordvoerder van de commissie, lioc- wel dan ook niet zulk een woordkun- stenaar als de heer Hugenholtz. laat ;zicli toch cïe kaas niet van zijn brood eten en scheen dan ook allerminst van zins, zich van zijn plaats te laten drin gen. De lezer weet hoe 't afliep: de motie van 't Comité ging voor en word aangenomen, daarna werd die van den heer Hugenholtz ook aangenomen. Het Comité zal overleggen of 't aan blijven wil en de zaak verder uitvoe ren. Wouter zegt: ,,loop maar liever da delijk met je neus tegen den muur; er is met de Hollandsche Spoor toch niet te vechten". Dat is een vrij algemeene opvatting. ,,Je kunt er immers toch niet tegenop", zeggen de menschen. ,,Man, die Hollandsche Spoor is im mers een macht in eten Staat, ja een Staat in dten Staat wat zullen wij daartegen optornen?" Het doet me denken aan iemand die door een toeva] te water viel Zijn eerste gedachte was het diepe besef, dat hij in liet zeer diepe water noodzakelijk zou moeten verdrinken en dat het dus overbodig was een poging tot redding te doen; zijn tweede gedachte was, dat je het toch altijd kunt pvobeeren en derhal- i ve begon hij te spartelen om boven water te blijven. Het toeval wou, dat er op dat oogenblik juist een dikke balk voorbijdreef, die door zijn arm gepakt werd. Met inspanning van al zijn krachten klom hij er bovenop, hield er zich een poosje mee boven water en werd toen gered. Nu zijn wij Haarlemmers ten opzichte van de spoorweg-quaestie in een diep water ge vallen. Maar spartelen moeten Ave toch! Wie weet of er niet nog een balk komt A'oorbijdrijven, die ons voor ver drinken bewaart! Intusschen heeft in één opzicht de heer Hugenholtz gemakkelijk praten. Hij noodligt het Comité uit zich per manent te verklaren en zich aan te vullen, een groote agitatie op touw te zetten, openbare A'ergaderingen te hou denmaar Avaar blijven de gelden? Al deze dingen kosten geld en vrijwat geld. Laat ons niet zeggen duizenden, maar Ave mogen Avel spreken A an hon derden. Wie zal die fourneeren? Het Comité? We mogen het niet vergen. Wat er dus in de allereerste plaats te doen valt is een fonds te vormen om de kosten te bestrijden. De heer Hu genholtz, eenmaal het doel willende, zal ook Avel de middelen Avillen en zijn klaroengeluid, woordkunst cn ex pressie (zie boven) daarvoor in de al lereerste plaats beschik!)aar stellen. Vervolgens zal cr geprobeerd wor- dien om de menschen Avarm te krijgen voor die zaak. Om dat te doen zal mem hun de kachel dier overtuigings kracht Avel heet moeten stoken. Hoe het mogelijk is. noem ik een raadsel, maar een feit is het, dat een groot ge deelte A-an de ingezetenen zich van dn geheele zaak op dit oogenblik nog niets hoegenaamd aantrekt. Wie daar tijd en lust voor heeft, moet maar eens rondvragen De een zegt., zooals ik al betoogde: „alles wat je doet, helpt toch niets!" Is naderhand de zaak mislukt, dan zal deze zwaarmoedige zeggen: „waarom is er ook niet flink opgetre den. toen het nog tijd Avas?" De ander zegt: „de belastingen zijn al zoo hoog. alles Avat je doet maakt ze nog maar Aveer hooger!" Naderhand beAveert deze, dat liet Avel anders zou zijn geloopen, Avanneer de menschen maar tijdig in dfen zak hadden getast. Een derde meent, dat do zaak niet in de rechte handen is, omdat hem de leiding niet is opgedragen (maar dat laatste zegt hij er niet bij). Deze menschen blijven consequent en verklaren later opnieuw: ,,do leiding is niet voldoende geweest". Wat een heel gemakkelijke kritiek mag lieeten. V eer een ander doet u opmerken, „dat het zijn tijd wel zal uitduren". Is dat niet het geval, dan kan hij im mers nog afgeven op den Gemeente raad, die Aveer niet met de noodige kracht gehandeld heeft .toen liet nog tijd Avas. Nog weer een ander beweert, dat hij or geen belang bij heeft, omdat hij als onderwijzer, leeraar of ambtenaar toch van een vast inkomen leven moet. Mocht later blijken, dat de gemeente achteruitgaat en zijn positie dus niet voor verbetering A*albaar is, dan zal hij klagen over d'e grondeigenaars en andere kapitalisten, die niet bijtijds het onheil hebben weten af te wenden. Derhalve, Mijne Heeren van het uit gebreide Comité, gooit, er flink brand stof op: al deze lauAven cn kouden kunnen alLeen warm worden bij hoo- ge temperatuur. En, wie weet, mis schien komt morgen Hugenlioltz (Vriend Frits bedoel ik natuurlijk Aveer) aandragen met een honderd gul den of Avat voor den arbeid der com missie. Ilij heeft dien arbeid zoo warm aanbevolen, dat het mij niet A'erwonderen zou als hij op den zoek ging naar de daarvoor noodige mid delen FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5