PUZZLE.
Waar is het jongetje?
aj-melijk beeld.
Dus. zoo denkt u zich het beloofd©
land, aoo..."
Ze knikte en het glimlachje, waar
mee ze hem aanzag, bewees dat ze in
jijn hart las.
„Het schijnt weliswaar niets bij-
londers, maar het is mijn huisje en
let zijn mijne rozen."
Hij gaf geen antwoord het scheen
lem onbescheiden pralen, wanneer hij
laar thans ging vertellen hoe geheel
anders zijn beloofde land er uit zar
Maai- weer scheen ze in zijne gedach
ten te lezen, want ze zeide:
„Trouwens, voor u is het stellig ge-
keel iets anders.
En toen ging ze op innigen toon
voort:
„Vandaag over vier weken begint
de vacantie. Ze zullen u spoedig voor-
bij gaan, die vier weken, bii al die heer
lijke vooruitzichten. Als u dan gedu-
I rends dien tijd maar altijd goed weer
hebt."
Hij knikte vol goeden moed.
„Dat zal wel zoo zijn. Ginds is 't
j weer altijd mooi."
Ginds, ze Wist, waar zijn „ginds'lag.
Den ouden „Gids door Italië", dien hij
j bijna bladzijde voor bladzijde van bui-
ten kende, had ze hem opgezocht uit
éis weinige hoeken welke haai' overle
den vader had nagelaten.
„Wat zult u niet voor schoons zfien.
spon zij de gedachte aan zijne; reis
j verder voort. En dan, wanneer u weer
teruggekomen bent. en alles in uwtTher-
innering nogmaals doorleeft, dat zal
haast nog heerlijker zijn.
En u moet mij e(r veel van vertellen."
„Zeker, zeker", zei hij.
i En toen hij het zei, ging er hem eene
koude rilling door de leden. Als hij
weer teruggekeerd was. teruggekeerd.
hij het vorige jaar had geplant, kwa-ven zich van den zadelwagen in den
op het dorp deed, juffrouw Emma. En
toen ze voor ruim een jaar geleden na
den dood barer moeder de1 school voor
vrouwelijke handwerken in het dorp
had overgenomen, had hij op schert
senden toon gezegd:,.Ziezoo nu moeten
we het nog meer met elkaar gaan hou
den; we zijn nu collega's."
Goed beschouwd waren ze echter,
in weerwil dat ze elkaar reeds zoolang
kenden, toch niet in veel nauwer a
raking met elkaar gekomen. Hij had te
veel met zich zeiven te doen gehad
zij zij had het zeer druk. Wanneer
men zoo weihig behoeften heeft als zij,
heeft men in het dlorp voor zijn onder
houd. niet veel noodig. Maar men moet
toch het een en ander hebben. En als
men dan eiken cent met zijne handen
moet verdienen, is het noodig van den
morgen tot den avond vlbtig te) zijn.
,,En d<at is heel goed zoo, had ze hem
eens met hare vriendeliike stem ge
antwoord, toen hij eene eenigszins me
delijdende1 opmerking had gemaakt,
dat ze altijd zoo moest bezig zijn."
Het werk liet geene onvruchtbare ge
dachten bij haar opkomen, het verhin
derde haar uren door te brengen, smach
tende in onbevredigd verlangen, want
anders hij keek haar van ter zijde
aan, toen hij nu zoo zwijgend naast
haar l'iep ze was immers nog niet
oud. en den langen, stoffigen weg, wel
ken hij in zijn jeugdig ongeduld dik
werf zoo onverdraaglijk vond, zij ging
dien immers ook, zou diein altijd moe
ten gaan, en ze had niet als bij de ze-
kerhelid, toch een enkelen keer, voor
enkele korte maar zalige weken uit
die gewone omgeving te komenNiemand
zou haar niets vertellen, wanneer hij
eens bijzonder mooi was en er alleen
maar lief uitzag, de poorten van haar
.beloofde land" opensluiten en tot
men de eerste knoppen te voorschijn.
De weg was smal, maar ze liep van het
noorden naar het zuiden: de zon was
hem daar soms bijna lastig geworden
hoe kon iemand de zon toch lastig
vinden!
En zij, ze ging dan om den hoek;
daar was schaduw... bij den kruide
nier woonde ze op een zolderkamertje.
Hij bleef voor haar staan en zag haar
aan. Het was hem, alsof het nu niet
gaan kon, zooals anders, alsof hij tot
haar moest spreken... maar wat?
Maar reeds had ze hem di© hand tola-
gestoken. „Goeden nacht. Schoons
droomen!" Glimlachend en onder het
gaan nog eenmaal omziende draaide
ze om den hoek.
Hij keek haar ha en stapte langzaam
met gebogen 'hoofd naar zjjn buisje.
(slot volgt).
Een nieuwe
Amerikaansche spoor
weguitvinding.
(Bij de plaat).
Een te New-York verschijnend blad
bevat bijzonderheden over de reeds
gepatenteerde iflitVinding van zeke
ren mijnheer John W. Jenkins, den
„zadelwaggon" waardloor het moge
lijk moet zijn, spoortreinen zonder
stoppen te la-ten loopen van het begin
van een spoorweglijn tot haar eind
punt omdat, door middel van een
inrichting aan ieder willekeurig sta
tion, passagiers kunnen worden op
genomen, terwijl de trein met vermin
derde snelheid blijft rijden en op de
zelfde wijze kunnen worden afgezet.
De inrichting omvat wagenvormige
gebouwtjes, waarvan yle zadelbogen
over de waggons van den trein grij
pen. Door middel van een vernuftige
inrichting van verhoogde en lagere
rails wordt de zadelwaggon door den
trein automatisch opgeheven en tot
het naaste station medegenomen,waar
hij dan eveneens automatisch weder
wordt losgelaten. De reizigers bege-
sneltrein, terwijl deze in volle vaart
is. en omgekeerd. De duur van de
reis tusschen New-York en San Eran
cisco zou door den Jenkinswaggon
van 5 dagen op 50 uren worden terug
gebracht.
De uitvinder is tot zijn vinding ge
ïnspireerd. geworden door een Inrich
ting, die in Amerika bestaat en waar
omtrent hij mededeelt,: „Vele jaren
geleden, in Illinois, was het mijn
grootete pleiziep* onzen pliattelands-
postmeestor te vergezellen naar de
spoorwegkruising, die op 9 K.M. af
stand was gelegen.
Daar hingen wij dan den postzak
zorgzuldig aan den uitgestrekten arm
van een paal, die naast den rails
stond en wachtten op den sneltrein.
Op het oogenblik, dat de postwagen
van den trein de plaats passeerde,
waar wij stonden, greep een andere
ijzeren arm den postzak en slingerde
hem in den wagen. Deze inrichting
heeft mij op het denkbeeld gebracht,
mijn zadelwaggon te construeeren.
In het begin was ik geneigd, het
plan als onuitvoerbaar op te geven.
Ik dacht aan beweeglijke platformen,
die met den trein op bepaalde plaat
sen saaragekoppeld worden en deze
met dezelfde snelheid zouden kunnen
vergezellen, terwijl d:e reizigers in
stapten. Een brug van twee voet
breedte had dit mogelijk moeten ma
ken.
Terwijl ik trachtte vasten vorm te
geven aan deze invallen', kwam k op
het denkbeeld, inplaats van platfor
men zadelwaggons te gebruiken. De
zadelwaggon munt niet uit door
schoonheid. Van het dak van de smal
le, lange wagenkast grijpen skelet
achtige ijzeren armen, de zadels, over
de rails, op dunne ijzeren, dubbele
palen, waarvan de onderstukken dik
ke, op rails lustende wielen bezit ten.
waarmee gelijkvormige wielen onder
den wagen in overeenstemming zijn.
Deze ijzeren zadels zijn zoo hoog,
dat de trein er onder door glijden kan
Een Amerikaansche uitvinder is op
het denkbeeld gekomen, zijn gewone
rijwiel te gebruiken, om er zich op
het water mee te kunnen voortbewe
gen. Het rijwiel wordt bevestigd bo
ven twee bootjes, die aan elkaar ver
bonden zijn en aldus z.g. „waterschoe
nen" vormen, waarbij dan het achter
ERFIETS
wiel 2 wrijfrollen in beweging brengt
Door een samenstel van assen en ket
tingen, verbonden aan die rollen,wordt
een paddie in werking gebracht, en
uit de teekening blijkt dan, hoe het
mogelijk is, dat de fiets, door haar op
de gewone wijze te trappen, over het
water voortbewogen kan worden.
Zadelwaggon en palen staan op rails
die evenwijdig loopen met de sponr-
wegrails. De waggon bezit tw >e deu
ren aan iedere zijde.
De zadels, welke den waggon met
de palen verbinden, bezitten eveueens
twee breede wielen.
Zoodra de sneltrein onder de zadels
komt, grijpen de wielen der zadels c-j»
een stel rails, die over de daicen van
de spoorwegwagons loopen en zojdra
de remmen van den zadelwaggon bo
venop de dakrails werken, worden de
deuren van den zadelwaggon geo
pend en de reizigers kunnen over
stappen in den trein.
Het omgekeerde heeft plaats, als de
trein een station nadert, waar reizi
gers moeten uitstappen. De snelheid
vermindex*t dan eenigszins, de snel
trein glijdt onder de zadels van djn
zadelwaggon weg en de laatste blijft
hier terug in het armoedige hoeren- haar zeggen: „treed binnen."
dorp, in bet stof en de eentonigheid van En ze was nog jong. Neen, neen, hij
Sen eindTöos langen rechten weg j zou haar niets vertellen, wanner hij
en hij had het sclioone leeren kennen,
dat daarbuiten lag i~n de schitterende
lachende verte! Een verlangen zou hij
met zich naai* huis dragen, een ver
langen, dat hem nooit met rust zou la
ten, tot hij weer gewerkt en gespaard
had om opnieuw de wereld in te kun
nen gaan.
En ondertusscEen haar veel te ver
tellen, zeker, "ën ze zou oplettend luis
teren en hem daarbij aanzien met die
heldere blauwe oogen, waarin evenals
nu stond te lezen, dat ze verblijd was
met dien blijde.
Ze wilde hem tot afscheid de hand
reiken en hem voorbijgaan om naar
het doi*p te wandelen, maar hij keerde
zich om, kwam naast haar staan en
zei:
„We moeten denzelfden weg gaan.
juffrouw Emma, ik ga eveneens terug."
Ze knikte vriendelijk. Het kwam haar
«venmin als hem in den zin, dat hij
eerst verlof had moetenvragen om haar
te mogen vergezellen. Hare kennisma
king was reeds van zoo ouden datum,
dat men zich nieit meer om den vorm
bekommerde en men had daarop trou
wens nooit veel afgegeven. Toen hij
jaren geleden bij het aanvaarden zij
ne» beti*ekking eene visite had ge
maakt bij de dom'ineesweduwe, welke
haar karig pensioen verteerde in het
dorp, waai* haar man een halven men-
schenleeftijd had gewerkt, had hij de
dochter vriendschappelijk de hand ge
schud. Bij dje tweede ontmoeting reeds
noemde hij haar, zooals ieder ander
was teruggekeerd. Reeds nu zij ge
voelde het niet, maar hij wel hij
schaamde zich haast, dat hij het zoo
veel beten* zou hebben dan zij, hij kreeg
een gevoel, alsof hij daarop heelemaal
geen recht had. Maar och, als iemand
niet gevoelde1, wat hij miste. En zij ge
voelde het toch niet,
„Juffi'ouw Emma, hebt u wel eens
goed gevoeldi wat verlangen 'is?"
Zij schrikte op bij die plotselinge
vraag en hij zag duidelijk, boe ze even
beefde. De oogen hield ze naar den
gi-ont geslagen.
„O, iiets ervan le'eirt ieder toch wel
kennen. Maar dan komt het er op aan
het in bedwang te houden, opdat het
iemand niiet boven bet hoofd groeit."
Ze zag hem weer aan. In hare oogen
was een eigenaardige sombere gloed.
Mooi waren hare oogen, ook demond
mollig en teer de lippen.
Weer sloeg ze de oogen neer en over
har© wangen vloog vluchtig een blos,
toen. bij haar zoo zondei*ling vragend
aanzag. Het was hem precies, alsof
hij baar voor de eerste maal zag.
Jong was ze, en als men haar goed
bekeek ook moöi.
Het dorp lag voor hen. Hij bleef eens
klaps staan. Over eene minuut zouden
ze elkander vriendelijk vaarwel zeggen
zooais steeds, wanneer ze elkander toe
vallig ontmoet hadden.
Daar, een eindweegs verder aan den
weg lag zijn woning, het kleine school-
meestershuisje, pas weer wit gevei*fd.
En aan de1 beidie.rozenboompjes, welke
aan het station staan.
De bestaande spoorwegwaggons be
hoeven .volgens Jenkinjs niet gewij
zigd te worden voor de toepassing van
zijn uitvinding, doch alleen van dak
rails voorzien te worden. De uileia-
den van de dakrails zijn gedeeltelijk
naar beneden, gedeeltelijk naar boren
gebogen, zoodat zij in elkaar grijpen
en de wielen der zadels van den za
delwaggon er gemakkelijk over kun
nen wegglijden. Deze dakrails van
den spoortrein nemen de zadelwag
gons op en op haar rust hij dan tij
dens de reis. De huiprails naast het
hoofdspoor, waarop de zadelwaggon
staat, loopen slechts over korten af
stand van en voorbij ieder station.
Onmiddellijk voor het station zijn de
hulprails hooger gelegd dan het hoofd
spoor, zoodat de trein onder de zadels
kan rijden; dan echter zinken de vuip-
rails zoover, dat de bovenwielen van
den zadelwaggon geheel en al op de
waggons van den trein rusten. De
dakrails van den trein loopen van de
locomotief tot aan den achtersten
waggon ongeveer 5 centimeter op.
Zoodra de ti*ein onder de zadels van
den zadelwaggon gekomen is, pakken
de bovenwielen in de dakrails, de
waggon begint zich vooruit te bewe
gen en heeft als d'e remmen zijn wie
len tot stijft.and brengen, dezelfde
snelheid als de trein bereikt. Tevens
is dan de zadelwaggon van de hulp
rails opgeheven en \voi*dt in dezen
stand tot hef, naaste station gedra
gen. Daar zijn de hulprails weer
zoover verhoogd, dat de onderwielen
van den zadelwaggon ze grijpen, de
trein glijdt onder de zadels weg en
laat den zadelwaggon staan. Aan het
andere einde van het station daat
echter reeds een andere zadelwaggon.
met wachtende reizigers gereed, die
door den trein wordt opgenomen en
weer wordt meegevoerd tot het vol
gende station. Natuurlijk is de zadel
waggon ook voor de onderwielen van
remmen voorzien, zoodat hij spoedig
tot staan gebracht kan worden.
Een nadeel is, dat de reizigers, die
met den zadelwaggon door den trein
worden opgenomen, zelfs bij vermin
derde snelheid een kraclitigen schok
moeten ondervinden; de zadelwaggon
wordt daarom inwendig met dikke
gummi stootkussens bekleed.
Een sneltrein, die een station met gereedstaanden zadelwagen nadert.
Sportpraatje.
Voetbaloverzicht.
In de rangschikking der competi
ties is geen verandering gekomen, wijl
de meeste clubs, óf gasten uit het bui-
FEUILLETON.
De hond van de
Baskervilles.
'Een nieuw avontuur van Sherlock
Holmes.')
Door GONAN DOYLE.
2S
Een minuut stond ik met dat pa
piertje in mijn hand. Dus was ik het,
en niet Sir Henry, die door dien ge
heimzinniger!. man bespied; werd! Niet
hij zelf had mij achtervolgd, maar
daarvoor een handlanger gebruikt:
don jongen! Misschien had ik sedert
mijn komst hier geen stap gedaan, of
hij wist het!
Zoo had ik weder het bewustzijn
van een onzichtbare macht, van een
nel, dat om mij heen gesponnen werd
en ia welks mazen ik gevangen dreig
de te worden.
Van andere papiertjes zag ik niets,
geen enkele aanwijzing betreffende de
bedoelingen van den onbekende, die
hier als Spartaan leefde. Toen ik dacht
aan de hevige regens en het open dak
zag, begareep ik, dat die man hier wel
een zeer bepaald en belangrijk doel
moest hebben, om zich in zulk een
ongastvrije schuilplaats op te houden.
Was hij onze vijand of wellicht onze
beschermer? Ik zwoer, dat ik deze plek
niet zou verlaten, voor ik dat wist.
De zon daalde ter kim, de werkelijke
horizon was goudrood en weerkaatste
in d)e poelen daai* ver weg in het groo-
te drijfzand van Grimpen. Daar ginds
waren die twee torens van Baskerville
en een dun 1*0 ok wolk je wees de plaats
aan waar het dorpje Grimpen lag.
Daar tusschen, achter den heuvel, lag
het huis van Stapleton, kalm, stil,
vredig was alles hier in den gloed der
ondergaand© zon, nxaar toch gevoelde
mijn ziel niets van vrede, maar bonste
mijn hart bij de gedachte aan wat het
volgend oogenblik reeds geven kon.
Toch bleef ik geduldig zitten wach
ten in een der duisterste hoeken van
de hut, tot haar bewoner komen zou.
Eindelijk hooi*de ik hem, voetstap
pen klonken op den steenigen bodem;
zij kwamen nader en nader. Ik trok
mij tegen den muur terug en greep
mijn revolver. Een poos hoorde ik
niets, toen kwam het geluid weder
dichterbij.
Daar viel een schaduw langs de ope
ning.
Een prachtige avond, Watson,
zei een welbekende stem. Ik geloof
dat het buiten aangenamer is dan
daar binnen.
HOOFDSTUK XII.
Dood over de heide.
Een paar minuten zat ik sprakeloos,
bijna niet in staat mijn ooren te ge-
looven. Maar langzamerhand kwam
mijn bewustzijn, mijn spraakvermo
gen weder terug en een zwaar gevoel
van verantwoordelijkheid scheen van
mijne schouders genomen te worden.
Die koude, besliste, ironische stem
kon slechts aan één man ter wereld
toebehooren.
Holmes! riep ik, Halmes!
Kom naar buiten, antwoordde
hij, en wees asjeblieft voorzichtig met
je revolver.
Ik stapte naar buiten en daar zat
bij op een grooten steen, terwijl zijn
oogen glinsterden van pret bij het zien
van mijn verbaasd gezicht. Hij was
bleek en vermoeid, maar toch nog
flink en vlug, zijn gelaat gebruind
door de zon en vei*weerd door den
wind. Met zijn slappen hoed geleek
hij een gewoon toerist op de hei en
zijn katachtige zindelijkheid had hem
ook hier niet verlaten, zijn kin was
even glad, zijn linnengoed even hel
der, alsof hij in Bakersti*eet geweest
was.
Nooit was ik meer verheugd je
ie zien! riep ik, zijn hand drukkende.
Of meer verwonderd, hè?
Ja, dat beken ik ook.
Nu, de verwondering is weder
zij dsch ,ik lxad werkelijk geen idee,
dat gij mijn tijdelijk verblijf ontdekt
had, en nog minder dat gij daar bin
nen waart, voor ik op twintig schre
den af was.
Mijn voetstappen zeker?
Neen, Watson, ik geloof niet dat
ik jou voetstappen van ai de sporen
der wereld' zou weten te onderschei
den. Maar als gij mij werkelijk wilt
ontloopen, dan moet gij een anderen
tabaksleverancier nemen, want als ik
een eindje cigarot zie liggen met het
merk Bradley, Oxfordstreet, dan weet
ik, dat mijn vriend Watson in de
buurt is. Kijk, daar ginds ligt het.
En dus zat gij daar binnen op de
wacht, gewapend1 en wel en gij dacht
dat ik dC ontsnapte boef was.
Ik wist niet wie zich hier ver
school, maar was vast besloten dit
uit te vorschen.
Prachtig! En hoe wist gij mij op
te sporen? Waarschijnlijk hebt gij mij
in dien nacht gezien, toen gij den
tuchthuisboef zocht en ik zoo onvoor
zichtig was de maan achter mij te la
in opgaan.
Ja, toen zag ik je.
En ge hebt zeker alle hutten door
zocht, tot gij op deze stuitte?
Neen, wij hebben uw loopjon
gen ontdekt en dat wees ons het goede
spoor aan.
Wij? De oude heer van de verre
kijker zeker? Ik wist eerst niet wat
dat was, toen de zon op eens scheen.
Hij stond op en keek in de hut.
Ha, ik zie dat Cartwright pro
viand gebracht heeft. En wat staat er
op dit briefje? Zoo, zoo, ben je naar
Coombe Tracey geweest?
Ja.
Om mrs. Laura Lyons te spreken?
Juist.
Goed zoo. Onze nasporingen heb
ben evenwijdig geloopen, maar als wij
ze combineeren, komen wij aardig tot
een oplossing van de zaak.
(Wordt vervolgd).