Licht en Schaduw.
De Steen des verderfs.
schichtigheid van de haas; de ij del
heid van de pauw en de zachtheid
van de papegaaienborst; de hardheid
van den diamant en het zoete van de
honing; de wreedheid van den tijger
en den warmen gloed van het vuur, de
koude van de sneeuw en het babbel
achtige van de ekster, het kirren van
de duif, het schijnheilige vau den
kraanvogel, en de getrouwheid van
den hond.
Uit dat alles schiep hij de vrouw
en gaf haar aan den man.
Maar na een week kwam de man
weer bij hem en sprak: ..Heer, het
schepsel, dat ge mij gegeven hebt.
maakt mij het leven zoo ellendig; zij
babbelt onophoudelijk en plaagt mij
onuitstaanbaar; ze laat mij nooit al
leen cn vraagt altijd mijn aandacht;
zij neemt al mijn tijd in beslag en
schreit over niets; ze is onuitstaan
baar ijded en daarom ben ik gekomen
om haar weer terug te brengen; ik kan
onmogelijk met haar leven.
Toen sprak Twashtri: „Zeer goed"
en hij nam haar weer met Zich.
Na een week kwam de man echter
weer terug en zei: „Heer. ik vind, dat
mijn leven zoo eenzaam is, sinds ik
U dat schepsel teruggaf. In denk er- j
aan. hoe zij gewoon was voor mij te
dansen en te zingen, mij met schitte
rende oogen aan te kijken, mij te lief
kozen en te kussen; haar lachen was
muziek eu zij was mooi om te aan
schouwen en zacht om aan te raken.
Daarom geef mij haar terug."
Toen sprak Twashtri: „zeer goed"
en gaf haar weer terug.
Pas drie dagen waren verloopen,
toen kwam de man weer terug en zei:
„Heer, ik weet nu beslist, hoe ik er
over denk, na deze nieuwe ondervin
ding kom ik tot liet besluit, dat zij
meer een last dan een genoegen voor
mij is, neem haar dus liever maar
weer terug."
Maar Twashtri sprak: „,Uit mijne
oogen! Pak u weg! Ik wil er niets
meer over hooren. Ge moet haar lei
den zoo goed ge kunt-"
De man sprak: „Maar ik kan niet
111 e t haar leven."
En Twashtri hqrnam: „Evenmin
kunt ge zonder haar leven."
En hij keerde den man den rug toe
en ging aan den arbeid.
Toen zeide de man: ..Wat moet ik
beginnen, want ik kan niet met
haar. noch zonder haar leven."
En do moraal van deze legende, lie
ve lezeres, ge weet haar evengoed als
ik: De vrouw is een verzameling van
tegenstrijdige eigenschappen, en knap
is de man, die slag heeft om daarmee
zoo goed mogelijk om te springen."
Het is haast voor ons om moedeloos
te worden; we zouden geneigd zijn te
zeggen: Hoe wil men nu wat goeds
verwachten van zulk eene- wonderlij
ke combinatie, die men vrouw noemt.
Eén troost is ons echter gebleven,
en wel deze: Langen tijd is voorbijge
gaan sinds de eerste vrouw werd ge
schapen. Met alle bescheidenheid
willen wij hopen en vertrouwen, dat
de tijd in dit geval een goed werk
heeft gedaan en onze eigenschappen
tot een meer overeenstemmend ge
heel heeft gevormd.
Huishoudelijke wenken.
I. Als een ei gebarsten is, en niet
direct gebruikt behoeft te worden, leg
het dan in een kom met koud water
en hert zal verscli blijven tot het ge
bruikt moet worden.
II. Om vmgervlekken van deuren
af te wrijven, neemt men een schoon
lapje flanel, doopt dat in parafine-
olie, wrijft daarmede over de vlekken
en als met tooverkracht zullen zij
verdwijnen. Wrijf daarna over met
een doek uitgewrongen in heet water
om den reuk weg te nemen. Dat is
beter dan zeepsop, omdat dit de verf
beschadigt. Parafineolie is ook uit
muntend om verniste buitendeuren
in een stoffige straat schoon te vegen.
De geschiedenis van een diamant, die
niet gestolen kon worden.
Door PAUL BLOCK.
Lord Walter Ellis Elphiston keek
met een wondërlijk mengsel van af
schuw en voldoening naar een robus-
ten kerel, die bij de kamerdeur stond.
Je komt uit de gevangenis? vroeg
hij.
Volkomen juist, sir, volkomen
juist. Ik ben er eigenlijk geheel toe
vallig ingeloopen, om zoo te zeggen.
De duivel hale me, het geval was
j eigenlijk zoo, om zoo te zeggen...
Houd maar op. Dat komt mij
juist te pas. Vijf jaar wegens dief-
stal nietwaar? Je behoeft je niet te
geneeren!
De man bij de deur snoot met veel
drukte zijn neus, schraapte duchtig
zijne keel, alsof hij op den vloer wïl-
I de spuwen, maar een blik op het
vloerkleed scheen hem tot andere ge
dachten te brengen en hij zeide:
Accuraat, zoo. Het staat immers
op het papier, hetwelk de directeur u
over mij heef gezonden. En nu, plaag
me niet, meneer, geef me een paar
shillings en laat me gaan. Wat hebt
u er ook aan, den gek met mij te ste
ken, om zoo te zeggen!
Lord Elphiston schudde het hoofd
en hekeek den merkwaaardigen be
zoeker door zijn lorgnet nog eens on
derzoekend van het hoofd tot de
voeten.
Je vergist je heelemaal. Ik ben
volkomen ernstig. Ik heb om een man
geschreven, die wegens diefstal in
de gevangenis had gezeten. Ik wilde
geen moordenaar en geen inbreker,
maar het liefst iemand, die dief was
Een Beethoven-gedenkteeken.
In de geheele kunstenaarswereld
maakt het voortbrengsel van beelden
de kunst, waai-van wij hier een af
beelding geven, en dat op het oogen-
blik geëxposeerd is in een tentoon
stelling van de Secessie te-Weeneri.
grooten indruk. Het stelt den groot
meester der toonkunst, op een troon
gezeten, voor als een muzikalen Zeus
Het naakte bovenlichaam is van wit
marmer vervaardigd. Van de knieën
naar beneden is de figuur gedrapeerd
met een mantel van onyx. Aan zijn
voeten zit een adelaar van groen
marmer. De monumentale zetel is
van brons en het binnenste van de
leuning is versierd met engelenkopjes
van ivoor, die zich verheffen van een
achtergrond van kleurige steenen.
Buiten aan den zetel zijn voorstellin
gen in vlak relief te zien: links de pa
radijs-idylle van het nog onbewuste
eerste menschenpaar, terwij Ls rechts
het ongestild verlangen naar Tanta
lus verschijnt tusschen een jongeling
en een maagd, symboliseerend het al
gemeen menschelijk lot. Aan de rug
leuning is Golgotha te zien met den
Verlosser aan het kruis en de gestal
ten van Johannes en de maagd Maria.
De zon gaat boven het geheel op. Een
ijveraard wil de uit schuim, geboren
Venus, het klassieke ideaal, verjagen.
liet gelaat van Beethoven met de
visionaire uitdrukking en de vastbe
sloten l'ippen duidt op het worstelen
van het genie met de stof, terwijl de
gebalde, op de knie rustende rechter
vuist de wilskracht tot het overwin
nen van moeielijkheden demonstreert.
Vijftien jaren heeft Max Klinger,
de maker van het gedenkteeken, aan
dezen „Beethoven" gewerkt. Het
beeld is zeer Imponeerend, niet alleen
door de ongewoon koene conceptie,
maar ook door de prachtige gezonde
schoonheid van uitvoering.
Reeds zijn den beeldhouwer groote
sommen aangeboden voor zijn werk.
Het gemeentebestuur vau Leipzig
dingt naar het bezit ervan en wil er
150.000 mark alsmede de kosten van
het materiaal voor betalen en ook te
Weenen is een dergelijk bod gedaan.
Het heet, dat Klinger 400.000 mark
voor zijn monument verlangt, waar
van het materieel alleen hem 150.000
mark heeft gekost.
Een Zendingstentoonstelling.
In Kensington Town Hall te Londen
is dezer dagen een tentoonstelling ge
opend, die overgroot© overeenkomst
vertoont met een etnografisch mu
seum. Een merkwaardige collectie
vreemde voorwerpen is er bijeenge
bracht door de zorg van verschillende
Engelsche zendingsgenootschappen.
Er zijn voorwerpen geëxposeerd, uit
het noordwesten van Canada, het land
van den Roodhuid en den trapper; er
zijn pavilioenen met curiositeiten uit
Afrika, China, Indië, Oost-Azië en an
dere landstreken, waar de zendelin
gen werkzaam zijn. Uitlegging en ver
klaring van het geëxposeerde worden
aan de bezoekers gegeven door zende
lingen en geestelijken.
Een dochter van den bekenden Afri-
kareiziger Livingstone heeft eenige re-
üquieën, aan haar vader herinnerend,
ingezonden. Zoo o.a. het notitieboek,
dat Livingstone gebruikte op zijn laat
ste reis, de inktpot en de pen, welke
hij gebruikte bij het schrijven van zijn
dagboek; zijn bijbel en een kist, door
hemzelf vervaardigd.
Ook zijn verscheidene reliquieën
van Bisschop, Hannington, die veel
voor de zending heeft gedaan, ten
toongesteld, o.m. zijn dagboek en een
compas, dat hij placht te gebruiken
in onbekende streken.
Wij geven hierbij van eenige voor
werpen op deze interessante tentoon
stelling afbeeldingen.
uit gewoonte. Zoo'n man wil ik in
mijn huis hebben, waarom dat is
mijne zaak. De directeur heeft mij
jou gezonden, je bevalt mij tot zoover
goed, ofschoon je voor een bediende
wel wat traag bent, maar voor hulp
in huis zal men je toch wel gebruiken
kunnen. In elk geval wil ik het be
proeven. Of wil je niet? Je zult twee
pond in de maand hebben.
De dief uit gewoonte krabde zich
achter het ooir en keek den edelen lord
aan, alsof deze een wondlerdier was.
Daarop liet hij een paar ruwe ongear
ticuleerde geluidien hooren en zei:
I-Ioe is het mogelijkij Of ik wil
Maar meneer, daar buiten de vuile
straten en niets om te bijten en de
handlangers der politie altijd op de
hielen en de angst en. de koude en
al het andere! Of ik wil! Me dunkt
het wel, om zoo te zeggen! Neen maar
dat er zulke menschen zijn, meneer,
zulke edele menschen. Neen, dat -s
een kansje. De duivel hale me,
dat is een kansje! Meneer! Nu, kort
en goed! Ik ben er bij, meneer, om
zoo te zeggen!
De edele lord glimlacht^ met eene
uitdrukking van verveling en drukte
op den knop der electrische schel.
- Die» man daar is het bewuste in
dividu, John, zei hij tot den binnen-
tredenden kamerdienaar. Je weet.
wat hij te doen heeft en moet hem al
les wijzen. Hij moet voorloopig eiken
morgen de bibliotheek schoonmaken.
Na dit gezegd te hebben, nam hij
de vuile papieren, welke voor hem op
de schrijftafel lagen, met twee vin
gers voorzichtig op en gaf ze aan den
nieuwen huisgenoot.
I-Iier! Ik heb geene inlichtingen
meer noodig. Ik vertrouw je. Goeden
morgen.
Den volgenden ochtend om zes uur
stond de man met de vijf jaar in het
hooge vertrek, waar de boekenschat
van den lord was geborgen, en luis
terde zonder veel te begrijpen naar
de uitleggingen van John.
Niets te doen dan de boeken af te
stoffen. Je behoeft je volstrekt niet
veel moeite te geven en hebt alleen
maar te zorgen, dat er in de hoeken
en onder de kasten geen stof blijft
liggen. En dan de voorwerpen op de
tafeïs. Kostbare dingen, hé.? Zeld
zaam veel vertrouwen, dat meneer in
jou stelt. Kijk dezen beker eens! Ge
heel zilver. En dat schaakspel! En
dat kleine steenen ding, dat we uit
Egypte hebben meegenomen! Fameus
hé? Maar het kostbaarste is toch de
diamant daar onder dat glas. Zeg,
laat je niet verleiden die is onge
veer drie duizend pond' waard!
En hij wees op een schoonen, heer
lijk geslepen, in alle kleren schitte
renden diamant, zoo groot als eene
hazelnoot, die onder een krystallen
stolp op een zwart fluweelen kussen
lag en in het licht der morgenzon dui
zenden. stralen uitzond
Heere, Ileere! zei de nieuwe be
diende en stak zijnhanden haastig
in zijn zak. Dat is slecht, zoo wat
rond! te laten zwerven.
Bah, Dien neemt niemand weg.
Je hebt er toch misschien geen zin
aan? Ik meende immers, dat jij je ge
beterd had?
Ja zeker, dat heb ik, de drommel
hale me. Dat heb ik zeker, om zoo te
zeggen. Om mijn part kan hij daar
liggen tot hij zwart wordt, Maar, maar
het is toch slecht
En met een schuwen blik op den dia
mant sloop hij naar den anderen hoela
van het vertrek en begon daar op de
lederen handen der boeken te wrij
ven.
Twee dagen later. In de club. De
lord zit in den kring der andere gent
lemen om den grooten haard en bab
belt met zijn vriend den majoor.
Ben je hem kwijt?
Nog niet, maar ik ben mooi o»
weg.
Ah, mag men weten...?
Ik laat hem stelen.
De majoor kijkt verbaasd op, maar
zegt dan phlegmatiek:
Dat is werkelijk het beste red
middel. Als ik maar wist, hoe ja dat
klaar speelt.
De lord glimlacht met een gevoel
van meerderheid.
Als het is afgeloopen, zul je alles
Schetsen van DEKA.
Gestrafte ijdelheid.
„Beter laat dan nooit".
Jan en Bet hadden hun tijd wel is waar
wat voorbij laten gaan, omdat de een
dacht dat de ander niet wilde, maar toen
zij op hun 50ste jaar door de wisselvallig
heden des levens elkaar weer eens heel
intiem en alleen ontmoetten, kwam het
er toch van. De liefdesvlam had, zooals
de dichters zeggen, slechts gesmeuld on
der de assche, en sloeg nu triomfante
lijk laaiend naar buiten.
O, wat was dit een gulden tijd, zoowel
voor Jan als voor Bet. Zij begonnen nog
eens opnieuw te leven, of eigenlijk de
den zij net of zij zoo oud nog niet waren.
Ze negeerden doodgewoon de verloopen
jaren, en praatten er maar nooit over
net alsof het lugubre, akelige dingen wa
ren waar je maar liever niet aan denkt.
Op 'n avond, dat het trouwen in den
maneschijn wayvastgesleld, op een niet
al te ver verwijderden datum brui
gom had het met onstuimigen overmoed
al heel gauw willen hebben, maar daar
tegen had bruidje zedig geprotesteerd
met neergeslagen oogen en roode wan
gen roerde Jan het teedere punt aan,
dat hem al zoo lang op 't harte had ge
legen.
Wel ja, en waarom niet? Wat kon hun
de wereld schelen, en ze waren boven
dien nog zoo oud niet ook. Laatst was er
wel een oude man van 87 jaar, met een
vrouwke van 81 in den echt getreden.
Me dunkt Bet, we moesten ook zoo ons
huwelijksreisje hebben.
Bet weer van „neen" aan 't schudden.
Maar in haar hart poperde het van
vreugde. O, reeds als jong meisje had
dit tot haar idealen behoord. Zoo ééns
op je leven op reis. met den jongen man,
dien je voor heel het leven trouw hebt
gezworen. Te zweiven met de hoeden
af, zoodat de wind met de krullen kon
spelen, langs poëtische paadjes, te mid
den van vreemde menschen die je niet
verslonden, en die jij ook niet verstond
cn dan vooral met de blauwe bergen
op den achtergrond. Vooral blauwe ber
gen dat was een vereischte.
Sentimenteel traanden dan ook de iet
wat groote oogen van Bet. Ze slokte een
brok weg. dat haar van aandoening in
de keel schoot, en in denzelfden mane
schijn bezegelden voor de 65ste maal
dien dag, hunne monden in een langen
kus het verbond hunner harten.
O, die weelde van in het buitenland
zijn. Jan en Bet wisten niet dat zóó het
leven was. Dat eiken dag in de beste
hotels afstappen en van de meest over
laden tafels eten. Bet had na drie dagen
al een aandoening in de maagstreek
Maar toch, wat een genot! Vooral zoo
's avonds, als de zon zoo plechtig be
gon te dalen, en de landlieden een lied
je zongen. Dan vleide vaak de jonge
vrouw haar dikgelokt hoofdje dat
slechts aan den kruin wat kaal begon te
worden tegen de breede borst van haar
gemaal en heer, om in teeder bijeenzijn
zich buitengewoon gelukkig te gevoelen.
Slechts één ding was er wat hun bei
der geluk verstoorde, hoewel zij er nooit
tegenover elkaar van gesproken hadden.
Jan's roodbruine haren begonnen hier
en daar al aardig te grijzen, en in het.
matte blond van Bet waren ook reeds
zilveren draadjes merkbaar. Liefdes oog
is blind zoodat zij het bij elkaar nooit
opmerkten. Een ieder vond de(n) ander
het meest uitstekende en volkomen we
zen dezer aarde. Maar juist daarom voel
den ze allebei 't tekort aan jeugd in hunne
eigen haren. Ze hadden zoo graag hee
lemaal voor jongelui doorgegaan. Hun
ne harten sloegen er snel genoeg voor.
Maar als zij eens heel innig wilden zijn,
dan dorsten zij het haast op hun leef
tijd niet voor de omgeving. Eens had
een lompe kellner die wat luid sprak,
zich al laten ontvallen: „Kijk die twee
oude gekken eens vrijen", en van dat
oogenblik af knaagde de worm der on
rust aan hun beider zalig hart.
Daar moet een eind aaft komen dacht
Jan op een dag, toen een gezelschap
vroolijke, jonge vreemdelingen in lachen
was uitgebarsten, bij een teeder hand
drukje, dat hij met zijn vrouw wisselde.
Dat kan zoo niet langer. Ik wensch me
niet bespottelijk te maken in de oogen
der menschen. Ik ga er morgenochtend
eens op uit.
Zoo deed hij. Hij verzon den volgen
den ochtend toen Bet nog in bekoor
lijk ochtendtoilet op het balkon van het
hótel rondzweefde een boodschap, en
speurde de straten der stad rond naar
een kapper, tevens verkooper van haar
water en verven. Maar o die Bet, haar
hart klopte zóó geheel gelijk met dat van
haar minnend echtvriend, dat zij op den
zelfden avond dezelfde gedachte had.
Nauw had Jan 'em gesmeerd, of zij kleed
de zich in wandeltoilet, en stoof de an
dere richting uit, de stad in. Ze had de
voldoening, door wondere speling van
het toeval, nog vóór Jan binnen te zijn.
En omdat beiden gelukkig waren over
liet welslagen van hun geheim bood
schapje, waren zij wederom nameloos
gelukkig thans met het oog op hun
goede fortuin, zelfs in de tweede macht.
Voor dag en dauw al was Jan uit de
veeren. Nu zou hij zijn te kort eens ver
goeden. Stil liep hij door het nog haast
duistere huis, haalde zijn doosje verf uit
de waschtafellade, en begon zich in een
nabij zijnd cabinetje duchtig aan eene
verving te onderwerpen. Zoowel zijn
hoofdhaar als zijn snorrebaard werden
bestreken en bewerkt, tot de oorspronke
lijke kleur geheel verdwenen was, en de
schoone kleur der kunst elk haartje tooi
de van wortel tot top. En toen de klok
op den naastbijzijnden toren juist 6 uur
had geslagen, liep hij al naar buiten.
Wellicht dat het zonnelicht nog eene
goede uitwerking op de wat vochtige verf
kon uitoefenen.
Zeven uur was het toen Bet met een
zucht van welbehagen de oogen opende
en tot wakkerheid kwam. Haar eerste ge
dachte was het laadje van de waschta-
fel Eigenlijk wel wat onvoorzichtig om
daar dat doosje zoo in te zetten. Maar
haar moeder die een wijze vrouw was
had haar al geleerd, dat je met je klei
ne geheimpjes niet al te voorzichtig moet
zijn. Hoe angstvalliger je doet, hoe eer
der de menschen opmerkzaam worden.
En als Jan er naar gevraagd had, zou ze
doodgewoon gezegd hebben, dat het iets
van haar toilet was.
Maar nu gauw voortmaken. Jan was
waarschijnlijk een ochtendwandeling
gaan maken met dit heerlijke weer, en
zou ieder oogenblik terug kunnen ko
men. Ze kleedde zich dus vluchtig aan,
en liep snel naar 't kabinetje, waar Jan
een paar uur te voren zijn kunstbewer
king had verricht. Wat was het hier
schemerig en de spiegel hing juist ver
keerd voor het licht! Enfin, maar flink
het haar inwrijven, zooals op de ge
bruiksaanwijzing stond, en dan kappen
met een kam die er ook speciaal voor was
aangewezen. Buiten liep iemand over
het grint heen en weer. Ze repte zich
zoo gauw ze kon, en keek eens ter sluiks
uit het raam. Ja, Jan, haar lieve Jan.
Toen snelde zij naar beneden, zoo snel
haar bemuilde voetjes haar wilden dra
gen.
Dag man
Dag vrouw
Ze kwamen iets nader. Toen een
kreet van schrik aan weerszijden die de
kellner s deed toevliegen, en een zenuw
toeval van Bet, die stokstijf in Jan's ar
men was neergezegen.
Wantwant Jan had aschblonde
lokken, en Bet een roode pruik.
Zij hadden eikaars verf gebruikt