ALLERLEI. FEUILLETON. 1ST A. Voor dien tijd geen woord, blijft dat vervloekte ding mij og langer tot last. Eene sigarette? Dank je, ik houd mij aan mijne jP- Dus tot weerziens. Misschien s et reeds gedaan, als ik thuis kom. andaag is het de derde dag. - De derde dag? -Nu ja, dat begrijp je niet. Later! - All right! Wat is dat toch eigenlijk met dien leraden diamant van lord Elphi- vroeg, toen Elphiston was ver- de jonge Langham, die den winter in d© groote wereid jero< I Pc mannen bij den haard keken op. 1 Je kent Elphistons diamant niet? froeg Mark Mittleton. - Hij is een baby, zei de lange Jerckley. Vertel het hem toch, majoor. Het g toch verschrikkelijk zoo'n onbehol pen schepsel te zien. Nu moet ik u toch verzoeken, 3 majoor tikte hem op den arm. BedaaVd:, Lagham, begin geen met Berkley. I-Ioor liever de ge schiedenis van den diamant. En hij blies nog eenmaal eene groo te rookwolk uit; toen vertelde hij: Natuurlijk is de diamant gesto len. Dat is zoo bij alle groote diaman ten; al heeft een koning of een milic- nair er ook een vermogen, voor gege- 1 ven, de een of andere diefstal kleeft er toch altijd aan. Van vroeger. Dat laat zich niet veranderen. Het is net ikismel! Nu die van Elphiston heeft echter nog een heel jong kismel van deze soort,. Elphiiston's gjroötvader heeft hem in Indië „buitgemaakt" -- dat klinkt veel mooier, niet waai-? en vernam eerst later tot zijn niet ge ringen schrik, dat hij daar een heei leelijk ding in zijn bézit had) gekre gen. Het ding draagt den poëtischer, naam va.n Steen des Verderfs en moet naar men. zegt, aan ieder, die hem in zijn bezit heeft, ongeluk brengen. Vervloekte onzin, nietwaar'? Maar, de menschen in Indië mogen den ou den overste een sprookje hebben ver teld of niet, zooveel is zeker, dat van de dirie Elphistons, die dezen steen hun eigendom hebben genoemd, geen enkele een natuurlijken dood is ge storven. De overste brak op de jacht den nek. Zijn broer werd van uit eene hinderlaag doodgeschoten; diens zoon, Phil heeft uit vrees voor het on ding zijn verstand verloren, en zich zelvem.. nu, weet je, men spreekt daarover niet gaarne. Ongelooflijk! Waarom heeft hij dan den diamant niet weggegeven? - Bravo, mijn zoon! Je verraadt een loffelijke scherpzinnigheid! Maar, dat is het nu juist, men mag hem niet weggeven of wegwerpen of op eene andere manier aan kant doen. De el lende, welke deze vervloekte steen brengt, zou dan in dubbele, in drie voudige mate komen. Bijgeloof, kin derachtigheid, een ontwikkeld ver stand onwaardig, allies toegegeven, maar met het familiebezit erft men ook de familiedwaasheid en Walter Elphiston., die op het punt staat van te trouwen, is er die man niet naar om de traditie over boord te gooien. En al wilde hij het ook, zijne, verloofde wil het niet. Ze neemt hem niet, eer de schitterende Indiër he-t huis uit is. Wat zal men daarvan zeggen? Vrou wengrillen? Waarom zou er ook niet eens eene vrouw zijn, die niet van diamanten houdt? Er zijn immers ook mannen, die geen porter drinken! Wie levari wil, mag zich nooit ver wonderen. Na deze wijsgeerige opmerking ver zonk de majoor weer in stilzwijgen. Maar wat zal er dan nu' gebeu ren? fluisterde Langham. Weet ik het? Hij wil hem laten stelen, zei de majoor. Ik ben echter, bi] mijne ziel nieuwsgierig, waar hij een man voor dit werk zal vinden. De man was gevonden, maar hij vervulde lord Elphiston's verwachtin gen niet. Dag aan diag was de oude dief met den kostbaren diamant al leen, deuren en vensters stonden open twintig maal had hij den steen weg nemen en er mede vluchten kunnen, maar hij bleef. Hij deed- zelfs, zij het ook zoo onhandig mogelijk, zijn plicht 1-Iij poetste de laarzen, reinigde de bi bliotheek, zoodat er niet het gering ste stofje meer te zien was, werkte van den morgen tot den avond. Elphiston was wanhopig. Je moet hem lekker maken! zei hij tot John, Ilen overreden Hem moed inboezemen! John keek zijn meester met een be denkelijk gezicht aan, maar knikte. Ik zal er eens over denken, sir! Eenige dagen daarna kreeg Elphis ton op een morgen, wat hoop. Tus- schen de portières door zag hij, hoe de man met begeerige blikken, den steen naderde, hoe hij over de glazen stolp streek en dteze een weinig op lichtte. Daarop keek hij schuw in 't rond en Elphiston trok haastig zijn hoofd achter de portière terug om den braven man niet te storen. Op de tee- nen sloop hij in zijne slaapkamer, bleef een uur lang met kloppend hart voor het venster zitten en ging toen naar de biblotheek, vast overtuigd dat de steen en de d)ief reeds ver weg zou den zijn. De diamant lag op zijn zwart kus sen en vervude het vertrek met zach- ten, helderen glans. Zoo gingen drie weken voorbij, tot eindelijk Elphiston op een nacht zachte, sluipende voetstappen voorbij zijne slaapkamer hoorde gaan. Hij durfde nauwelijks ademhalen en heel zacht stond hij op. Nu gebeurde het, morgen zou hij van zijn last bevrijd zijn. Er was geen twijfel mogelijk, in de biblio theek bewoog zich iets. Door het sleutelgat zag hij zelfs voor een oogen- blik een trillende lichtstraal schitte ren, die echter onmiddellijk weer verdween. Nu had de dief den steen in zijn zak, nu ging hij bedaard de trap af, nu zou dadelijk de huisdeur in het slot vallen; vaarwel, steen des verderfs! Plotseling verhief zich een woest geischreeuw, meubels werden omge worpen, eene heesche stem riep om hulp, een gejammer en geschuifel en het geluid van klappen volgde, alsof er in de biblotheek een regelmatig ge vecht werd geleverd. Haastig maakte Elphiston licht en vloog naar het too- neel van den strijd. Daar lag de ka merdienaar John op den (grond en sloeg met armen en beenen om zich heen en op hem knielde de man uit de gevangenis en had de eene hand op John's keel, terwijl hij met de an dere de gesloten, rechter van John omklemde. Elphiston stond een oogenblik roer loos va.n verbazing. Wat is er gebeurd? vroeg hij bij na onhoorbaar. Wat er gebeurd is? Stelen wilde de kerel, om zoo te zeggen. Dien steen daar, dien vervloekten steen, die 3000 pond kost, de dtoivel hale. me. Jawel! Die John, die eerlijke John. Niet allen Een vcorwereldlijk reuzendier. Noord!-Amerika js het land, waar dé meeste overblijfselen, van voorwe reldlijke dieren worden aangetroffen en menig volledig geraamte is er ge vonden, dat de kennis over d:e ontidi- ïuviaansche dierenwereld zeer verrijkt heeft. Buitengewoon goed geconser veerd is het door prof. J. B. Hatcher ontdekte, op die plaat afgebeelde dier, diat een afzonderlijk geslacht van den Claosaurus is en den naam van clao saurus annecteus heeft gekregen. De claosaurus bezit een langen, emallen schediel en moet buitengewoon kleine hersens gehad hebben. De tota le lengte van het dier, gemeten van dien bek tot de punt van den staart, bedraagt 9.8 M., de lengte van den staart alleen 4,3 M. en de lengte der achterpooten preoies 3 M. Veel kor ter en zwakker zijn die voorpooten, die vier- teenen bezitten, terwijl die achter pooten slechts dirie, maar veel dikkere teenen bezitten. Volgens die geleerden bediende d)e claosaurus zich bij het voortbewegen in de eerste plaats van d'e achterpooten als duworganen, terwijl de voorpooten alleen gebruikt werdlen, om tot steun j,n dien ruststand te dienen, en voedsel van hooge punten, als boom kronen te grijpen. Waarschijnlijk was de claosaurus een planteneter. Het hier afgebeelde skelet behoort aan het Peabody-museum te Yale in de Vereenigde Staten. Om een voor stelling te geven van de grbotte van het dier, is er nevens een ruiter evenredige afmetingen afgebeeld1. Onbekend land. Noordpoolgebied. Onvermoeibaar is de mensch er op uit, zijn kennis van de hem omringen de wereld te vergrooten en in het bij zonder treedt dit streven in de navor- sching van de geografische gesteld heid van onze aarde te voorschijn. In het bijzonder twee streken zijn in de laatste 100 jaren de voorwerpen van belangstelling van ontdekkingsreizi gers geweest: de Noordpool en Afrika het zwarte werelddeel. Met welk suc ces hier gearbeid is, blijkt uit de afge beelde kaartjes. Daarop zijn de ge noemde deelen der aarde tweemaal voorgesteld, waarbij de onbekende streken in 1902 en die in 1802 zwart zijn voorgesteld, terwijl de onbekende wit zijn en de zee geharseerd is. Aan de bekendmaking van het Noord poolgebied, zoowel als aan die van Afri ka hebben tal van geleerden van naam in tal van expedities deelgenomen; de meest bekende Poolreizigers uit den laatsten tijd zijn Nördkensjöld, Nan- sen, de hertog der Abbruzen en de on gelukkige André, die per luchtballon een poging deed, de Pool te bereiken. Aan de ontdekking van Afrika, dat vóór 100 jaren grootendeels voor de Europeanen was gesloten, hebben een groot aandeel genomen: Livingstone, Stanley en Mungo Park. De laatste Noordpoolgebied, die in het begin der vorige eeuw leef de, heeft zich in het bijzonder ver dienstelijk gemaakt door reizen langs den Niger. Livingstone bereisde meer het gebied van de Zambesi en liet gebied ten noorden van deze reu- zenrivier tot aan het Tanganika-meer Stanley, die het zwarte werelddeel j verscheidene malen dwars in doorge- i trokken, heeft voornamelijk in het j C.ongo-gcbied met succes gewerkt. Ba ker en Spelce hebben den bovenloop van den Nijl bekend gemaakt, terwijl omstreeks 1820 Denham en Clapper- ton de Sahara doorkruisten en het Tschadmeer ontdekten}. die uit de gevangenis komen zijn schurken, meneer. Ik heb hem ge snapt. Ik heb hem bij zijn kraag ge kregen, om zoo te zeggen. Sedert hij mij animeeren wilde om dat ding te verdonkeremanem, wist ik, waar ik aan toe was. Een raar werk, dat ste len, mijn beste John! Een raar werk, om zoo te zeggen. En triomphantelijk wrong de eer lijke dief den gesnapten John de vin gers uit elkandier, waartusschen de steen schitterde, welke voor den armen kamerdienaar nu werkelijk een steen des verderfs was geworden. Hoe kon je toch zoo iets doen, John? vroeg lord Elphiston den ar men zondaar op verwijtenden toon. Meneer, ik wilde het wagen om u een pleizier te doen! kreunde John Maar deze kerel... „Deze kerel" stondi daar met een trotsch en tevreden gelaat. Nu heb ik bewezen, zei hij, dat ik mij gebeterd heb, meneer. Honderd keeren had ik den diamant kunnen nemen, maar u bestelen, meneer, u, die mij uit de gevangenis hebt ge haald en een mensch van mij gemaakt Nooit en nimmer, de duivel hale me. Dat zal niemand) van mij zeggen, als hij niet wil, dat ik hem de tanden uit zijn mond sla. Ik ben dankbaar, meneer, om zoo te zeggen! En hij legde den steen heel voor zichtig weer op hetzwart© kussen. Lig daar nu rustig, zei hij. En als ik er wat aan doen kan, zal nie mand jou aan mijn goeden meester ontstelen Hiermee /kon die geschiedenis van den diamant eigenlijk uit zijn. Maar ze heeft nog een naspel. Nadiat de club vqertien dagen lang ten koste van Elphiston had gelachen en de grillige verloofde vier weken lang ie zijnen koste had gepruild, bedacht men, dat men in de negentiende eeuw leefde en het bijgeloof over boord moest gooien. Elphiston trouwde dus in weer wil van. den 'diamant. Drie jaar later kwam de majoor van eene reis om de wereld terug en ontmoette den eigenaar van den dia mant op straat. Wel, oude, op jou heeft het geen invloed gehad, zei hij lachend. Jij hebt de betoovering gebroken en bent gelukkig, nietwaar? Lord Walter Ellis Elphiston zuchtte diep en drukte zijn vriend de hand. Jij bent vrijgezel, zei hij melan choliek. Wat weet jij van het leed der wereld? Maar ik zeg je, omdat ik drie jaren lang naast lady Elphiston leef, dat het met den steen juist is. Er is iets waars in de geschiedenis van den steen des verderfs. De vloek is in vervulling gegaan! En in gedrukte stemming ging hij verder. De banaan De banaan, 'in Oost-Indië pisang ge naamd, is het beste voedingsmiddel ter wereld, volgens den heer Clarke Nuttall in „Longman's Magazine" 't Is een veel voordeeliger gewas dan tarwe of aardappelen, die het hoofdvoedsel der Europeesclre volken vormen. Men heeft berekend, dat die pisang 133 maal meer productief ie, dan tarwe, en 44 maal meer dan de aardappel; m.a.w., dat de oppervlak te, waarvan 33 pond tarwe of 99 pond aardappelen gewonnen worden, 4000 pond pisangs oplevert, en met veel minder arbeid. Ook het merg van den pisangstam levert een zeer goed voedsel op. Deza sponsachtige stijfselachtiee stof wordt geklopt en gekookt en 'is zeer voed zaam. De jonge uitspruitsels leveren ge kookt een zeer smakelijke groente. De vrucht vormt, in groenen, onrijpen staat, mede gekookt, een aangename toespijs. Een smakelijke dranlc wordt verkregen door het uitpersen van het sap dier pisang, dat men dan laat gisten. De pizang-vezel, bekend onder den naam van Manilla-hennep, wordt ge bruikt voor de fabricatie van touw, schoenveters en kabels, en zal een be langrijk toevoegsel worden tot den voorraad grondstoffen voor geweven goederen. Ook zou er uitmuntend pa pier van gemaakt kunnen worden. In tropische gewesten vormt de pi sang het hoofdvoedsel van mlillioenen menschen. Zij kan dit ook worden in Europa. De pisang is 25 maal voedza mer dan het gewone wittebrood, 44 maal voedzamer dan de aardappel. De pisang kan gedroogd en tot meel gemalen worden. Dit meer bezit al de voedzame eigenschappen van de vrucht in haren natuurlijken staat en kan in dien vorm gemakkelijk en goedkoop vervoerd worden. Pisang brood. dat bv. te Chicago wordt ge bakken, wor-dit zeer geroemd; evenals daar lean men het in alle steden van Europa bereiden. Ook kan van deze merkwaardige Naar het Duitsch van CLARA YIEBIG. 14. Nu moet je eens zeggen, mijn jongen, oom Herman liet zijn oogem de kamer rondgaan wie wou hem de leiding van die zaak betwisten? wat denk jij eigenlijk? Wij zijn eenstem mig, na rijpelijk overleg, tot het be sluit gekomen, je overijlde verloving te ontbinden! U? Mijn verdoving? Ha ha! De jongeman lachte hem in zijn gezicht uit. Neen, neen! Langen kwam tus- schenheide Uw oom heeft zich niet juist uitgedrukt. Hij bedoelt, d'at wij alle redenen hebben overwogen, dit, als we ze uiteenzetten, u zeker zullen doen besluiten, uw overijlde verloving te verbreken. Zooals ik zei, de ma nier van uitdrukken was niet geheel juist. Niet juist, wat? Oom Herman vloog op, of een slang hem gebeten had:. Volkomen juist, mijnheer, vol komen juist! Ik weet altijd wat ik zeg. Hij verwaardigde Langen met geen blik meer. maar snauwde zijn neef toe: Ik zeg je, ik verbreek de verloving; juffrouw Langen is geen partij voor iou, jelui hebt beiden niets. En op mij speculeeren? Nou, ik ben van plan nog een aardig poosje te le ven. nu juist nog des te meer. En als ik eenmaal dood1 ben, zal het wel Hij schraapte zich met veel lawaai de keel en probeerde een zoo nijdig mogelijk gezicht te zetten, maar hij kon niet beletten dat zijn stem een klein beetje oversloeg. Ik heb altijd heel veel van je gehouden, maar als iemand zich zoo tegen elke betere meening verzet hij schraapte weer ja, d'an zal dat hem nog eens duur te staan komen! Ik dank u. zei de jongeman, heel bleek wordend en diep ademhalend. Ik heb juffrouw Langen mijn woord gegeven! Ik geef het u in naam van mijn zuster terug! Langen was opgerezen en naast Bredenhofer gaan staan; hij legde hem de hand op dien schouder. Het is heel naar voor Lena, maar zij zal liet wel te boven komen. Beter nu een flinke wond, dan een lang gepij nigd huwelijk. Een onwillekeurige zucht ontsnapte hem; hij huiverde. De jongeman zag hem aan zonder bezinning. Een gepijnigd huwelijk Lena en ik? O neen! Wij hebben elkaar lief. O, jelui weten allemaal niet, wat liefde is hij steunde met de hand op de tafel, dat ze ervan kraakte neen, jelui weten het niet! Mevrouw Allenstein werd rood en bleek; mevrouw Langen zei met een zweem van verontwaardiging: Wij zijn uit liefde getrouwd! Ja, wij ook, viel Suzanna snel in. Beide vrouwen reikten hun mannen de hand; deze mompelden eenstemmig: Ja, zeker, ja, zeker! Allenstein streelde Suzianna's wangen. Langen kuste Amalia de hand. Wat 'n comedie, bromde oom Her man en keek allen op de beurt strak aam. Toen zich tot Richard wendend: Dat is wel heel mooi, mijn jongen, het kan zijn dat ie het meisje liefhebt maar voor hoe lang, hè? Voor altijd, voor altijd, oom. Nou, niet zoo driftig! Voor zoo lang als het in 't algemeen met lief L dluurt in 't huwelijk! Die verwenschte trouwerij! Dat mag u niet zeggen, oom Herman, viel mevrouw Suzanna in, anders heeft u wel altijd gelijk, u heeft een scherpen blik, maar u moogt hex; huwelijk niet verwenschen, wanneer het op een soliden basis gegrondvest iis. Richard1 opgewonden richtte zij zich tot haar broeder je moet het toch inzien, dat je op niets geen mid delen, onmogelijk geluk kunt bouwen! Het is afschuwelijk, als ik er aan denk, hoe je groote talenten zullen onder gaan; je genie zal verlamd worden, de ellende trekt je neer. Je moet toch ook aan liet meisje denken, wat biedt je haar aan? Je maakt jezelf en haar ongelukkig. En wij hebben allemaal zooveel van je verwacht! Ze begon te snikken zonder tranen en hield den zakdoek voor haar gezicht. De jongeman werd bleek: Zoo erg zal het niet zijn, mompelde hij en streek zi'ch over het voorhoofd als wischte hij daar het zweet af. Ik Ik zal verdienen, Lena kan als zange res fortuin maken, ik ik geloof vast aan haar geluk-ster; en dan en danHij zag smeekend naar zijn oom. Op mij hoef jie niet te rekenen, zei deze, in 't geheel niet Hij stond, op en. boog zich halverwege over zijn zuster heen: Laat dat huilen, Jans wel wat drommel nog toe ik bied niet die behulpzame hand bij zoo'n nonsens! Of wel, je bent verstandig en laat die meid loopen of ik huil niet, Jans heb niets meer met je te maken. Punctum. Hij ging weer zitten en istak de handen in d'e broek zakken. Ik moet u dringend' verzoeken, over Langens gezicht verspreidde zich langzaam een purper-roode kleur, u op een andere manier uit te drukken. Zijn anders zoo goedige oogen kregen een toornigen opslag. Van een „meid" en van „laten loopen" kan hier onmoge lijk sprake zijn. Vergeet niet van wie u spreekt! Hij keerde den ouden man den rug toe en richtte zich slechts tot den jongen Bredenhofer: Ik zei u reeds, mijn zuster geeft u haar woord terug. Ik beschouw de verloving als verbro ken. En Lena Lena? Met donkeren blik staarde Richard voor zich neer. Suzanna legde haar arm om zijn hals. Richard, zie het toch in, Ri chards kom toch tot inkeer! Je zult er ons nog eenmaal dankbaar voor zijn. Denk toch aan die ellende, het geploeter voor het dagelijksch brood, je kunt het niet uithouden, je gaat te gronde! Mijn beste Richard! Ze begon weer krampachtig te snikken. Je zult er ons nog eenmaal dankbaar voor zijn! Dat geloof ik niet, zei hij som ber en duwde haar van zich af. Ik ik hij wist niet wat te zeggen, zweeg plotseling, streek zich over het voorhoofd ,en staarde weer op het kleed Er was een pijnlijke stilte. Allen stein schraapte verlegen en zocht den blik van den kantonrechter; wat een onaangename situatie voor dan man!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 9